Water vasthouden aan de bron Slotnieuwsbrief, juni 2013 Praktijkonderzoek om wateroverlast te verminderen door bovenstrooms water vast te houden. Water vasthouden aan de bron: het werkt! Om wateroverlast te voorkomen is het soms verstandig hevige neerslag vast te houden op de plek waar die gevallen is: in de haarvaten van het watersysteem. Maar hoe doe je dat zodat het effectief is en geen schade oplevert voor landbouw of natuur? De afgelopen vier jaar heeft in Noord-Brabant een uniek onderzoeksproject gelopen om robuuste en goedkope maatregelen uit te testen. Voor het eerst is in de praktijk aangetoond dat water vasthouden aan de bron mogelijk is! Water vasthouden aan de bron zal niet voorkomen dat er gestuurde waterbergingsgebieden aangelegd moeten worden. Foto: Waterschap De Dommel Voor het eerst is in de praktijk aangetoond dat water vasthouden aan de bron mogelijk is! Foto: Jan van Bakel (De Bakelse Stroom) Peter van Dijk, lid Dagelijks Bestuur Waterschap Aa en Maas “De pilots vormden een heel zinvolle exercitie. Nu is het zaak om de maatregelen uit te rollen en de ingezetenen te enthousiasmeren om mee te doen. Dat lukt het best samen met andere organisaties als partner en gebaseerd op een goed communicatieplan. Als je vasthouden aan de bron kunt combineren met waterconservering zijn waarschijnlijk meer mensen geneigd om mee te doen.” Overige partners: Brabants Landschap, Brabantse Milieu Federatie, Federatie Particulier Grondbezit, Staatsbosbeheer, Vereniging Natuurmonumenten, Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie. Toekomstproof Het klimaat verandert langzaam maar onontkoombaar. De verwachting is dat het vaker en harder gaat regenen. Om benedenstrooms wateroverlast te voorkomen, moet het watersysteem aangepast worden. Eerst zoveel mogelijk vasthouden, dan bergen en pas dan afvoeren. “De maatregelen die we in het project uitgeprobeerd hebben, dragen bij aan een klimaatrobuuster watersysteem. We willen het hele systeem veerkrachtiger maken”, vertelt Dick Boland, projectleider namens de waterschappen. “Daarbij kijken we niet alleen naar de beken, maar ook naar de haarvaten, zoals sloten, greppels en het grondwater. De natuurbeheerders constateerden op een gegeven De drie Brabantse waterschappen zijn de initiatiefnemers van ‘Water Vasthouden aan de Bron’. De provincie Noord-Brabant is medefinancier. Als partners in de uitvoering nemen deel: Brabants Landschap, Staatsbosbeheer, BMF, Brabants Particulier Grondbezit, Natuurmonumenten en ZLTO. De algemene projectleiding ligt bij ZLTO, de hydrologisch ondersteuning bij De Bakelse Stroom. moment dat er vooral gekeken werd naar natuurgebieden in de beekdalen als waterbergingslocatie. Daar zijn De maatregelen die we in het project uitgeprobeerd hebben, dragen bij aan een klimaatrobuuster watersysteem. We willen het hele systeem veerkrachtiger maken, aldus Dick Boland van Waterschap De Dommel. Foto: Bart Bardoel (ZLTO) Vasthouden voor het eerst in de praktijk beproefd ‘Vasthouden, Bergen, Afvoeren’ is de kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw. Maar in de praktijk blijkt dat eerste onderdeel lastig. Nu is voor het eerst op een heel praktische manier uitgeprobeerd hoe dat gerealiseerd zou kunnen worden. De waterschapswereld kijkt met grote belangstelling naar de Brabantse ervaringen. “In de praktijk zie je dat het onderdeel ‘Vasthouden’ problemen oplevert voor de waterschappen. Ze moeten daarvoor met veel grondeigenaren aan de slag. Begrijpelijk dat de zoektocht naar bergingsgebieden dan voorop liep”, zegt Jan van Bakel, onafhankelijk hydrologisch adviseur. Toch is ‘water vasthouden’ te interessant om zomaar te laten lopen. Van Bakel heeft immers in een modelonderzoek berekend dat piekafvoeren 5 tot 45 % gereduceerd kunnen worden als de neerslag langer bij de bron vastgehouden kan worden. Dat kan wellicht bergingsgebieden uitsparen. (klik hier voor het Alterra rapport) Maar de grote vraag was: werkt het in de praktijk hetzelfde uit als in de goede mogelijkheden, mits de natuur niet lijdt onder vervuild water. Als aanvulling op waterberging zijn we gaan onderzoeken of vasthoudmaatregelen, die in modelstudies als veelbelovend naar voren komen, in de praktijk ook werken. Vlakken ze inderdaad afvoerpieken af? Zijn ze effectief, praktisch uitvoerbaar, inpasbaar binnen de agrarische bedrijfsvoering? Passen ze binnen ons waterbeheer? En hoe rol je ze uit, als ze werken? Want alleen als je ze grootschalig weet in te voeren, leveren ze echt iets op. Ze kunnen niet voorkomen dat er bergingsgebieden aangelegd moeten worden. Maar ze geven wel elke grondeigenaar de mogelijkheid zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen om bij te dragen aan een klimaatbestendig watersysteem.” modelberekeningen? De Brabantse waterschappen hebben de handschoen opgenomen. “Ze hebben gezegd: we gaan proeven doen. Een dappere stap, die uitstraling heeft naar alle waterschappen in het land”, vertelt Van Bakel. Lees verder op pagina 3 Jan van Bakel hier aanwezig bij pilot Cranendonck. “Water vasthouden aan de bron: nooit eerder is vasthouden zo praktisch uitgeprobeerd.” Foto: Jan van Bakel (De Bakelse Stroom) Vervolg van pagina 2 “Proeven doen klinkt simpel, maar in de praktijk zijn er veel hobbels. De locatiekeuze is van groot belang; tijdens de pilots is gebleken dat situaties die er op papier goed uitzien, in de praktijk soms minder goed uitpakken. Verder moet je geluk hebben met het weer: het moet af en toe flink regenen, wil je het vasthoudend effect van de maatregelen goed in beeld krijgen. En de betrokken hydrologen moesten een hobbel over: ze moesten hun wetenschappelijke degelijkheid een beetje laten vieren. Onze insteek was: werkt het en is het praktisch uitvoerbaar? Wetenschappelijk bewijs vergt een veel langdurigere aanpak. Nooit eerder is vasthouden zo praktisch uitgeprobeerd.” Ook de grondeigenaren – boeren en natuurbeheerders – hadden een hobbel te nemen. Ze hebben zelf immers geen primair belang bij vasthouden. Dat doen ze omdat er benedenstrooms een probleem is, niet per se op hun eigen land. Van Opzet van de proeflocaties Over heel Noord-Brabant hebben de waterschappen in 2009 13 proeflocaties (pilots) ingericht (zie kaart). Er waren drie soorten maatregelen: omwalling van percelen, plaatsing van een knijpstuw in kavelsloten of plaatsing van een LOP-stuw, die met de hand verhoogd of verlaagd kon worden. De meest effectieve manier om water tijdelijk vast te houden, is de afstroom van een perceel verhinderen. Dit is mogelijk door een wal rondom het perceel aan te leggen. Deze ingrijpende methode is op twee proeflocaties toegepast. De meest beproefde methode was de knijpstuw. Dit is een LOP-stuw met een gat er in. Deze constructie stremt het water, waardoor het peil in de sloot bij hoge afvoeren bovenstrooms tijdelijk oploopt. Als de aanvoer van grondwater of afstroming van Bakel wijst overigens op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid: “De veroorzaker van een afvoerpiek moet het probleem in eerste instantie zelf oplossen. Verder zou je dit als ‘blauwe dienst’ kunnen zien, als je meer vasthoudt dan mag worden verwacht. We brengen nu in beeld waar de beste mogelijkheden liggen voor vasthouden aan de bron. Dit zou een voorkeursstrategie moeten zijn. Vasthouden aan de bron kan de duur en de frequentie van de inzet van waterbergingsgebieden verkleinen.” water over het maaiveld naar de sloot afneemt, stroomt het opgevangen water weer langzaam door het gat weg. De afvoer