Document

advertisement
Eten & Drinken
Een project onder de vlag
van de Annevillegroep
MdH-V maart 2009
Productpresentatie
• Als afronding van het project Eten & Drinken is de hierna volgende
productpresentatie ontwikkeld. Middels deze presentatie kan aan de
hand van de door de Annevillegroep gepresenteerde producten in de
verschillende instellingen kennisoverdracht plaatsvinden. Tevens is
een handreiking t.b.v. de implementatie opgenomen.
• Deze presentatie is breed inzetbaar en is vooralsnog niet afgestemd op
individuele instellingen. Het specifieke maatwerk kan door de
instelling zelf, naar behoefte en wens, worden aangebracht.
(Vervolg productpresentatie)
• Bij een aantal dia’s zijn notities toegevoegd die relevante informatie bevatten
voor de gebruiker van de presentatie. Deze notities zijn alleen zichtbaar in het
beeld ”normaal” en/of ”notitiepagina”. In de betreffende dia’s is als reminder
rechtsonder een
ingevoegd.
Project Eten & Drinken
Aan dit project hebben de volgende instellingen deelgenomen:
• Amphia Ziekenhuis
• Avoord Zorg & Wonen
• Holding Oranjehaeve-De
IJpelaar-Aeneas
• Huispitaal
• Revalidatiecentrum Breda
• Stichting Zorgcentrum de
Wijngaerd
• Stichting de Volckaert-SBO
• Thebe Mark en Maasmond
• Careyn Thuiszorg Breda
• Zorg- en behandelcentrum
Elisabeth
Op de website van de Annevillegroep: www.annevillegroep.nl
vindt u alle wetenswaardigheden over dit project.
Onderdelen productpresentatie
Deze productpresentatie bestaat uit een 4-tal onderdelen, nl.:
1.
2.
3.
4.
Preventie en screening van ondervoeding
Taken en werkzaamheden van betrokken professionals
Implementatie van de ontwikkelde producten in het project
Aanbevelingen voor het gebruik van deze productpresentatie
Preventie en screening
van ondervoeding
Preventie en screening van ondervoeding
Inhoud:
 Definitie ondervoeding
 Preventie- en screeningprotocol Eten & Drinken
 Ambiance
 Medische drink- en sondevoeding
 Overdracht rondom voeding
Definitie ondervoeding
Definitie ondervoeding
•
Op dit moment bestaat er géén eenduidige definitie van
ondervoeding.
•
In het project is er voor gekozen om ondervoeding te
definiëren als:
Een lichamelijke toestand voortkomend uit een tekort aan
voedingsstoffen leidend tot een verminderde biologische
functie.
•
Ondervoeding als gevolg van ziekte heet klinische depletie.
Klinische depletie
Ondervoeding op basis van ziekte kan worden ingedeeld in:
•
een chronische vorm (Marasmus)
•
een acute vorm (Kwashiorkor).
Marasmus is een lichamelijke toestand van weinig vet- en
spiermassa, maar relatief normale waarden voor plasmaeiwitten.
Kwashiorkor (=eiwitondervoeding) berust op een tekort aan
eiwit, terwijl er voldoende koolhydraten en vetten als
energiebron beschikbaar zijn. Deze vorm van ondervoeding
ontstaat bij een acute ziekte of grote operatie.
Diagnostiek ondervoeding
Parameters die gebruikt worden om de diagnose ondervoeding te
stellen zijn :
• Klinische blik
• Het bepalen van de Body Mass Index (BMI)
• Gewichtsverandering in tijd
• Voedingsanamnese
• Functionele en biochemische parameters
Bepalen van de BMI
Er is een ernstig risico op ondervoeding wanneer er minimaal aan een
van de volgende criteria wordt voldaan:
• BMI < 18.5
• BMI tussen 18,5 en 20 in combinatie met 3 dagen niet of
nauwelijks eten of meer dan een week minder eten.
