orthogonale projectiemethode 2

advertisement
Wetenschappelijk
tekenen
theorie + opgaven
Heilig Hart van Maria-Instituut
Oudaen 72, 2970 ‘s-Gravenwezel
Naam:
Schooljaar:
DEEL 1:
1
2
3
4
5
6
ORTHOGONALE PROJECTIEMETHODE
3
PROJECTIES VAN EEN PUNT
PROJECTIES VAN EEN RECHTE
PROJECTIES VAN EEN VLAK
PROJECTIES VAN VEELVLAKKEN
WARE GROOTTE BEPALEN DOOR NEERSLAAN
WARE GROOTTE BEPALEN DOOR WENTELEN
3
4
7
9
10
11
DEEL 2: PARALLELPERSPECTIEF VAN MEETKUNDIGE LICHAMEN MET
GRONDVLAK IN HORIZONTAAL VLAK OF FRONTVLAK
12
DEEL 3:
15
1
2
3
3.1
3.2
3.3
4
4.1
4.2
5
6
7
7.1
7.2
8
8.1
8.2
8.3
9
9.1
9.2
10
MEETKUNDIGE CONSTRUCTIES
VERDELING VAN EEN LIJNSTUK ( BLAD 14)
VERDELING VAN EEN HOEK ( BLAD 14)
EEN OVAAL
CONSTRUCTIE VAN EEN OVAAL ALS DE KLEINE AS GEGEVEN IS: ( BLAD 15)
CONSTRUCTIE VAN EEN OVAAL ALS DE GROTE AS GEGEVEN IS:
CONSTRUCTIE VAN EEN OVAAL ALS DE GROTE EN DE KLEINE AS GEGEVEN IS: ( BLAD 17)
EEN KORFBOOG
CONSTRUCTIE VAN EEN KORFBOOG MET DRIE MIDDELPUNTEN:
CONSTRUCTIE VAN EEN KORFBOOG MET VIJF MIDDELPUNTEN: ( BLAD 21)
EEN SPITSBOOG ( BLAD 22)
RAAKLIJNEN AAN EEN CIRKEL ( BLAD 22)
GEMEENSCHAPPELIJKE RAAKLIJNEN AAN TWEE CIRKELS
UITWENDIGE RAAKLIJNEN AAN TWEE CIRKELS ( BLAD 23)
INWENDIGE RAAKLIJNEN AAN TWEE CIRKELS ( BLAD 24)
ELLIPSEN
METHODE VAN DE VOERSTRALEN ( BLAD 26)
METHODE MET CONCENTRISCHE CIRKELS ( BLAD 27)
METHODE MET SAMENLOPENDE RECHTEN ( BLAD 28)
EIVORMEN
BREEDTE GEGEVEN ( BLAD 29)
BREEDTE EN LENGTE GEGEVEN ( BLAD 30)
TOEPASSING MET MEETKUNDIGE CONSTRUCTIES
15
15
16
16
16
17
18
18
19
20
20
21
21
21
23
23
24
24
25
25
25
26
DOCUMENTAIR TEKENEN IN COÖRDINATIE MET ANDERE VAKKEN
27
DEEL 4:
1 BIOLOGIE ( BLAD 32)
1.1 SCHETSEN NAAR DE NATUUR MET INFORMATIEF KARAKTER
2 RUIMTEMEETKUNDE
2.1 ONTWERP VAN EEN WONING MET KUBUS EN RECHTHOEKIG PARALLELLEPIPEDUM ALS
27
27
27
GRONDVORM
3 STATISTIEK (ZIE OOK WISKUNDE)
3.1 VISUALISERING VAN STATISTISCHE GEGEVENS
27
28
28
Cursus wetenschappelijk tekenen
2
Leerkracht: I. Hermy
DEEL 1: Orthogonale projectiemethode
Projecties van punten, rechten en vlakken
1
Projecties van een punt
Een punt in de ruimte is volledig en ondubbelzinnig bepaald als we zijn
projecties kennen op het HV en het VV.
Pv
VV
hoogte
X
Y
verwijdering
HV
Ph
Opgave:
Teken de projecties van de punten uit de volgende tabel op blad 1
(laat tussen twee opeenvolgende punten telkens 15 mm)
Naam
Verwijdering
Hoogte
A
30
30
B
0
35
C
0
0
Cursus wetenschappelijk tekenen
D
40
15
3
E
15
0
F
5
40
G
35
10
H
20
25
I
25
35
J
25
5
Leerkracht: I. Hermy
2
Projecties van een rechte
a. Horizontale rechte (h)
evenwijdig met het HV
schuin t.o.v. het VV
hv
X
Y
hh
b. Frontrechte (f)
schuin t.o.v. het HV
evenwijdig met het VV
fv
X
Y
fh
c. Evenwijdige met XY-as (e)
evenwijdig met het HV
evenwijdig met het VV
ev
X
Y
eh
Cursus wetenschappelijk tekenen
4
Leerkracht: I. Hermy
d. Verticale rechte (v)
loodrecht op het HV
vv
X
Y
. vh
e. Koprechte (k)
loodrecht op VV
kv
X
Y
kh
f. Profielrechte (p)
staat
ligt in een vlak dat loodrecht
op het HV en op het VV
pv
X
Y
ph
Cursus wetenschappelijk tekenen
5
Leerkracht: I. Hermy
Opgave:
Teken op blad 2 de projecties van:
1.
