Ontwerp van 9 oktober 2014 1. ------IND- 2014 0503 PL- NL- ------ 20141024 --- --- PROJET VERORDENING VAN DE MINISTER VAN MILIEU1) van …. inzake gemeentelijk zuiveringsslib2),3) Op grond van artikel 96, lid 13, van de afvalwet van 14 december 2012 (Pools staatsblad van 2013 (21), zoals gewijzigd4)) wordt het volgende bepaald: § 1. 1) In deze verordening wordt het volgende gespecificeerd: de gedetailleerde voorwaarden voor het gebruik van gemeentelijk zuiveringsslib, met inbegrip van de hoeveelheid slib die op land mag worden gebruikt; 2) de omvang, frequentie en referentiemethoden voor het testen van gemeentelijk zuiveringsslib en de bodem waarop het slib wordt gebruikt. § 2. 1. Gemeentelijk zuiveringsslib mag worden toegepast op het land op voorwaarde dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: 1) de concentratie zware metalen in het slib is niet hoger dan de in bijlage 1 bij de verordening vermelde grenswaarden; 2) indien het wordt gebruikt in de landbouw en voor het opnieuw in cultuur brengen van land voor landbouwdoeleinden: er zijn geen salmonellabacteriën geïsoleerd in een doorsneemonster van 100 g slib genomen overeenkomstig § 5, lid 3, van de verordening; 1) 2) 3) 4) De minister van Milieu geeft leiding aan het regeringsdepartement Milieu krachtens § 1, lid 2, punt 2, van de verordening van de eerste minister van 22 september 2014 betreffende de specifieke draagwijdte van activiteiten van de minister van Milieu (Pools staatsblad (1267)). Deze verordening legt de bepalingen ten uitvoer van Richtlijn 86/278/EEG van de Raad van 12 juni 1986 betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw (PB EG L 181 van 4.7.1986, blz. 6, zoals gewijzigd, speciale Poolse editie, hoofdstuk 15, vol. 1, blz. 265, zoals gewijzigd; speciale Poolse editie, hoofdstuk 5, vol. 2, blz. 10; PB EG L 90 van 1.1.1995, blz. 864/29; PB EG L 122 van 5.6.2003, blz. 36; speciale Poolse editie, hoofdstuk 1, vol. 4, blz. 335 en PB L 87 van 20.4. 2009, blz. 109). De kennisgeving van deze verordening is aangemeld bij de Europese Commissie op......, onder nr......, krachtens § 4 van de verordening van de ministerraad van 23 december 2002 betreffende de manier waarop het nationale kennisgevingssysteem van normen en wettelijke handelingen werkt (Pools staatsblad, nr. 239 (2039) en van 2004, nr. 65 (597)), die de bepalingen van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB EG L 204 van 21.7.1998, blz. 37, zoals gewijzigd; PB speciale Poolse editie, hoofdstuk 13, vol. 20, blz. 337, zoals gewijzigd), ten uitvoer legt. De wijzigingen aan de wet waarnaar wordt verwezen, zijn bekendgemaakt in het Pools staatsblad van 2013 (888 en 1238) en van 2014 (695 en 1101). –2– 3) het totale aantal levende eieren van de darmparasieten Ascaris sp., Trichuris sp. en Toxocara sp. in 1 kg droge slib dat is bestemd voor tests en wordt gebruikt: a) in de landbouw of voor het opnieuw in cultuur brengen van land voor landbouwdoeleinden, bedraagt 0, b) voor het opnieuw in cultuur brengen van land, bedraagt niet meer dan 300, c) voor de aanpassing van land om te voldoen aan specifieke behoeften die voortvloeien uit afvalbeheerplannen, plannen voor landgebruik of omgevingsvergunningen, bedraagt niet meer dan 300, d) voor het kweken van planten die worden gebruikt voor de productie van compost, bedraagt niet meer dan 300, e) voor het kweken van gewassen die niet bestemd zijn voor consumptie of de productie van diervoeders, bedraagt niet meer dan 300; 4) de concentratie zware metalen in de oppervlaktegrond (0-25 cm diep) waarop het slib wordt toegepast, overschrijdt de in de bijlagen 2 en 3 bij de verordening vermelde grenswaarden niet; 5) het pH-gehalte van de bodem op landbouwland waarop het slib wordt toegepast, bedraagt minimaal 5,6; 6) het gebruik doet geen afbreuk aan de kwaliteit van de bodem, de grond of oppervlakte- of grondwater; het brengt in het bijzonder geen schade aan in de zin van de wet van 13 april 2007 betreffende de preventie en het herstel van milieuschade (Pools staatsblad van 2014 (210)); 7) het wordt gebruikt buiten de groei- en gewasperiode (hieronder wordt de tijd verstaan tussen het moment van zaaien of planten en de oogst) van planten die bestemd zijn voor directe menselijke consumptie. 