wordt dus afgevlakt en vertraagd. Op twee plekken is een handmatig bediende LOP-stuw beproefd. De boeren die aan deze pilots meededen, kregen bij hevige neerslag per sms de opdracht van het waterschap om extra planken in de stuw te zetten om meer water vast te houden. Naderhand – als de bui voorbij was - haalden ze de extra planken uit de LOP-stuw, waardoor het water weer weg kon stromen. Vier van de stuwen lagen in natuurgebied; de andere maatregelen in landbouwgebied. Automatische dataloggers (meetinstrumenten) hebben de stand van oppervlaktewater en grondwater ieder uur gemeten boven- en benedenstrooms van de stuwen en omwalde percelen om een inschatting te kunnen maken van het watervasthoudende effect van de maatregelen. De grondeigenaren hielden in de gaten hoe het gewas of de natuurlijke begroeiing reageerden en of de oevers stabiel bleven. Ook hebben ze aangegeven of de maatregelen passen binnen hun bedrijfsvoering. Verder hebben er enquêtes, veldwerkplaatsen en expertmeetings plaatsgevonden. Over heel Noord-Brabant zijn proeflocaties (pilots) ingericht. Er waren drie soorten maatregelen: omwalling van percelen, plaatsing van een knijpstuw in kavelsloten of plaatsing van een LOP-stuw, die met de hand verhoogd of verlaagd kon worden. Kees Coppens, lid Dagelijks Bestuur Waterschap Brabantse Delta “Dit project is een eye-opener. Ik had er vroeger nooit bij stilgestaan dat je zoveel in de haarvaten van het watersysteem kunt vasthouden. Het gaat om meer kuubs dan ik had durven dromen. Dat helpt om benedenstrooms wateroverlast te verminderen. Water vasthouden gaat goed samen met waterconservering. Dat laatste kan dan weer een beregeningsbeurt bij de boeren uitsparen. Het zijn elementen van het robuuste watersysteem waar we met zijn allen naar streven met de opeenvolging van waterprojecten. Bij Waterschap Brabantse Delta zijn we al voordat het project afgesloten was, aan de slag gegaan met de ombouw van LOP-stuwen tot knijpstuwen. We hebben er dus volop vertrouwen in.” Begripsverwarring Vasthouden, bergen en conserveren zijn termen die in het dagelijks spraakgebruik vrolijk door elkaar gebruikt worden. Maar in hydrologische zin zijn het drie begrippen die duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn. een flinke hoeveelheid ‘geparkeerd’ kan worden. Ook hier is het doel om benedenstrooms overstromingen te voorkomen. Vasthouden: de neerslag kortstondig vasthouden waar die gevallen is; dus in kavelsloten en op percelen. Doel daarvan is om benedenstrooms wateroverlast te voorkomen. Conserveren: Neerslag zo lang mogelijk vasthouden waar die gevallen is. Door conservering zakt de grondwaterstand in voorjaar en zomer minder snel weg. Doel is om verdroging van natuur tegen te gaan of om droogteschade in de landbouw te voorkomen. Bergen: het water naar een daartoe ingericht gebied leiden waar tijdelijk Een robuust watersysteem kent idealiter alle drie deze elementen. Vasthouden Voorbeeld van kortstondig water vasthouden in de sloot en op het perceel. Bergen Een voorbeeld van een waterbergingsgebied (luchtfoto). Daarbij is zorgvuldige afstemming noodzakelijk. Als je het slootpeil verhoogt om water te conserveren, blijft er immers minder ruimte over in die sloot om water tijdelijk vast te houden bij hevige neerslag. Conserveren en vasthouden kunnen elkaar dan in de weg zitten. Je kunt dit oplossen door in de winter ruimte te houden in het systeem om water vast te houden, en vanaf het vroege voorjaar (februari-maart) waar mogelijk water te conserveren. Conserveren Een LOP-stuw als voorbeeld om water zo lang mogelijk te conserveren. Leon Liebregts (rechts), beheerder landgoed De Utrecht “We hebben door de pilots meer inzicht gekregen in de waterstromen. Het is verbazend hoe