• Ongewenst gewichtsverlies van > 10% binnen 6 maanden.
• Ongewenst gewichtsverlies van 5% - 10% in de laatste maand.
BMI & risicosituatie bij ouderen
• Er zijn nog te weinig gegevens om bij ouderen precies vast
te kunnen stellen wanneer gezondheidsrisico’s beduidend
toenemen.
• Grenswaarden voor de BMI dienen bij ouderen vanaf 60 jaar
echter als volgt te worden gehanteerd:
 < 20 is ondervoed
 20-22 matig ondervoed
 22-28 goed gewicht
 > 28 is overgewicht
Preventie- en screeningprotocol
Eten & Drinken
Preventie- en screeningprotocol
Het protocol beschrijft de te volgen stappen voor het in
beeld brengen van de voedingstoestand, de preventie en
behandeling van ondervoeding, waarin afspraken staan
over o.a.:
• Screening
• Verwijzing naar de diëtist
Screening van ondervoeding
•
Bij de screening van ondervoeding is het van belang dat er
gebruik wordt gemaakt van een gevalideerd screeningsinstrument
wat eenduidig wordt gebruikt in de instelling !
•
Er bestaan meerdere gevalideerde screeningsinstrumenten van
ondervoeding, zoals de SNAQ, de MUST en de SNAQ- RC.
•
De projectgroep beveelt vooralsnog de SNAQ aan als zijnde te
gebruiken screeningsinstrument.
•
Recente validatie van de SNAQ-RC maakt dat deze methode
door de landelijke stuurgroep ondervoeding wordt aanbevolen
om te gebruiken in verpleeghuizen en verzorgingshuizen bij 60+
(zie ook www.stuurgroepondervoeding.nl)
SNAQ
•
SNAQ staat voor:
Short Nutritional Assessment Questionary
( Vervolg SNAQ )
• De SNAQ bestaat uit drie vragen:
1. Bent u onbedoeld afgevallen?
→ meer dan 6 kg in de afgelopen 6 maanden; score 3 punten
→ meer dan 3 kg in de afgelopen maand; score 2 punten
2. Is de afgelopen maand uw eetlust verminderd?
→ score 1 punt
3. Heeft u afgelopen maand drink- of sondevoeding gebruikt?
→ score 1 punt
Interpretatie scorelijst SNAQ
• 0 of 1 punt: Er is geen sprake van ondervoeding en er hoeft
geen voedingsinterventie gestart te worden.
• 2 punten: Er is sprake van matige ondervoeding en de
patiënt krijgt advies voor energie- en eiwitrijke hoofdmaaltijden en energie- en eiwitrijke tussenmaaltijden.
(Er wordt een aantekening gemaakt in de status.)
• 3 punten of meer: Er is sprake van ernstige ondervoeding en de
patiënt wordt verwezen naar een diëtist. Consult diëtist via
protocollaire afspraken of via verwijzing huisarts / specialist
Screeningprotocol
Het screeningprotocol ziet er als volgt uit:
Bij opname of het in zorg nemen van de patiënt wordt bij de
intake bij elke patiënt respectievelijk risicocliënt het volgende
genoteerd:
• lengte
• huidig gewicht
• invullen SNAQ-vragen
• optellen van de score
Werkwijze
• Alle patiënten c.q. cliënten worden bij intake of opname
gescreend op ondervoeding middels de SNAQ.
• Op de SNAQ-lijst wordt tevens de lengte en het huidige
gewicht genoteerd. Vanuit lengte en gewicht kan door de
arts/diëtist de BMI worden berekend.
• In risicosituaties (score 2 en 3) wordt overgegaan op actie
volgens het instellingsbeleid ( bijvoorbeeld vocht- en
voedingsbeleid).
Ambiance
Waarom aandacht voor ambiance ?
