Hoge bloeddruk (hypertensie) is meestal een aandoening die over het algemeen geen symptomen veroorzaakt en waarbij een abnormaal hoge druk in de slagaders een verhoogde kans geeft op aandoeningen als herseninfarct, aneurysma, hartfalen, hartinfarct en nierbeschadiging. Veel mensen associëren hoge bloeddruk met overmatige spanning, nervositeit of stress. Medisch gezien verwijst de term echter naar elke vorm van verhoogde bloeddruk, ongeacht de oorzaak. Hoge bloeddruk wordt wel de 'stille moordenaar' genoemd, omdat de aandoening vele jaren zonder symptomen kan bestaan tot er een vitaal orgaan wordt beschadigd. Naar schatting lijdt ongeveer 25% van de Nederlandse bevolking aan hoge bloeddruk. Ongeveer 75% van hen wordt daarvoor behandeld. Bij het meten van de bloeddruk worden steeds twee waarden bepaald. De hoogste waarde wordt gemeten tijdens het samentrekken van het hart (systole), terwijl de laagste waarde wordt gemeten wanneer het hart zich tussen twee slagen in ontspant (diastole). De bloeddruk wordt genoteerd als de systolische druk, gevolgd door een schuine streep en dan de diastolische druk, bijvoorbeeld 120/80 mm Hg (millimeter kwik). Men spreekt dan van een bloeddruk van 'honderdtwintig over tachtig'. De definitie van hoge bloeddruk is een systolische bloeddruk in rust van gemiddeld 140 mm Hg of hoger, een diastolische druk in rust van gemiddeld 90 mm Hg of hoger, of beide. In geval van hoge bloeddruk is vaak zowel de systolische als de diastolische druk verhoogd. Bij systolische hypertensie is de systolische druk 140 mm Hg of hoger, terwijl de diastolische druk normaal is, dat wil zeggen lager dan 90 mm Hg. Systolische hypertensie komt vaker voor naarmate iemand ouder wordt. Bij vrijwel iedereen neemt de bloeddruk toe met de leeftijd, waarbij de systolische druk tot zeker het 80ste levensjaar blijft toenemen, en de diastolische druk tot een leeftijd van 55 of 60 jaar, waarna de druk constant blijft of zelfs daalt. Maligne hypertensie is een zeer ernstige vorm van hoge bloeddruk, waaraan de patiënt zonder behandeling gewoonlijk binnen drie tot zes maanden overlijdt. Het is een tamelijk zeldzame aandoening: slechts 1 op de 200 mensen met hoge bloeddruk lijdt eraan. Maar de aandoening komt veel vaker voor bij mannen dan bij vrouwen, en vaker bij mensen uit de lagere sociaal-economische groepen dan bij mensen met een hogere sociaal-economische status. Maligne hypertensie vereist onmiddellijk medisch ingrijpen. Indeling bloeddruk bij volwassenen Als de systolische en de diastolische bloeddruk in verschillende categorieën vallen, wordt de hoogste categorie gebruikt om de bloeddruk in te delen. Zo wordt een bloeddruk van 160/92 gerekend tot matig verhoogde bloeddruk, terwijl 180/120 zeer ernstig verhoogde bloeddruk is. Het laagste risico van hart- en vaatproblemen loopt men bij een bloeddruk lager dan 120/80 mm Hg, maar ongewoon lage metingen moeten nader worden onderzocht. Categorie Systolische bloeddruk Diastolische bloeddruk Normale bloeddruk Lager dan 130 mm Hg Lager dan 85 mm Hg Hoognormale bloeddruk 130-139 85-89 Licht verhoogde bloeddruk 140-159 90-99 Matig verhoogde bloeddruk 160-179 100-109 Ernstig verhoogde bloeddruk 180-209 110-119 Zeer ernstig verhoogde bloeddruk 210 of hoger 120 of hoger Regulatie van de bloeddruk Een verhoging van de druk in de slagaders kan op diverse manieren tot stand komen. Om te beginnen kan het hart krachtiger gaan pompen, zodat er per seconde meer bloed in de vaten wordt gepompt. Ook is het mogelijk dat de grote slagaders hun elasticiteit verliezen en stug worden, zodat ze niet meer kunnen uitzetten als het hart er bloed doorheen pompt. Dat betekent dat het bloed bij elke hartslag door het hart in een kleinere ruimte wordt gepompt, zodat de druk oploopt. Dit gebeurt bij ouderen die lijden aan arteriosclerose, waarbij de wanden van de slagaders verdikken en stug worden. De bloeddruk wordt