Inne Crèvecoeur Virussen Humane Herpesvirussen -ds DNA -icosahedraal capside -enveloppe -replicatiecyclus: zie slides -antivirale therapie: nucleoside analogen met gesubstitueerde basen (worden geïncorporeerd in DNA) Acyclovir (adenosine analoog) Cidofovir (cysteïnde analoog) -α-herpesvirussen primo infectie thv huid/ mucosa verplaatsing via zenuwbanen naar dorsale ganglia (verblijven hier in latente fase) reactivatie van dorsale ganglia naar locale zone op huid HHV-1 = HSV-1 (Herpes simplex virus 1) -α-herpesvirus snelle groei, korte replicatiecyclus/ latent in ganglia van sensorische neuronen -veroorzaakt: koortsblaasjes, herpes keratitis (ooginfectie), herpes gladiatorum, eczema herpeticum bij kinderen, pharyngitis esophagitis (keelontsteking en ontsteking van slokdarmwand), tracheobronchitis (ontsteking van luchtwegen en vertakkingen), herpes whitlow (infectie van eindkootjes van vingers), encephalitis (ontsteking van hersenweefsel) -infectie door direct contact HHV-2 = HSV-2 (Herpes simplex virus 2) -α-herpesvirus snelle groei, korte replicatiecyclus/ latent in ganglia van sensorische neuronen -veroorzaakt: genitale herpes, meningitis (hersenvliesontsteking), pharyngitis (keelontsteking), perianale herpes, herpes whitlow -neonatale herpes 5 % intra uteriene overdracht 85% perinatale overdracht (tijdens geboorte) 10% postnatale overdracht -infectie door direct contact 2|Pagina HHV-3 = VZV (Varicella Zoster Virus) -α-herpesvirus snelle groei, korte replicatiecyclus/ latent in ganglia van sensorische neuronen -veroorzaakt: windpokken :primo infectie o druppelinfectie o 13-17 dagen incubatieduur o symptomen: koorst, macupapulaire rash (uitslag) o complicaties: pneumonitis, encefalitis, hemorragische varicella o bij neonatale varicella 30% mortalitiet pneumonie hepatitis meningoencephalitis zona :reactivatie o plotse pijn, blaasjes o 1 dermatoom -preventie passieve immuniteit: VZV specifieke immunoglobulinen bij immuundeficiënte patiënten of pasgeborene met moeder met primaire varicella actieve immuniteit: afgezwakt vaccin Valirix -behandeling: (val)acyclovir voor varicelle algemeen zoster: interne aandoening dus systemisch behandelen valtrex HHV-4 = EBV (Epstein-Barr virus) -γ-herpesvirus gelimiteerde groei in lymfoblastoide cellen/ latent in B- en T-cellen -veroorzaakt: mononucleosis (vermeerderen mononucleaire cellen in bloed klierkoorts) kwaadaardig B-cel lymfoma Burkitt’s lymfoma nasopharyngeaal carcinoma oral hairy leucoplakia -transmissie via speeksel 3|Pagina -primo-infectie kindertijd: onopgemerkt puberteit of adolescent: 50% ontwikkelt mononucleosis -laboratoriumdiagnose aantonen virale antigenen in lymfocyten atypische T-lymfocyten in perifeer bloed (Downey cellen), toename lymfocyten, afname polymorphonucleaire cellen serologisch HHV-5 = CMV (Cytomegalovirus) -β-herpesvirus trage infectie, lange replicatiecyclus/ latent in lymfoïde cellen (T-cellen, macorfagen), nier en andere weefsels (speekselklieren) -transmissie via bloed, weefsel en andere lichaamssecreten / druppelinfectie -veroorzaakt: mononucleosis, congenitale infecties (gevaarlijk voor zwangere vrouwen) primo infectie bij immuuncompetente volwassenen: koorts, moeheid primo infectie bij immuundeficiënte volwassenen: retinitis, hepatitis, interstitiële pneumonie, colitis (ontsteking colon), encephalitis congenitale infectie o symtomatisch bij geboorte (10-15%) ernstige afwijkingen o asymptomatisch bij geboorte (85-90%) mildere sequelen (10-20%) -behandeling:1- (val)ganciclovir 2-foscarnet/cidofovir HHV-6 (humaan herpesvirus 6) -β-herpesvirus trage infectie, lange replicatiecyclus/ latent in lymfoïde cellen, nier en andere weefsels -veroorzaakt: roseola