• De afgelopen jaren is er vanuit de media veel aandacht geweest voor de
problematiek rondom eten en drinken in verschillende gezondheidsorganisaties
zoals ziekenhuizen en verpleeg- en verzorgingshuizen.
• De prevalentie van voedingsproblemen bij ouderen die woonachtig zijn in
verpleeg- en verzorgingshuizen is groot :
1 op de 3 verpleeg- en verzorgingshuisbewoners lijdt aan ondervoeding en/of
uitdroging!
• Er bestaat een duidelijke relatie tussen een slechte voedings- en vochttoestand en
eerder overlijden.
• Uit onderzoek is gebleken dat de ambiance rondom de maaltijd een belangrijk
aspect is om ondervoeding te voorkomen en terug te dringen !
Adviezen ter verbetering van ambiance
 M.b.t. tafelaankleding: Altijd tafel dekken !
Tips:
• Gebruik zo mogelijk volledig bestek, glaswerk en gewone
borden
• Kleedje op tafel
• Bloemetje
• Zacht muziekje
• Aangepaste servet tijdens de maaltijd
(Vervolg adviezen m.b.t. ambiance )
 M.b.t. personeel:
• Zorg voor een rustige omgeving tijdens de maaltijd; dus geen
televisie, artsenbezoek, en/of medicijnen geven.
• Verpleging “rent niet rond” maar zit bij patiënten aan tafel
• Indien er bezoek is blijven ze van begin tot het einde van de
maaltijd.
• Haast patiënten niet om snel door te eten.
• Laat patiënten voor de maaltijd naar het toilet gaan, maar niet
tijdens de maaltijd.
• Voer geen andere werkzaamheden in de huiskamer uit
tijdens de maaltijd.
(Vervolg adviezen m.b.t. ambiance )
 M.b.t. patiënten:
• Houd rekening met de wens van patiënten bij
tafelschikking.
• Bied de mogelijkheid voor gebed aan het begin en einde
van de maaltijd.
• Begin de maaltijd samen en eindig de maaltijd samen.
(Vervolg adviezen m.b.t. ambiance )
 M.b.t. de maaltijden:
• Gebruik zo mogelijk dekschalen, haal deksel van tafel.
Indien dekschalen geen optie is kan de maaltijd vanaf het
plateau per gerecht worden geserveerd.
• Menu’s: geen grote porties, niet meteen alles door elkaar
prakken, laat patiënt keuzes maken in eten (zowel warm eten
als broodbeleg), bied variatiemogelijkheden, pas de maaltijd
aan aan de smaak/ gewoonten van de patiënt.
• Probeer in te spelen op de voorkeur van de patiënt voor het
tijdstip van de warme maaltijd.
Specifieke adviezen voor de thuiszorg
 M.b.t. tafelaankleding:
• Tafel dekken, extra glas met water voor inname medicatie.
• Bij een patiënt in rolstoel: op een dienblad dekken met
servet.
(Vervolg specifieke adviezen voor de thuiszorg)
 M.b.t. de maaltijden:
• Broodmaaltijden aan tafel bij de cliënt klaar maken.
• Potje thee of koffie zetten.
• Warme maaltijden:
– controle temperatuur
– uitserveren op een bord
– niet te grote porties
• Extra drinken aanbieden bij de maaltijden.
(Vervolg specifieke adviezen voor de thuiszorg)
 M.b.t. hulpverleners:
• Rekening houden met de tijd van opstaan van de patiënt voor
ontbijt. In overleg met de cliënt voor of na de verzorging
ontbijt aanbieden.
• Patiënt voldoende tijd geven voor de maaltijden.
• Resten van de maaltijden verwijderen.
• Voldoende drinken klaarzetten voor de patiënt als je weggaat.
• Observeren van intake en zo nodig middels notities in
zorgdossier en /of intakelijst, maaltijden en vocht bijhouden.
Overige aandachtspunten
• Het gebruik van een intakeformulier
wordt aangeraden.
