Aarde: Derde planeet in ons zonnestelsel

advertisement
Sterrenkunde alfabet t/m oktober 2009.
Aardatmosfeer: Voordat het licht van een ster ons bereikt, moet het eerst door de aardatmosfeer heen,
die uit bewegende luchtlagen bestaat. Deze luchtlagen buigen het licht voortdurend enigszins,
waardoor het lijkt alsof de sterren schitteren, blinken of tinkelen. In werkelijkheid stralen sterren
constant licht uit.
Aarde: Derde planeet in ons zonnestelsel. Planeet waarop wij leven. Waarschijnlijk de enige planeet
in ons zonnestelsel waar leven is.
Aardse of Terrestische planeten: Planeten waarvan het oppervlak bestaat uit vaste stoffen.
Aardmagnetisch veld: het magnetisch veld dat de Aarde omringt
Absorptie: Wanneer een lichtstraal door een stofwolk heengaat, wordt het licht verzwakt door dit stof.
Achtergrondstraling: De straling die werd uitgezonden tijdens de oerknal en nog steeds merkbaar en
meetbaar is
AE (astronomische eenheid): De gemiddelde afstand tussen de zon en de aarde.
Albedo: Het lichtweerkaatsend vermogen van het oppervlak van een lichaam, bijvoorbeeld van een
planeet of planetoïde. Het albedo is 1 als ál het licht wordt weerkaatst (het is dus een volmaakte
spiegel) en 0 als er totaal geen licht wordt weerkaatst (volmaakt zwart).
Alien: Buitenaards wezen. Het bestaan van aliens is nog niet aangetoond.
Andromeda: Sterrenstelsel dat het dichtst bij ons sterrenstelsel (de melkweg) ligt, op ongeveer 2,2
miljoen lichtjaren afstand. Ook de naam van een sterrenbeeld.
Aphelium: De plek in zijn omloopbaan waar een planeet het verst van de Zon is verwijderd.
Apollo project: Amerikaans ruimtevaartprogramma in de jaren 1961-1972 met, onder andere, als doel
de eerste mens op de maan te zetten. Dit lukt met de Apollo 11 in 1969. Over de problemen met
de Apollo 13 is een beroemde film gemaakt.
Armstrong, Neil: Eerste mens op de maan (1969), lid van de bemanning van de Apollo 11.
Asteroïden, ook wel planetoïden genoemd. Stukken materie die in een baan om de zon bewegen. Van
zo klein als stof tot meer dan 1000 km groot. Vooral in gebied tussen de banen van de planeten
Mars en Jupiter bevinden zich heel veel asteroïden.
Astrofysica: De astrofysica is het deel van de astronomie dat de processen die zich afspelen in sterren
probeert te verklaren met natuurkundige wetten en meer in het algemeen de processen die in het
heelal waarneembaar zijn probeert te verklaren. Astrofysica gaat dus over de natuurkunde van
astronomische objecten, dat wil zeggen over dingen die zich in de kosmos bevinden.
Astrologie: De theorie dat de stand van de sterren verband houdt met gebeurtenissen op aarde. Het
heeft te maken met het sterrenbeeld waaronder je geboren bent en men doet
toekomstvoorspellingen door middel van horoscopen.
Astronaut: Ruimtevaarder, in oostbloklanden kosmonaut genoemd.
Astronomie: Sterrenkunde, de wetenschap die de structuur en de evolutie van het heelal bestudeert;
ook kosmologie.
Astronomische eenheid: Afstandsmaat die gebruikt wordt voor afstanden in het heelal, vooral binnen
het zonnestelsel. Eén astronomische eenheid is de gemiddelde afstand van de aarde tot de zon,
ongeveer 150 miljoen kilometer.
Astronoom: Beoefenaar van de wetenschap astronomie.
Atmosfeer, dampkring: Het totaal van de omhullende gassen die zich om een vast hemellichaam
bevinden.
Atomen: Bouwstenen van moleculen; moleculen zijn de bouwstenen van alle stoffen.
Bemande missie: Ruimtereis met menselijke bemanning. Om mensen mee te nemen op ruimtereizen
is zo lastig, dat meestal gekozen wordt voor onbemande vluchten.
Big Bang: Oerknal. De “beginknal” waarbij het hele heelal vanuit het niets vanuit één punt is ontstaat,
bijna 14 miljard jaar geleden. Sindsdien dijt het heelal steeds verder uit.
Binnenplaneet: Een planeet die een baan beschrijft tussen de zon en de baan van de Aarde.
Blauwe ster: Tijdens de laatste levensfase van een ster kan de ster een blauwe ster worden. Na het
opzwellen tot een rode reus verliest een ster de buitenste gaslagen, waarna de kern door de
zwaartekracht samentrekt. Hierbij neemt de temperatuur sterk toe en ontstaat een blauwe ster. Het
volgende stadium is de witte dwerg.
Bolvormige sterrenhoop: Een bolvormige groep sterren die rond een melkwegstelsel draait.
Boogseconde: Het 60ste deel van een boogminuut, wat weer een 60ste deel van een booggraad is. Wordt
gebruikt voor coördinaten aan de hemel,vergelijkbaar met lengte- en breedtegraden op de
wereldbol.
Braun, Wernher von (1912-1974): Duitse geleerde die in de tweede wereldoorlog het
raketaandrijfprincipe ontwikkeld heeft. De Duitsers gebruikten zijn raketten om Engeland te
bombarderen. Na de oorlog is hij niet als oorlogsmisdadiger behandeld, doordat Amerika hem van
belang vond voor de ontwikkeling van de Amerikaanse raketwetenschap. Hij was de ontwerper
van de Amerikaanse raketten, o.a. van het Apollo-programma waarmee de eerste mens op de maan
gezet is.
Bruine dwerg: Een object dat kleiner is dan een ster, maar groter dan een planeet. Als ster te klein om
echt te gaan stralen.
Buitenaards: Alles wat niet afkomstig is van onze aarde.
Buitenaardse wezens: Komen met vliegende schotels bij ons kijken en ontvoeren af en toe iemand
voor onderzoek. Het bestaan van buitenaardse wezens is nooit bewezen, maar gezien de grootte
van het heelal is het bestaan ervan zeer waarschijnlijk. Gezien de afstanden in het heelal is het wel
zeer onwaarschijnlijk dat ze hier kunnen komen.
