Extra stof M3H3 Internationale economische orde

advertisement
M3 H3.7
Extra stof: Internationale economische orde
De economische orde van een land is de manier waarop de economie in een land is georganiseerd.
De economische orde in elk land is opgebouwd uit drie basismechanismen: het volstrekt vrije
marktmechanisme, het centrale planmechanisme en het budgetmechanisme.
KENMERKEN MARKT-, PLAN- EN BUDGETECONOMIE
Vrije markteconomie
Centraal geleide planeconomie
Democratische
budgeteconomie
– economische beslissingen worden
door consumenten en producenten
volstrekt vrij genomen;
– prijzen en inkomens komen tot
stand door vraag en aanbod
– er is sprake van particulier
eigendom (privé-bezit) van goederen
en productiemiddelen;
– er is geen sprake van
overheidsbemoeienis met de
economie.
– de rol van de overheid is
allesbepalend;
– prijzen en inkomens komen niet tot
stand door vraag en aanbod, maar
worden vastgesteld door de
overheid;
– de productiemiddelen zijn geen
particulier eigendom, maar eigendom
van de overheid;
– niet het privé-belang maar het
algemene belang staat voorop.
– beslissingen over productie,
consumptie, investeringen, prijzen en
inkomens worden bij meerderheid
van stemmen genomen;
–de uiteindelijke beslissing is
bindend voor iedereen: ook
tegenstemmers en niet-stemmers
moeten zich aan de beslissingen
houden;
– er is sprake van
gemeenschappelijke (gezamenlijke)
eigendom van productiemiddelen.
In werkelijkheid komen in een land de volstrekt vrije markteconomie, de centraal geleide
planeconomie en de democratische budgeteconomie alleen in mengvormen voor.
Ook in Nederland komen het marktmechanisme (bijvoorbeeld tussen bedrijven onderling, tussen
werkgevers en werknemers, tussen bedrijven en consumenten), het planmechanisme (bijvoorbeeld in
de verplichte overheidsvoorschriften zoals de verkeersregels, maar ook in de interne organisatie van
een bedrijf) en het budgetmechanisme (bijvoorbeeld besluitvorming in de Nederlandse politiek) voor.
De privatisering en deregulering in de afgelopen jaren duiden op de toenemende betekenis van het
marktmechanisme in Nederland.
In de Verenigde Staten van Amerika (de VS) komen eveneens de drie basismechanismen voor. Het
marktmechanisme staat er nog meer centraal dan in Nederland. Dat blijkt onder meer uit de geringere
regelgeving in de VS, het kleinere aantal overheidsbedrijven, de naar verhouding geringere collectieve
uitgaven en het minder ontwikkelde stelsel van sociale zekerheid.
De Oost-Europese landen leken na de Tweede Wereldoorlog het meest op een centraal geleide
planeconomie. Er bestond nauwelijks particulier eigendom van de productiemiddelen, de meeste
productiemiddelen waren eigendom van de overheid. Economische beslissingen werden centraal
genomen. Nadat in de loop van de jaren bleek dat de verwachte economische vooruitgang steeds
maar achter bleef bij die in de rijkere landen, ontstond de roep om liberalisatie van de economie. In de
meeste landen werd het planmechanisme langzaam vervangen door méér markt en méér democratie.
_________________________________________________________________________________
Vragen
1 Geef aan bij welke economische orde onderstaande uitspraak hoort:
‘Vervolgens brengen we in stemming wat we met het beschikbare geld gaan doen’.
A
Vrije markteconomie.
B
Centraal geleide economie.
C
Democratische budgeteconomie.
2 Geef aan bij welke economische orde onderstaande uitspraak hoort:
‘De overheid beheerst de productiemiddelen’.
A
Vrije markteconomie.
B
Centraal geleide economie.
C
Democratische economie.
3 Geef aan bij welke economische orde onderstaande uitspraak hoort:
‘Inderdaad, er zijn al 24 verschillende merken deodorant in de handel. Wij fabrikanten denken
dat ons product een goede kans maakt een deel van de consumenten te veroveren’.
A
Vrije markteconomie.
B
Centraal geleide economie.
C
Democratische economie.
4 Geef aan bij welke economische orde onderstaande uitspraak hoort:
‘Iedereen is kan een bedrijf te starten of te sluiten’.
A
Vrije markteconomie.
B
Centraal geleide economie.
C
Democratische economie.
5 Nederland heeft een gemengde economische orde. Dit blijkt onder andere uit:
A
de arbeidsproductiviteit van de werknemers die voor een multinational werken.
B
de omvang van de beroepsbevolking.
C
het gegeven dat sommige ondernemingen alleen in het binnenland en andere
ondernemingen vooral in het buitenland verkopen.
D
het gegeven dat Nederland zowel particuliere bedrijven als overheidsbedrijven heeft.
6 Wat wordt verstaan onder ‘de economische orde van een land’?
A
Dit is de wijze waarop in een land de productie en de consumptie georganiseerd zijn.
B
Dit is de wijze waarop in een land geïnvesteerd wordt.
C
Dit is de mate waarin de inwoners van een land in hun behoeften kunnen voorzien.
D
Dit is de mate waarin de bewoners plannen maken voor de toekomst.
7 Welke bewering is juist?
I In een vrije markteconomie staat de wet van vraag en aanbod centraal en heeft de overheid een
corrigerende taak.
II In een centraal geleide economie neemt de overheid de economische beslissingen.
A
Alleen bewering I is juist.
B
Alleen bewering II is juist.
C
Beide beweringen zijn juist.
D
Beide beweringen zijn onjuist.
8 Ook binnen bedrijven en op scholen heb je ook met de verschillende mechanismen te maken.
a Geef een voorbeeld van het budgetmechanisme in jouw school.
A
De concurrentie van een school in een andere wijk of stad
B
De besluitvorming in de medezeggenschapsraad
C
De besluitvorming over je lesrooster
D
De besluitvorming over norm van een proefwerk economie
b Geef een voorbeeld van het vrije marktmechanisme in jouw school.
A
De concurrentie van een school in een andere wijk of stad
B
De besluitvorming in de medezeggenschapsraad
C
De besluitvorming over je lesrooster
D
De besluitvorming over norm van een proefwerk economie
c Geef een voorbeeld van planmechanisme in jouw school.
A
De concurrentie van een school in een andere wijk of stad
B
De besluitvorming in de medezeggenschapsraad
C
De besluitvorming over je lesrooster
D
De besluitvorming over norm van een proefwerk economie
9 In Nederland is sprake van een
A
Vrije markteconomie.
B
Centraal geleide economie
C Democratische budgeteconomie
D Gemengde economie
_________________________________________________________________________________
Antwoorden
1
C
2
B
3
A
4
A
5
D
6
A
7
B
8
a B
b A
c
C of D
9
D
_________________________________________________________________________________
Download