Het bevat vragen rondom de eet- en
drinkgewoontes van de patient, welke
van nuttige informatie kunnen zijn.
(Vervolg overige aandachtspunten)
• Eventueel lunchtijden van het verplegend personeel
aanpassen om meer hulp te kunnen bieden bij de
gezamenlijke maaltijd van patiënten.
• Het delen van medicatie gebeurt nu vaak tijdens de
maaltijd. De voorkeur gaat ernaar uit deze tijdstippen te
veranderen naar net voor of juist net na de maaltijd.
Meten op ambiance
Medische drink- en sondevoeding
Toepassing medische drink- en sondevoeding
• Uit diëtistisch onderzoek is komen vast te staan dat de
patiënt niet uit kan komen met gewone voeding of
dieetproducten en besloten wordt in overleg met de patiënt
en behandelend arts (eventueel protocollair geregeld) over
te gaan op drink- of sondevoeding.
Criteria m.b.t. medische drink- & sondevoeding
• M.b.t. aanvullende drink- of sondevoeding:
→ Calorisch passend binnen de doelstelling van het dieet: gewichtsstabilisatie
c.q. gewichtstoename, waarbij de gewone intake meegenomen moet worden.
→ Eiwitbehoefte dekkend voor persoonlijke behoefte, waarbij ook de eiwitintake van de gewone voeding meegenomen moet worden.
→ Volwaardig m.b.t. vitaminen en mineralen, waarbij ook de hoeveelheid
vitamine en mineralen uit de gewone voeding van belang zijn.
→ Indien geen contra- indicatie aanwezig is, dan gaat de voorkeur uit naar een
vezelverrijkte drink- of sondevoeding, mits gewone voeding hieraan niet
volwaardig is.
→ Voor zover mogelijk aansluitend bij de wensen en voorkeuren van de
cliënt/patiënt en mogelijkheden binnen instelling.
( Vervolg criteria m.b.t. medische drink- & sondevoeding )
• M.b.t. volledige drink- of sondevoeding:
→ Calorisch passend binnen de doelstelling van het dieet: gewichtsstabilisatie
c.q. gewichtstoename.
→ Eiwitbehoefte dekkend voor persoonlijke behoefte.
→ Volwaardig m.b.t. vitaminen en mineralen.
→ Indien geen contra- indicatie aanwezig is, dan gaat de voorkeur uit naar een
vezelverrijkte drink- of sondevoeding.
→ Voor zover mogelijk aansluitend bij de wensen en voorkeuren van de cliënt
en mogelijkheden binnen instelling.
Toepassing van drink- & sondevoeding
• Algemene regels:
→ Energieverrijkt is 40 kcal per kg lichaamsgewicht.
→ Eiwitverrijkt is 1,5 gr per kg lichaamsgewicht.
→ Indien na 3 weken behandelen met aanvullende drinkvoeding geen resultaat aanwezig is, moet de behandeling
worden aangepast.
→ Wanneer er minder dan 50 % inname mogelijk is dient
men over te gaan op sondevoeding.
(Vervolg Toepassing van drink- & sondevoeding )
• Overige aandachtspunten:
→ Voedingssupplementen zijn vrij verkrijgbaar; Extra
aandacht is nodig voor de totale inname van
voedingsstoffen waarbij de aanbevolen dagelijkse
hoeveelheid niet wordt overschreden.
→ Aanvullende voedingen bevatten vaak bepaalde
voedingsstoffen in grotere hoeveelheden, bijv. energie of
eiwit en kunnen de normale voeding niet vervangen.
Drinkvoedingen
• Polymere drinkvoedingen bevatten eiwitten, vetten en
koolhydraten in hoogmoleculaire vorm en moeten in het
maag-darmkanaal verteerd worden.