ook hoger als de kleinere slagaders (arteriolen) zich tijdelijk samentrekken (vasoconstrictie) als gevolg van stimulatie door zenuwen of door hormonen in het bloed. Een derde oorzaak waardoor de bloeddruk kan worden verhoogd, is door extra vloeistof in de bloedsomloop. Dat vindt plaats wanneer de nieren niet goed werken en niet voldoende zout en water uit het lichaam kunnen verwijderen. Het bloedvolume in het lichaam wordt dan groter en dus stijgt de bloeddruk. Omgekeerd daalt de bloeddruk als de pompwerking van het hart vermindert, als de slagaders verwijd zijn of als er vloeistof aan de bloedsomloop wordt onttrokken. Deze factoren worden beïnvloed door aanpassingen van de nierfunctie en het autonome zenuwstelsel, het deel van het zenuwstelsel dat allerlei lichaamsfuncties automatisch reguleert. Een regelmechanisme voor de bloeddruk: het renineangiotensine-aldosteronsysteem Het sympathische zenuwstelsel, een deel van het autonome zenuwstelsel, kan de bloeddruk tijdelijk verhogen bij de 'fight-or-flight' reactie, de reactie van het lichaam op gevaar. Het sympathische zenuwstelsel verhoogt daarbij zowel de frequentie als de kracht van de hartslag. Ook zorgt het ervoor dat de kleinere slagaders zich op de meeste plaatsen samentrekken, maar zich verwijden op die plaatsen waar extra bloed nodig is, zoals in de skeletspieren. Verder zorgt het sympathische zenuwstelsel ervoor dat de nieren minder water en zout uitscheiden, waardoor het bloedvolume van het lichaam toeneemt. Ten slotte geeft het sympathische zenuwstelsel de hormonen epinefrine (adrenaline) en norepinefrine (noradrenaline) af, die het hart en de bloedvaten stimuleren. De nieren beïnvloeden de bloeddruk op diverse manieren. Als de bloeddruk stijgt, gaan ze meer water en zout uitscheiden, zodat het bloedvolume daalt en de bloeddruk weer normaal wordt. Als daarentegen de bloeddruk daalt, scheiden de nieren juist minder water en zout uit, zodat het bloedvolume toeneemt en de bloeddruk weer naar normale waarden stijgt. De nieren kunnen de bloeddruk ook verhogen door het enzym renine af te scheiden. Dit enzym zorgt voor de aanmaak van het hormoon angiotensine, dat op zijn beurt de afgifte van het hormoon aldosteron op gang brengt. Omdat de nieren een belangrijke rol spelen bij het regelen van de bloeddruk, leiden veel nieraandoeningen en afwijkingen tot hoge bloeddruk. Zo kan een vernauwing in de slagader die een van de nieren van bloed moet voorzien (nierslagaderstenose) leiden tot hoge bloeddruk. Ook verschillende vormen van nierontsteking en beschadigingen aan een of beide nieren kunnen de bloeddruk doen stijgen. Als een verandering in het lichaam leidt tot toename van de bloeddruk, treedt er meteen een compensatiemechanisme in werking dat probeert de bloeddruk weer naar een normaal peil te brengen. Als bijvoorbeeld de hoeveelheid bloed dat door het hart wordt rondgepompt toeneemt, waardoor meestal de bloeddruk stijgt, zetten de bloedvaten uit en scheiden de nieren meer zout en water uit, waardoor de bloeddruk meestal weer daalt. Maar bij arteriosclerose verliezen de wanden van de slagaders hun elasticiteit, zodat ze niet meer zo gemakkelijk kunnen uitzetten om de bloeddruk weer tot normale waarden te verlagen. Arteriosclerose in de nieren kan tot gevolg hebben dat de nieren niet meer zo goed zout en water kunnen uitscheiden, waardoor de bloeddruk vaak stijgt. De pieken en dalen van de bloeddruk Gedurende het leven vertoont de bloeddruk van nature een zekere variatie. Baby's en kinderen hebben gewoonlijk een veel lagere bloeddruk dan volwassenen. Ook wordt de bloeddruk beïnvloed door inspanning: tijdens activiteit heeft iemand een hogere bloeddruk dan in rust. Verder varieert de bloeddruk gedurende de dag: 's morgens is deze het hoogst en 's nachts tijdens de slaap het laagst. Oorzaken Bij ongeveer 90% van de mensen met hoge bloeddruk is de oorzaak niet bekend en wordt