Een frontrechte f met een verwijdering van 15, die een hoek vormt van 30° met
het HV, met de opening van de hoek naar rechts.
2.
Een punt A met verwijdering 20 en hoogte 0
Een koprechte k die zich 15 links van A bevindt, op een hoogte van 25
Een profielrechte p die 20 rechts van A ligt
3.
Een punt B met verwijdering 20 en hoogte 20
Een horizontale rechte h die het punt B bevat en een hoek van 45° vormt met
het VV (de opening van de hoek naar links)
4.
Een punt C met een hoogte van 0
Een verticale rechte v die door het punt C gaat en 20 voor het VV ligt
5.
Een punt D met verwijdering 23 en hoogte 32
Een frontrechte f die door D gaat en een hoek van 45° vormt met het HV, met
de opening van de hoek naar links
Een punt E op deze frontrechte dat rechts van D ligt, zodanig dat het lijnstuk
DvEv 35 is
6.
Een horizontale rechte h en een frontrechte f zodat h en f snijdende rechten
zijn
Cursus wetenschappelijk tekenen
6
Leerkracht: I. Hermy
3
Projecties van een vlak
a. Horizontaal vlak ()
evenwijdig met het HV
v
X
Y
b. Frontvlak ()
evenwijdig met het VV
X
Y
h
c. Verticaal vlak ()
loodrecht op het HV
X
Y
h
d. Kopvlak ()
loodrecht op het VV
v
X
Y
e. Profielvlak ()
loodrecht op het VV en
loodrecht op het HV
v
X
Y
h
Cursus wetenschappelijk tekenen
7
Leerkracht: I. Hermy
Opgave:
Teken op blad 3 de projecties van:
1.
Een horizontaal vlak  dat 20 boven het HV ligt
2.
Een verticaal vlak  dat een hoek van 60° vormt met het VV, met de opening
van de hoek naar rechts
3.
Een frontvlak  dat het punt A bevat. Het punt A heeft een verwijdering en een
hoogte van 20.
Teken op blad 4 de projecties van:
4.
Een kopvlak  dat met de XY-as een hoek vormt van 20° (opening van de hoek
naar rechts). Een punt C met verwijdering 12, een punt D met verwijdering 30
en een punt E met verwijdering 16. De punten C en E liggen in het kopvlak 
terwijl D boven  ligt
5.
Een lijnstuk [AB] met verwijdering 25 en hoogte 15. Een frontvlak  dat het
lijnstuk [AB] bevat.
6.
Een punt E met verwijdering 25 en hoogte 26. Een punt F met verwijdering 13
en hoogte 14. Een kopvlak  dat het lijnstuk [EF] bevat.
Cursus wetenschappelijk tekenen
8
Leerkracht: I. Hermy
4
Projecties van veelvlakken
Een vlakke figuur gelegen in een horizontaal (of front)vlak zal een projectie
hebben op ware grootte in het HV (VV)
Vorig jaar heb je reeds kennis gemaakt met de techniek van de veelhoeken,
hiermee gaan we nu veelvlakken construeren.
Opgave:
Gebruik blad 5,6 en 7 om de projecties te tekenen van:
1. Een horizontaal vlak  dat 15 boven het HV ligt en dat het punt 0 van een
regelmatige zeshoek bevat. De zijde van de zeshoek is 20 en 2 zijden liggen
op koprechten.
2. Een punt M heeft verwijdering 30 en hoogte 0. Teken een vierkant in het HV
met middelpunt M. De lengte van een diagonaal is 36 en de zijden vormen
hoeken van 45° met het VV.
3. Een gelijkzijdige driehoek in het frontvlak  dat 15 voor het VV ligt, het
middelpunt O ligt 30 boven het HV, R = 25 en hoekpunt A ligt 14 boven het HV
en links van O.
4. Een punt M heeft een hoogte van 25 en is het middelpunt van een cirkel dat in
het frontvlak  ligt en waarvan de verwijdering 15 is. R = 20.
