Water vasthouden aan de bron

advertisement
Water vasthouden
aan de bron
Slotnieuwsbrief, juni 2013
Praktijkonderzoek om wateroverlast te verminderen door bovenstrooms water vast te houden.
Water vasthouden aan de bron:
het werkt!
Om wateroverlast te
voorkomen is het soms
verstandig hevige neerslag
vast te houden op de plek
waar die gevallen is: in de
haarvaten van het
watersysteem. Maar hoe
doe je dat zodat het effectief
is en geen schade oplevert
voor landbouw of natuur?
De afgelopen vier jaar heeft
in Noord-Brabant een uniek
onderzoeksproject gelopen
om robuuste en goedkope
maatregelen uit te testen.
Voor het eerst is in de
praktijk aangetoond dat
water vasthouden aan de
bron mogelijk is!
Water vasthouden aan de bron zal niet
voorkomen dat er gestuurde waterbergingsgebieden aangelegd moeten
worden. Foto: Waterschap De Dommel
Voor het eerst is in de praktijk aangetoond dat water vasthouden aan
de bron mogelijk is! Foto: Jan van Bakel (De Bakelse Stroom)
Peter van Dijk, lid Dagelijks Bestuur Waterschap Aa en Maas
“De pilots vormden een heel zinvolle exercitie. Nu is het zaak om de
maatregelen uit te rollen en de ingezetenen te enthousiasmeren om mee
te doen. Dat lukt het best samen met andere organisaties als partner en
gebaseerd op een goed communicatieplan. Als je vasthouden aan de bron
kunt combineren met waterconservering zijn waarschijnlijk meer mensen
geneigd om mee te doen.”
Overige partners:
Brabants Landschap, Brabantse Milieu Federatie, Federatie Particulier Grondbezit, Staatsbosbeheer, Vereniging Natuurmonumenten, Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie.
Toekomstproof
Het klimaat verandert langzaam maar onontkoombaar. De verwachting
is dat het vaker en harder gaat regenen. Om benedenstrooms wateroverlast te voorkomen, moet het watersysteem aangepast worden.
Eerst zoveel mogelijk vasthouden, dan bergen en pas dan afvoeren.
“De maatregelen die we in het project
uitgeprobeerd hebben, dragen bij
aan een klimaatrobuuster watersysteem. We willen het hele systeem
veerkrachtiger maken”, vertelt Dick
Boland, projectleider namens de waterschappen. “Daarbij kijken we niet
alleen naar de beken, maar ook naar
de haarvaten, zoals sloten, greppels
en het grondwater. De natuurbeheerders constateerden op een gegeven
De drie Brabantse waterschappen zijn de initiatiefnemers van ‘Water
Vasthouden aan de Bron’. De provincie Noord-Brabant is medefinancier.
Als partners in de uitvoering nemen deel: Brabants Landschap, Staatsbosbeheer, BMF, Brabants Particulier Grondbezit, Natuurmonumenten en ZLTO.
De algemene projectleiding ligt bij ZLTO, de hydrologisch ondersteuning bij
De Bakelse Stroom.
moment dat er vooral gekeken werd
naar natuurgebieden in de beekdalen
als waterbergingslocatie. Daar zijn
De maatregelen die we in het project uitgeprobeerd hebben, dragen bij
aan een klimaatrobuuster watersysteem. We willen het hele systeem
veerkrachtiger maken, aldus Dick Boland van Waterschap De Dommel.
Foto: Bart Bardoel (ZLTO)
Vasthouden voor het eerst
in de praktijk beproefd
‘Vasthouden, Bergen, Afvoeren’ is de kern van het waterbeleid voor
de 21e eeuw. Maar in de praktijk blijkt dat eerste onderdeel lastig. Nu
is voor het eerst op een heel praktische manier uitgeprobeerd hoe dat
gerealiseerd zou kunnen worden. De waterschapswereld kijkt met grote
belangstelling naar de Brabantse ervaringen.
“In de praktijk zie je dat het onderdeel
‘Vasthouden’ problemen oplevert voor
de waterschappen. Ze moeten daarvoor met veel grondeigenaren aan
de slag. Begrijpelijk dat de zoektocht
naar bergingsgebieden dan voorop
liep”, zegt Jan van Bakel, onafhankelijk hydrologisch adviseur. Toch is
‘water vasthouden’ te interessant
om zomaar te laten lopen. Van Bakel
heeft immers in een modelonderzoek
berekend dat piekafvoeren 5 tot 45 %
gereduceerd kunnen worden als de
neerslag langer bij de bron vastgehouden kan worden. Dat kan wellicht
bergingsgebieden uitsparen.