de aandoening essentiële, idiopathische of primaire hypertensie genoemd. Waarschijnlijk heeft een essentiële hypertensie meerdere oorzaken. Mogelijk is een combinatie van diverse veranderingen in hart en bloedvaten verantwoordelijk voor de verhoogde bloeddruk. Als de oorzaak wél bekend is, spreekt men van secundaire hypertensie. Bij 5 tot 10% van de mensen wordt hoge bloeddruk veroorzaakt door een nierziekte. Bij 1 tot 2% is de oorzaak een hormonale aandoening of het gevolg van geneesmiddelengebruik, zoals orale anticonceptie. In zeldzame gevallen kan de hoge bloeddruk worden veroorzaakt door een feochromocytoom, een tumor van de bijnier die de hormonen epinefrine (adrenaline) en norepinefrine (noradrenaline) produceert. Factoren als overgewicht, veel zitten, stress en overmatig gebruik van alcohol of zout kunnen een rol spelen bij het ontstaan van hoge bloeddruk bij mensen die hiervoor een erfelijke aanleg hebben. Stress zorgt meestal voor een tijdelijke verhoging van de bloeddruk, die weer tot normale waarden daalt zodra de stress voorbij is. Dit verklaart de zogenaamde 'wittejashypertensie', waarbij tijdens een bezoek aan de arts de bloeddruk stijgt door nervositeit van de patiënt. Deze stijging kan dusdanig zijn dat bij iemand die eigenlijk een normale bloeddruk heeft toch de diagnose hoge bloeddruk wordt gesteld. Er wordt wel verondersteld dat bij mensen die hiervoor gevoelig zijn dergelijke kortdurende verhogingen van de bloeddruk schade kunnen aanrichten die uiteindelijk leidt tot een permanent verhoogde bloeddruk, zelfs als er geen sprake meer is van stress. Maar de theorie dat tijdelijk verhoogde bloeddruk kan leiden tot permanente hoge bloeddruk is niet bewezen. Symptomen Bij de meeste mensen veroorzaakt hoge bloeddruk geen symptomen, al treden af en toe toevallig symptomen op die vaak ten onrechte worden geassocieerd met hoge bloeddruk, zoals hoofdpijn, neusbloedingen, duizeligheid, een rood aangelopen gezicht en vermoeidheid. Deze symptomen treden echter even vaak op bij mensen met een normale bloeddruk. Bij ernstige of langdurig verhoogde en niet behandelde bloeddruk kunnen symptomen als hoofdpijn, vermoeidheid, misselijkheid, braken, kortademigheid, rusteloosheid en wazig zien optreden als gevolg van beschadiging van hersenen, ogen, hart en nieren. Mensen met ernstig verhoogde bloeddruk kunnen soms slaperig zijn of zelfs in coma raken als gevolg van het opzwellen van de hersenen (hersenoedeem). Deze aandoening, die bekend staat als hypertensieve encefalopathie, moet onmiddellijk worden behandeld. Diagnose De bloeddruk wordt gemeten nadat de patiënt vijf minuten lang heeft gezeten of gelegen. Een bloeddruk van 140/90 mm Hg of hoger wordt als hoog beschouwd, maar de diagnose kan niet na één verhoogde meting worden gesteld en soms zelfs niet na meerdere verhoogde metingen. Als bij de eerste meting de bloeddruk verhoogd lijkt te zijn, wordt de druk nogmaals gemeten en daarna nog eens twee keer op minstens twee andere dagen om zeker te weten of de verhoogde bloeddruk blijft bestaan. Met de metingen wordt niet alleen de aanwezigheid maar ook de ernst van de hoge bloeddruk bepaald. Als de diagnose hoge bloeddruk is gesteld, worden gewoonlijk de gevolgen daarvan voor de vitale organen, vooral de bloedvaten, het hart, de hersenen en de nieren onderzocht. De enige plaats waar het effect van hoge bloeddruk op de kleine slagaders rechtstreeks kan worden waargenomen, is het netvlies (de retina, de lichtgevoelige membraan tegen de achterkant binnen in het oog). Daarbij wordt aangenomen dat de bloedvaten elders in het lichaam (bijvoorbeeld in de nieren) soortgelijke veranderingen hebben ondergaan als die in het netvlies. Het netvlies wordt onderzocht met behulp van een oftalmoscoop (een instrument waarmee de binnenkant van het oog kan worden bekeken). De mate waarin het netvlies is aangetast (retinopathie), is een indicatie