• Volledige drinkvoeding bevat alle voedingsstoffen die een
mens nodig heeft. In een bepaalde hoeveelheid kan deze
voeding de normale voeding volledig vervangen. (Bij 5 tot 7
flesjes, pakjes of blikjes.)
• In de praktijk wordt volledige drinkvoeding vaak ter
aanvulling op de normale voeding gebruikt.
(Vervolg drinkvoedingen)
• De drinkvoedingen zijn verkrijgbaar op basis van melk, yoghurt
en vruchtensap. Er zijn drinkvoedingen met en zonder
voedingsvezels.
• Indien er geen contra-indicatie is gaat de voorkeur gaat uit naar
een drinkvoeding met voedingsvezel en hoogcalorisch, minimaal
1,5 kcal per ml of 2 kcal per ml.
• Naast de polymere drinkvoeding is ook aanvullende polymere
drinkvoeding verkrijgbaar. Deze drinkvoeding bevat van bepaalde
voedingsstoffen een grotere hoeveelheid en is bedoeld voor
patiënten met een bepaalde ziekte of indicatie. Voorbeelden
hiervan zijn decubitus, chronische longziekten en kanker.
Keuze van de drinkvoeding
• Keuze is afhankelijk van:
→ De ziekte of indicatie en daarmee samenhangend de
voedingsbehoefte.
→ De smaakvoorkeur van de cliënt.
→ De verdraagzaamheid van de voeding door de cliënt.
→ Overige intake van de cliënt.
→ Het budget wat voorhanden is.
• Voor de instellingen komt hierbij dat de drinkvoeding moet
passen binnen het assortiment waarvoor de instelling gekozen
heeft.
Sondevoedingen
• Sondevoeding is een vloeibare volledige voeding die de
nodige energie en voedingsstoffen bevat en per sonde of
voedingsfistel (stoma) rechtstreeks in de maag of dunne darm
wordt toegediend. Sondevoeding kan voeding per os volledig
vervangen of dienen als aanvulling op de dagelijkse inname.
• Er zijn polymere, oligomere en monomere sondevoedingen.
Richtlijn voor vergoeding van medische drinken sondevoeding
• De indicaties voor vergoeding van drink- en/of sondevoeding zijn:
→ Verzekerde kan niet uitkomen met aangepaste normale voeding
→ en verzekerde kan niet uitkomen met andere producten van
bijzondere voeding.
→ Verzekerde lijdt aan: - Resorptiestoornis of
- Stofwisselingsstoornis of
- Voedselallergie of
- Een via gevalideerd screeningsinstrument vastgestelde
ziektegerelateerde ondervoeding of risico daarop.
→ Verzekerde is aangewezen op een polymeer, oligomeer, monomeer
of modulair dieetpreparaat.
Verstrekking van drink- en sondevoeding
• Drink- en sondevoeding kunnen verstrekt worden via apotheek
of facilitair bedrijf.
• Voordelen facilitair bedrijf:
→ Patiënt kan drinkvoedingen van alle aanbieders gebruiken mits
deze passen binnen het voorgeschreven pakket.
→ Alle binnen het pakket vallende drinkvoeding kunnen besteld
worden in de door de patiënt gewenste hoeveelheden.
→ Goedkoper voor zorgverzekeraar.
( Vervolg voordelen facilitair bedrijf)
→ Voor 14 uur besteld wordt de volgende dag thuis bezorgd.
→ Bij sondevoeding: uitleg door verpleegkundige en 24-uurs
ondersteuning bij verpleegtechnische vragen/problemen.
→ Geen nieuwe aanvraag + nieuw recept nodig bij wijziging
voeding.
→ Geen apart receptbriefje nodig zoals bij aanvraag via
apotheek.
Knelpunten bij inzet van drink- en sondevoeding
(Knelpunten bij inzet van drink- en sondevoeding)
Overdracht rondom voeding
Procedure rondom de overdracht
• De instelling waar de patiënt zich op dat moment bevindt, is
verantwoordelijk voor de overdracht naar de volgende
ketenpartner.