snel het op en neer kan gaan. We laten de stuwen uit de proef staan. De effecten zijn positief, in de eerste plaats voor de grondwaterstand. Ik denk dan toch in mijn eigen straatje. Maar naast waterconservering zie ik ook mogelijkheden voor tijdelijk vasthouden op De Utrecht. We gaan twee vennen herstellen. Daar valt te spelen met de waterstand en zo kunnen we dus nog meer water vasthouden. Rekening houden met het landgebruik De medewerking van grondeigenaren is cruciaal bij water vasthouden aan de bron. Ze doen dit niet primair voor zichzelf, maar om problemen benedenstrooms te voorkomen. Daarom moet er goed rekening gehouden worden met hun wensen en moeten er vooraf goed afspraken worden gemaakt tussen waterschappen en grondgebruikers. Zowel in de landbouw als de natuur ontstaat schade als er water langdurig en frequent op het maaiveld staat. Walletjes rond percelen zijn om die reden in het algemeen niet inpasbaar. Een knijpstuw kan op een zodanige hoogte afgesteld worden, dat er alleen water in de sloot wordt vastgehouden. Overigens kan ook voor gekozen worden om juist wel af en toe water op het maaiveld toe te staan, bijvoorbeeld tussen november en januari. Bij de pilot in Heesch bleek dat het gras snel weer bijtrok na overstroming en ook op maïspercelen geeft tijdelijk water op maaiveld in de winterperiode vaak geen schade. Hoeveel kun je vasthouden? Vasthouden werkt, maar voorkomt niet dat bergingsgebieden nodig zijn. Met een knijpstuw kun je in de sloot 2-4% van de afvoerpiek vasthouden. Als de klimaatverandering 10% extra neerslagpieken geeft, kun je dus met vasthouden 20-40% van de klimaateffecten opvangen. Als je toestaat dat er ook berging op het maaiveld plaatsvindt – omdat de knijpstuw zo hoog is afgesteld – is een piekreductie van 10-15% mogelijk. Overigens is dit niet de totale reductie op het niveau van stroomgebied. Zoals eerder opgemerkt hangt veel af van de schaal waarop de maatregelen toegepast worden, naast verhang, landgebruik en hydrologische situatie. Stuwen geschikt voor vasthouden piekafvoer met 4% geremd worden bij een hevige bui. Als het gat in de stuw kleiner was geweest, had het hoger kunnen zijn. Knijpstuwen en handmatige bediende stuwen bieden goede mogelijkheden om piekafvoer te remmen. De effectiviteit is sterk afhankelijk van de locatie. Bovenstrooms moet er voldoende ruimte in het systeem zijn. En wellicht een open deur: benedenstrooms moet er een probleem zijn. Bij de proeven is gebleken dat ook een locatie die er op papier goed uitziet, in de praktijk kan tegenvallen. De handmatig bediende stuw in Heesch lag op de goede plek. Uit de proef blijkt dat je hier 15% van de piek kunt reduceren door vasthouden van het water in de sloot en deels op het maaiveld. voorkomen dat het gat verstopt raakt). Overigens blijkt bepaling van de goede gatgrootte en overstorthoogte nog niet zo simpel. Maar de afmeting en hoogte is op basis van de ervaringen in de praktijk nog eenvoudig aan te passen. De resultaten van de knijpstuwen binnen de verschillende pilots zijn zeer wisselend. In St. Antonisbos kon een De andere locatie - in De Rips - bleek echter veel minder effectief omdat de waterstand hier te snel stijgt. Daar zijn eigenlijk bovenstrooms nog meer maatregelen nodig. Locatiekeuze is dus essentieel en het blijkt dat er veel maatregelen nodig zijn, wil je effect zien. Een voordeel van de handmatige bediende stuw is dat je goed kunt inspelen op de situatie. Nadeel kan zijn dat de boer precies op dat moment in actie moet komen. Knijpstuwen met gat werken zonder tussenkomst van de mens, en vergen geen actie op het moment dat het hard regent. De grootte van het gat en de overstorthoogte worden theoretisch bepaald en daarmee is het alleen nog een kwestie van