Buitenplaneet: Planeet die verder bij de zon vandaan staat dan de aarde.
Buran (Boeran): Naam van het Russische ruimteveer. Heeft slechts één keer gevlogen, in 1988,
onbemand. Wegens geldgebrek is het hele project gestopt.
Cepheïden: Veranderlijke sterren waarvan de verandering zo regelmatig is dat ze goed gebruikt
kunnen voor vergelijkingen met chepheïden in andere melkwegstelsels.
Challenger: Naam van een van de Amerikaanse spaceshuttles. De Challenger explodeerde in 1983
tijdens de lancering voor de 10e vlucht.
Chandra X-ray Observatory: Satelliet die foto’s maakt van de Röntgenstralen (X-ray) die door sterren
worden uitgezonden. Gelanceerd in 1999.
Chandrasekhar-limiet: Deze grens bepaalt of een ster aan het eind van zijn leven eindigt als een witte
dwerg of een neutronenster. Het Chandrasekhar-limiet ligt rond de 1,4 zonnemassa's. Een ster
zwaarder dan 1,4 zonnen zal eindigen in een neutronenster, een ster minder zwaar dan 1,4 zonnen
(zoals onze eigen zon) zal eindigen in een witte dwerg.
Christus: Er is een christelijk feest met de naam “Christus, koning van het heelal”. Het werd ingevoerd
door paus Pius XI in 1925.
Chromosfeer: Het 5000 km dikke gebied tussen de fotosfeer en de corona van de zon. De chromosfeer
heeft een rode kleur (zichtbaar tijdens zonsverduisteringen, wanneer de fotosfeer nèt bedekt is). In
de chromosfeer komen gasuitbarstingen voor met hoogtes tot 15000 km, snelheden tot 30 km/s en
een levensduur van ~10 minuten.
Cluster: Een verzameling van enkele tot vele duizenden sterren die door de onderlinge zwaartekracht
in stand gehouden wordt. Het wordt ook wel een sterrenhoop genoemd.
Columbia: De eerste van de Amerikaanse spaceshuttles. Eerste vlucht in 1981. In 2003 tijdens de
terugkeer in de dampkring bij de 28e vlucht is deze spaceshuttle geëxplodeerd.
Coma: Een ijle wolk die de kern van een komeet omhult.
Copernicus, Nicolaus (1473-1543): De eerste persoon die na de opkomst van het christendom durfde
te schrijven dat de aarde om de zon draaide in plaats van andersom (1530). Daarna durfde hij het
boek niet uit te geven. Dat gebeurde pas enkele dagen voor zijn dood.
Corona: Hete atmosfeer rond de zon, de allerbuitenste laag die zich tot miljoenen kilometers buiten de
zon uitstrekt. De temperatuur ligt rond 1 miljoen graden Celsius. Hij straalt maar heel weinig licht
uit. Slechts één miljoenste deel van de straling die de zon zelf geeft. Daardoor is de corona bijna
nooit te zien. Het oppervlak van de zon zelf is veel te licht. De corona is wel zichtbaar tijdens een
totale zonsverduistering. Dan houdt de maan het felle zonlicht tegen
Cosmos: (zie Kosmos)
Dag: Tijd waarin een planeet om zijn eigen as draait.
Dampkring: Maakt het leven op aarde mogelijk, maar is lastig voor de ruimtevaart; veel wrijving met
de lucht als een ruimteschip vanuit de ruimte met grote snelheid inde dampkring terugkeert. Maar
dat heeft weer als voordeel dat allerlei andere vanuit de ruimte vallende voorwerpen meestal in de
dampkring verbranden en dus niet beneden terechtkomen.
Declinatie: Wordt gebruikt voor het meten van de plaats van hemellichamen aan de hemel. Te
vergelijken met breedtegraad op de kaarten in een atlas.
Delta Missie: Ruintereis in 2004, waarbij de Nederlander André Kuipers een van de astronauten was.
Dierenriem: De serie “sterrenbeelden” van de kalender. Zie astrologie en ecliptica.
Discovery: Naam van een van de Amerikaanse spaceshuttles.
Donkere materie: Materie in het heelal, die niet te zien is met optische middelen en dus niet
waarneembaar is via de elektromagnetische straling die ons op aarde bereikt.
Doppler-effect: Genoemd naar Christian Johann Doppler (1803-1853). Effect dat optreedt bij golven,
dus ook bij geluidsgolven en licht. Als bron en waarnemer naar elkaar toe bewegen ontvangt de
waarnemer meer golven in dezelfde tijd; bij van elkaar af bewegen minder golven. Bij geluid
verandert daardoor de toonhoogte; bij licht verandert de kleur. Door de kleurverandering van de
sterren is aangetoond dat alle sterren van ons af bewegen; het heelal dijt uit.
Dubbelster: Twee sterren die om elkaar heen bewegen, doordat ze elkaar aantrekken door hun
zwaartekracht. De meeste sterren zijn deel van dubbelsterren, waarschijnlijk ongeveer 60%.
Dwergplaneet: Om een ster draaiend object dat kleiner is dan Mercurius (kleinste planeet van ons
zonnestelsel), maar dat wel door eigen zwaartekracht bolvormig zijn geworden.
Dwergster: Kleine ster, die weinig licht uitstraalt.
Eagle: Naam van het ruimteschip dat als eerste op de maan geland is. “Eagle has landed.”
Eclips: Als een ster, gezien vanuit een hemellichaam, schuil gaat achter een ander hemellichaam. De
ster en de beide andere hemellichamen bevinden zich in een rechte lijn.
Ecliptica: De schijnbare jaarlijkse baan van de zon aan de hemel tussen de andere sterren, veroorzaakt
doordat de aarde in een jaar om de zon draait. De sterrenbeelden waar deze baan langs gaat,
worden de sterrenbeelden van de dierenriem genoemd; het sterrenbeeld waaronder je geboren
bent.
Elektromagnetische straling: Golven van straling, zoals radiogolven en licht, die door de ruimte gaan.