voor de ernst van de hoge bloeddruk. Veranderingen in het hart, vooral vergroting van het hart doordat het bloed tegen een hogere druk in moet worden rondgepompt, hetgeen meer inspanning van het hart vergt, kunnen worden opgespoord met behulp van elektrocardiografie en thoraxfoto's. In een vroeg stadium zijn dergelijke afwijkingen het best te constateren met behulp van echocardiografie (een onderzoek waarbij met behulp van ultrasone geluidstrillingen een afbeelding van het hart wordt gemaakt). Een van de eerste door hoge bloeddruk veroorzaakte veranderingen in het hart is een abnormaal hartgeluid, de zogenaamde vierde harttoon die met een stethoscoop kan worden waargenomen. De eerste aanwijzingen voor nierbeschadiging worden voornamelijk opgespoord door urineonderzoek. Als in de urine bloedcellen en albumine (een bepaald type eiwit) worden aangetroffen, kan dit wijzen op beschadiging. Ook zal worden gezocht naar de oorzaak van de hoge bloeddruk, vooral bij jongere mensen, al wordt bij slechts minder dan 10% van de patiënten een oorzaak gevonden. Hoe hoger de bloeddruk en hoe jonger de patiënt, des te uitgebreider er wordt gezocht naar een oorzaak. Dat kan gebeuren door middel van röntgenopnamen en isotopenonderzoek van de nieren, thoraxfoto's en onderzoek van bloed en urine op de aanwezigheid van bepaalde hormonen. Om nierproblemen op te sporen, zal een arts eerst vragen naar de ziektegeschiedenis, vooral naar eerdere nieraandoeningen. Tijdens het daaropvolgende lichamelijk onderzoek wordt bepaald of de buik ter hoogte van de nieren gevoelig is. Met een stethoscoop wordt de buik beluisterd om te bepalen of er een 'bruit' te horen is (het geluid dat het bloed maakt als het door een vernauwing in de nierslagader wordt geperst). Er kan een urinemonster naar het laboratorium worden gestuurd voor analyse en zo nodig wordt met röntgenopnamen of echoscopie de bloedtoevoer naar de nieren gecontroleerd of worden andere nierfunctietests uitgevoerd. Als de hoge bloeddruk wordt veroorzaakt door een feochromocytoom, zijn er in de urine afbraakproducten te vinden van de hormonen epinefrine (adrenaline) en norepinefrine (noradrenaline). De overmaat aan deze hormonen leidt gewoonlijk ook tot symptomen als zware hoofdpijn, angstgevoelens, hartkloppingen (het gevoel van een versnelde of onregelmatige hartslag), overmatig transpireren, trillende handen en een bleke huid. Met behulp van bepaalde routineonderzoeken kunnen andere zeldzame oorzaken van hoge bloeddruk worden opgespoord. Zo kan hyperaldosteronisme worden opgespoord door het kaliumgehalte in het bloed te meten en kan door de bloeddruk in de beide armen te meten een coarctatie (vernauwing) van de aorta worden vastgesteld. Enkele oorzaken van secundaire hypertensie Nierziekten nierslagaderstenose nierbekkenontsteking glomerulonefritis niertumoren polycysteuze nierziekte (meestal erfelijk) nierbeschadigingen invloed van radiotherapie op de nieren Hormonale aandoeningen hyperaldosteronisme syndroom van Cushing feochromocytoom Geneesmiddelen en aanverwante stoffen orale anticonceptie corticosteroïden ciclosporine erytropoëtine cocaïne alcoholmisbruik drop (in overmatige hoeveelheden) Andere oorzaken vernauwing van de aorta (aortacoarctatie) preëclampsie (zwangerschapsvergiftiging) als complicatie bij zwangerschap acute intermitterende porfyrie acute loodvergiftiging Prognose Bij onbehandelde hoge bloeddruk bestaat een verhoogde kans op het ontstaan van hartziekten (zoals hartfalen of een hartinfarct), nierinsufficiëntie of een herseninfarct ('beroerte') op jonge leeftijd. Hoge bloeddruk is de voornaamste risicofactor voor het ontstaan van een herseninfarct en is ook een van de drie belangrijke risicofactoren voor een hartinfarct (myocardinfarct) waar men iets aan kan doen; de andere twee zijn roken en een verhoogd cholesterolgehalte in het bloed. Als de hoge bloeddruk wordt behandeld, neemt