in kleine kinderen (huiduitslag) -primo infectie <2 jaar: 3-dagen koorts, roosachtige huiduitslag -bij volwassenen in verband met leukemie opportunistische infecties bij AIDS en transplantatiepatiënten MC, CFS, meningitis, encefalitis 4|Pagina HHV-7 (humaan herpesvirus 7) -β-herpesvirus trage infectie, lange replicatiecyclus/ latent in lymfoïde cellen, nier en andere weefsels -veroorzaakt: roseola en koorts in peuters -bij volwassenen in verband met leukemie opportunistische infecties bij AIDS en transplantatiepatiënten MC, CFS, meningitis, encefalitis HHV-8 (humaan herpesvirus 8) -γ-herpesvirus gelimiteerde groei in lymfoblastoide cellen/ latent in B- en T-cellen -veroorzaakt: Kaposi’s sarcoma (huidkanker) -vooral bij homoseksuele mannen 5|Pagina Influenza -ss RNA -helicaal capside -enveloppe -symptomen ( verkoudheid) plotste opstoot van symptomen plotse koorts en rillingen erge hoofdpijn misselijkheid/ braken uitputting algemene spierpijn droge- ernstige hoest verlies aan eetlust -druppel infectie -incubatieduur 1-2 dagen -infectie van luchtwegen, niezen, hoesten, malaise, spierpijn, mucusa gevoelig voor bacteriële bijbesmettingen -influenzapartikel: zie slides -RNA-segmenten 1: PB1: transcriptase complex 2: PA: transcriptase complex 3: PB2: transcriptase complex 4: HA: belangrijkste oppervlakte glycoproteïne, siaalzuurbinding, fusie bij lage pH (vasthechten aan cel) 5: NP: nucleocapsideproteïne (interactie met RNA segmenten) 6: NA: oppervlakteproteïne voor loskomen van cel 7: M1 matrix proteïne / M2: ionenkanaal 8: NS1/ NS2: rol in virale replicatie -replicatiecyclus: zie slides 6|Pagina -verschillende types influenzavirussen influenza A o gastheer: mens, varken, paard, vogel, zeedieren o epidemiologie: antigenische shift en drift o klinisch: pandemie, mortaliteit van jonge mensen influenza B o gastheer: mens o epidemiologie: antigenische drift o klinisch: milde ziekte, vooral bij oudere mensen, geen pandemie influenza C o gastheer: mens en varken o epidemiologie: antigenische drift o klinisch: milde ziekte, komt voor bij kinderen -pandemiën in het verleden (type A) kruisingen van humaan virus met vogelvirus Spaanse griep (H1N1) o 50-100 miljoen doden Aziatische griep (H2N2) Hong Kong Griep (H3N2) -variatie door antigenische drift: kleine veranderingen in H en N, om de 2-3 jaar antigenische shift: grote veranderingen, totaal nieuwe H en/of N, om 8-12 jaar -vaccin trivalent influenza vaccin: A/H1N1, A/H3N2, B) dekkingsgraad: boven 65 maar 60-65% kans op bescherming. Kans op sterft ten gevolge van vaccin neemt toe met leeftijd -antivirale middelen eerste generatie o voorkomen pH daling en uncoating van virus o snelle resistentie o Amantadine (alleen tegen influenza A werkzaam) tweede generatie o neuraminidase inhibitoren (actieve site van NA sterk geconserveerd) o Relenza en Tamiflu 7|Pagina Retroviridae HIV (Human Immunodeficiency Virus) -ss RNA -icosahedraal capside -enveloppe -behoort tot lentivirussen -cijfers HIV-seropositief: 34-46 miljoen jaarlijkse mortaliteit: 2,8 miljoen jaarlijkse HIV-incidentie: 5,4 miljoen -CD4+ Th-cel is doelwitcel voor HIV cytopathogeen effect -moeilijk te bestrijden virus infecteert en doodt CD4 Th cellen (sleutelrol in afweersysteem) zeer hoge replicatie ( 109-1010) heel veel fouten (RT maakt 1 fout per 104 basen veel varianten implicaties: snelle resistentieontwikkeling tegen antivirale middelen combinatietherapie is noodzakelijk -HIV-partikel: zie slides -genoom HIV-1 GAG : kernproteïnen o p17: matrix o p24: capside o p7: nucleocapside proteïnen o p6: nucleocapside proteïnen POL : virale enzymen o p11: protease o p51/66: reverse transcirptase o p32: integrase ENV : enveloppe