Emissie: Ander woord voor uitstraling. Een gaswolk in het heelal kan soms vlak bij enkele hete
sterren staan. Het gas wordt dan erg heet. De temperatuur kan zo hoog worden, dat het gas zelf
licht gaat uitstralen. We hebben het dan over de emissie van licht. Het tegengestelde van absoptie.
Equatoriale diameter: Diameter van een hemellichaam, gemeten bij de evenaar (de equator).
ESA: Europese sterrenkundige organisatie: European Space Agency.
Eta Carinae: Een ster die momenteel niet met het blote oog zichtbaar is. De ster is een van de meest
lichtsterke in ons melkwegstelsel en heeft een nova-achtig karakter. Je kunt het licht van de ster
soms niet zien, want het licht wordt geabsorbeerd door een stofnevel die waarschijnlijk gevormd
is toen de ster was ontploft.
Exoplaneet: Planeet buiten ons zonnestelsel, dus draaiend om een andere ster. Het bestaan van deze
planeten is vooral afgeleid uit metingen en berekeningen. Ze zijn veel te donker om naast de
bijbehorende, fel lichtgevende ster gezien te kunnen worden.
Expeditie: Reis met het doel informatie te verkrijgen over onbekende gebieden.
Explorer: De naam van vele onbemande onderzoeksruimtevaartuigen. De Explorer 1 was de eerste
succesvolle satelliet die door de USA in een baan om de aarde werd gebracht op 1 februari 1958.
Extragalactisch: Buiten ons melkwegstelsel.
Fotografie: In het ruimteonderzoek veel gebruikt. Onbemande ruimtevaartuigen seinen enorme
hoeveelheden foto’s naar de aarde.
Foton (Photon): Energiepakketje. Voorstelling van bijvoorbeeld licht als golven verdeeld in massaloze
deeltjes.
Fotosfeer: Eerste van de drie buitenlagen van de zon, vóór de chromosfeer en corona. 400 km dik en
van buiten naar binnen ~4300 K tot ~9000 K. De fotosfeer is de plek waar het zichtbare licht van
de zon vandaan komt. De zonnevlekken op het zonsoppervlak zijn te zien in deze laag. Ook de
granulatie bevindt zich in de fotosfeer. In het algemeen wordt met het zonsoppervlak de
buitengrens van de fotosfeer bedoelt.
Frimout, Dirk: De eerste Belgische astronaut.
Gagarin, Joeri (1934-1968): Allereerste ruimtevaarder (kosmonaut). Maakte op 12 april 1961 de
eerste bemande ruimtereis in de Vostok 1; een Russiche raket. In 1968 neergestort met een
straaljager en omgekomen.
Galactische polen: Soort noord- en zuidpool van ons melkwegstelsel. “Galactisch” is afgeleid van
“galaxy”.
Galaxy: Zie Melkwegstelsel.
Galilei, Galileo (1564-1642): Was een van de eersten die met een telescoop (nieuwe uitvinding) de
sterren ging bestuderen. Ontdekte bijvoorbeeld 4 manen van Jupiter, kraters op de maan en de
ringen van Saturnus. Kwam door zijn waarnemingen tot de conclusie dat de aarde om de zon
draait en niet andersom. Werd daarvoor door de paus op het matje geroepen en hield verder zijn
mond.
Gammaflitsers: De meest krachtige explosies in het heelal voor zover bekend. Hierbij ontstaat veel
gammastraling. Maar in oktober 2008 is ontdekt dat er ook “zwakke” gammaflitsers bestaan.
Gammastraling: Straling die zo blauw is dat het menselijk oog er ongevoelig voor is..
Ganymedes: Een van de manen van Jupiter, de grootste maan in ons zonnestelsel, zelfs groter dan de
planeet Mercurius.
Gasplaneet: Planeet die vooral uit gas bestaat. Meestal een grote planeet, zoals Jupiter.
Gasreus: Grote planeet die voornamelijk uit gassen bestaat. Bijvoorbeeld Jupiter en Saturnus.
Gassen: Behalve in de dampkring van planeten komen er in het heelal grote gaswolken voor. De totale
massa aan gas is waarschijnlijk vele malen groter dan de massa aan vaste stof.
Gele ster: Type ster, waarbij ook onze zon hoort.
Geminiden: De naam van een meteorenzwerm die aan de hemel verschijnt van 7 tot 16 december.
Gemini project: Amerikaans ruimtevaartprogramma, voorafgaand aan het Apollo project.
Geocentrisch wereldbeeld: Wereldbeeld waarin de Aarde als middelpunt van het heelal wordt gezien.
Geofysica: de wetenschap die zich bezig houdt met de fysische (natuurkundige) verschijnselen van de
aarde, de aardoppervlakte en de dampkring. Geofysische verschijnselen in het inwendige van de
aarde zijn aardbevingen en aard magnetisme.
Gewichtloosheid: Niet het ontbreken van zwaartekracht, want in het hele heelal is wel zwaartekracht.
Gewicht heb je pas als je door de zwaartekracht ergens een kracht op uitoefent, dus op het
steunpunt. Een vrije val is gewichtloosheid; neerkomen niet.
Gravitatiekracht: Zwaartekracht.
Grote Beer: Het bekendste sterrenbeeld op het noordelijk halfrond.
Halley, Edmund (1656-1742): Engelse astronoom die de bewegingen van kometen verklaarde met
dezelfde regels als de beweging van de planeten; de wetten van Newton. Hij voorspelde op
correcte wijze de terugkomst van de komeet die nu naar hem genoemd is; de komeet van Halley,
een komeet die om de 77 jaar langskomt. De aarde is ooit door de staart van de komeet van Halley
gegaan (zonder kwalijke gevolgen overigens).
Halo: de min of meer bolvormige ruimte die een melkwegstelsel omsluit waarbinnen de zwaartekracht
van het melkwegstelsel nog invloed uitoefent.
Hawking, Stephen (1942-….): Brits natuurkundige, zwaar gehandicapt, zit in een rolstoel door een
ziekte die zijn zenuwcellen aantast. Hij kan ook niet meer spreken en kan alleen nog
communiceren via een computer.
Heelal: Ook kosmos, universum. Het hele tijd-ruimte continuüm, alle materie en energie.
Helios: Grieks voor “zon”.