(klik hier voor het Alterra rapport)
Maar de grote vraag was: werkt het
in de praktijk hetzelfde uit als in de
goede mogelijkheden, mits de natuur
niet lijdt onder vervuild water.
Als aanvulling op waterberging zijn
we gaan onderzoeken of vasthoudmaatregelen, die in modelstudies
als veelbelovend naar voren komen,
in de praktijk ook werken. Vlakken
ze inderdaad afvoerpieken af? Zijn
ze effectief, praktisch uitvoerbaar,
inpasbaar binnen de agrarische
bedrijfsvoering? Passen ze binnen
ons waterbeheer? En hoe rol je ze
uit, als ze werken? Want alleen als
je ze grootschalig weet in te voeren,
leveren ze echt iets op. Ze kunnen
niet voorkomen dat er bergingsgebieden aangelegd moeten worden.
Maar ze geven wel elke grondeigenaar
de mogelijkheid zijn maatschappelijke
verantwoordelijkheid te nemen om bij
te dragen aan een klimaatbestendig
watersysteem.”
modelberekeningen? De Brabantse
waterschappen hebben de handschoen opgenomen. “Ze hebben
gezegd: we gaan proeven doen. Een
dappere stap, die uitstraling heeft
naar alle waterschappen in het land”,
vertelt Van Bakel. Lees verder op pagina 3
Jan van Bakel hier aanwezig bij pilot Cranendonck. “Water vasthouden
aan de bron: nooit eerder is vasthouden zo praktisch uitgeprobeerd.”
Foto: Jan van Bakel (De Bakelse Stroom)
Vervolg van pagina 2
“Proeven doen klinkt simpel, maar
in de praktijk zijn er veel hobbels.
De locatiekeuze is van groot belang;
tijdens de pilots is gebleken dat
situaties die er op papier goed uitzien,
in de praktijk soms minder goed uitpakken. Verder moet je geluk hebben
met het weer: het moet af en toe flink
regenen, wil je het vasthoudend effect
van de maatregelen goed in beeld
krijgen. En de betrokken hydrologen
moesten een hobbel over: ze moesten
hun wetenschappelijke degelijkheid
een beetje laten vieren. Onze insteek
was: werkt het en is het praktisch
uitvoerbaar? Wetenschappelijk bewijs
vergt een veel langdurigere aanpak.
Nooit eerder is vasthouden zo praktisch uitgeprobeerd.”
Ook de grondeigenaren – boeren
en natuurbeheerders – hadden een
hobbel te nemen. Ze hebben zelf
immers geen primair belang bij
vasthouden. Dat doen ze omdat er
benedenstrooms een probleem is,
niet per se op hun eigen land. Van
Opzet van de proeflocaties
Over heel Noord-Brabant hebben de waterschappen in 2009 13 proeflocaties (pilots) ingericht (zie kaart). Er waren drie soorten maatregelen:
omwalling van percelen, plaatsing van een knijpstuw in kavelsloten of
plaatsing van een LOP-stuw, die met de hand verhoogd of verlaagd kon
worden.
De meest effectieve manier om
water tijdelijk vast te houden, is de
afstroom van een perceel verhinderen.
Dit is mogelijk door een wal rondom
het perceel aan te leggen. Deze
ingrijpende methode is op twee
proeflocaties toegepast.
De meest beproefde methode was de
knijpstuw. Dit is een LOP-stuw met
een gat er in. Deze constructie stremt
het water, waardoor het peil in de
sloot bij hoge afvoeren bovenstrooms
tijdelijk oploopt. Als de aanvoer
van grondwater of afstroming van
Bakel wijst overigens op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid:
“De veroorzaker van een afvoerpiek
moet het probleem in eerste instantie zelf oplossen. Verder zou je dit
als ‘blauwe dienst’ kunnen zien, als
je meer vasthoudt dan mag worden
verwacht. We brengen nu in beeld
waar de beste mogelijkheden liggen
voor vasthouden aan de bron. Dit zou
een voorkeursstrategie moeten zijn.