5. Een gelijkzijdige driehoek in het VV met middelpunt O (h = 25 en v = 0), R = 18.
De meest naar rechts gelegen zijde ligt op een verticale rechte.
6. Een horizontaal vlak  dat 18 boven het HV ligt, bevat een middelpunt M van
een vierkant waarvan één diagonaal een hoek van 60° vormt met het VV
(opening van de hoek naar links) R = 20.
Cursus wetenschappelijk tekenen
9
Leerkracht: I. Hermy
5
Ware grootte bepalen door neerslaan
VV
Cvn
Voorbeeld:
αv
Anv
Bnv
Cv
Bv
Av
X
Y
B
h
Ah
Ch
HV
Werkwijze:
 Trek loodlijnen vanuit de hoekpunten van de figuur waar ze als lijnstuk wordt
voorgesteld.
 Meet de verwijdering (hoogte) van een hoekpunt van de figuur en breng deze
maat over op de getrokken loodlijn. (herhaal voor alle hoekpunten)
 Verbind de verkregen hoekpunten tot de ware grootte van de figuur en arceer
volgens een hoek van 45° t.o.v. de XY-as.
Opgave:
Bepaal telkens de ware grootte van de gegeven figuren door neerslaan.
Gebruik hiervoor blad 8, 9 en 10 van je oplossingenbundel.
Cursus wetenschappelijk tekenen
10
Leerkracht: I. Hermy
6
Ware grootte bepalen door wentelen
Voorbeeld:
VV
αv
C
B
V
V
V
A
v
CW
BvW
Av
W
X
αv
W
Y
B
h
B
h
W
Ah = Ah
W
Ch
ChW
HV
Werkwijze:
 draai het vlak waarin de figuur voorgesteld wordt als een lijnstuk tot een
horizontaal vlak (of frontvlak)
 draai alle hoekpunten mee (zet passerpunt in draaipunt van de twee vlakken)
 breng de gevonden punten loodrecht over naar het andere projectievlak tot
horizontaal naast elk overeenkomstig punt
 verbind de verkregen punten tot een figuur
 deze figuur bepaalt de ware grootte door wentelen
Opgave:
Bepaal telkens de ware grootte van de gegeven figuren door wentelen.
Gebruik blad 11 en 12 van je oplossingenbundel. Zorg ervoor dat de oplossing
binnen de voorziene ruimte valt!
Cursus wetenschappelijk tekenen
11
Leerkracht: I. Hermy
DEEL 2: Parallelperspectief van meetkundige
lichamen met grondvlak in horizontaal vlak of
frontvlak
Om een meetkundig lichaam in parallelperspectief te tekenen, vertrekken we
steeds van het grondvlak.
Werkwijze:
 Teken het grondvlak in een cirkel met O als middelpunt en benoem alle
hoekpunten. ()
 Bepaal van elk hoekpunt (of ander merkwaardig randpunt van de figuur)
de projectie in het andere projectievlak.
 Bepaal de hoogte van het meetkundig lichaam vanuit het middelpunt van
het grondvlak waar het als lijnstuk wordt voorgesteld.
 Bepaal de doorsnede van het lichaam met het gegeven vlak.
 Bepaal de ware grootte van de doorsnede zoals gevraagd.
 Duidt het resultaat aan in zwart d.w.z. het deel tussen het snijvlak en de
XY-as (= het overgebleven lichaam).
 Duid alle zichtbare ribben aan in volle lijn, en de onzichtbare ribben (of
delen ervan) in stippellijn van 4 mm onderbroken met 1 mm.
Opgave: Gebruik hiervoor de kennis die je tot nu toe verworven hebt.
1. Gegeven: middelpunt O (v = 15 , h = 40)
r = 30
H = 80
Gevraagd:  blad 13
a. construeer een regelmatig vijfkant prisma met het grondvlak in
een frontvlak
b. bepaal de doorsnede met een vertikaal vlak δ
c. bepaal de ware grootte van het snijvlak door neerslaan
d. Maak een ruimtelijke figuur uit stevig papier of karton. (eerst je
volgnummer noteren in potlood en dan netjes vastkleven!)
Cursus wetenschappelijk tekenen
12
Leerkracht: I. Hermy
2. Gegeven: middelpunt O (v = 15 , h = 40)
r = 30
H = 65
Gevraagd:  blad 14
a. construeer een regelmatig zeskant piramide met het grondvlak
in een frontvlak
b. bepaal de doorsnede met een frontvlak β
c. bepaal de ware grootte van het snijvlak door neerslaan
d. Maak een ruimtelijke figuur uit stevig papier of karton.