onderhoud (met name Op landgoed De Utrecht werden grote hoeveelheden water vastgehouden, maar zó lang dat er sprake was van waterconservering, in plaats van tijdelijk vasthouden. In de Kempen bleek de knijpstuw niet op de goede plek te liggen: de locatie was te plat en te nat. Het water stroomde om de stuw heen. Door deze nuttige lessen uit de pilots kunnen de waterschappen beter bepalen waar een knijpstuw zinvol is en hoe de stuw ingericht moet worden (gatgrootte en overstorthoogte). Knijpstuwen en handmatige bediende stuwen bieden goede mogelijkheden om piekafvoer te remmen. De effectiviteit is sterk afhankelijk van de locatie. Hier op de foto de knijpstuw bij de deelnemers Theo en Tonny Otjens in Etten-Leur. Foto: Waterschap Brabantse Delta Wal rond het perceel moeilijk inpasbaar Een wal rond een perceel is het meest effectief om water vast te houden, zeker als het gaat om een perceel waarbij je altijd al veel afvoer over het maaiveld richting sloot ziet. Maar de maatregel is moeilijk praktisch in te passen. Nadeel is dat deze maatregel slecht stuurbaar is. Daardoor ontstaat het gevaar dat het water te lang op het veld blijft staan; iets dat in één van de pilots inderdaad aan het licht kwam. Dat maakt dat bij de volgende bui nog weinig bergingscapaciteit over is – vol Een voorbeeld van een wal om het perceel, hier bij deelnemer Kees van Gestel. Foto: Waterschap De Dommel is vol. Maar nog belangrijker is dat een boer niet blij is met langdurige plassen op zijn land. Dat kan de opbrengst van zijn gewassen aantasten, wat in één van de pilots (Cranendonck) ook te zien was. Overigens ligt de oorzaak van plassen op het land vaak in een slechte bodem- structuur. Die kan ontstaan als het land bereden wordt met te zware machines, zeker onder natte omstandigheden. Een goede bodemstructuur is een basisvoorwaarde om water in de bodem te kunnen vasthouden; als die in orde is, zakt het water voldoende snel weg. Toch is de overall conclusie dat walletjes slechts in een incidenteel geval inpasbaar zijn in de bedrijfsvoering van de boer. Nadeel is dat een wal om een perceel slecht stuurbaar is. Daardoor ontstaat het gevaar dat het water te lang op het veld blijft staan; iets dat in één van de pilots inderdaad aan het licht kwam. Bij pilot Cranendonck werd de verandering van de grassamenstelling zichtbaar. Foto: Bart Bardoel (ZLTO) Aan de slag met de resultaten Waterschappen en grondeigenaren kunnen uit de voeten met resultaten van de proeven, enquêtes en de bijeenkomsten van experts. De waterschappen zijn er in de praktijk al mee aan de slag. Waterschap Brabantse Delta heeft het eind van de proeven niet afgewacht en bij de evaluatie van de werking van de LOP-stuwen besloten deze – waar de eigenaar en peilbeheerders dat nuttig vinden – om te bouwen tot knijpstuwen. Waterschap De Dommel bouwt de eigen LOP-stuwen om tot knijpstuwen, waar zinvol en effectief. Waterschap Aa en Maas gaat aan de slag met een kansenkaart voor water vasthouden. “Verder willen we vasthoudmaatregelen meenemen in herstelprojecten van natte natuurparels”, vertelt Dick Boland, projectleider namens de waterschappen. “We werken daar aan het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). In die natte natuurgebieden zijn tijdelijk hogere waterpeilen dan de GGOR door het vasthouden van gebiedseigen water op het maaiveld meestal geen probleem. Het gaat dan al snel om grote hoeveelheden, dus dat levert een flinke bijdrage.” Boland wijst verder op het belang van een goede bodemstructuur; een onderwerp dat in een expertmeeting aan de orde is gekomen. “Zowel de boer als de waterbeheerder hebben veel belang bij een goede Waterschappen en grondeigenaren kunnen uit de voeten met resultaten van de proeven, enquêtes en de bijeenkomsten