Vasthouden aan de bron kan de duur
en de frequentie van de inzet van
waterbergingsgebieden verkleinen.”
water over het maaiveld naar de sloot
afneemt, stroomt het opgevangen
water weer langzaam door het gat
weg. De afvoer wordt dus afgevlakt
en vertraagd. Op twee plekken is
een handmatig bediende LOP-stuw
beproefd. De boeren die aan deze
pilots meededen, kregen bij hevige
neerslag per sms de opdracht van het
waterschap om extra planken in de
stuw te zetten om meer water vast te
houden. Naderhand – als de bui voorbij was - haalden ze de extra planken
uit de LOP-stuw, waardoor het water
weer weg kon stromen.
Vier van de stuwen lagen in natuurgebied; de andere maatregelen in
landbouwgebied. Automatische
dataloggers (meetinstrumenten)
hebben de stand van oppervlaktewater en grondwater ieder uur gemeten boven- en benedenstrooms van
de stuwen en omwalde percelen om
een inschatting te kunnen maken van
het watervasthoudende effect van
de maatregelen. De grondeigenaren
hielden in de gaten hoe het gewas of
de natuurlijke begroeiing reageerden
en of de oevers stabiel bleven. Ook
hebben ze aangegeven of de maatregelen passen binnen hun bedrijfsvoering. Verder hebben er enquêtes,
veldwerkplaatsen en expertmeetings
plaatsgevonden.
Over heel Noord-Brabant zijn proeflocaties (pilots) ingericht.
Er waren drie soorten maatregelen: omwalling van percelen,
plaatsing van een knijpstuw in kavelsloten of plaatsing van
een LOP-stuw, die met de hand verhoogd of verlaagd kon
worden.
Kees Coppens, lid Dagelijks Bestuur Waterschap Brabantse Delta
“Dit project is een eye-opener. Ik had er vroeger nooit bij stilgestaan
dat je zoveel in de haarvaten van het watersysteem kunt vasthouden.
Het gaat om meer kuubs dan ik had durven dromen. Dat helpt om benedenstrooms wateroverlast te verminderen. Water vasthouden gaat goed
samen met waterconservering. Dat laatste kan dan weer een beregeningsbeurt bij de boeren uitsparen. Het zijn elementen van het robuuste
watersysteem waar we met zijn allen naar streven met de opeenvolging
van waterprojecten. Bij Waterschap Brabantse Delta zijn we al voordat
het project afgesloten was, aan de slag gegaan met de ombouw van
LOP-stuwen tot knijpstuwen. We hebben er dus volop vertrouwen in.”
Begripsverwarring
Vasthouden, bergen en conserveren
zijn termen die in het dagelijks spraakgebruik vrolijk door elkaar gebruikt
worden. Maar in hydrologische zin zijn
het drie begrippen die duidelijk van
elkaar te onderscheiden zijn.
een flinke hoeveelheid ‘geparkeerd’
kan worden. Ook hier is het doel om
benedenstrooms overstromingen te
voorkomen.
Vasthouden: de neerslag kortstondig
vasthouden waar die gevallen is; dus
in kavelsloten en op percelen. Doel
daarvan is om benedenstrooms wateroverlast te voorkomen.
Conserveren: Neerslag zo lang mogelijk vasthouden waar die gevallen is.
Door conservering zakt de grondwaterstand in voorjaar en zomer minder
snel weg. Doel is om verdroging van
natuur tegen te gaan of om droogteschade in de landbouw te voorkomen.
Bergen: het water naar een daartoe
ingericht gebied leiden waar tijdelijk
Een robuust watersysteem kent
idealiter alle drie deze elementen.
Vasthouden
Voorbeeld van kortstondig water
vasthouden in de sloot en op het perceel.
Bergen
Een voorbeeld van een waterbergingsgebied
(luchtfoto).
Daarbij is zorgvuldige afstemming
noodzakelijk. Als je het slootpeil
verhoogt om water te conserveren,
blijft er immers minder ruimte over
in die sloot om water tijdelijk vast te
houden bij hevige neerslag. Conserveren en vasthouden kunnen elkaar
dan in de weg zitten. Je kunt dit
oplossen door in de winter ruimte te
houden in het systeem om water vast
te houden, en vanaf het vroege voorjaar (februari-maart) waar mogelijk
water te conserveren.
Conserveren
Een LOP-stuw als voorbeeld om water
zo lang mogelijk te conserveren.
Leon Liebregts (rechts), beheerder landgoed De Utrecht
“We hebben door de pilots meer inzicht gekregen in de waterstromen.