de kans op een herseninfarct of hartfalen sterk af; ook de kans op een hartinfarct kan dalen, zij het minder sterk. Van de patiënten met maligne hypertensie is zonder behandeling minder dan 5% na een jaar nog in leven. Behandeling Essentiële hypertensie is niet te genezen, maar kan wel worden behandeld om complicaties te voorkomen. Omdat hoge bloeddruk zelf geen symptomen veroorzaakt, worden gewoonlijk geen behandelingen voorgeschreven die onaangenaam zijn of de patiënt dwingen de levenstijl te wijzigen. Vóór er medicijnen worden voorgeschreven, worden eerst andere behandelwijzen uitgeprobeerd. Patiënten met hoge bloeddruk die te zwaar zijn, krijgen het advies hun gewicht weer op peil te brengen. Veranderingen in de eetgewoonten zijn voor mensen met diabetes mellitus, vetzucht of een te hoog cholesterolgehalte in het bloed ook van belang voor de algehele conditie van hart en bloedvaten. Als de patiënt minder dan 2,3 gram natrium of 6 gram natriumchloride per dag gebruikt (maar ondertussen wel zorgt dat voldoende calcium, magnesium en kalium wordt ingenomen) en per dag niet meer dan 75 cl bier, 25 cl wijn of 5 cl sterke drank (met 50% alcohol) drinkt, is behandeling met geneesmiddelen tegen hoge bloeddruk soms niet meer nodig. Niet al te intensieve aerobicsoefeningen kunnen ook zinvol zijn. Mensen met essentiële hypertensie hoeven hun bezigheden niet te beperken, zolang hun bloeddruk onder controle blijft. Wel dienen ze te stoppen met roken. Mensen met hoge bloeddruk wordt vaak aangeraden regelmatig thuis hun bloeddruk te meten, aangezien dit er vaak toe leidt dat ze de voorschriften van de arts beter opvolgen. Behandeling met geneesmiddelen Het is vrijwel altijd mogelijk om hoge bloeddruk te reguleren met een van de vele beschikbare geneesmiddelen, maar de behandeling moet op de individuele patiënt worden toegespitst. Behandeling heeft de grootste kans van slagen als de patiënt en de arts goed met elkaar overleggen en gezamenlijk aan een behandelingsprogramma werken. De deskundigen zijn het er nog niet over eens in welke mate hoge bloeddruk bij behandeling moet worden verlaagd en wanneer en hoe een licht verhoogde bloeddruk (categorie 1) moet worden behandeld. Men is het er echter wel over eens dat het risico toeneemt naarmate de bloeddruk stijgt, zelfs binnen de grenzen van een normale bloeddruk. Sommige deskundigen zijn daarom van mening dat elke verhoging, hoe gering ook, dient te worden behandeld en dat de hoge bloeddruk zoveel mogelijk moet worden teruggebracht. Anderen beweren dat door de bloeddruk beneden een bepaald minimum te verlagen de kans op een hartinfarct of plotseling overlijden juist kan toenemen, vooral bij mensen die lijden aan een ziekte van de kransslagaders. De verschillende soorten geneesmiddelen verlagen de bloeddruk via uiteenlopende mechanismen. Sommige artsen behandelen stapsgewijs met geneesmiddelen: ze beginnen met één medicijn en voegen daar dan indien nodig andere middelen aan toe. Anderen passen de middelen liever één voor één toe: als het ene middel niet blijkt te werken, vervangen ze het door een ander. Bij de keuze van geneesmiddelen wordt gelet op factoren als leeftijd, geslacht en ras van de patiënt, de ernst van de hoge bloeddruk, eventuele andere aandoeningen, zoals diabetes mellitus of een verhoogd cholesterolgehalte in het bloed, de mogelijke bijwerkingen die van middel tot middel variëren en de kosten van de middelen zelf en van eventuele tests die nodig zijn om te bepalen hoe veilig ze zijn. De meeste mensen verdragen de voorgeschreven middelen tegen hoge bloeddruk (antihypertensiva) goed, maar elk middel kan bijwerkingen veroorzaken. Als dergelijke bijwerkingen zich voordoen, moet de patiënt dit melden aan de arts, zodat de dosis kan worden aangepast of kan worden overgeschakeld op een ander middel. De eerste middelen waarmee meestal wordt geprobeerd de hoge bloeddruk te verlagen