proteïnen o gp120: spikes o gp41: spikes 6 regulatorische proteïnen -replicatiecylcus: zie slides 8|Pagina -binnendringen in cel door binding aan CD4 en aan coreceptor CCR5 (β-chemotrofe receptor) wordt gebruikt door macrofaag-trofe virus (R5) (wordt geïnhibeerd door RANTES) CXCR4 (α-chemotrofe receptor) wordt gebruikt door T-cel-trofe virus (X4) (wordt geïnhibeerd door SDF-1) Verschuiving van R5 naar X4 virus gedurende HIV-infectie is gecorreleerd met een snellere ziekteprogressie Blanke ras meer beschermd tegen HIV door deletie in CCR5 -genetische subtypes HIV-1 (M) (A,Bmeeste in europa en noord amerika,Cmeeste in wereld,D,E) HIV-1 (O) afkomstig van chimpansee in centraal afrika HIV-2 /SIV afkomstig van mangabeys in west afrika CPZ -transmissie van primaat naar mens contact met bloed en vlees van primaten vroeger: kleine epidemieën, bevolkingen stierven uit door ontsluiting van regenwoud: grote epidemieën trekken naar steden -HIV transmissie mens-mens wereld vooral door heteroseks westen homoseks, intraveneuze drug -vertikale transmissie perinataal; bij geboorte intra-uterien: tijdens zwangerschap postnataal: borstvoeding -laag risico op seroconversie na prikaccident (0,32 %) -klinische symptomen uitslag afteuze ulceraties lymfekliervergroting HIV wasting syndroom opportunistische infecties door protozoa, fungi, bacterieel en viraal o pneumocystis carini pneumonie o candida albicans glossitis (schimmelinfectie in mond-tong) o tuberculosis o Kaposi’s sarcoma (HHV-8) o Hairy Leukoplakia (EBV) 9|Pagina -diagnose analyse serologie o screening assay: gevoelig ELISA voor vroegere detective (want antilichamen pas na 4-6 weken) HIV antigenen, proviaal DNA en viraal RNA Alleen bij pasgeborene met geïnfecteerde moeder o bevestiging assay: specifiek western blot o prognose testen opvolgen van verloop van ziekte HIV anti 24antigen (niet zo betrouwbaar) Virale lading: door verschillende testen die viraal RNA detecteren nakijken van CD4+ T-cellen -antiretrovirale therapie entry inhibitoren o adhesie inhibitoren: gp120-CD4 interactie o CCR5-inhibitor: maraviroc o fusieinhibitoren: fuzeon NRTI (nucleoside RT inhibitoren) o Zidovudine (AZT) o Lamivudine (3TC) o Adefovir o Viread NNRTI (non-nucleoside RT inhibitoren) IN (integrase inhibitoren) o Raltegravir PI (protease inhibitoren) o Saquinavir HAART (highly active anti-retroviral therapy) o 2 nucleoside RT inhibitoren o protease inhibitor 10 | P a g i n a Reoviridae -ds RNA -icosahedraal capside -geen envelope Rotavirus -transmissie via voedsel en water -veroorzaakt diarree en gastro-enteritis -structurele proteïnen outer structure proteïnen: VP7 en VP4 (HAspikes) rol in binding en fusie inner core structure proteïnen: VP1, 2, 3 (alle 3genetische informatie in vorm van 11 ds RNA met enzymen voor replicatie), 6 (antigenische determinant bepaalt groepen) -pathogenese: doelwitcellen: mature enterocytendie zich bevinden op midden en einde van intestinale villi mature enterocyten sterven af door cellulaire disfunctie massale intestinale vloeistof veel virus in waterige stoelgang -epidemiologie: sterfte door uitdroging -diagnose: Antigen in stoelgang via ELISA -klinische symptomen hoge koorts misselijk diarree -behandeling rehydratatie met isotone zoutoplossing en toevoeging van glucose 2 orale vaccins (levend en verzwakt virus) : Rotarix en Rotatew -preventie: handen wassen, desinfectie toiletten, spoelbakken,.. 