3. Gegeven: middelpunt O (v = 15 , h = 50)
r = 30
H = 65
Gevraagd:  blad 15
a. construeer een regelmatig zevenkant piramide met het
grondvlak in een frontvlak
b. bepaal de doorsnede met een verticaal vlak δ
c. bepaal de ware grootte van het snijvlak door wentelen
d. Maak een ruimtelijke figuur uit stevig papier of karton.
4. Gegeven: middelpunt O (v = 15 , h = 35)
r = 25
H = 70
Gevraagd:
a.
b.
c.
d.
 blad 16
construeer een cilinder met het grondvlak in een frontvlak
bepaal de doorsnede met een frontvlak β
bepaal de ware grootte van het snijvlak (door neerslaan)
Maak een ruimtelijke figuur uit stevig papier of karton.
5. Gegeven: middelpunt O (v = 50 , h = 15)
r = 25
H = 70
Gevraagd:
a.
b.
c.
 blad 17
construeer een cilinder met het grondvlak in een horizontaal vlak
bepaal de doorsnede met een horizontaal vlak α
bepaal de ware grootte van het snijvlak
Cursus wetenschappelijk tekenen
13
Leerkracht: I. Hermy
6. Gegeven: middelpunt O (v = 10 , h = 25)
r = 20
H = 45
Gevraagd:
a.
b.
c.
d.
 blad 18
construeer een kegel met het grondvlak in een frontvlak
bepaal de doorsnede met een frontvlak β
bepaal de ware grootte van het snijvlak
Maak een ruimtelijke figuur uit stevig papier of karton.
7. Gegeven: middelpunt O (v = 25 , h = 15)
r = 20
H = 45
Gevraagd:
a.
b.
c.
 blad 19
construeer een kegel met het grondvlak in een horizontaal vlak
bepaal de doorsnede met een horizontaal vlak α
bepaal de ware grootte van het snijvlak
Cursus wetenschappelijk tekenen
14
Leerkracht: I. Hermy
DEEL 3: Meetkundige constructies
1
Verdeling van een lijnstuk ( blad 20)
Gegeven : [AB] = 12 cm
Gevraagd: Verdeel het lijnstuk [AB] in 5 gelijke stukken
Werkwijze: 1. Trek vanuit het randpunt A een willekeurige halfrechte schuin naar
beneden (let op niet door titel 2)
2. Trek hiermee evenwijdig langs boven een halfrechte vanuit het
randpunt B
3. Bepaal met een gekozen passeropening 5 gelijke stukken op de
schuine halfrechten (de gekozen maat vasthouden!)
4. Verbindt het uiteinde van het vijfde deel met het randpunt van het
gegeven lijnstuk
5. Verbindt alle delen met onderling evenwijdige lijnstukken
6. Het lijnstuk is nu in 5 gelijke stukken verdeeld
2
Verdeling van een hoek ( blad 20)
Gegeven: Â = 140°
Gevraagd: Verdeel hoek  in 5 gelijke hoeken
Werkwijze: 1. Teken met een willekeurige passeropening en met het
passerpunt in A een cirkel. Noem de snijpunten van de benen
van hoek  met de cirkel respectievelijk B (rechts van A) en C.
2. Verleng been AB van de gegeven hoek tot het de cirkel aan de
overkant snijdt in D
3. Trek met de passerpunt in B en het passerpotlood in D een
cirkelboog langs onder. Trek met de passerpunt in D en het
passerpotlood in B een snijdende cirkelboog.
Noem het snijpunt E.
4. Noem F het snijpunt van BD en EC.
5. Verdeel het lijnstuk [BF] in 5 gelijke stukken zoals hierboven.
Noem de deelpunten G, H, I en J (van links naar rechts)
6. De rechten GE, HE, IE en JE vormen met de cirkel respectievelijke
snijpunten K, L, M en N
7. Verbind de punten K, L, M en N met hoekpunt A
8. De gegeven hoek is nu in vijf gelijke hoeken verdeeld
Cursus wetenschappelijk tekenen
15
Leerkracht: I. Hermy
3
Een ovaal
Een ovaal is een vlakke gesloten kromme, bestaande uit vier
cirkelbogen die twee aan twee gelijk zijn. De assen van een ovaal
staan loodrecht op elkaar en delen elkaar middendoor
3.1
Constructie van een ovaal als de kleine as gegeven is:
( blad 21)
( blad 22 bovenaan)
Gegeven: De kleine as [CD] is 50
Gevraagd: Teken het ovaal waarvan [CD] de kleine as is
Werkwijze: 1. Construeer de middelloodlijn van [CD]
(een deel hiervan wordt de grote as)