2. De maximale concentraties zware metalen in gemeentelijk zuiveringsslib zijn gespecificeerd in bijlage 1 bij de verordening. 3. De maximaal toegestane concentraties zware metalen in oppervlaktebodem (0-25 cm diep) waar zuiveringsslib wordt toegepast in de landbouw en voor het opnieuw in cultuur brengen van land voor landbouwdoeleinden, zijn gespecificeerd in bijlage 2 bij de verordening. 4. In bijlage 3 bij de verordening worden de maximaal toegestane concentraties zware metalen in oppervlaktebodem (0-25 cm diep) gespecificeerd wanneer gemeentelijk zuiveringsslib wordt gebruikt voor andere doeleinden dan landbouw; indien land moet worden aangepast om te voldoen aan specifieke behoeften die voortvloeien uit afvalbeheerplannen, plannen voor landgebruik of omgevingsvergunningen; voor het kweken van planten die –3– worden gebruikt bij de productie van compost en voor het kweken van planten die niet bestemd zijn voor consumptie of de productie van diervoeders. 5. Gemeentelijk zuiveringsslib mag worden gebruikt zolang degenen die het zuiveringsslib genereren de in §§ 5 en 6 bedoelde tests uitvoeren, met inbegrip van het nemen van monsters, in de laboratoria vermeld in artikel 147 bis van de wet inzake milieubescherming van 27 april 2001 (Pools staatsblad van 2013 (1232), zoals gewijzigd5)). § 3. 1. Bij de toepassing van gemeentelijk zuiveringsslib op land, wordt de hoeveelheid slib voor een specifiek grondoppervlak afzonderlijk bepaald voor elk van de geteste volumes slib op basis van de resultaten van tests die zijn uitgevoerd op representatieve monsters van gemeentelijk zuiveringsslib en bodem. 2. De maximaal toegestane hoeveelheid gemeentelijk zuiveringsslib is afhankelijk van de soort bodem, het gebruik ervan, de kwaliteit van het slib en de bodem en de behoeften van de planten aan fosfor en stikstof. 3. Bij het vaststellen van de maximaal toegestane hoeveelheid gemeentelijk zuiveringsslib dat mag worden toegepast in de landbouw of voor het opnieuw in cultuur brengen van land voor landbouwdoeleinden, moet rekening worden gehouden met de richtsnoeren voor goede landbouwpraktijken. Dit gebeurt in het bijzonder door aanpassing van de hoeveelheid gemeentelijk zuiveringsslib, naargelang het stikstof- en fosforgehalte ervan, aan de voedingsbehoeften van planten, alsook met inachtneming van meststoffen, plantgroeiverbeteraars en bodemverbeteraars die worden gebruikt op bepaalde grond in de zin van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 („Verordening inzake dierlijke bijproducten”) (PB EU L 300 van 14.11.2009, blz. 1, zoals gewijzigd). 4. De maximaal toegestane hoeveelheid gemeentelijk zuiveringsslib moet zodanig worden vastgesteld dat wordt verzekerd dat het gebruik ervan op een specifiek stuk land er niet toe leidt dat de maximale concentraties zware metalen, zoals vastgesteld in de bijlagen 2 en 3 bij de verordening, worden overschreden in de oppervlaktebodem (0-25 cm diep). 