Heliocentrisch wereldbeeld: Wereldbeeld waarbij uitgegaan wordt van de zon als het middelpunt van
het heelal.
Heliopauze: De grens van het zonnestelsel, waar de zonnewind opgeheven wordt door de straling
vanuit het heelal.
Hemelbol: Schijnbaar bolvormig gewelf boven het aardoppervlak. In de oudheid dacht men dat de
hemel als een soort bol, bedekt met sterretjes, om de aarde heen lag.
Hemelevenaar: De denkbeeldige cirkel, die de hemelbol als het ware in twee delen verdeelt, een
noordelijk en een zuidelijk halfrond.
Hemellichaam: Object dat zich in het heelal bevindt en dat zichtbaar is aan de hemel.
Herdermanen: Manen die door hun zwaartekracht de stofdeeltjes van een planetaire ring bij elkaar
houden, zoals bij de ringen van Saturnus.
Hitteschild: Hittebestendig gedeelte van de buitenkant van een ruimtevaartuig dat zich aan de voorkant
bevindt bij de terugkeer in de dampkring. Door de wrijving met de dampkring wordt de
temperatuur anders zo hoog dat het ruimteschip zou verbranden.
Houston: De stad in Texas (USA) vanwaaruit de Amerikaanse ruimtevluchten gecoördineerd en
gevolgd worden. Bij het ongeluk met de Apollo 13: “Houston, we’ve had a problem.”
Hubble, Edwin (1889-1953): Ontdekte de relatie tussen snelheid en afstand van op grote afstand
gelegen sterren(stelsels) wat aanleiding gaf tot de theorie van het uitdijende heelal.
Hubble ruimtetelescoop: Telescoop in een baan om de aarde, die sinds 1990 (!) de beste ruimtefoto’s
tot nu toe weet te maken. Genoemd naar Erwin Hubble.
Huygens, Christiaan (1629-1695): Nederlandse astronoom, wis- en natuurkundige. Ontdekker van
Titan, de grootste maan van Saturnus. Uitvinder dan het slingeruurwerk, doordat hij voor zijn
astronomische waarnemingen een nauwkeuriger klok nodig dan in die tijd beschikbaar was.
Hypernova: Een hypernova is de zwaarst bekende explosie in het heelal, afgezien van de oerknal. Een
hypernova wordt veroorzaakt door het ineenstorten van een zeer zware ster tot een zwart gat. De
massa van de kern van de ineenstortende ster is meer dan 25 keer die van de zon. De kracht van de
explosie is 100 keer zo groot als die van een supernova.
Infrarood licht: Wordt naast het zichtbare licht ook door de zon en andere sterren uitgestraald. Het
menselijk oog is er niet gevoelig voor, dus is deze straling niet zichtbaar. Infrarood is
warmtestraling. Pas bij ongeveer 1000 °C gaat een voorwerp ook zichtbaar licht uitstralen.
IAU, Internationale Astronomische Unie: Een commissie die eens in de drie jaar bijeenkomt. Op de
26e vergadering (in 2006) is besloten dat Pluto geen echte planeet is maar een dwergplaneet of
planetoïde.
Interstellaire materie: De ruimte tussen de sterren is niet helemaal leeg. Er bevinden zich talloze gasen stofdeeltjes. Deze deeltjes noemen we interstellaire materie. Onder materie verstaan we alles
wat ruimte inneemt. Interstellair betekent 'tussen de sterren'
IJsreus: Een planeet groter dan de Aardse planeten en kleiner dan de gasreuzen, opgebouwd uit vaste
stoffen, bijvoorbeeld Uranus en Neptunus.
Ionen: Moleculen/atomen met te veel of te weinig elektronen in de buitenste schil .
Ionosfeer: Een gebied (een laag) van de dampkring waarin de moleculen/atomen door de straling van
de zon geïoniseerd worden. De ionosfeer weerkaatst radiogolven voor een deel, waardoor
zendmasten een veel groter bereik hebben dan je zou verwachten met de kromming van de aarde.
ISS: International Space Station. Groot gezamenlijk (internationaal) ruimtestation dat momenteel om
de aarde draait.
Jaar: Tijd waarin een planeet om een ster draait.
Jupiter: Vijfde planeet in ons zonnestelsel.
Kernreactie: Bij kernreacties veranderen de kernen van de atomen. Bij kernfusie vormen twee kleine
kernen samen een grote, waardoor twee atomen samen één nieuw atoom vormen. Bij kernsplitsing
valt een atoom uit elkaar in twee of deel delen, waardoor er meerdere kleinere atomen ontstaan.
Bij radioactief verval vliegen er losse deeltjes uit de atoomkern, waardoor zo’n atoom een atoom
van een andere stof wordt.
Krater: “Kuil” in het oppervlak van een planeet of maan, veroorzaakt door vulkanisme of door de
inslag van een meteoriet.
Komeet: Klein hemellichaam van ijs, gas en stof (1 tot 100 km). Door warmte en straling van de zon
raken er deeltjes los, die samen een zichtbare staart kunnen veroorzaken die altijd van de zon af
gericht is. Kometen kunnen van buiten het zonnestelsel komen, maar kunnen ook zo’n langgerekte
baan om de zon beschrijven dat ze maar eens in de honderden jaren langs komen.
Kosmische straling: Verzamelnaam voor alle straling die ons vanuit het heelal (de kosmos) bereikt.
Kosmogonie: Weertenschap die zich bezighoudt met de studie van het ontstaan en de structuur van het
heelal in zijn geheel (in tegenstelling tot de astronomie die zich bezighoudt met het bestuderen van
bepaalde hemellichamen). Een kosmogonie is dus een verhaal over hoe het heelal is ontstaan.
Kosmologie: De wetenschap die de structuur en de evolutie van het heelal bestudeert.
Kosmonaut: Ruimtevaarder, in westerse landen astronaut genoemd.
Kosmos: Zie Heelal.
Kuipergordel: Genoemd naar de Nederlandse astronoom Gerard Kuiper. Gebied achter de baan van de
laatste planeet Neptunus, waarin vele objecten zich rond de zon bewegen met formaten van 100m
tot 1000km doorsnede. Pluto wordt nu gezien als een object in de Kuipergordel in plaats van als
de negende planeet. De gordel bevindt zich op 30 AE tot 50 AE afstand van de zon.