11 | P a g i n a Hepatitis virussen HAV - Picornaviridae -ss RNA -icosahedraal capside -geen enveloppe -faeco-orale transmissie (besmet voedsel, melk, oesters, drinkwater) -risicopersonen: reizigers , soldaten, mensen in gezondheidzorg, familie van geïnfecteerden,… -acute virale hepatitis met meestal volledige genezing (mortaliteit 0,1% bij kinderen/ 1% bij volwassenen) -plotse epidemieën kunnen ontstaan -preventie hygiëne sterilisatie van medisch materiaal vaccinatie o immunoglobulines intramusculair toedienen (post-exposure) o vaccin: geïnactiveerd virus, intramusculair HAVRIX (TWINRIX: HAV+ HBV) HBV - Hepadnaviridae -ds DNA (circulair, gapped) -icosahedraal capside -enveloppe -parenterale tranmissie (buiten spijsverteringskanaal) -viruspartikel: zie slides -partikels dane partikels: infectieus tubulaire & filamenteuze partikels : niet infectieus o smalle en medium HbsAg o groot overmaat van partikels in bloed kunnen antilichamen wegvangen 12 | P a g i n a -genoom surface HBsAg polymerase DNA pol/RT X-proteïne (belangrijk bij ontwikkelen van leverkanker) Core/pre core o HBcAg deel van dane partikel geen merker o HBeAg vrij proteïne in bloed merker voor replicatie in patiënt -replicatiecyclus: zie slides -overdracht zeer besmettelijk bloed, plasma, vaccinatie (zelfde spuit/ naald) prikaccidenten: 1/3 seroconversies SOA moeder naar kind via moedermelk tatoeages, piercing,… -inactivatie autoclaveren (instrumenten) ethyleenoxide (instrumenten met rubber) 20% formol 2% glutaaraldehyde (fibrosocopen) 0,5% natriumhypochloriet (ontsmetting van oppervlakken) -symptomen (zwakke cellulaire respons bij kinderen resulteert in milde symptomen grote kans op ontwikkeling chronische infectie. Chronische infectie kan leiden tot cirrhose binnen 5 jaar kan leiden tot carcinoom) geelzucht vermoeidheid abdominale pijn weinig eetlust misselijkheid en braken -vaccinatie en immunoglobulinen Anti-HBs immunoglobulinen: post-exposure prophylaxis samen met vaccinatie vaccinatie o recombinante vaccins (HBsAg geproduceerd in gist)Engerix-B (junior) en Recombivax HB/ TWINRIX 13 | P a g i n a -antivirale therapie lamivudine (cytidine analoog) intracellulaire fosforylatie herkenning door HBV polymerase en incorporatie in viraal genoom ketenterminatie snelle resistentieontwikkeling adefovir (adenosine analoog) analoge werking trage resistentieontwikkeling HCV - Flaviviridae -ss RNA -icosahedraal capside -enveloppe -parenterale tranmissie (buiten spijsverteringskanaal) -verantwoordelijk voor 50% van primaire leverkankers -genoom Structurele proteïnen: C/ E1/ E2 Niet-structurele proteïnen: NS2/ NS3/ NS4/ NS5A/ NS5B -replicatiecyclus: zie slides -transmissie: parenteraal en nosociomiaal/ druggebruikers -weinig kans op seroconversie na prikaccident (1,8%) -therapie inerferon (lichaamseigen eiwit betrokken in afweer tegen lichaamseigen eiwti) pegyleren (vasthechten aan polyethyleenglyol) : verhoogt duur van werkzaamheid polymerase inhibitoren protease inhibitoren HDV – Delta viridae -ss RNA -icosahedraal capside -geen enveloppe 14 | P a g i n a - parenterale tranmissie (buiten spijsverteringskanaal) -heeft HBV nodig als helpervirus HEV - Caliciviridae -ss RNA -icosahedraal capside -geen enveloppe -faeco-orale transmissie 15 | P a g i n a Flaviviridae (andere dan HCV) -ss RNA -icosahedraal capside -enveloppe hepacivirus zie p ……. Pestiviruses Flaviviruses -Dit zijn Arbovirussen (arthropode –borne) Yellow Fever Virus -hemorrhagische aandoening met aantasting van lever en hart (geelzucht) -case/ fatality tot 50% -zeer werkzaam en veilig vaccin beschikbaar -soorten sylvatische gele koorts: muggen dragen ziekte over tussen apen, soms naar mens intermediaire gele koorts : overdracht van mug naar mens (savanne) urbane gele koorts: overdracht van mens naar mens via mug Dengue Virus -transmissie door muggen in tropische en subtropische gebieden -pahtologie: Dengue koorts (klassiek): griepachtig o jonge kinderen: niet specifieke koorts met rash