5. De maximale hoeveelheden gemeentelijk zuiveringsslib die mogen worden toegepast op één eenheid landoppervlak gedurende een periode van één jaar, op voorwaarde dat de in 5) Wijzigingen aan de geconsolideerde tekst van de voornoemde wet zijn bekendgemaakt in het Poolse staatsblad van 2013 (1238) en van 2014 (40, 47, 457, 110 en 1146). –4– bijlage 1 bij de verordening vermelde maximale concentraties zware metalen in gemeentelijk zuiveringsslib in acht worden genomen, mogen de volgende waarden niet overschrijden: 1) in de landbouw en voor het opnieuw in cultuur brengen van land voor landbouwdoeleinden: 3 mg droge stof/hectare/jaar; 2) voor het opnieuw in cultuur brengen van land voor niet-landbouwdoeleinden en indien land moet worden aangepast om te voldoen aan specifieke behoeften die voortvloeien uit afvalbeheerplannen, plannen voor landgebruik of omgevingsvergunningen; voor het kweken van planten die worden gebruikt bij de productie van compost en voor het kweken van planten die niet bestemd zijn voor consumptie of de productie van diervoeders: 15 mg droge stof/ha/jaar. 6. Indien gemeentelijk zuiveringsslib slechts eenmaal in de loop van twee of drie jaar wordt toegepast in de landbouw of voor het opnieuw in cultuur brengen van land voor landbouwdoeleinden, mogen de maximaal toegestane hoeveelheden gemeentelijk zuiveringsslib bij elkaar worden opgeteld, maar deze mogen niet meer bedragen dan 6 mg droge stof/ha/2 jaar of 9 mg droge stof/ha/3 jaar. 7. Indien gemeentelijk zuiveringsslib slechts eenmaal in de loop van twee of drie jaar wordt toegepast voor het opnieuw in cultuur brengen van land voor niet-landbouwdoeleinden en indien land moet worden aangepast om te voldoen aan specifieke behoeften die voortvloeien uit afvalbeheerplannen, plannen voor landgebruik of omgevingsvergunningen; voor het kweken van planten die worden gebruikt bij de productie van compost en voor het kweken van planten die niet bestemd zijn voor consumptie of de productie van diervoeders, mogen de maximaal toegestane hoeveelheden gemeentelijk zuiveringsslib bij elkaar worden opgeteld, maar deze mogen niet meer bedragen dan 30 mg droge stof/ha/2 jaar of 45 mg droge stof/ha/3 jaar. § 4. 1. Gemeentelijk zuiveringsslib mag worden gebruikt in vloeibare, halfvaste en vaste vorm. 2. Gemeentelijk zuiveringsslib mag in vloeibare vorm worden gebruikt op voorwaarde dat het wordt toegepast op de grond met behulp van de injectie- of sproeimethode, met inbegrip van de spuitzaaimethode. 3. Gemeentelijk zuiveringsslib mag worden gebruikt in halfvaste en vaste vorm op voorwaarde dat het gelijkmatig wordt verdeeld over en vermengd met het grondoppervlak. –5– 4. Gemeentelijk zuiveringsslib moet, in de in lid 1 vermelde vormen, worden toegepast op de grond binnen een dag nadat het is vervoerd naar het gebied waarop het moet worden gebruikt. § 5. 1. De referentiemethode voor het testen van gemeentelijk zuiveringsslib omvat het vaststellen van het volgende: 1) het pH-gehalte van het slib; 2) het gehalte aan droge stof, uitgedrukt in een percentage van het gemeentelijke zuiveringsslib; 3) het gehalte aan organische stoffen, uitgedrukt in een percentage droge stof; 4) het totale stikstofgehalte, met inbegrip van ammoniumstikstof, uitgedrukt in een percentage droge stof; 5) het totale fosforgehalte, uitgedrukt in een percentage droge stof; 6) het totale kalk- en magnesiumgehalte, uitgedrukt in een percentage droge stof; 7) het gehalte aan zware metalen (lood, cadmium, kwik, nikkel, zink, koper en chroom), uitgedrukt in mg/kg droge stof; 8) de aanwezigheid van salmonellapathogenen in 100 g slib; 9) het aantal levende eieren van de darmparasieten Ascaris sp., Trichuris sp. en Toxocara sp., in kg droge stof. 2. Het testen van gemeentelijk zuiveringsslib met behulp van referentiemethoden wordt uitgevoerd met een frequentie die afhankelijk is van de belasting van de rioolwaterbehandelingsinstallatie, uitgedrukt in inwonersequivalent (IE), zoals vermeld in de waterwet van 18 juli 2001 (Pools staatsblad van 2012 (145), zoals gewijzigd6)), maar niet minder dan: 1) eenmaal per zes maanden: voor een IE tot 10 000; 2) eenmaal per vier maanden: voor een IE tussen 10 000 en 100 000; 3) eenmaal per twee maanden: voor een IE van meer dan 100 000. 