Kunstmaan: Een door de mens gemaakt voorwerp dat om een planeet draait.
Laika: Het Russische hondje Laika in de Spoetnik II was het eerste levende wezen in de ruimte
(1958). De Spoetnik II was niet ontworpen om weer te landen en verbrandde bij terugkeer in de
atmosfeer, maar Laika was toen al lang dood. Het plan was geweest haar voor die tijd door een
vergif in het voedsel te laten sterven maar in oktober 2002 werd bekend dat Laika al na een paar
uur in de ruimte was overleden aan oververhitting en stress.
Leven: De grote vraag: Is er ergens anders in het heelal ook leven? Volgens sommige mensen komen
de virussen, die jaarlijks terugkerende (griep)epidemieën veroorzaken, rechtstreeks uit de ruimte
op het moment dat de aarde in haar baan om de zon bepaalde gebieden passeert.
Licht: Elektromagnetische straling. Bedoeld wordt vooral het deel waarvoor onze ogen gevoelig zijn.
Direct buiten het zichtbare gebied (het kleurenspectrum) zitten de “kleuren” infrarood en
ultraviolet.
Lichtjaar: De afstand die licht in één jaar aflegt in een luchtledige ruimte. (9,5 x 1012 km)
Lichtsnelheid: De snelheid van het licht; de maximaal mogelijke snelheid. De lichtsnelheid is blijkt
onafhankelijk van of je met het licht meebeweegt of er tegenin. (300.000 km/s)
Lichtvervuiling: de verhoogde helderheid van de nachtelijke omgeving door overmatig gebruik van
kunstlicht. Hierdoor is de sterrenhemel niet meer goed waar te nemen.
Lokale bel: de superbel waar ons zonnestelsel zich in bevindt.
Lokale groep: De groep van sterrenstelsels waar ons melkwegstelsel bij hoort. Deze groep bevat
daarnaast de Andromedanevel en een veertigtal kleinere sterrenstelsels.
Luchtledig: Vacuüm. Meestal wordt bedoeld dat er in een luchtledige ruimte behalve geen lucht ook
geen andere gassen zitten.
Lunatie: De tijd die verloopt tussen op elkaar volgende fasen van Nieuwe Maan. Dus de tijd tussen
Nieuwe Maan en de eerstvolgende Nieuwe Maan. Een lunatie wordt ook wel synodische maand
genoemd en duurt ongeveer 29 dagen.
Lyriden: Meteorenzwerm in een baan om de zon. De baan van de aarde kruist jaarlijks in april de baan
van de Lyriden, waardoor er dan extra veel vallende sterren te zien zijn. De eerste
waarnemeningen zijn al beschreven in 678 voor Christus.
Maan: Hemellichaam dat om een planeet draait. Met “Dé maan” wordt de enige maan bedoeld die om
onze aarde draait.
Maansverduistering: Ontstaat als de aarde zich tussen de zon en de maan bevindt, waardoor de maan
in de schaduw van de aarde komt.
Magnitude: Maat voor de helderheid van een ster, gezien vanaf de aarde. Hoe kleiner het getal, hoe
helderder de ster.
Mars: Vierde planeet in ons zonnestelsel.
Mars Exploration Rover: Onbemand voertuig dat wetenschappelijk onderzoek doet op Mars.
Melkweg: Een spiraalvormig sterrenstelsel. Meestal wordt het stelsel bedoeld waarin wij ons
bevinden. Doordat zo’n stelsel schijfvormig is, zijn er precies in het vlak van het stelsel extra veel
sterren aan de hemel te zien. Deze baan van sterren wordt ook de melkweg genoemd.
Mercurius: Eerste planeet in ons zonnestelsel.
Messier-objecten: Aan de hemel zichtbare objecten die geen kometen zijn en door Charles Messier
beschreven zijn in 1774. Om sterrenkundigen makkelijker onderscheid te kunnen laten maken
tussen steeds zichtbare objecten en nieuwe objecten zoals kometen.
Meteoor: Een kortdurend lichtspoor aan de hemel, doordat een stuk steen (meteoriede) vanuit de
ruimte komend in de dampkring verbrandt. Ook wel vallende ster genoemd.
Meteoriede: Een zich door de ruimte bewegend stuk steen.
Meteoriet: Als de meteoriede niet geheel in de dampkring verbrandt als een meteoor, dan heet het
overblijvende stuk dat op aarde neerkomt een meteoriet. Meteorieten slaan grote kraters in de
grond als ze de aarde raken. Zo bevindt zich in Arizona (VS) een enorme krater, de
Barringerkrater, die ca. 25.000 jaar geleden ontstond, met een doorsnede van 1265 meter.
Multiversum: Verwijst naar de idee dat er naast het zichtbare universum, waar wij in leven, nog vele
(volgens sommigen oneindig veel) andere universa zijn.
Mythologische namen. Alle planeten, op één na, zijn genoemd naar goden en godinnen uit de Griekse
en Romeinse mythologie.
NASA: National Aeronautics and Space Administration. Amerikaanse organisatie die
verantwoordelijk is voor het Amerikaanse ruimtevaartprogramma.
Neptunus: Achtste planeet in ons zonnestelsel.
Neutronenster: Het eindstadium van een ster die eerste als supernova ontploft is. Alle protonen en
elektronen zijn “versmolten” tot neutronen. Eigenlijk is de hele ster een soort gigantische
atoomkern geworden.Een “korreltje” neutronenster weegt vele tonnen.
Nevel: Ook gaswolk. Wordt beschouwd als de geboorteplaats van sterren. Als er veel sterren in zo’n
nevel ontstaan kunnen die samen een sterrenhoop vormen.
Newton, Isaac (1643-1727): Ontwikkelde de theorieën van de zwaartekracht, doordat hij zich afvroeg
waarom een appel uit een boom wel naar beneden valt en de maan niet.
Noorderlicht: (Zuiderlicht op het zuidelijk halfrond). Het poollicht dat na een zonsuitbarsting
(protuberansen) ’s nachts in de buurt van de polen van de aarde schijnt.
Nova: Nieuwe ster die eerder niet te zien was. (Zie ook Supernova).