o volwassenen: milde klinisch beeld van koorts met plotse opstoot en hevige hoofdpijn, pijn achter ogen, spier- en gewrichtspijn, rash Dengue hemorrhagische koorts o hoge koorts en hemorrhagische symptomen o milde vorm herstelt o ernstige vorm dengue shock 16 | P a g i n a West nijl virus -komt frequent voor in Afrika, Midden Oosten, Oost –Europa -aspecifieke koorts (75%) -in < 1% van gevallen: encefalitis en slappe paralyse (vgl met polio) Japanse Encephalitis -1/3 mortaliteit, 1/3 volledig herstel, 1/3 blijvende neurologische letsels -duur en weinig efficiënt vaccin Tick borne encephalitis -doorgegeven via teken -kan meningitis en encephalitis veroorzaken -15-20%: blijvende neurologische schade, 1-2% lethaal -kort na infectie: koorts, hoofdpijn, griepachtig beeld/ na een week heeft 30% van patiënten opnieuw koorts en neurologische symptomen 17 | P a g i n a Togoviridae -ssRNA -icosahedraal capside -enveloppe Rubella (rode hond) -druppelinfectie -symptomen lichte koorts lymphadenopathie exantheem gewrichtspijn – artritis (vooral bij vrouwen) -congenitaal rubella syndroom besmetting voor 13e week: 40% levend geboren met congenitale afwijkingen (cardiovasculair, oogafwijkingen, binnenoordoofheid, microcephalie, groeiachterstand, thrombocytopenie, hemolytische anemie) 20% mortaliteit in eerste levensjaar besmetting tussen 13e -16e week: doofheid besmetting na 17e week: weinig of geen letsels -vaccinatie levend afgezwakt vaccin, subcutaan toedienen: Meruvax 2 en Ervax MMR vaccin bij jonge kinderen mazelen, bof (mumps), rubella) Alfa virussen -exotische virussen -muggen spelen rol in verspreiding -vb: Chikungunya virus, Eastern Equine Encephalitis virus, Venezuelan Equine Encephalitis virus, Western Equine Encephalitis virus, Ross river virus 18 | P a g i n a Coronaviridae -ssRNA -helicaal capside -enveloppe Humaan Coronavirus (299E, OC43) -druppelinfectie -verantwoordelijk voor 4-5% van verkoudheden -symptomen: rhinitis, niezen, watering secreet, keelpijn, hoesten -vooral in wintermaanden SARS (severe acute respiratory syndrome) -zoonose van vleermuis naar mens via Civetkat -druppelinfectie of faeco-orale overdracht -incubatieduur : 6dagen -pneumonie -10% mortaliteit -blijvend resistent na actue infectie 19 | P a g i n a Adenoviridae -ds DNA -icosahedraal capside -geen enveloppe - > 40 typen -druppelinfectie of faeco-oraal overdraagbaar -replicatie thv amandelen, conjunctiva en darm -symptomen acute infectie bovenste luchtwegen (koorts, keelpijn, slikpijn,; hoofdpijn, rhintitis, droge hoest; spontaan herstel) kinkhoestachtig ziektebeeld (bij jonge kinderen) bronchopneumonie (koorts, dyspnee=kortademigheid) faryngoconjunctivitis (koorts, hoofdpijn, bilaterale conjunctivitis, keelontsteking, zwelling lymfeklieren) keratoconjunctivitis (conjunctivitis, keratitis, oedeem van oogleden, traanvloed, fotofobie; spontaan herstel) gastro-enteritis (diarree, buikpijn, braken ; kinderen van 2m -1,5 jaar) gedissemineerde infecties bij immuudeficiënte patiënten (pneumonie, hepatitis, nephritis, hemorrhaggische cystitis, colitis, encephalitis) -preventie: desinfectie, handen wassen, verzwakt leven vaccin -therapie: cidofovir behoorlijk resultaat tegen infecties bij transplantaties 20 | P a g i n a Poxviridae -ds circulair DNA -complex capside -enveloppe Orthopoxvirus -vaccinia intradermale inoluclatie met vaccinia werd gebruikt als vaccinatie tegen variola (niet meerveel sterfte door vaccinatie) encefalitits (ontsteking hersenweefsel) vaccinia gangrenosa (versterf van lichaamsweefsel door afgestorven bloedbanen) eczema vaccinatum -variola -monkeypox Molluscipoxvirus -parelwratjes bij kinderen 21 | P a g i n a Diarree virussen Norovirus -faeco-orale overdracht -volwassenen en kinderen -symptomen: braken, misselijk, bruikkrampen, watering diarree -vaak in instellingen, cruise-schepen,… meestal door besmette voeding Calicivirus -ss RNA -icosahedraal capside -geen enveloppe -faeco-orale overdacht -jonge schoolgaande kinderen (positief tegen 4 jaar) -symptomen: milde diarree, braken, koorts Astrovirus -faeco-orale overdracht -symptomen: diarree, hoofdpijn, misselijk, beetje koorts, soms braken -kinderen onder 7 jaar 22 | P a g i n a Picornaviridae -ss RNA -icosahedraal capside -geen enveloppe -druppelinfectie en faeco-orale overdracht -replicatie in oropharynx Genus Enterovirus Polio (1,2,3) en Enterovirus A,B,C en D Polio -replicatiecylcus: zie slides -incubatieperiode: 6-20 dagen -symptomen: 95% asymtomatisch (zetten virus wel vrij) 4-8% mineure, niet specifieke aandoening: keelpijn, koorts 1-2% niet paralytische aseptische meningitis verlammingscherschijselen o slappe verlamming verlies reflexen spierpijn en spasmen in ledematen en rug geen verlies van gevoel of bewustzijn volledig herstel enkel in eerste 12 maanden o verlamming ademhalingsspieren en slikspieren -vaccinatie er zijn 3 stammen: ‘Brunhilde’, ‘Lansing’ en ‘Leon’ Salk vaccin: IPV (inactief polio vaccin) injective o systemische immuunrespons o geen invloed van innesteling van virus in darmwand o kan verdere verspreiding van polio in bevolking toelaten Sabin vaccin: OPV (oraal polio vaccin) orale inname o inplanting in darmwand o aanmaak van IgA in darmwand en immuunrespons in bloed o verhindert inplanting van wildtype in darmwand o niet toedienen in neonatalen en immuundeficiënten o kan geïnactiveerd worden door hoge T (tropen) o inplanting in darm wordt bemoeilijkt door andere enterovirale infecties 23 | P a g i n a Enterovirus -vergelijkbare pathogenese met die van polio -symptomen Herpangina: blaasjes thv huig en week gehemelte, pijnlijk, slikproblemen, braken (spontaan herstel) Aseptische meningitis: koorts, hoofdpijn, braken, nek- en rugstijfheid (spontaan herstel) verkoudheden : infecties bovenste luchtwegen maculopapulaire rash gastroenteritis: diarree conjunctivitis hand-foot-mouth disease : bij kinderen, soms verwarring met herpes pleurodynie = ziekte van Bornholm: koorts, thorax(spier)pijn (duivelsgreep), abdominale pijn (spontaan herstel) hartaandoeningen : myocarditis, pericarditis, endocarditis pancreatitis : mogelijke oorzaak van bepaalde gevallen van juveniele diabetes Genus Rhinovirus - > 100 serotypen -infectie van neusslijmvlies (ICAM-1-receptor) infiltratie van leukocyten -symptomen: neusloop, hoofdpijn, lichte hoest (verkoudheid) -bacteriële bijbesmettingen visceus en etterig neussecreet -mogelijke verwikkelingen: sinusitis otitis media (oorontsteking) bronchitis (ontsteking van slijmvlies van bronchi) bronchiolitis (ontsteking van fijnere pijpvertakkingen) bronchopneumonie bij kinderen (haardvormige longontsteking die rechtstreeks ontstaat uit bronchitis) -immuniteit: vorming IgA in neusslijmvlies -meest frequente oorzaak van klassieke verkoudheden -therapie: behandeling is symptomatisch 24 | P a g i n a Genus Parechovirus Genus Hepatovirus -HAV (zie p….) 