2. Noem O het snijpunt van CD en de middelloodlijn
3. Teken een cirkel met middelpunt O die CD als diameter heeft.
4. Noem de snijpunten van de cirkel met de grote as E en F.
5. Teken twee gesloten halfrechten [CE en [CF (lang genoeg!)
6. Teken twee gesloten halfrechten [DE en [DF (lang genoeg!)
7. Trek met passerpunt in C en passerpotlood in D een cirkelboog
tussen de gesloten halfrechten [CE en [CF
8. Trek met passerpunt in D en passerpotlood in C een cirkelboog
tussen de gesloten halfrechten [DE en [DF
10. Vervolledig het ovaal met de passerpunt respectievelijk in E en F.
11. Het ovaal bestaande uit vier cirkelbogen is geconstrueerd
3.2
3.2.1
Constructie van een ovaal als de grote as gegeven is:
methode 1: ( blad 21)
Gegeven: De grote as [AB] is 75
Gevraagd: Teken het ovaal
Werkwijze: 1. Verdeel de grote as [AB] in drie gelijke delen.
2. Noem de deelpunten O en O'.
3. Teken met passerpunt in O en passerpotlood in O' een cirkel.
4. Teken met passerpunt in O' en passerpotlood in O een snijdende
cirkel.
5. Noem de snijpunten E en F
6. Teken twee gesloten halfrechten [EO en [EO' (lang genoeg!)
7. Teken twee gesloten halfrechten [FO en [FO' (lang genoeg!)
8. De buitenste bogen van het ovaal liggen op de reeds getekende
cirkels
9. Vervolledig het ovaal met aansluitingsbogen waarvan de
middelpunten E en F zijn
10. Het ovaal bestaande uit vier cirkelbogen is geconstrueerd
Cursus wetenschappelijk tekenen
16
Leerkracht: I. Hermy
3.2.2
methode 2: ( blad 22 onderaan)
Gegeven: De grote as [AB] is 60
Gevraagd: Teken het ovaal
Werkwijze: 1. Verdeel de grote as [AB] in vier gelijke delen.
2. Noem de deelpunten O', O en O".
3. Teken met passerpunt in O' en passerpotlood in O een cirkel.
4. Teken met passerpunt in O" en passerpotlood in O een cirkel.
5. Bepaal met straal O'O" en passerpunt in O' en O" twee snijpunten
R en S
6. R en S zijn de middelpunten van de twee grote bogen
7. O' en O" zijn de middelpunten van de twee kleine bogen
8. Het ovaal bestaande uit vier cirkelbogen is geconstrueerd
3.3
Constructie van een ovaal als de grote en de kleine as gegeven is:
( blad 23)
Gegeven: De grote as [AB] is 110 en de kleine as [CD] is 60
Gevraagd: Teken het ovaal
Werkwijze: 1. Zet de korte as [CD] uit op de verticale as en de lange as [AB ] op
de horizontale as van het assenstelsel.
2. Teken een cirkel met middelpunt O en een diameter gelijk aan de
lange as.
3. Noem de snijpunten van deze cirkel met de verticale as
respectievelijk E en F
4. Verbind A en B met C en D tot een parallellogram.
5. Bepaal met C als middelpunt en CE als straal de snijpunten G en H
6. Bepaal met D als middelpunt en DF als straal de snijpunten J en K
7. Construeer de middelloodlijnen van de lijnstukken [AG], [AJ], [BH]
en [BK].
8. Noem de snijpunten van deze middelloodlijnen met de korte as
R en S.
9. Noem de snijpunten van deze middelloodlijnen met de lange as
O’ en O”.
10. R en S zijn de middelpunten van de grote bogen en O’ en O” zijn
de middelpunten van de kleine bogen.
Cursus wetenschappelijk tekenen
17
Leerkracht: I. Hermy
4
Een korfboog
Een korfboog is een open kromme gevormd door een aantal vloeiend
ineenlopende cirkelbogen.
4.1
4.1.1
Constructie van een korfboog met drie middelpunten:
methode1: ( blad 24)
Gegeven: Breedte [AB] = 90
Hoogte [OC] = 30
Gevraagd: Teken een korfboog vanuit 3 middelpunten
Werkwijze: Beschouw de breedte [AB] als de grote as en de hoogte [MC] als de
helft van de kleine as van een ovaal. Construeer een halve ovaal en je
hebt een korfboog.
4.1.2
methode 2: ( blad 25)
Gegeven: Breedte [AB] = 90
Hoogte [OC] = 30
Gevraagd: Teken een korfboog vanuit 3 middelpunten
Werkwijze: 1. Teken een halve cirkelboog met middelpunt O en straal OA.