Nucleon: Nucleon is het woord dat wordt gebruikt om een neutron of een proton aan te duiden, de
deeltjes die samen de atoomkern vormen. Het woord nucleon is gebaseerd op de Latijnse nucleus,
dat kern betekent.
Ockels, Wubbo (1946-…): Eerste Nederlandse ruimtevaarder. Is slechts één keer in de ruimte
geweest, in 1985 met de Challenger.
Oerknal: Zie Big Bang.
OGLE, Optical Gravitational Lensing Experiment: Manier voor het aantonen van niet lichtgevende
objecten in de ruimte door middel van het meten van afbuigingen van lichtstralen door de
zwaartekracht van het object.
Optisch: Heeft te maken met het zichtbare deel van het lichtspectrum.
Ontsnappingssnelheid: Snelheid die minstens nodig is om van een hemellichaam vandaan te komen.
Oort, Jan Hendrik (1900-1992): Nederlands sterrenkundige van internationaal belang. Is voor een
groot deel verantwoordelijk voor het bouwen van de radiotelescopen in Westerbork. De Oortwolk
is naar hem genoemd.
Oortwolk: Gebied aan de uiterste randen van ons zonnestelsel waarvandaan waarschijnlijk de kometen
komen. Dit gebied is zover weg dat het bestaan ervan nog niet bewezen is.
Orion: Een sterrenbeeld.
Ozon: Gas waarvan de moleculen bestaan uit 3 zuurstofatomen. Gewone zuurstofmoleculen bestaan
uit 2 zuurstofatomen. Ozon heeft een sterke, scherpe geur en is erg giftig. Een dunne laag ozon
hoog in de dampkring houdt een groot deel van de schadelijke UV-stralen van de zon tegen.
Parallax: Het verschijnsel dat de schijnbare positie van een voorwerp ten opzichte van de achtergrond
verandert als men het vanuit verschillende posities bekijkt. Hierdoor verandert de sterrenhemel
iets als de aarde in een jaar om de zon draait.
Parsec: Een zeer grote afstandsmaat die gebruikt om afstanden in het heelal mee uit te drukken. Van
de afstand van 1 parsec is de hoek tussen de lijn naar de aarde en de lijn naar de zon 1
boogseconde (1/3600 deel van een graad).
Perihelium: De plek in zijn omloopbaan waar een planeet het dichtst bij de Zon staat.
Planeet: Hemellichaam dat om een ster draait.
Planetaire ring: een ring die om een planeet draait en bestaat uit steen en ijsdeeltjes, zoals de ring van
de planeet Saturnus.
Planetaire nevel: De uitdijende gasschil in de ruimte geproduceerd door bepaalde types sterren aan het
eind van hun leven.
Planetarium: Op “schaal” nagebouwd model van het zonnestelsel.
Planetoïde: Zie Asteroïde.
Pluto: Negende planeet in ons zonnestelsel.
Poolster: Heldere ster die precies in het verlengde bevindt van de draaiingsas van de aarde, waardoor
hij altijd exact in het noorden te zien is.
Protuberans: Een lange, grillig gevormde materieboog in de atmosfeer van de zon. Als een protuberans
zichtbaar is met de zonneschijf als achtergrond dan ziet hij er donker uit en wordt hij filament
genoemd.
Pulsar: Een ster die zeer regelmatig korte pulsen van radiostraling uitzendt. Pulsars zijn snelroterende
neutronensterren.
Quantum: Een afgebakende hoeveelheid, bijvoorbeeld een energiepakketje, een foton.
Quantumtheorie: Natuurkundige theorie waarmee me de beweging, plaats en gedrag van deeltjes en
energie kan beschrijven. De theorie is ontstaan in het begin van de 20ste eeuw.
Quarks: Zeer kleine bouwstenen van alle stoffen: quarks > protonen, neutronen, elektronen > atomen
> moleculen > stoffen. Quarks spelen een belangrijke rol in de quantumtheorie.
Quarkster: Eindstadium van een ster. Kan voorkomen na het stadium van supernova.
Quasar: Objecten aan de uiterste randen van het heelal. Een miljoen keer zo klein als een
sterrenstelsel, maar ze stralen een energie uit vergelijkbaar met die van 1000 sterrenstelsels.
Radioastronomie: Tak van sterrenkunde die gebruik maakt van radiotelescopen om radiostraling op te
vangen uit het heelal.
Radiovenster en optisch venster: De meeste straling vanuit de ruimte wordt door de dampkring van de
aarde tegengehouden. Slechts twee soorten straling kunnen het aardoppervlak bereiken: het
zichtbare licht (optisch venster) en radio golven (radiovenster).
Radioactieve straling: Verschillende soorten straling (soms alleen energie, soms deeltjes) die zeer
schadelijk zijn voor onze gezondheid. Straling komt ook uit de grond, maar vooral uit de ruimte.
Gelukkig kan het grootste deel van deze straling uit de ruimte niet door de dampkring heen
komen. Boven op een berg of in een vliegtuig ontvang je meer straling dan op zeeniveau.
Radiotelescoop: Antennes om elektromagnetische straling (niet het zichtbare deel: licht) te ontvangen.
Raket: Vliegend voorwerp met een speciaal aandrijfsysteem, vooral gebruikt voor de voortstuwing
van ruimtevaartuigen. Wordt tijdens oorlogvoering ook gebruikt voor bombardementen op grote
afstand. In de tweede wereldoorlog vooral ontwikkeld door de Duitsers voor het bombarderen van
Engeland vanuit Nederland, België en Frankrijk. Zie Wernher von Braun.
Reflectienevel: Een type nevel die zelf geen licht geeft, maar zichtbaar is doordat licht van sterren
wordt weerkaatst.
Reuzenster: Ster die groter van formaat is dan de meeste andere sterren.
Robot: Computergestuurde machine die mechanische handelingen kan verrichten.
Robotexpedities: Expedities in de ruimte waarbij gebruik gemaakt wordt van robots, voor foto’s, films
en metingen.
Rode dwerg: Kleine ster (0,08 tot 0,5 keer onze zon) die zo zuinig met zijn energiebron omgaat, dat de
temperatuur erg laag is (2500 K) en de levensduur erg lang (100 miljard jaar). Hoe ze zich precies
verder ontwikkelen is onbekend, doordat de levensduur zo ontzettend lang is. Waarschijnlijk
doven ze uiteindelijk gewoon uit en worden een zwarte dwerg.
