Natuur, leven en technologie De waarheid als een koe. Hoofdstuk 2 Micro-organismen zijn meestal de veroorzakers van infectieziekten. Dit zijn bacteriën, virussen en schimmels. Een ander type boosdoener is het prion, dat is geen levend micro-organisme maar eiwit. Virussen worden niet tot de levende wezen gerekend. Schimmels kun je zien door schillendraden en schimmelsporen. Prion staat voor proteinaceous infectious particle en betekend besmettelijk ziekteverwekkende eiwit. Bacteriën kunnen de vorm van een bolletje of een staafje hebben. Ze zijn gemiddeld 1 micrometer groot, je kunt ze alleen onder de microscoop. Bacteriën voeden zich met stoffen die ze halen uit levend of dood materiaal. Ze dringen daarbij niet de cellen binnen maar kunnen deze wel kapot maken. Ze kunnen zelfstandig leven en vermeerderen zich door celdeling, bij optimale omstandigheden in slechts 20 minuten. Als de omstandigheden ongunstig zijn, dan kunnen sommige soorten endo sporen vormen, deze sporen hebben een verstevigde wand die bescherming biedt. Een virus is een hoeveelheid erfelijk materiaal (DNA) omhuld met eiwit. Het is ongeveer 0.1 micrometer. Ze hebben geen eigen stofwisseling vandaar dat ze niet tot de levende wezens worden gerekend en hoeven zich dus ook niet te voeden. Ze planten zich voort door een lichaamscel binnen te dringen. Het virus-DNA geeft dan een opdracht aan de gastheercel om nieuwe virussen te maken. Die cel sterft op het moment dat de nieuwe virussen vrijkomen. Virussen zijn ongevoelig voor antibiotica. Vrijwel alle virussen zijn pathogeen. Soms kunnen virusinfecties lijden tot secundaire bacteriële infecties, deze zijn wel te bestrijden met antibiotica. Schimmels zijn vaak te herkennen aan lange witte draden die bestaan uit meerdere langwerpige cellen met celwand. Je kunt ze met het blote oog zien. Ze zijn eencellig. Ze voeden zich net als bacteriën met stoffen die ze halen uit levende of dode cellen. Schimmels gaan de cel zelf niet binnen en planten zich voort met sporen. Deze sporen ontstaan uit de uiteinden van de schimmeldraden. Parasitaire schimmelsoorten kunnen ziekten veroorzaken. Prionen zijn afwijkende eiwitten die gewone eiwitten kunnen vormen. Net als virussen dringen ze de cel binnen. Hersencellen waarin deze stukjes gaan ophopen, gaan dood. Prionen zijn nog kleiner dan virussen. Het zijn geen levende organismen. In tegenstelling tot normale eiwitten worden prionen in de cel niet door enzymen afgebroken. Wel kunnen ze normale eiwitten vervormen, maar wij kunnen prionen dus niet afbreken. Bij dieren veroorzaken prionen de gekke koeienziekte en bij mensen de ziekte van Creutzfeldt-Jacob. Hoofdstuk 3 Veel weerstand en geen contact met besmette dieren is heel belangrijk. Veel weerstand krijg je door goede hygiëne en een gezonde leefomgeving. Ventilatie is belangrijk maar ook de conditie. Deze houd je op pijl door te zorgen voor voldoende beweegruimte, schoon drinkwater en goed voer. Voor geen contact met besmette dieren heb je gesloten bedrijven. Vermeerderen en vetmesten gebeurt dan op het bedrijf zelf en er worden weinig tot geen goederen van buiten betrokken. Om zo veel mogelijk micro-organismen buiten te sluiten neemt ook de voedingsmiddelenindustrie maatregelen. De melk word bijvoorbeeld gepasteuriseerd; korte tijd verhitten tot 70 graden Celsius. Hierdoor blijft de melk langer goed maar niet alle micro-organismen gaan dood waardoor het naar verloop van tijd alsnog zuur word. Niet alle micro-organismen zijn schadelijk. In ons lichaam hebben we allerlei manieren om ziekte verwekkers buiten te houden, ook kunnen we immuun worden. Het binnendringen