Het is verbazend hoe snel het op en neer kan gaan. We laten de stuwen
uit de proef staan. De effecten zijn positief, in de eerste plaats voor de
grondwaterstand. Ik denk dan toch in mijn eigen straatje. Maar naast
waterconservering zie ik ook mogelijkheden voor tijdelijk vasthouden
op De Utrecht. We gaan twee vennen herstellen. Daar valt te spelen met
de waterstand en zo kunnen we dus nog meer water vasthouden.
Rekening houden met het landgebruik
De medewerking van grondeigenaren
is cruciaal bij water vasthouden aan
de bron. Ze doen dit niet primair
voor zichzelf, maar om problemen
benedenstrooms te voorkomen.
Daarom moet er goed rekening
gehouden worden met hun wensen
en moeten er vooraf goed afspraken
worden gemaakt tussen waterschappen en grondgebruikers. Zowel in
de landbouw als de natuur ontstaat
schade als er water langdurig en
frequent op het maaiveld staat.
Walletjes rond percelen zijn om die
reden in het algemeen niet inpasbaar.
Een knijpstuw kan op een zodanige
hoogte afgesteld worden, dat er alleen
water in de sloot wordt vastgehouden.
Overigens kan ook voor gekozen
worden om juist wel af en toe water op
het maaiveld toe te staan, bijvoorbeeld
tussen november en januari. Bij de
pilot in Heesch bleek dat het gras snel
weer bijtrok na overstroming en ook
op maïspercelen geeft tijdelijk water
op maaiveld in de winterperiode vaak
geen schade.
Hoeveel kun je vasthouden?
Vasthouden werkt, maar voorkomt
niet dat bergingsgebieden nodig zijn.
Met een knijpstuw kun je in de sloot
2-4% van de afvoerpiek vasthouden.
Als de klimaatverandering 10% extra
neerslagpieken geeft, kun je dus met
vasthouden 20-40% van de klimaateffecten opvangen. Als je toestaat
dat er ook berging op het maaiveld
plaatsvindt – omdat de knijpstuw zo
hoog is afgesteld – is een piekreductie van 10-15% mogelijk.
Overigens is dit niet de totale
reductie op het niveau van stroomgebied. Zoals eerder opgemerkt
hangt veel af van de schaal waarop
de maatregelen toegepast worden,
naast verhang, landgebruik en
hydrologische situatie.
Stuwen geschikt
voor vasthouden
piekafvoer met 4% geremd worden
bij een hevige bui. Als het gat in de
stuw kleiner was geweest, had het
hoger kunnen zijn.
Knijpstuwen en handmatige bediende stuwen bieden goede mogelijkheden om piekafvoer te remmen. De effectiviteit is sterk afhankelijk van
de locatie. Bovenstrooms moet er voldoende ruimte in het systeem zijn.
En wellicht een open deur: benedenstrooms moet er een probleem zijn.
Bij de proeven is gebleken dat ook een
locatie die er op papier goed uitziet, in
de praktijk kan tegenvallen. De handmatig bediende stuw in Heesch lag op
de goede plek. Uit de proef blijkt dat je
hier 15% van de piek kunt reduceren
door vasthouden van het water in de
sloot en deels op het maaiveld.
voorkomen dat het gat verstopt raakt).
Overigens blijkt bepaling van de goede
gatgrootte en overstorthoogte nog
niet zo simpel. Maar de afmeting en
hoogte is op basis van de ervaringen in
de praktijk nog eenvoudig aan te passen. De resultaten van de knijpstuwen
binnen de verschillende pilots zijn zeer
wisselend. In St. Antonisbos kon een
De andere locatie - in De Rips - bleek
echter veel minder effectief omdat de
waterstand hier te snel stijgt. Daar
zijn eigenlijk bovenstrooms nog meer
maatregelen nodig. Locatiekeuze is
dus essentieel en het blijkt dat er
veel maatregelen nodig zijn, wil je
effect zien. Een voordeel van de handmatige bediende stuw is dat je goed
kunt inspelen op de situatie. Nadeel
kan zijn dat de boer precies op dat
moment in actie moet komen. Knijpstuwen met gat werken zonder tussenkomst van de mens, en vergen
geen actie op het moment dat het hard
regent. De grootte van het gat en de
overstorthoogte worden theoretisch
bepaald en daarmee is het alleen nog
een kwestie van onderhoud (met name
Op landgoed De Utrecht werden grote
hoeveelheden water vastgehouden,
maar zó lang dat er sprake was van
waterconservering, in plaats van tijdelijk vasthouden. In de Kempen bleek
de knijpstuw niet op de goede plek
te liggen: de locatie was te plat en te
nat. Het water stroomde om de stuw
heen. Door deze nuttige lessen uit de
pilots kunnen de waterschappen beter
bepalen waar een knijpstuw zinvol is
en hoe de stuw ingericht moet worden
(gatgrootte en overstorthoogte).