Rode reus: Bepaalde types van sterren zwellen aan het eind van hun levensfase op tot een gigantisch
grote ster, die in verhouding weinig licht geeft. Na het stadium van rode reus storten ze weer in en
vormen juist een kleine donkere ster of zwart gat.
Röntgenstralen: Zie X-ray.
Röntgenastronomie of röntgensterrenkunde: is een jonge tak van de sterrenkunde, die hemellichamen
bestudeert aan de hand van de röntgenstraling die zij uitzenden of wegvangen (absorbtie).
Roodverschuiving: Wanneer het licht van hemellichamen die van ons af bewegen, is verschoven naar
de rode kant van het spectrum.
Ruimte: De ruimte is het heelal.
Ruimtestation: Ruimtevaartuig dat langere tijd in een baan om de aarde blijft en waar geregeld nieuwe
bemanningen naar toe gaan.
Ruimtevaart: Reizen in de ruimte buiten de dampkring.
Ruimteveer: Ruimteschip dat meermalen gebruikt kan worden en als een soort vliegtuig terugkeert in
de dampkring en landt. In Amerika hebben ze de spaceshuttles; van de acht exemplaren zijn er
twee verongelukt (Challenger, Columbia). Rusland heeft een soortgelijk ruimtevaartuig gehad:
Buran.
Saturnus: Zesde planeet in ons zonnestelsel.
Saggitarius: Sterrenbeeld “boogschutter”, een groep sterren aan de hemel in de vorm van een
boogschutter. De ecliptica loopt erdoorheen, waardoor dit sterrenbeeld hoort bij de dierenriem.
Satelliet: Voorwerp (al of niet door mensen gemaakt) dat draait om een ander voorwerp. De maan is
bijvoorbeeld een satelliet van de aarde.
Schwarzschildradius: De afstand rond een hemellichaam (zwart gat) waar de ontsnappingsnelheid
gelijk is aan de lichtsnelheid.
Sedna: Een in november 2003 ontdekt object, dat in het nieuws kwam als de 10e planeet. Inmiddels,
net als de 9e planeet Pluto, ingedeeld bij de dwergplaneten.
Skylab: Eerste echte ruimtestation, gelanceerd in 1973. In 1973 zijn er drie bemande vluchten naar toe
geweest. In 1979 is Skylab grotendeels in de dampkring verbrand, maar ook zijn er meerdere grote
stukken op aarde neergestort in en ten westen van Australië.
Spaceshuttle: Zie Ruimteveer.
Spectrum: De opeenvolgende kleuren licht die samen wit licht geven.
Spoetnik: Russische ruimtevaartuigen.
Ster: Gasvormig hemellichaam dat licht uitstraalt. De energie wordt verkregen door kernreacties in
het binnenste van de ster.
Sterrenbeeld: Verzameling van zichtbare sterren die op een bepaalde figuur lijkt. In werkelijkheid
hebben de sterren van een sterrenbeeld niets met elkaar te maken. Ze zijn toevallig zichtbaar in
dezelfde richting.
Sterrenhoop: Verzameling van duizenden sterren die door de onderlinge zwaartekracht bij elkaar
blijven.
Sterrenkunde: zie astronomie.
Sterrennevel: Verzameling van zoveel sterren, op grote afstand van ons, dat het een lichtgevende vlek
aan de hemel zichtbaar is, zonder duidelijke randen.
Sterrenregen: Nacht met extra veel vallende sterren.
Sterrenstelsel: Grote verzameling sterren die zich in verhouding dicht bij elkaar bevinden. Ons
sterrenstelsel, de melkweg, heeft de vorm van een schijf met spiraalarmen die uit sterren bestaan.
De doorsnee ervan is circa 1000.000 lichtjaar.
Sterrenwacht: Een instituut van waaruit de sterren en andere hemellichamen bekeken en bestudeerd
worden door middel van (radio)telescopen.
Stofschijf: Een schijf die bestaat uit gas- en stofdeeltjes. Deze schijf draait vaak om een (zeer) jonge
ster, waar later planeten uit gevormd worden.
Straling: Uitgezonden energie als golven (elektromagnetische straling) of als deeltjes (deeltjesstraling,
zoals alfastraling en bètastraling)
Superbel: een grote, hete, bijna lege ruimte van tientallen tot honderden lichtjaren in het heelal.
Supercluster: meerdere clusters, die zo dicht bij elkaar staan, dat ze zich in een gezamenlijk
zwaartekrachtsveld bevinden.
Superholte: is een gebied in het heelal waar geen sterrenstelsels voorkomen.
Supernova: Plotseling zeer heldere ster, veroorzaakt door het ontploffen van een bepaald soort ster aan
het einde van zijn bestaan. Nova = nieuw, dus een nieuwe ster aan de hemel. Soms zo fel dat hij
overdag goed te zien is.
Symbolen voor de planeten: Alle planeten van ons zonnestelsel hebben behalve een naam ook een
symbool gekregen, zoals: ♂ = Mars, ♀ = Venus
Taurus: Sterrenbeeld Stier. Een van de sterrenbeelden van de dierenriem.
Telescoop: Verrekijker voor zeer grote vergrotingen. Tele-scoop = ver-kijker (Grieks)
Terrestrische planeet: Een planeet waarvan het oppervlak is opgebouwd uit vaste stoffen, vegelijkbaar
met de aarde.
Terrestial Planet Finder: Nieuw type ruimte-telescoop voor het zoeken naar exoplaneten, die
waarschijnlijk pas rond 2015 gelanceerd zal worden.
Tijd: Doordat de afstanden in de ruimte zo groot zijn, is “tijd” altijd een belangrijke factor. Een reis
door de ruimte duurt (veel te) lang. Het licht van andere sterren is een lange tijd onderweg geweest
(tot miljarden jaren).
Titan: De grootste maan van de planeet Saturnus. En de naam van een bepaald type raket.
Transneptunisch object: een planetoïde of dwergplaneet die zich buiten de baan van Neptunus bevindt.
Tweelingster: Twee sterren die zo dicht bij elkaar staan dat ze om elkaar heen draaien, net zoals een
planeet om een ster draait.