• Bij ontslag of overname dient men telefonisch contact op te
nemen met de betrokken verzorgende/verpleegkundige/
diëtist/specialist binnen de instelling waar de patiënt op dat
moment is opgenomen. Het overdrachtsformulier Voeding
dient binnen 3 werkdagen verstuurd te zijn naar de
desbetreffende persoon binnen de instelling.
( Vervolg procedure rondom de overdracht)
•
Bij ontslag uit het ziekenhuis dient de diëtist in
samenwerking met de verpleegkundige middels het
overdrachtsformulier een overdracht te verzorgen naar de
instelling waar de patiënt verblijft of in zorg genomen is.
•
Indien de patiënt terug gaat naar huis of verblijft in een
verzorgingshuis zal tevens de huisarts op de hoogte gesteld
moeten worden m.b.v. het overdrachtsformulier.
Stroomschema
overdracht
Overdrachtsformulier
Analoog formulier beschikbaar
Taken en werkzaamheden
van betrokken professionals
Taken en werkzaamheden van betrokken
professionals
Inhoud:
 Stroomdiagram signalering/screening
 Specifieke taken en werkzaamheden van betrokken professionals:
• Arts
•
•
•
•
•
Verpleegkundige & verzorgende
Voedingsassistent
Diëtist
Logopedist
Ergotherapeut
Stroomschema signalering/screening
Taken en werkzaamheden van de arts
• De specialist c.q. huisarts schakelt de diëtist in bij de
behandeling van matig en ernstig ondervoede patiënten.
• Verder rapporteert hij/zij de slechte voedingstoestand aan de
medebehandelaars.
Taken en werkzaamheden van de V & V
•
Het is de taak van de verpleegkundige/verzorgende om
informatie in te winnen over de voedingstoestand van de client
m.b.v. de intake vragenlijst en het SNAQ-protocol.
•
De verpleegkundige/verzorgende schakelt de voedingsassistent
in bij patiënten met matige en ernstige ondervoeding en geeft
aan de arts door welke patiënten ernstig ondervoed zijn. Bij
deze laatste groep dient de diëtist in consult te worden geroepen.
•
Gedurende de opname volgt de verpleegkundige de voedingsinname en het gewichtsbeloop.
(Vervolg taken en werkzaamheden V & V)
• In de thuissituatie heeft de verzorgende de taak contact op
te nemen met de huisarts en door te geven wanneer de cliënt
matig of ernstig ondervoed is, zodat de diëtist kan worden
ingeschakeld.
• Verder stimuleert en motiveert ze de cliënt om te eten en
volgt ze de intake van de voedingsinname van de
ondervoede cliënt.
• Aan de hand van het gewichtsverloop wordt bekeken
of de intake voldoende is. Bij twijfel over de intake wordt
contact opgenomen met de diëtist.
Taken en werkzaamheden van de voedingsassistent
• De voedingsassistent verstrekt tussenmaaltijden aan de matig
en ernstig ondervoede patiënten en geeft aan de keuken door
wie er in aanmerking komen voor verrijkte hoofdmaaltijden.
• Verder stimuleert en motiveert de voedingsassistent patiënten
om te eten en volgt de intake van de voedingsinname van de
ondervoede patiënten.
• De voedingsassistent geeft aan de verpleegkundige of aan de
diëtist door, indien deze in mede behandeling is, wanneer de
voedingsinname beduidend minder is dan wordt aangeboden.
Taken en werkzaamheden van de diëtist
• De diëtist objectiveert (het verloop van) de voedingstoestand
(diagnose ondervoeding), optimaliseert de voedingsinname
gedurende het verblijf in ziekenhuis of verpleeg-/
verzorgingshuis en geeft eventueel adviezen aan de patiënt
voor de periode na opname.
