Jaarplanning wereldoriëntatie: Ankers: 5 de leerjaar Anker 1

advertisement
Jaarplanning wereldoriëntatie: Ankers: 5de leerjaar
Anker 1: Omgaan met geld
-
-
Hoe wordt de prijs van iets bepaald?
 Je weet wat winst, verlies en vervoerskosten zijn.
 Je weet hoe winst en verlies de prijs van een product kunnen wijzigen.
Grondstoffen en productiekosten bepalen mee de prijs.
 Je weet wat grondstoffen zijn.
 Je weet wat productiekosten zijn.
 Je kunt een voorbeeld geven hoe grondstoffen de prijs van een product kunnen
wijzigen.
 Je kunt een voorbeeld geven hoe productiekosten de prijs van een product kunnen
wijzigen.
Anker 2: functioneren in de samenleving
-
-
-
Mijn gemeente
 Je kent de opdrachten van de gemeente
 Je kent de taken van de burgemeester, de gemeenteraad, de schepenen, het OCMW
en de gemeentesecretaris. Je kunt vertellen hoe de gemeenteraad wordt verkozen.
 Je kunt vertellen hoe de verschillende functies in de gemeente worden aangeduid.
Stereotypen en vooroordelen: zet eens een andere bril op.
 Je weet wat stereotypen en vooroordelen zijn.
 Je herkent stereotypen en vooroordelen in je omgeving.
 Je kunt verwoorden hoe stereotypen en vooroordelen oorzaak kunnen zijn van
discriminatie.
 Je wee hoe je stereotypen en vooroordelen kunt weerleggen.
Een democratisch bestuur: daar gaan we voor!
 Je kunt de taken van het parlement, de regering, de rechtbanken, de koning en de
pers in ons land in je eigen woorden uitleggen.
 Je kunt verwoorden wat een democratisch bestuur is.
 Je herkent een niet- democratisch land.
Anker 3: technisch denken
-
Hoe degelijk is een product?
 Je kunt een voorbeeld geven van een product waarvan je kunt zeggen dat het
specifiek uit een bepaalde cultuur komt.
 Je kunt een voorbeeld geven van een product waarvan je kunt zeggen dat het in een
bepaalde tijd werd gebruikt en daarna niet meer.
 Je kunt een voorbeeld geven van een product dat aan de vooropgestelde eisen
voldoet.
Anker 4: inzichten in levenswijzen; planten en dieren ordenen
-
Dieren zijn aangepast.
 Je kunt zeggen hoe dieren zijn aangepast om zich in leven te houden.
 Je kunt er telkens enkele voorbeelden bij geven.
Anker 5: ruimtevoorstellingen gebruiken
-
We ontdekken de wereld
 De zes werelddelen aanduiden en benoemen op de wereldkaart en globe.
 je kunt op de wereldkaart en globe aanduiden en benoemen: de werelddelen, de
evenaar, de oceanen, de polen, enkele belangrijke rivieren, enkele belangrijke
gebergte, enkele belangrijke wereldzeeën.
Anker 6: zich in de ruimte oriënteren
-
Ik kan me oriënteren
 Je kunt je oriënteren, de (tussen)windrichtingen benoemen en vertellen wat zich daar
bevindt met een:
 Grondplan
 Kaart van de gemeente
 wegenkaart
Anker 7: de tijd ordenen
-
-
-
-
-
De tijd van burchten en steden/de middeleeuwen
 Je kunt de middeleeuwen aanduiden op een tijdbalk.
 Je kunt het dagelijks leven in de middeleeuwen omschrijven.
 Je kent drie belangrijke gebeurtenissen of personen uit de middeleeuwen.
De rijd van vorsten en ontdekkingen/de nieuwe tijden
 Je kunt de nieuwe tijd aanduiden op een tijdbalk.
 Je kunt het dagelijks leven in de nieuwe tijd omschrijven.
 Je kent drie belangrijke gebeurtenissen of personen uit de nieuwe tijd.
De tijd van volkeren
 Je kunt de nieuwste tijd aanduiden op een tijdbalk.
 Je kunt het dagelijks leven in de nieuwste tijd omschrijven.
 Je kent drie belangrijke gebeurtenissen of personen uit de nieuwste tijd.
De eigen tijd/onze tijd
 Je kunt de eigen tijd aanduiden op de tijdbalk.
 Je kunt het dagelijks leven in de eigen tijd omschrijven.
 Je kent drie belangrijke gebeurtenissen of personen uit de eigen tijd.
De historische perioden van de Europese geschiedenis
 Je kunt de historische perioden van de Europese geschiedenis in de juiste volgorde
opsommen.