UFO: Unindentified Flying Object, onbekend vliegend voorwerp. Vaak vliegende schotel genoemd,
omdat er veel waarnemingen zijn geweest van schijfvormige onbekende vliegende voorwerpen.
Volgens science fiction verhalen zijn ze bemand met buitenaardse wezens; volgens regeringen
gaat het om gezichtsbedrog, ballonnen, wolken, enz.
Universum: Het heelal.
Uranus: Zevende planeet in ons zonnestelsel.
Ursa Major: Andere naam voor het sterrenbeeld “Grote Beer”. Een bijnaam voor dit sterrenbeeld is
“de steelpan”.
Ursa Minor: Andere naam voor het sterrenbeeld “Kleine Beer”.
UV-straling: Ook wel UV-licht. Ultra Violette straling. Wordt naast zichtbaar licht ook door de zon en
andere sterren uitgestraald. Het menselijk oog is er niet gevoelig voor, dus is deze straling niet
zichtbaar.
V1 en V2: De naam van de rakettypes waarmee Duitsland in de tweede wereldoorlog bommen naar
Engeland schoot. Ontwikkeld door Wernher von Braun. De verdere ontwikkeling van deze
raketten heeft geleid tot de grote raketten die voor de ruimtevaart worden gebruikt.
Vallende ster: Ook wel een meteoor genoemd. Het is een stuk gesteende dat vanuit de ruimte met hoge
snelheid in de atmosfeer komt, daardoor sterk wordt afgeremd en door de wrijvingswarmte
meestal totaal verbrandt. Dat kun je zien als een lichtstreep aan de hemel. Heeft dus niets met een
ster te maken.
Venus: Tweede planeet in ons zonnestelsel.
Veranderlijke ster: Ster waarvan de helderheid niet altijd hetzelfde is
Verne, Jules (1828-1905): Franse schrijver, die een meester was in het schrijven van science-fiction
boeken. Boeken over de toekomst, over reizen naar de maan en naar het middelpunt van de aarde
en over allerlei fantastische uitvindingen. Veel van de door hem beschreven toekomstfantasieën
zijn later aardig uitgekomen.
VLA (Very Large Array): Eén van de bekendste astronomische observatoria ter wereld dat zich in de
Amerikaanse staat New Mexico bevindt en bestaat uit 27 identieke radioantennes die gebruikt
worden voor tal van astronomische doeleinden. Dit reusachtig grote observatorium maakt deel uit
van de National Radio Astronomy Observatory van Amerika en het hele complex bevindt zich op
een vlakte die zich 2.214 meter boven de zeespiegel bevindt. Elke radioantenne heeft een gewicht
van 209 ton, een diameter van 25 meter en kunnen afzonderlijk verplaatst worden door middel van
een netwerk van spoorlijnen waarop deze antennes gemonteerd werden.
Water: Belangrijke stof op aarde. Zonder water is er nauwelijks leven mogelijk, dus zoeken de
wetenschappers naar het voorkomen van water op de maan en op andere planeten. Dat wij ons
geen leven zonder water kunnen voorstellen, betekent natuurlijk niet dat het onmogelijk is.
Misschien is buitenaards leven helemaal niet met ons leven te vergelijken.
Waterstof: Het lichtste element. Komt in gigantische hoeveelheden voor in sterren en gasplaneten,
zoals Jupiter en Saturnus.
Wereld: Onze leefomgeving, dus de aarde. Een wereldkaart is een kaart van de hele aarde.
Witte dwerg: Eindstadium van een ster. Afhankelijk van de grootte van de ster kan hij eindigen als
witte dwerg, neutronenster, quarkster of zwart gat.
Wormgat: Een soort binnendoorweggetje in het heelal, de tijdruimte. Alleen als uitkomst van
rekenwerk theoretisch misschien mogelijk, maar misschien ook wel grote onzin.
X-ray: Ooit de naam voor pasontdekte en nog onbekende straling, later röntgenstraling genoemd.
Komt in grote hoeveelheden voor in de ruimte. Sommige sterren stralen meer röntgenstraling uit
dan licht.
Yang, Liwei (1965-…): Eerste Chinese ruimtevaarder. Maakte ruimtereis in 2003, ongeveer 40 jaar
na de Russen en de Amerikanen.
Zenit: Het punt dat recht boven je ligt aan de hemel.
Zon: De ster waar de aarde omheen draait en die zo dichtbij staat dat de aarde daar haar licht en
warmte vandaan krijgt, waardoor het leven op aarde mogelijk is.
Zonnemassa: een standaard eenheid, gelijk aan de massa van de Zon, die sterrenkundigen gebruiken
om de massa van andere objecten in het heelal uit te drukken, zoals van andere sterren en
melkwegstelsels.
Zonnestelsel: Gebied van een ster met alle daar omheen draaiende voorwerpen, zoals planeten,
kometen, gaswolken.
Zonnevlekken: Iets koelere en donkerder plekken op de zon die slechts tijdelijk aanwezig zijn. Er zijn
periodes met veel en periodes met weinig zonnevlekken, waarbij het nog onduidelijk is of ze
invloed hebben op het klimaat op aarde.
Zonnewind: De stroom geladen deeltjes die de zon uitzendt.
Zonsverduistering: Ontstaat al de maan zich tussen de aarde en de zon bevindt. Als de maan zich
precies midden voor de zon bevindt, ontstaat er een totale zonsverduistering.
Zuurstof: Zie de tekst bij water en vervang het woord “water” door “zuurstof”.
Zwaartekracht: Aantrekkingskracht die massa’s op elkaar uitoefenen. Hoe groter de massa, hoe sterker
de zwaartekracht. Door de zwaartekracht van de aarde valt alles naar beneden. Door de
zwaartekracht van de zon blijft de aarde er om heen draaien.
Zwarte dwerg: Een afgekoelde witte dwerg.
Zwart gat: Object in de ruimte dat zo compact is en daardoor een zo sterke zwaartekracht heeft, dat
zelfs lichtstralen er niet uit kunnen ontsnappen. Een zwart gat kan dus nooit zichtbaar zijn, maar
moet aangetoond worden door de verstoorde beweging van sterren in de buurt ervan.
Download