Knijpstuwen en handmatige
bediende stuwen bieden goede
mogelijkheden om piekafvoer
te remmen. De effectiviteit is
sterk afhankelijk van de locatie.
Hier op de foto de knijpstuw
bij de deelnemers Theo en
Tonny Otjens in Etten-Leur.
Foto: Waterschap Brabantse
Delta
Wal rond het perceel moeilijk inpasbaar
Een wal rond een perceel is het meest effectief om water vast te houden, zeker als het gaat om een perceel waarbij je altijd al veel afvoer
over het maaiveld richting sloot ziet. Maar de maatregel is moeilijk
praktisch in te passen.
Nadeel is dat deze maatregel slecht
stuurbaar is. Daardoor ontstaat het
gevaar dat het water te lang op het
veld blijft staan; iets dat in één van de
pilots inderdaad aan het licht kwam.
Dat maakt dat bij de volgende bui nog
weinig bergingscapaciteit over is – vol
Een voorbeeld van een wal om het perceel,
hier bij deelnemer Kees van Gestel.
Foto: Waterschap De Dommel
is vol. Maar nog belangrijker is dat een
boer niet blij is met langdurige plassen
op zijn land. Dat kan de opbrengst van
zijn gewassen aantasten, wat in één van
de pilots (Cranendonck) ook te zien was.
Overigens ligt de oorzaak van plassen
op het land vaak in een slechte bodem-
structuur. Die kan ontstaan als het land
bereden wordt met te zware machines,
zeker onder natte omstandigheden.
Een goede bodemstructuur is een
basisvoorwaarde om water in de
bodem te kunnen vasthouden; als die
in orde is, zakt het water voldoende
snel weg. Toch is de overall conclusie
dat walletjes slechts in een incidenteel
geval inpasbaar zijn in de bedrijfsvoering van de boer.
Nadeel is dat een wal om een perceel slecht stuurbaar is. Daardoor
ontstaat het gevaar dat het water te lang op het veld blijft staan;
iets dat in één van de pilots inderdaad aan het licht kwam. Bij pilot
Cranendonck werd de verandering van de grassamenstelling zichtbaar.
Foto: Bart Bardoel (ZLTO)
Aan de slag
met de resultaten
Waterschappen en grondeigenaren kunnen uit de voeten met resultaten
van de proeven, enquêtes en de bijeenkomsten van experts. De waterschappen zijn er in de praktijk al mee aan de slag.
Waterschap Brabantse Delta heeft het
eind van de proeven niet afgewacht
en bij de evaluatie van de werking
van de LOP-stuwen besloten deze –
waar de eigenaar en peilbeheerders
dat nuttig vinden – om te bouwen tot
knijpstuwen. Waterschap De Dommel
bouwt de eigen LOP-stuwen om tot
knijpstuwen, waar zinvol en effectief.
Waterschap Aa en Maas gaat aan de
slag met een kansenkaart voor water
vasthouden.
“Verder willen we vasthoudmaatregelen meenemen in herstelprojecten
van natte natuurparels”, vertelt Dick
Boland, projectleider namens de
waterschappen. “We werken daar aan
het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). In die natte
natuurgebieden zijn tijdelijk hogere
waterpeilen dan de GGOR door het
vasthouden van gebiedseigen water op
het maaiveld meestal geen probleem.
Het gaat dan al snel om grote
hoeveelheden, dus dat levert een
flinke bijdrage.” Boland wijst verder op
het belang van een goede bodemstructuur; een onderwerp dat in een expertmeeting aan de orde is gekomen.
“Zowel de boer als de waterbeheerder
hebben veel belang bij een goede
Waterschappen en grondeigenaren kunnen uit de voeten met resultaten van de proeven, enquêtes en de bijeenkomsten van experts.
De waterschappen zijn er in de praktijk al mee aan de slag.