van experts. De waterschappen zijn er in de praktijk al mee aan de slag. Foto: Waterschap De Dommel bodemstructuur. Dat zorgt voor een goede gewasopbrengst en voor een goed watervasthoudend vermogen. Een perceel met een goede structuur geeft geen versnelde afvoer van water over het maaiveld naar de sloot. Dat buffert afvoerpieken en voorkomt afspoeling van meststoffen. Bodemmaatregelen die goed zijn voor de boer zijn ook goed voor de maatschappij. Alle reden dus om bodemverbetering te stimuleren binnen het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer, dat getrokken wordt door de landbouworganisaties, en het Deltaplan Hoge Zandgronden.” Bodemmaatregelen die goed zijn voor de boer zijn ook goed voor de maatschappij. Alle reden dus om bodemverbetering te stimuleren. Wormengang waarin een plantenwortel groeit. Een bodem met een goede structuur is doorlaatbaar, kruimelig en heeft veel open ruimtes. Foto: Bart Bardoel (ZLTO) Ernest de Groot, lid Dagelijks Bestuur Waterschap Aa en Maas “Uit de proeven blijkt dat het belangrijk is om maatregelen die relatief eenvoudig lijken toch uit te testen en door te spreken samen met betrokkenen. Je leert telkens nieuwe dingen. De resultaten kunnen we actief benutten bij de uitwerking van het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR).” Lex Huijbers, lid Dagelijks Bestuur Waterschap de Dommel “De sterke kant van dit project is dat we met veel organisaties samengewerkt hebben om maatregelen in de praktijk te toetsen. Zo krijg je een breed draagvlak en kun je in gebiedsprocessen grotere slagen maken. Je brengt een bewustwordingsproces op gang bij de grondeigenaren dat ze zelf een bijdrage kunnen leveren. Als dat op grote schaal wordt toegepast maken veel kleine beetjes een grote waterplas.” Kansenkaart Om tot een substantiële hoeveelheid tijdelijk vastgehouden water te komen, zijn er veel maatregelen nodig. Daarnaast blijkt uit de pilots dat het nogal wat uitmaakt waar je zo’n maatregel – zoals een knijpstuw – precies neerlegt om het optimale effect te bereiken. Waterschap Aa en Maas laat nu in kaart brengen waar de kansen liggen. Films Op de site van het Deltaplan Hoge Zandgronden (Klik hier) zijn verschillende informatieve films en de nieuwsbrieven van het project te vinden. De films over het project staan ook op Youtube: zoeken op “water vasthouden aan de bron”. Van het project zijn de pilots, deelnemers en betrokkenen gefilmd. Op de foto wordt Johan Elshof van ZLTO door Bureau Beeldtaal geïnterviewd. De films over het project staan ook op Youtube: zoeken op “water vasthouden aan de bron”. Foto: Bart Bardoel (ZLTO) Jos van den Hurk, melkveehouder te Heesch “Ik heb veel meer inzicht gekregen in de mogelijkheden van tijdelijk water vasthouden door de proef op mijn bedrijf. We liggen met ons bedrijf in een laaggelegen gebied en ondervinden zelf wateroverlast. Misschien kunnen zulke maatregelen dat tegengaan en bovendien voorkomen dat hier een bergingsgebied ingericht wordt. Dan moeten ze natuurlijk wel op grote schaal aangelegd worden. Ik heb de stuw met de hand bediend, na een verzoek per sms door het waterschap. De consequentie is dat mijn grasland af en toe overstroomt. Dat zou wellicht tot een tragere start in het voorjaar kunnen leiden. Daar moet dan wel iets tegenover staan. Een vergoeding of inpassing als vergroeningsmaatregel in het nieuwe Gemeenschappelijke Landbouwbeleid. Als dat laatste lukt, zie ik zeker animo bij collega’s.” Colofon Deze nieuwsbrief is een uitgave van het project Water vasthouden aan de Bron Redactie:Tijs Kierkels (Kierkels Slegers Groep) & kerngroep Ontwerp: Studio Bastiaan Coördinatie:Bart Bardoel, ZLTO Projecten Reacties op deze nieuwsbrief kunnen verstuurd worden naar: [email protected]