25 | P a g i n a Paramyxoviridae -ss RNA -helicaal capside -enveloppe Subfamilie Pneumovirinae Genus Pneumovirus respiratoir syncytiaal virus (RSV) -druppelinfectie, aanraking, kussen, contact met besmette handen -1 serotype -replicatie thv eptiheel van bovenste en onderste luchtwegen -incubatieduur: 3-5 dagen -symptomen zuigelingen: bronchiolitis, bronchopneumonie, tracheobronchitis (kroep) oudere kinderen en volwassenen: milde infecties bovenste luchtwegen (neusverkoudheid) bejaarden: griepachtig, bronchiolitis en/of bronchiopneumonie aanzienlijke morbiditeit/ mortaliteit immuundeficiënte patiënten (transplantatiepatiënten, leukemie): erstige vaak fatale pneumonie bij beenmergtransplantatiepatiëntie: mortaliteit 100% -verspreidt snel -meeste kinderen van 2 jaar reeds besmet -verantwoordelijk voor 70% van opnames van zuigelingen met bronchiolitis -preventie en therapie RSV specifiek gehumaniseerde monoklonale antilichamen tegen fusiepeptiden prefentie van RSV bij risicogroepen (prematuren, congenitale hartziekten, mucoviscidose, immunodeficiënties) Ribavirine aërosol : gedurende 3-6 dagen bij gehospitaliseerde zuigelingen met ernstige infectie 26 | P a g i n a SubfamilieParamyxovirinae Genus Parainfluenza -druppelinfectie en direct contact -meestal asymptotisch -meeste kinderen seropositief op 5jaar -symptomen: koorts en respiratoire aandoeningen (rhinitis, pharyngitis, hoesten, kroep, bronchitis en pneumonie) PIV 1 en 2: uitbraken van kroep in najaar en winter PIV 3: kroep (minder frequent) in lente en zomer PIV 4: milde infectie van bovenste luchtwegen Genus Morbillivirus mazelen ( rubeola virus) -druppelinfectie -replicatie thv epitheelcellen van respiratoir stelsel -primaire viremie en versprijding naar reticulo-endotheliale cellen van lever, milt, lymfeklieren, longen vermenigvuldiging in lymfocyten verspreiding naar huid, mucosa en centraal zenuwstelsel -symptomen: 9-12 dagen na infectie rhinitis (ontsteking van neusslijmvlies), conjunctivitis, droge hoest na 2-3 dagen: koplikspots in mond (witte vlekjes met rood randje) na 2 dagen: rode uitslag (maculae) op gezicht, romp en ledematen (duurt 4-7 dagen) Besmettelijk 8-9 dagen voor de uitslag en enkele dagen erna -complicaties otitis media (oorontsteking), bronchitis, pneumonie (door bacteriële surinfectie) encephalomyelitis (1/1000) 20% fatele afloop en restletsels subacute scleroserende panencephalatitis (encefalitis verspreid over hele cerebrum) = SSPE (1/miljoen) maanden tot jaren na doormaken van acute infectie -vaccin levend afgezwakt vaccin in kippenembryo’s : Attenuvax en Rimevax subcutaan toedienen MMR vaccin bij jonge kinderen mazelen, bof (mumps), rubella) 27 | P a g i n a Genus Rubula virus bof -druppelinfectie -1 antigenisch type -meestal tussen 5-15 jaar -symptomen parotitis : ontsteking van parotis, oorspeekselklier epididymo-orchitis: ontsteking van teelballen kan leiden tot steriliteit meningoencephalitis pancreatitis myopericarditis -vaccin: levend afgezwakt: : mumpsvax of pariorix subcutaan toedienen MMR vaccin bij jonge kinderen mazelen, bof (mumps), rubella) Genus Henipavirus 28 | P a g i n a Parvovirus -ss RNA -icosahedraal capside -geen envelope -virus kan zelf geen DNA replicatie initiëren, dus is daarom afhankelijk van S-fase van gastheercel. Replicatie kan alleen in cellen die repliceren (erythropoëtische cellen en cellen van immuunsysteem) -druppelinfectie -incubatieduur 7-10 dagen -symptomen: koorts, hoofdpijn, keelpijn bij kinderen ‘erythema infectiosum’ felrode wangen en erytheem (roodheid van huid ten gevolge van vaatverwijding en bloedovervulling) aan sterkzijde van ledematen bij volwassenen minder erytheem, maar gewrichtsproblemen bij transplacentaire overdracht: hydrops foetalis(abnormale vochtophoping in lichaamsholten), abortus geen letsels bij overleven -meest voorkomend in late winter en lente -vooral bij kinderen tussen 4 en 10 jaar -levenslange immuniteit na infectie 29 | P a g i n a Papillomaviridae -ds circulair DNA -icosahedraal capside -geen enveloppe - >120 types -overgedragen door rechtstreeks contact tussen huid en slijmvliezen (SOA) Bij eenzelfde persoon door autoinocultie (vb. over wratten wrijven) -veroorzaakt goedaardige of