 Je kunt de historische perioden van de Europese geschiedenis dateren met behulp van
een tijdlijn.
 Je kunt met twee voorbeelden aantonen dat de historische perioden van de Europese
geschiedenis niet kunnen worden gebruikt om de geschiedenis van een andere cultuur
in te delen.
Anker 8: ruimtelijke inrichting beschrijven
-
Landschappen vergelijken (1)
 Je kunt een landschap in Laag- België beschrijven.
 Je kunt je eigen streek beschrijven.
 Je kunt die twee landschappen met elkaar vergelijken.
 Je kunt een landschap benoemen als landelijk, stedelijk, toeristisch of industrieel.
Anker 9: zorg dragen voor de gezondheid
-
Groot worden!
 Je kunt op een levenslijn de verschillende leeftijdsfasen aanduiden en benoemen.
 Je kunt in je eigen woorden vertellen wat er specifiek is voor elke periode.
 Je kunt een voorbeeld geven van iemand waar het opgroeien niet gebeurt zoals het
zou moeten verlopen.
Anker 10: eenvoudige proeven uitvoeren
-
-
-
Vast, vloeibaar, gasvormig (1)
 Je kunt drie voorbeelden geven van een vloeistof, een gas en een vaste stof.
 Je weet hoe je een vloeistof moet verplaatsen en bewaren.
 Je weet hoe je een gas kunt verplaatsen en bewaren.
 Je weet hoe je een vaste stof kunt verplaatsen en bewaren.
 Je weet wat de vorm van een vaste stof bepaalt.
 Je weet wat de vorm van een vloeistof bepaalt.
 Je weet wat de vorm van een gas bepaalt.
Vast, vloeibaar, gasvormig (2)
 Je kent de namen van de overgangen: vast, vloeibaar, gas en omgekeerd.
 Je kunt twee voorbeelden geven van die overgangen (smelten, stollen, verdampen,
condenseren)
Uitzetten en inkrimpen
 Je weet hoe vaste stoffen, vloeistoffen en gassen reageren op verwarming en
afkoeling.
 Je kent een gebruiksvoorwerp dat werkt met uizetting van een vloeistof.
 Je kent een situatie waar we rekening houden met de uitzetting van warmte.
Anker 11: het weer beschrijven
-
-
Een klimatogram maken
 Je kunt een klimatogram lezen en begrijpen.
 Je kunt op een klimatogram de warmste maand, de koudste maand, de droogste
maand, de natste maand aflezen.
 Je kunt de gemiddelde jaartemperatuur en de totale hoeveelheid neerslag berekenen.
Warm, koud, nat, droog?
 Je kunt en klimatogram lezen.
Draag jij een short in de winter?
 Je weet waar er een droog/warm/koud/gematigd klimaat op de aarde is.
 Je kunt de gemiddelde jaartemperatuur en de totale hoeveelheid neerslag van een
klimatogram lezen.
 Je kent enkele voorbeelden van de invloed van een droog klimaat, van een gematigd
klimaat, van een warm klimaat, van een koud klimaat op kleding.
 Je weet hoe mensen in droog klimaat, nat klimaat, gematigd klimaat, koud klimaat,
warm klimaat hun woningen aanpassen.
Anker 12: de aarde als element van de kosmos
-
-
De maan draait
 Je kunt de draairichtingen van de maan aangeven op een tekening.
 Je kunt de schijngestalten van de maan benoemen en in juiste volgorde plaatsen.
 Je kunt uitleggen wat bij een maansverduistering gebeurt.
De aarde draait
 Je kunt aantonen hoe de aarde om haar as draait en daarbij vertellen over dag en
nacht op de aarde.
 Je kunt aantonen hoe de aarde rond de zon draait en daarbij vertellen hoelang de
aarde daarvoor nodig heeft.
Anker 13: relatie tussen mens, dier en plant
-
Ieder zijn eigen plekje
 Je kunt voorbeelden geven van hoe dieren en mensen hun territorium afbakenen en
verdedigen.
Anker 14: een experiment opzetten
-
Hoe werken tandwielen?
 Je kunt in je eigen woorden vertellen wat tandwielen zijn en hoe ze werken.
 Je kunt in je eigen woorden vertellen hoe je een experiment opzet, wat de
verschillende stappen zijn en wat je in die stappen precies doet.
Anker 15: inzichten verwerven in stoffen en materialen
-
Van klei tot baksteen
 Je kunt vertellen waarvan bakstenen gemaakt zijn en hoe ze gemaakt worden.
Download