Foto: Waterschap De Dommel
bodemstructuur. Dat zorgt voor een
goede gewasopbrengst en voor een
goed watervasthoudend vermogen.
Een perceel met een goede structuur
geeft geen versnelde afvoer van water
over het maaiveld naar de sloot. Dat
buffert afvoerpieken en voorkomt
afspoeling van meststoffen. Bodemmaatregelen die goed zijn voor de boer
zijn ook goed voor de maatschappij.
Alle reden dus om bodemverbetering
te stimuleren binnen het Deltaplan
Agrarisch Waterbeheer, dat getrokken
wordt door de landbouworganisaties,
en het Deltaplan Hoge Zandgronden.”
Bodemmaatregelen die goed zijn voor de boer zijn ook goed voor de
maatschappij. Alle reden dus om bodemverbetering te stimuleren.
Wormengang waarin een plantenwortel groeit. Een bodem met een
goede structuur is doorlaatbaar, kruimelig en heeft veel open ruimtes.
Foto: Bart Bardoel (ZLTO)
Ernest de Groot, lid Dagelijks Bestuur Waterschap Aa en Maas
“Uit de proeven blijkt dat het belangrijk is om maatregelen die relatief
eenvoudig lijken toch uit te testen en door te spreken samen met
betrokkenen. Je leert telkens nieuwe dingen. De resultaten kunnen
we actief benutten bij de uitwerking van het Gewenste Grond- en
Oppervlaktewater Regime (GGOR).”
Lex Huijbers, lid Dagelijks Bestuur Waterschap de Dommel
“De sterke kant van dit project is dat we met veel organisaties samengewerkt hebben om maatregelen in de praktijk te toetsen. Zo krijg je
een breed draagvlak en kun je in gebiedsprocessen grotere slagen
maken. Je brengt een bewustwordingsproces op gang bij de grondeigenaren dat ze zelf een bijdrage kunnen leveren. Als dat op grote
schaal wordt toegepast maken veel kleine beetjes een grote waterplas.”
Kansenkaart
Om tot een substantiële hoeveelheid tijdelijk vastgehouden water
te komen, zijn er veel maatregelen
nodig. Daarnaast blijkt uit de pilots
dat het nogal wat uitmaakt waar je
zo’n maatregel – zoals een knijpstuw
– precies neerlegt om het optimale
effect te bereiken. Waterschap Aa en
Maas laat nu in kaart brengen waar
de kansen liggen.
Films
Op de site van het Deltaplan Hoge Zandgronden (Klik hier) zijn verschillende
informatieve films en de nieuwsbrieven van het project te vinden. De films over
het project staan ook op Youtube: zoeken op “water vasthouden aan de bron”.
Van het project zijn de pilots, deelnemers en betrokkenen gefilmd.
Op de foto wordt Johan Elshof van ZLTO door Bureau Beeldtaal
geïnterviewd. De films over het project staan ook op Youtube:
zoeken op “water vasthouden aan de bron”.
Foto: Bart Bardoel (ZLTO)
Jos van den Hurk, melkveehouder te Heesch
“Ik heb veel meer inzicht gekregen in de mogelijkheden
van tijdelijk water vasthouden door de proef op mijn
bedrijf. We liggen met ons bedrijf in een laaggelegen
gebied en ondervinden zelf wateroverlast. Misschien
kunnen zulke maatregelen dat tegengaan en bovendien
voorkomen dat hier een bergingsgebied ingericht wordt.
Dan moeten ze natuurlijk wel op grote schaal aangelegd
worden. Ik heb de stuw met de hand bediend, na een
verzoek per sms door het waterschap. De consequentie
is dat mijn grasland af en toe overstroomt. Dat zou wellicht tot een tragere start in het voorjaar kunnen leiden.
Daar moet dan wel iets tegenover staan. Een vergoeding
of inpassing als vergroeningsmaatregel in het nieuwe
Gemeenschappelijke Landbouwbeleid. Als dat laatste
lukt, zie ik zeker animo bij collega’s.”
Colofon
Deze nieuwsbrief is een uitgave
van het project Water vasthouden
aan de Bron
Redactie:Tijs Kierkels (Kierkels
Slegers Groep) & kerngroep
Ontwerp: Studio Bastiaan
Coördinatie:Bart Bardoel,
ZLTO Projecten
Reacties op deze nieuwsbrief kunnen
verstuurd worden naar:
[email protected]
Download