van een ziekteverwekker heet een infectie. Het lichaam is uitgerust met twee mechanismen voor afweer tegen ziekten: specifiek en aspecifiek. Met je voedsel komen heel veel micro-organismen binnen, de meesten sneuvelen in het maagzuur. Je maag en darmen reageren ook op stoffen die bacteriën uitscheiden, waardoor braken en diarree ontstaat. Ook koorts is een manier van het lichaam om micro-organismen te beschadigen. Dit noem je de chemische barrière. Je huid en slijmvliezen houden ook veel ziekteverwekkers tegen, de mechanische barrière. Verder heb je nog de microbiële barrière, denk hierbij aan de huidflora. Ook bestaan er nuttige micro-organismen, deze zitten zich o.a. in je darmen. Deze helpen bij het opnemen van vezels. Antibioticum is slecht voor deze micro-organismen. Drankjes als Actimel bevorderen het weer. Als een micro-organisme toch door deze barrières weet door te breken, kan deze in het bloed of in het weefselvocht terecht komen. Het immuunsysteem zorgt voor de specifieke afweer. Het berust op de vorming van antistoffen die precies op één type ziekteverwekker passen. Zodra deze antistoffen in actie moeten komen, gaan de witte bloedcellen naar de onheilsplek. Sommige witten bloedcellen omhullen de binnengedrongen bacterie of het virus en schakelen deze uit. Antistoffen worden gemaakt door een ander soort witte bloedcellen, de lymfocyten. Voor elke bacterie of virus hebben we specifieke lymfocyten die de ziekteverwekkers herkennen en reageren als ze daarmee in contact komen. Besmettingen van dier op dier gaat door middel van overbrengende stoffen en langs allerlei wegen. Vaak gaat verspreiding ook via de mens over op een ander dier. Bij verspreiding spelen de weersomstandigheden een grote rol. De temperatuur en hoeveelheid neerslag zijn van belang. Verspreiding gaat sneller bij droog weer. De uitbreiding van de ziekte gaat dan met de windrichting mee. Bij nat weer worden geen geïnfecteerde deeltjes opgewaaid en zal het slijm of de urine sneller in de grond worden gespoeld. Als een besmettelijke ziekte zich zeer snel verspreid en een groot deel van de bevolking treft spreken we van een epidemie. Denk hierbij aan de pest (de zwarte dood). De verwekker van de pest, de bacterie Yersinia pestis, wordt overgebracht door vlooien van de zwarte rat. Een vlo met bloed van een besmette rat die daarna een mens bijt, brengt de bacterie over. Infectieziekten worden vaak overgedragen via zogenaamde tussengastheren. Hier was dat de zwarte rat en de vlo. De zwarte rat komt in Nederland niet meer voor, de bruine rat wel. Deze brengt de ziekte van Weil over. Deze ziekte word ook veroorzaakt door een bacterie, Leptospira interrogans. Rattenplagen zijn niet raar, de draagtijd is 3 weken en 12 weken na de geboorte zijn ze al geslachtsrijp. Nog erger dan een epidemie is een pandemie. Die sterkt zich uit over verschillende continenten of zelfs de hele wereld. De Spaanse griep was een zware epidemie. Dit kwam ook door de 1ste wereldoorlog. Mensen waren erg verzwakt en daardoor kon het griepvirus zo fel toeslaan. Een kwart van de wereldbevolking werd ziek. Hoofdstuk 5 Het doel van vaccinatie is om de dieren en mensen ongevoelig te maken voor een bepaalde ziekte. Dit begon al bij de pokken. Pokken veroorzaken heel nare blaasjes. Maar alleen de boerenmeisjes kregen het niet, blijkbaar werd je door het krijgen van de koepokken immuun tegen de gewone pokken. De basis voor het maken van vaccins is de volgende: maak een zuivere kweek van een ziekteverwekkend organisme. Breng deze kweek daarna in zodanige omstandigheden dat zijn ziekmakende kracht (virulentie) verdwijnt, maar