zijn thiaziden of thiazide-achtige middelen, vochtafdrijvende middelen op thiazidebasis (zgn. thiazidediuretica). Dergelijke middelen helpen de nieren bij het uitscheiden van zout en water, waardoor het totale vochtvolume in het lichaam afneemt zodat de bloeddruk daalt. Deze middelen zorgen er ook voor dat de bloedvaten worden verwijd. Aangezien het gebruik van vochtafdrijvende middelen er ook toe leidt dat kalium wordt uitgescheiden in de urine, moet de patiënt tegelijk met deze middelen soms extra kalium innemen of middelen die het kaliumverlies beperken (kaliumsparende medicijnen). Vochtafdrijvende middelen werken vooral goed bij ouderen, mensen met overgewicht en patiënten met hartfalen of chronische nierinsuffiëntie. Adrenerge receptorblokkerende stoffen, een groep geneesmiddelen waartoe de alfablokkers, de bètablokkers en de alfa-bètablokker labetalol behoren, blokkeren de werking van het sympathische zenuwstelsel, het stelsel dat snel op stress kan reageren door de bloeddruk te verhogen. De bètablokkers zijn de meest gebruikte soort in deze categorie: ze worden vooral toegepast bij jonge mensen en bij mensen die een hartinfarct hebben gehad of die last hebben van een te snelle hartslag, pijn op de borst (angina pectoris) of migraine. 'Angiotensinconverting enzyme'-remmers (ACE-remmers) verlagen de bloeddruk door de slagaders te verwijden. Ze worden vooral toegepast bij jonge mensen, bij mensen met hartfalen of met eiwit in de urine als gevolg van chronische of diabetische nierziekten en bij mannen die impotent zijn als bijwerking van een ander middel. Angiotensine II-blokkers verlagen de bloeddruk via een mechanisme dat lijkt op dat van de ACE-remmers, maar veel directer werkt. Het lijkt erop dat deze middelen door de wijze waarop ze werken minder bijwerkingen veroorzaken. Calciumantagonisten zorgen ook voor verwijding van de bloedvaten, maar werken via een geheel ander mechanisme. Ze worden vooral toegepast bij ouderen en bij patiënten met pijn op de borst (angina pectoris), bepaalde vormen van te snelle hartslag of migraine. Recente meldingen duiden erop dat mensen die snelwerkende calciumantagonisten gebruiken een grotere kans hebben om te overlijden aan een hartinfarct, maar dergelijke effecten zijn tot nu toe niet gemeld met betrekking tot langwerkende calciumantagonisten. Rechtstreeks werkende vaatverwijdende middelen zorgen voor verwijding van de bloedvaten via weer een ander mechanisme. Middelen uit deze groep worden nooit afzonderlijk gegeven, maar worden als tweede geneesmiddel toegevoegd als een ander middel de bloeddruk onvoldoende doet dalen. Bij noodsituaties als gevolg van hoge bloeddruk, bijvoorbeeld maligne hypertensie, moet de bloeddruk snel worden verlaagd. Daarvoor bestaan diverse middelen, waarvan de meeste intraveneus worden toegediend. Deze middelen zijn onder meer diazoxide, nitroprusside, nitroglycerine en labetalol. Nifedipine, een calciumantagonist, werkt zeer snel en kan oraal worden toegediend; het kan echter leiden tot te lage bloeddruk, zodat de patiënt zorgvuldig moet worden gecontroleerd. Behandeling van secundaire hypertensie Behandeling van secundaire hypertensie hangt af van de onderliggende oorzaak van de hoge bloeddruk. Als er sprake is van een nierziekte, kan behandeling daarvan soms ertoe leiden dat de bloeddruk weer normaal wordt of ten minste daalt, zodat behandeling met geneesmiddelen effectiever is. Een vernauwing in de slagader naar de nieren kan worden verholpen door een katheter met een ballonnetje aan het uiteinde in de slagader te brengen en vervolgens het ballonnetje op te blazen. Ook is het mogelijk een omleiding aan te leggen om het vernauwde deel van de slagader. Vaak wordt met een dergelijke behandeling ook de hoge bloeddruk opgeheven. Als de hoge bloeddruk wordt veroorzaakt door een tumor, zoals een feochromocytoom, kan de tumor meestal operatief worden verwijderd.