kwaadaardige proliferatie -grootste deel van infecties verlopen zonder symptomen -aanhoudende infecties baarmoederhalskanker -genen LCR (long contronl region): niet coderend, regulerende elementen L1 & L2: eiwitten nodig voor assemblage van partikels E1, E2, E4, E5, E6 & E7: enzymen en regulatorische eiwitten voor virale replicatie (E6 & E7: oncoproteïnen betrokken in celtransformatie) -fylogenie van papillomavirussen cutaan tropisme (groeirespons van organisme op externe prikkel, hier huid) o cutaan goedaardig verruca vulgaris : gewone wrat verruca plantaris: voetzoolwrat o cutaan kwaadaardig epidermodysplasia verruciformis: kan ontaarden in kwaadaardige huidkanker/ 90% bij patiëntn met immuunsuppressie mucosaal tropisme (groeirespons van organisme op externe prikkel, hier slijmvlies) o mucosaal goedaardig condylomata acuminata (vijgwrat, woekeringen in de huid voornamelijk in omgeving van geslachtsorganen en anus) orale papillomatosis (ontwikkeling van multipele papilomen in mond) larynx papillomatosis (ontwikkeling van multipele papilomen in slokdarm) o mucosaal kwaadaardig cervix carcinoom : baarmoederhalskanker 2e belangrijkste kanker bij vrouwen wereldwijd 30 | P a g i n a -replicatiecyclus van HPV infectie, ontmantelen, vroege transcriptie en persistentie (levenslang verblijf) van viraal genoom in stratum basale replicatie van het viraal DNA samen met celproliferatie van basale cellen (geen vorming nieuwe partikels) replicatie start in differentiërende cellen o vroege fase replicatie (6 genen) o late fase virus productie (2 genen) -preventie primaire preventie profylactische vaccinatie o Gardasil®, Cervarix® secundaire preventie identificatie en behandeling van ziekte -evolutie piekincidentie bij begin seksuele activiteit pre-kanker letsels 10 jaar later invasieve kanker tussen 40-50 jaar 31 | P a g i n a Polyomaviridae -ds DNA -icosahedraal capside -geen enveloppe BK virus -replicatie in nieren -geassocieerd met urether problemen en cystitis (blaasontsteking) JC virus -veroorzaakt progressieve multifocale leucoencephalopathy (demyelinisatie) resulteert in : dementie, ataxia, visuele problemen, na 6 maanden vegetatieve status van de patient Filoviridae -ss RNA -helicaal capside -enveloppe -transmissie door direct contact of materiaal (nosocomiaal) -incubatie 2-21 dagen -hemorrhagische koorts: plotse koorts, malaise, finaal diarree, inwendige en uitwendige bloedingen -mortaliteit tot 60% 32 | P a g i n a Rhabdoviridae -ss RNA -helicaal capside -enveloppe -infectie door beet (speeksel) van hondsdol dier -incubatieperiode van 1 tot 3 maanden -pathogenese (4 fasen) duurt 7 dagen Prodromale fase (2 weken) : pijn, overgevoeligheid, jeuk op plaats van beet, koorts, hoofdpijn, misselijkheid, braken overgevoeligheidsfase : traanvloed, pupildilatatie, speekselvloed exitatie faseCNS (coagulase negatieve stafylokokken) symptomen in 50% : hydrofobia (pijn bij drinken), convulsies, hallucinaties paralytische fase: paralyse, coma, respiratoire paralyse en dood -preventie: vaccinatie van vossen vaccinatie van risicogroepen: geïnactiveerd vaccin wassen en ontsmetten van wonde post –exposure vaccinatie na beet post-exposure prophylaxis: vaccinatie (herhaalde vaccinatie met kort interval), bij nietgevaccineerden behandeling met anti-rabies immunoglobulinen (injectie lokaal rond beet) 33 | P a g i n a Bunyaviridae -ss RNA -helicaal capside -enveloppe -overdracht bij contact met urine en faeces van knaagdieren Arenaviridae -ss RNA -helicaal capside -enveloppe -hemorragische koortsvirussen (koorts gepaard met bloedingen thv huid en slijmvliezen) Lassa koorts virus -West-Afrika Junin virus -Argentinië Macupo virus -Bolivie 34 | P a g i n a