• In de thuissituatie geeft de diëtist adviezen aan de patiënt ter
verbetering van de voedingsinname en rapporteert hierover
naar de huisarts.
Werkwijze van de diëtist
Onderstaand puntsgewijs de werkwijze van de diëtist:
• De diëtist neemt het ingevulde SNAQ formulier in
ontvangst.
• De diëtist neemt een sociale anamnese af.
• De diëtist neemt een voedingsanamnese af.
• De diëtist stelt een diëtistische diagnose.
• De diëtist stelt dieetbehandeling op. Wanneer de patiënt
drinkvoeding nodig heeft, dan kan dit bij een geldige indicatie
aangevraagd worden bij de zorgverzekeraar.
(Vervolg werkwijze van de diëtist )
• De diëtist weegt in poliklinische situatie de patiënt/cliënt
en meet de lengte indien deze nog niet bekend is.
• De diëtist registreert volgens POR en handelt conform
de dieetbehandelingsrichtlijn Elsevier.
 De diëtist wordt middels verwijzing door de arts ingeschakeld.
Taken en werkzaamheden van de Logopedist
• De logopedist stelt op basis van het logopedisch onderzoek, de
gegevens van de arts en de observaties van de verpleegkundige
vast of er kauw- en slikstoornissen zijn, in welke ernst, en
welke factoren hierop van invloed zijn.
• De logopedist adviseert over de veiligheid van het slikken;
→ adviseert of oraal voeden veilig is of niet.
→ adviseert welke voedingsconsistenties de voorkeur
verdienen.
→ geeft informatie over goed en veilig slikken en over de
werking/functie van eventuele neussonde/ tracheacanule.
(Vervolg logopedist)
•
De logopedist biedt training van de mondmotoriek,
tonusregulatietherapie, sliktechnieken en oefening van de
slikfunctie.
•
Gezamenlijk met andere disciplines (ergotherapeut,
fysiotherapeut, verpleegkundige) stelt de logopedist vast
wat de best haalbare voedingswijze en houding is.
•
De logopedist doet verslag aan de arts en de
verpleegkundige.
 De logopedist wordt middels verwijzing door de arts
ingeschakeld.
Taken en werkzaamheden van de Ergotherapeut
• De ergotherapeut observeert en analyseert de zelfstandigheid
en functionele mogelijkheden van de patiënt, gericht op het
eten en drinken.
• De ergotherapeut adviseert m.b.t. benaderingswijze,
uitgangshouding en/of het inzetten van hulpmiddelen,
bijv. aangepast bestek, aangepaste drinkbeker en/of antislipmateriaal.
• De ergotherapeut traint de gekozen benaderingswijze,
uitgangshouding en/of te gebruiken hulpmiddelen.
(Vervolg ergotherapeut)
• De ergotherapeut biedt training van de arm/handfunctie,
gericht op coördinatie en spierkracht, benodigd om bestek en
drinkgerei functioneel te kunnen hanteren.
• De ergotherapeut instrueert hulpverleners, familie en /of
mantelzorgers.
• De ergotherapeut doet verslag aan de verpleegkundige,
voedingsassistent en arts.
 De ergotherapeut wordt middels verwijzing door de arts
ingeschakeld.
Implementatie van het
voedingsbeleid
Implementatie van het voedingsbeleid
Inhoud:
 Flyer preventie- en screeningprotocol
 Toolkit
 Voorlichtingsfolders
 Scholingsprogramma´s in de regio
 Te nemen stappen bij de implementatie
Flyer preventie en screening protocol
( Vervolg flyer)
(Vervolg flyer)
Toolkit Eten & Drinken
Voorlichtingsfolder
Raamwerk scholing
Scholingsprogramma’s in de regio
(Vervolg scholingsprogramma’s)
10 vragen m.b.t. implementatie
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
Waarom moeten we met deze protocollen aan de slag?
Hoe krijgen we de directie mee?