2. Noem het snijpunt van de cirkelboog en de verticale as D
3. Verdeel de halve cirkelboog in drie gelijke delen.
Noem de deelpunten E en F
4. Teken de lijnstukken [AE], [ED], [DF] en [FB]
5. Trek vanuit C een evenwijdige aan DE
6. Het snijpunt van deze rechte met AE noemt P1
7. Trek vanuit C een evenwijdige aan DF
8. Het snijpunt van deze rechte met BF noemt P2
9. Trek door P1 een evenwijdige aan EO
10. Noem het snijpunt van deze rechte met de horizontale as O’
11. Trek door P2 een evenwijdige aan FO
12. Noem het snijpunt van deze rechte met de horizontale as O”
11. Noem M het snijpunt van P1O’ en P2O”
12. M is het middelpunt van de grote boog en O’ en O” zijn de
middelpunten van de kleine bogen
Cursus wetenschappelijk tekenen
18
Leerkracht: I. Hermy
4.2
Constructie van een korfboog met vijf middelpunten:
( blad 26)
Gegeven: Breedte [AB] = 90
Hoogte [OC] = 30
Gevraagd: Teken een korfboog vanuit 5 middelpunten
Werkwijze: 1. Teken het lijnstuk [AB]
2. Construeer op [AB] een middelloodlijn en noem het snijpunt O
3. Bepaal boven O op de middelloodlijn C zodat [OC] = 30
4. Teken een evenwijdige met AB die C bevat
5. Teken met de twee evenwijdigen een rechthoek ADEB
6. Teken de lijnstukken [AC] en [BC]
7. Laat vanuit D een loodlijn neer op [AC] en noem S het snijpunt
van de loodlijn met [AB]
9. Laat vanuit E een loodlijn neer op [BC] en noem S' het snijpunt
van de loodlijn met [AB]
10. Noem het snijpunt van de twee loodlijnen Q
11. Construeer het punt F als middelpunt van [AD]
12. Construeer het punt G als middelpunt van [BE]
13. Construeer de bissectrice van hoek DQC en hoek CQE
14. Het snijpunt van de rechte FS met de deellijn van hoek DQC
noemt R, en het snijpunt van de rechte GS' met de deellijn
van hoek CQE noemt R'
15. Zet de passerpunt in S en het passerpotlood in A en trek een
cirkelboog tussen AS en FS
16. Trek met passerpunt in R een aansluitende cirkelboog tot QR
17. Trek met passerpunt in Q een aansluitende cirkelboog tot QR'
18. Trek met passerpunt in R' een aansluitende cirkelboog tot R'S'
19. Zet de passerpunt in S' en trek een laatste cirkelboog tot S'B
( Let op dat cirkelbogen geen sprong maken in de verschillende
aansluitingspunten)
20. De korfboog bestaande uit vijf cirkelbogen is geconstrueerd
Cursus wetenschappelijk tekenen
19
Leerkracht: I. Hermy
5
Een spitsboog ( blad 27)
Een boog gevormd door twee cirkelbogen die elkaar in de top onder een
scherpe hoek ontmoeten.
Gegeven: Breedte [AB] = 60
Hoogte [CM] = 70
Gevraagd: Teken een spitsboog
Werkwijze:1. Teken de middelloodlijn van het lijnstuk [AB] en noem het
middelpunt M
2. Bepaal het punt C op de middelloodlijn zodat CM = 70
3. Teken de lijnstukken [CA] en [CB]
4. Construeer de middelloodlijnen van de lijnstukken [CA] en [CB]
5. De middelloodlijn van [CA] snijdt [CB] in O en de middelloodlijn
van [CB] snijdt [CA] in O'