3. Een monster gemeentelijk zuiveringsslib dat wordt gebruikt voor de in lid 1 bedoelde tests, wordt verkregen door het combineren en grondig vermengen van monsters die tegelijkertijd zijn genomen op verschillende locaties in het slib dat is bestemd voor de test. Het aantal genomen monsters bedraagt minstens: 1) 10 voor zuiveringsslib met een volume tot 50 m3; 2) 15 voor zuiveringsslib met een volume tussen 50 m3 en 100 m3; 6) Wijzigingen aan de geconsolideerde tekst van de wet waarnaar wordt verwezen, zijn bekendgemaakt in het Poolse staatsblad van 2012 (951 en 1513) van 2013 (21 en 165) en van 2014 (659, 850 en 1146). –6– 3) 30 voor zuiveringsslib met een volume van meer dan 100 m3. 4. De referentiemethoden voor het testen van gemeentelijk zuiveringsslib zijn vastgesteld in bijlage 4 bij de verordening. § 6. 1. De referentiemethode voor het testen van de grond waarop het gemeentelijk zuiveringsslib wordt toegepast, omvat het vaststellen van het volgende: 1) het pH-gehalte van het slib; 2) het absorbeerbare fosforgehalte in P2O5-equivalent (fosforpentoxide), indien het slib wordt gebruikt in de landbouw, uitgedrukt in mg/100 g grond; 3) het gehalte aan zware metalen (lood, cadmium, kwik, nikkel, zink, koper en chroom), uitgedrukt in mg/kg droge stof; 2. Telkens wanneer er een specifieke partij gemeentelijk zuiveringsslib wordt toegepast op de grond, moet de bodem worden getest. 3. Een representatief bodemmonster voor de analyse wordt verkregen door vermenging van 25 afzonderlijke monsters die zijn genomen van gelijkmatig verdeelde locaties over een gebied van minder dan 5 hectare met een soortgelijke structuur en soortgelijk gebruik. 4. De in lid 3 bedoelde monsters worden genomen op een diepte van maximaal 25 cm, of tot de maximaal mogelijke diepte (minstens 10 cm) indien de grondlaag minder dan 25 cm diep is. 5. De referentiemethoden voor het testen van grond waarop gemeentelijk zuiveringsslib wordt toegepast, zijn gespecificeerd in bijlage 5 bij de verordening. § 7. De verordening treedt in werking op 1 januari 2015.7) DE MINISTER VAN MILIEU in overleg met: DE MINISTER VAN LANDBOUW EN PLATTELANDSONTWIKKELING 7) Deze verordening werd voorafgegaan door de verordening van de minister van Milieu van 13 juli 2010 inzake gemeentelijk zuiveringsslib (Pools staatsblad, nr. 137 (924)), die komt te vervallen op de dag dat deze verordening in werking treedt krachtens artikel 250, lid 1, van de wet inzake het beheer van verpakkingen en verpakkingsafval van 14 december 2012 (Pools staatsblad (21), zoals gewijzigd). –7– Bijlagen bij de verordening van de minister van Milieu van .................... (...) Bijlage 1 MAXIMAAL TOEGESTANE CONCENTRATIES ZWARE METALEN IN GEMEENTELIJK ZUIVERINGSSLIB Nr. Metalen Maximale concentraties zware metalen in droog slib in mg/kg: voor het gebruik van gemeentelijk zuiveringsslib: in de voor het voor het aanpassen van land om te landbouw of opnieuw voor in voldoen aan specifieke behoeften die het cultuur opnieuw voortvloeien in brengen cultuur land van plannen uit voor afvalbeheerplannen, landgebruik voor omgevingsvergunningen; voor of het brengen van niet- kweken van planten die worden gebruikt land bij de productie van compost en voor het voor landbouw- landbouw- doeleinden doeleinden kweken van planten die niet bestemd zijn voor consumptie of de productie van diervoeders 1 2 3 4 5 1 Cadmium (Cd) 20 25 50 2 Koper (Cu) 1 000 1 200 2 000 3 