Hoe maken we tijd vrij om het beleid in te voeren?
Hoe zorgen we ervoor dat we niet uitlopen in tijd?
Wie moeten we informeren?
Hoe zorgen we ervoor dat de bijeenkomst gestructureerd verloopt?
Hoe krijgen we de mensen aan de gang?
Hoe voorkomen we dat de inhoud steeds weer ter discussie wordt gesteld?
Ze doen niet wat we zeggen; Hoe gaan we om met weerstand ?
Hoe zorgen we ervoor dat we de veranderingen vasthouden?
Implementatie van het protocol
• Om het regionale protocol in de instellingen te implementeren
dienen de instellingen aan de volgende voorwaarden tegemoet te
komen:
→ Omzetten/omschakelen van het huidige protocol binnen de
instelling naar het regionale protocol.
→ Investeren in bijscholing/voorlichting aan de zorgverleners over
het gebruik van het regionale protocol.
→ Financiële investering voor aangepaste screeningslijsten die
gebruikt worden in het regionale protocol.
→ Afhankelijk van de instelling: het protocol en de screeningslijst
standaard opnemen in het zorgdossier/status van de client.
(Vervolg implementatie van het protocol )
→ Op instellings-/organisatieniveau opstellen van een procedure
waarin de volgende actiepunten worden opgenomen:
 Binnen welke termijn dient screening te worden afgenomen?
 Welke stappen dienen te worden ondernomen voor verwijzing
naar de diëtist?
 Waar worden de afspraken ondervoeding in het zorgplan/status
beschreven?
 Wie is verantwoordelijk voor het op de hoogte stellen van de
huisarts m.b.t. de verkregen informatie van de cliënt aan de hand
van de intake vragenlijst?
Aanbevelingen voor het gebruik
van de productpresentatie
Aanbevelingen
• Deze productpresentatie is breed inzetbaar en is niet specifiek
afgestemd op individuele instellingen. Deze productpresentatie
kan door iedere instelling aan de eigen organisatie en
werkwijzen worden aangepast.
• In dit document staat de patiënt centraal. Hiervoor kan
uiteraard ook de cliënt of bewoner worden benoemd.
• Presenteer de productpresentatie aan groepen professionals
met een vergelijkbare achtergrond c.q. expertise.
• Stem het accent van de presentatie af op de behoefte van de
groep; inventariseer dit op voorhand.
(Vervolg aanbevelingen)
• Gebruik ter verduidelijking van de presentatie
praktijkvoorbeelden. Vergeet niet dat zaken die helder en
vanzelfsprekend lijken, voor anderen nog relatief onbekend
kunnen zijn!
• Vraag aan de disciplines die in de eigen instelling werkzaam zijn
om een toelichting te verzorgen van hun werkzaamheden. Maak
daarbij gebruik van het hoofdstuk taken en
verantwoordelijkheden van betrokken professionals.
• Betrek je publiek bij de presentatie, zorg voor interactie. Maak
gebruik van voor de groep herkenbare casuïstiek. Eventueel kan
deze worden besproken in subgroepen.
(Vervolg aanbevelingen)
• Laat het materiaal dat in de presentatie wordt genoemd ook
daadwerkelijk zien. Denk hierbij aan de flyer, de
voorlichtingsfolder die in de eigen instelling wordt gebruikt en
het overdrachtsformulier.
• Verstrek hand-outs van de presentatie. Relevante aantekeningen
kunnen hierbij worden gemaakt door de toehoorders, terwijl een
ieder een duidelijk overzicht heeft van hetgeen is verteld. Op deze
wijze beklijft hetgeen is gepresenteerd beter!
• Voor vragen c.q. aan- of opmerkingen m.b.t. de inhoud of het
gebruik van deze productpresentatie kan contact opgenomen
worden met de Annevillegroep. Ook kunt u de website van de
Annevillegroep raadplegen: www.annevillegroep.nl
Download