zijn immunologische eigenschappen behouden blijven. Dat betekend dat de buitenkant van de bacterie of het virus niet verandert. Ent een gezond individu met deze niet-virulente kweek, en je bouwt immuniteit op. Een dood vaccin is veilig, maar biedt minder bescherming. Levende vaccin zijn effectiever maar ook gevaarlijker. Nieuwe DNA technieken maken het mogelijk om nu sneller vaccins te ontwikkelen dan vroeger. Je kunt op 2 manieren immuun worden gemaakt: actief en passief. Bij actieve immunisatie wordt de verzwakte ziekteverwekker in het lichaam gespoten met als doel om levenslange bescherming tegen infectieziekten te krijgen. De bacterie of het virus mag niet meer in staat zijn zich te delen, maar de buitenkant blijft het zelfde. Het lichaam gaat specifieke antistoffen aanmaken en tevens vormt zich een geheugen voor deze ziekteverwekker. Soms is herhaling van de vaccinatie nodig om die levenslange dekking te kunnen garanderen. Bij passieve immunisatie krijg je antistoffen toegediend die door een ander levend organisme zijn aangemaakt. Bij ziekten waar geen tijd is om te wachten op aanmaak van antistoffen door de patiënt zelf, wordt passieve immunisatie toepast. Het gebruik van vaccins in de dierhouderij is strikt gebonden aan veterinaire afspraken binnen de EU. Alleen in geval van een uitbraak kan op beperkte schaal toestemming voor inenting worden gegeven. Mocht een dier ondanks goede preventieve maatregelen toch ziek worden, dan kan het toedienen van antibiotica curatief een oplossing bieden. Een antibioticum is een stof die in staat is een microorganisme in zijn groei te remmen of te doden. Antibiotica werken alleen tegen bacteriën. Dieren zitten dicht op elkaar en zijn tamelijk vatbaar voor allerlei aandoeningen. Men gaf de dieren op elke kilogram voer één honderdste gram antibiotica, zodat ze sneller zouden groeien. Toen duidelijk werd dat deze gang van zaken het ontstaan van antibioticum resistentie sterk in de hand werkte, is hier een einde aan gekomen. Het resistent worden van bacteriën tegen antibioticum komt door het al te kwistig gebruik van dat antibioticum en vooral door het niet afmaken van de kuur. Als een mens besmet word met een bacterie die resistent is tegen een aantal gebruikelijke antibiotica, kan hij alleen worden genezen met een ander antibioticum. Hoofdstuk 7 In vergelijking tot vroeger lijken de risico’s voor besmetting en verspreiding toegenomen. Dit komt door de fokprogramma’s, dieren lijken hierdoor genetisch op elkaar. Ook het transport van dieren is toegenomen. Daar staat tegenover dat de stallen sterk zijn verbeterd. Binnen de dierlijke sector in Nederland zijn er zeker 20 dierziekten die de productie potentieel negatief kunnen beïnvloeden. Bijvoorbeeld: blauwtong, Afrikaanse paardenpest, varkenspest, ziekenhuisbacterie (MRSA), monden-klauwzeer, Salmonella, gekke koeienziekte (BSE) en de vogelgriep. In een fokkerij kan door het gebruik van KI (Kunstmatige Inseminatie) één mannelijk dier wel duizenden nakomelingen krijgen die genetisch erg op elkaar lijken. Mogelijke gevolgen hiervan zijn daling van de vitaliteit, verminderde vruchtbaarheid en vatbaarheid voor ziektes. Vatbaarheid voor ziekten is deels genetisch bepaald. Binnen een bepaald ras bestaan er verschillen in weerstand tegen ziekten. Steeds meer fokprogramma’s zijn gericht op vergroting van ziekteresistentie. Dierenziekten kunnen op verschillende manieren worden overgedragen. Bij direct contact tussen de dieren gaat de overdracht altijd via lucht (adem), sperma of speeksel. Overdracht kan ook plaatsvinden via dierlijke producten als urine, bloed en mest. Een factor