Nikkel (Ni) 300 400 500 4 Lood (Pb) 750 1 000 1 500 5 Zink (Zn) 2 500 3 500 5 000 6 Kwik (Hg) 16 20 25 7 Chroom (Cr) 500 1 000 2 500 –8– Bijlage 2 MAXIMAAL TOEGESTANE CONCENTRATIES ZWARE METALEN IN OPPERVLAKTEBODEM (0-25 CM DIEP) BIJ TOEPASSING VAN GEMEENTELIJK ZUIVERINGSSLIB IN DE LANDBOUW EN VOOR HET OPNIEUW IN CULTUUR BRENGEN VAN LAND VOOR LANDBOUWDOELEINDEN Nr. Metalen De maximaal toegestane concentraties zware metalen in mg/kg droge grond bedragen ten hoogste: bodemsoort: licht gemiddeld zwaar 1 2 3 4 5 1 Cadmium (Cd) 1 2 3 2 Koper (Cu) 25 50 75 3 Nikkel (Ni) 20 35 50 4 Lood (Pb) 40 60 80 5 Zink (Zn) 80 120 180 6 Kwik (Hg) 0,8 1,2 1,5 7 Chroom (Cr) 50 75 100 –9– Bijlage 3 MAXIMAAL TOEGESTANE CONCENTRATIES ZWARE METALEN IN OPPERVLAKTEBODEM (0-25 CM DIEP) WANNEER GEMEENTELIJK ZUIVERINGSSLIB WORDT GEBRUIKT VOOR HET OPNIEUW IN CULTUUR BRENGEN VAN LAND VOOR ANDERE DOELEINDEN DAN LANDBOUW; INDIEN LAND MOET WORDEN AANGEPAST OM TE VOLDOEN AAN SPECIFIEKE BEHOEFTEN DIE VOORTVLOEIEN UIT AFVALBEHEERPLANNEN, PLANNEN VOOR LANDGEBRUIK OF OMGEVINGSVERGUNNINGEN; VOOR HET KWEKEN VAN PLANTEN DIE WORDEN GEBRUIKT IN DE PRODUCTIE VAN COMPOST EN VOOR HET KWEKEN VAN PLANTEN DIE NIET BESTEMD ZIJN VOOR CONSUMPTIE OF DE PRODUCTIE VAN DIERVOEDERS De maximaal toegestane concentraties zware metalen in mg/kg droge grond bedragen ten hoogste: Nr. Metalen bodemsoort: licht gemiddeld zwaar 1 2 3 4 5 1 Cadmium (Cd) 3 4 5 2 Koper (Cu) 50 75 100 3 Nikkel (Ni) 30 45 60 4 Lood (Pb) 50 75 100 5 Zink (Zn) 150 220 300 6 Kwik (Hg) 1 1,5 2 7 Chroom (Cr) 100 150 200 – 10 – Bijlage 4 REFERENTIEMETHODEN VOOR HET TESTEN VAN GEMEENTELIJK ZUIVERINGSSLIB Nr. Indicator Methode 1 2 3 1 pH elektrometrische bepaling in waterige oplossing 2 Droog residu en drogen bij 105°C, gewogen watergehalte 3 Verlies tijdens roosteren bij 550°C, gewogen roosteren van droog slib 4 Totaal stikstofgehalte 5 Ammoniumstikstofge distillatie 6 mineralisatie in een zure omgeving met toegevoegde katalysator van ammonium en bepaling door halte spectrofotometrie Totaal fosforgehalte fosformineralisatie (V) en spectrofotometrische bepaling titratie of of atoomemissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICPOES) 7 Calcium- en mineralisatie met gebruik van een zuurmengsel en bepaling door magnesiumgehalte titratie of atoomspectrometrie of atoomemissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICPOES) 8 Concentratie zware atoomabsorptiespectrometrie na mineralisatie in koningswater of in metalen (lood, geconcentreerde zuren (de foutmarge mag niet meer bedragen dan cadmium, kwik, 10 % van de maximaal toegestane waarde) nikkel, zink, koper en of atoomemissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICPchroom) 9 Aanwezigheid OES) van kweek op selectieve en differentiële groeimedia en bevestiging van salmonellapathogenen de resultaten met een biochemische test 10 Aantal levende eitjes isolatie van levende eitjes uit een representatief monster van het slib van de darmparasieten door middel van schudden of mengen, centrifugale irrigatie, drijven, Ascaris sp., Trichuris incubatie en microscopisch onderzoek sp. en Toxocara sp. – 11 – Bijlage 5 REFERENTIEMETHODEN VOOR HET TESTEN VAN BODEM WAAROP GEMEENTELIJK ZUIVERINGSSLIB ZAL WORDEN TOEGEPAST Nr. Indicator Methode 1 2 3 1 pH elektrometrische bepaling in waterige oplossing 2 Absorbeerbaar fosforgehalte in extractie door middel van calciumlactaat en P2O5-equivalent (fosforpentoxide) spectrofotometrische bepaling overeenkomstig de Egner-Riehm-methode 3 Concentratie zware metalen (lood, atoomabsorbtiespectrometrie na mineralisatie in cadmium, kwik, nikkel, zink, koper sterke zuren en chroom) of atoomemissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-OES)