6. Teken met passerpunt in O een cirkelboog van A tot C.
7. Teken met passerpunt in O' een cirkelboog van B tot C.
8. De spitboog bestaande uit twee cirkelbogen is geconstrueerd
6
Raaklijnen aan een cirkel ( blad 27)
Gegeven: C(O,25)
Gevraagd: Teken de raaklijnen vanuit een willekeurig punt buiten de cirkel
Werkwijze:1. Verbind het middelpunt O van de cirkel met het gegeven punt A
buiten de cirkel
2. Construeer de middelloodlijn van het lijnstuk [OA] en noem het
snijpunt M
3. Teken een cirkel met middelpunt M en diameter [OA]
4. Noem de snijpunten van beide cirkels respectievelijk B en C
5. De rechten BA en CA zijn de raaklijnen aan de gegeven cirkel
6. Teken de lijnstukken [OB] ( loodrecht op [AB])
en [OC] ( loodrecht op [AC])
Cursus wetenschappelijk tekenen
20
Leerkracht: I. Hermy
7
7.1
Gemeenschappelijke raaklijnen aan twee cirkels
Uitwendige raaklijnen aan twee cirkels ( blad 28)
Gegeven: [OO'] = 150
C(O', R') = C(O', 25)
C(O, R) = C(O, 50)
Gevraagd: Teken de uitwendige raaklijnen aan de gegeven cirkels
Werkwijze: 1. Teken C(O, R - R' )
2. Construeer de raaklijnen aan C(O, R - R' ) vanuit O'
3. Noem de twee raakpunten respectievelijk A en B
4. [OA snijdt C(O, R) in C en [OB snijdt C(O, R) in D
5. Trek door C een evenwijdige aan O'A
6. Trek door D een evenwijdige aan O'B
7. De gegeven cirkels hebben nu twee gemeenschappelijke
uitwendige raaklijnen
7.2
Inwendige raaklijnen aan twee cirkels ( blad 29)
Gegeven: [OO'] = 150
C(O', R') = C(O', 25)
C(O, R) = C(O, 50)
Gevraagd: Teken de inwendige raaklijnen aan de gegeven cirkels
Werkwijze: 1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Teken C(O, R + R' )
Construeer de raaklijnen aan C(O, R + R' ) vanuit O'
Noem de raakpunten A en B
[OA snijdt C(O, R) in C en [OB snijdt C(O, R) in D
Trek door C een evenwijdige aan O'A
Trek door D een evenwijdige aan O'B
De gegeven cirkels hebben nu twee gemeenschappelijke
inwendige raaklijnen
Cursus wetenschappelijk tekenen
21
Leerkracht: I. Hermy
Cursus wetenschappelijk tekenen
22
Leerkracht: I. Hermy
8
8.1
Ellipsen
Methode van de voerstralen ( blad 30)
Gegeven: lange as: [AB] = 120
korte as: [CD] = 80
Gevraagd: Teken een ellips volgens de methode van de voerstralen
Bepaal de punten A en B zodat AB = 120
Construeer de middelloodlijn van [AB] en noem het middelpunt O
Bepaal de punten C en D zodat CD = 80 (O is midden van [CD])
Zet de passer open van O tot A. Trek met passerpunt in D een
cirkelboog die AB snijdt in F en F’
5. Verdeel het lijnstuk [FO] in 5 gelijke stukken en nummer de
deelpunten van 1 tot 4
7. Trek de volgende boogjes zodat snijpunten ontstaan:
Werkwijze: 1.
2.
3.
4.
passeropening passerpunt
[1A]
[2A]
[3A]
[4A]
[1B]
[2B]
[3B]
[4B]
passerpotlood
F
links en rechts van AB
F'
links en rechts van AB
F
links en rechts van AB
F'
links en rechts van AB
F
links en rechts van AB
F'
links en rechts van AB
F
links en rechts van AB
F'
links en rechts van AB
F
links en rechts van AB
F'
links en rechts van AB
F
links en rechts van AB
F’
links en rechts van AB
F
links en rechts van AB
F’
links en rechts van AB
F
links en rechts van AB
F’
links en rechts van AB
8. Trek door de verkregen snijpunten een vloeiende kromme met de
losse hand.
Cursus wetenschappelijk tekenen
23
Leerkracht: I. Hermy
8.2
Methode met concentrische cirkels ( blad 31)
Gegeven: lange as: [AB] = 90
korte as: [CD] = 60
Gevraagd: Teken een ellips volgens de methode van de concentrische cirkels
Werkwijze: 1. Noem het snijpunt van het assenkruis O
2. Bepaal de punten A en B zodat [AB] = 90 (O is midden van [AB])
3. Bepaal de punten C en D zodat [CD] = 60 (O is midden van [CD])
4. Teken C(O, OA) en C(O, OC)
(= concentrische cirkels)
5. Verdeel hoek AÔC in 5 gelijke hoeken en nummer de deelpunten
zoals op de methodeschets ( 1’, 2’, 3’, 4’, 1”, 2”, 3”, 4”)