die bij deze overdracht een rol speelt, is transport. Naast de ontwikkelingen van de moderne gangbare landbouw is een andere trend waarneembaar, die van de biologische landbouw. Biologische landbouwmethoden zijn milieuvriendelijk, hebben respect voor de natuur en zijn diervriendelijk. Biologische producten zijn vrij van chemische beschermingsmiddelen en van resten van geneesmiddelen. Ze zijn vrij van chemische geur- kleur- en smaakstoffen en voorzien van EKO-keurmerk. Bij biologische akker en tuinbouw is geen gebruik gemaakt van kunstmest maar van mest van biologische bedrijven, er is geen monocultuur maar vruchtwisseling en afwisseling van soorten en er zijn geen chemische gewasbeschermingen. Biologische veeteelt zorgt ervoor dat dieren natuurlijk gedrag vertonen en voeden met biologisch geteeld voer. De ecologische hoofdstructuur is een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurterreinen, een brede band die diagonaal over ons land ligt waarin de dieren zich vrij kunne bewegen. Helaas komen de belangen van natuurbouwers niet overeen met de belangen van landbouwhouders. De vrijlopende dieren kunnen namelijk ziekten met zich meedragen. Varkenspest is een virusziekte die er besmettelijk is en vaak dodelijk voor de varkens, varkens worden tegen deze ziekte niet gevaccineerd. Vogelgriep is ook een zeer besmettelijke ziekte die overdraagbaar is op pluimvee en andere vogelsoorten. De ziekte wordt veroorzaakt door verschillende virussen. Deze zijn verwant aan het menselijke griepvirus en zijn zeer besmettelijk voor kippen, eenden en kalkoenen. De veroorzaker van vogelgriep is het H5N1 virus, dat ook bij mensen dodelijk kan zijn. Het virus kan zich verspreiden door de lucht, via direct contact tussen vogels en indirect via bijvoorbeeld uitwerpselen. De afschermingsplicht is de verplichting om alle pluimvee in hun hok afgeschermd van de buitenwereld te houden. Het is een maatregel tegen verspreiding van de vogelgriep door overtrekkende watervogels. De dierengezondheid en dierziektebestrijding zijn geregeld via de gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Er bestaat een Identificatie- en Registratiesysteem dat een snelle tracering van dieren mogelijk maakt. Dit is van belang om uitbraken van dierziekten te beperken en om veilig voedsel te garanderen. In het crisishandboek is vastgelegd hoe bij uitbraken van dierziekten gehandeld moet worden. Nederland is ingedeeld in twintig gebieden. Dit zijn de compartimenten. Bij een uitbraak van een besmettelijke dierziekte worden compartimenten van elkaar geïsoleerd, waardoor de ziekte zich minder makkelijk kan verspreiden. Diergeneeskunde zorgt ervoor dat er voorkomend en genezend gewerkt kan worden. Hoofdstuk 8 In de oorlog hadden de menen veel honger geleden end at mocht nooit meer gebeuren. Het beleid was erop gericht goedkoop en veel voedsel te produceren. Een tweede reden was om arbeidskrachten uit de landbouw te halen en beschikbaar te maken voor de industrie. Al rond 1960 kon de Nederlandse bevolking zich uit eigen land voeden. In de dierhouderij kwamen per bedrijf steeds meer dieren. Maar ondanks de afname van het totaal aantal bedrijven blijft de productie als totaal op peil. Dat komt doordat de productie van vlees of melk per dier door allerlei verbeteringen omhoog is gebracht. De verspreiding van een dierziekte binnen een bepaald gebied wordt vooral bepaald door het aantal contact tussen de verschillende bedrijven. Landbouw is sinds de jaren 60 een world wide activity waarbij goederen van de ene kant van de wereld naar de andere kant worden gesleept. We spreken van ook van globalisering.