7. Trek vanuit 1’, 2’, 3’ en 4’ evenwijdige rechten met CD tussen
beide concentrische cirkels
8. Trek vanuit 1”, 2”, 3” en 4” snijdende rechten die evenwijdig zijn
met AB
9. Noem de snijpunten respectievelijk 1, 2, 3 en 4
10. Herhaal dit voor de 4 sectoren.
11. Verbind 1, 2, 3, 4, … d.m.v. een vloeiende kromme en je krijgt een
ellips
8.3
Methode met samenlopende rechten ( blad 32)
Gegeven: lange as: [AB] = 90
korte as: [CD] = 60
Gevraagd: Teken een ellips volgens de methode van samenlopende rechten
Werkwijze: 1. Duid de punten A, B, C en D aan op het assenkruis zodat [AB] = 90
en [CD] = 60
2. Construeer een rechthoek zodat A, B, C en D telkens het midden is
van een zijde
3. Verdeel de lange as [AB] in 10 gelijke stukken en nummer de
deelpunten
4. Verdeel de breedte van de rechthoek in 10 gelijke stukken en
nummer de deelpunten
4. Trek vanuit C een rechte door elk deelpunt van [AB]
5. Trek vanuit D een rechte door elk deelpunt van [AB]
6. Trek vanuit C een rechte door elk deelpunt boven [AB]
7. Trek vanuit D een rechte door elk deelpunt onder [AB]
8. De 16 verkregen snijpunten behoren tot de ellips, verbind ze door
een vloeiende kromme
Cursus wetenschappelijk tekenen
24
Leerkracht: I. Hermy
9
9.1
Eivormen
Breedte gegeven ( blad 33)
Gegeven: breedte [CD] = 40
Gevraagd: Teken een eivorm waarvan de breedte gegeven is
Werkwijze: 1. Bepaal de punten C en D zodat CD = 40
2. Construeer de middelloodlijn van [CD] en noem het middelpunt O
3. Teken C(O, OC)  De helft van de cirkel is een cirkelboog van de eivorm
4. Noem de snijpunten van de cirkel en de middelloodlijn van [CD]
A en O’
5. Trek vanuit C en D een rechte door O’
6. Trek met passerpunt in C en passerpotlood in D een cirkelboog
tot CO’ (eindpunt noemt S)
7. Trek met passerpunt in D en passerpotlood in C (= dezelfde
passeropening) een cirkelboog tot DO’ (eindpunt noemt R)
8. Trek met passerpunt in O’ een verbindingsboog tussen R en S
9.2
Breedte en lengte gegeven ( blad 34)
Gegeven: breedte [CD] = 40
lengte [AB] = 60
Gevraagd: Teken een eivorm waarvan de breedte gegeven is
Bepaal de punten C en D zodat CD = 40
Construeer de middelloodlijn van [CD] en noem het middelpunt O
Teken C(O, OC)
Noem de snijpunten van de cirkel en de middelloodlijn van [CD]
respectievelijk A en O’
5. Bepaal B zodat AB = 60
6. Trek [CB] en [DB]
7. Construeer een loodlijn op [CB] door O’ die CD snijdt in S
8. Construeer een loodlijn op [DB] door O’ die CD snijdt in R
9. Trek met passerpunt in O en passerpotlood in B een halve cirkel
die de rechte CD snijdt in E en F
10. Vervolledig de eivorm als volgt:
passerpunt in C, passerpotlood in D  cirkelboog tot O’S
passerpunt in E  aansluitende boog tot O’R
passerpunt in O’  aansluitende boog tot O’S
passerpunt in F  aansluitende boog tot O’R
passerpunt in D  aansluitende boog tot C
Werkwijze: 1.
2.
3.
4.
Cursus wetenschappelijk tekenen
25
Leerkracht: I. Hermy
10
Toepassing met meetkundige constructies
Maak een compositie waarin minstens 5 verschillende meetkundige
constructies voorkomen. ( blad 35)
Wees origineel en zorg voor wat creativiteit.
Duid aan welke constructies in jou compositie vervat zitten:













Verdeling van een lijnstuk
verdeling van een hoek
een ovaal
een korfboog met drie middelpunten
een korfboog met vijf middelpunten
een spitsboog
raaklijnen aan een cirkel
uitwendige raaklijnen aan twee cirkels
inwendige raaklijnen aan twee cirkels
ellips met voerstralen
ellips met concentrische cirkels
ellips met samenlopende rechten
eivorm
Cursus wetenschappelijk tekenen
26
Leerkracht: I. Hermy
DEEL 4: Documentair tekenen in coördinatie
met andere vakken
1
Biologie ( blad 36)
Schetsen naar de natuur met informatief karakter
Zoek een takje van een boom, een struik of een kruidachtige. Kleef het
bovenaan op je blad en schets het onderaan zo getrouw mogelijk na.
2
Ruimtemeetkunde
Ontwerp van een woning met kubus en rechthoekig parallellepipedum als
grondvorm
2.1
Voorbereidende opdrachten:
 Teken de ontvouwing van een kubus, een balk en een parallellepipedum
op blad 37.
Maak een zo groot mogelijke kubus, een balk en een parallellepipedum
telkens vertrekkend van een blad A4-formaat.
Vermeld op elk lichaam je naam aan de buitenkant alvorens hem dicht te
kleven.
 Teken op blad 38 een vierkant, een rechthoek of een parallellogram.
(1m = 2cm)
Verdeel deze figuur in ruimten die kunnen overeenkomen met
leefruimten in een woning. Voorzie eventueel een identieke figuur (of
deel ervan) die fungeert als eerste verdieping binnen jou kubus, balk of
parallellepipedum.
Tracht alle voor jou levensnoodzakelijk geachte ruimten te voorzien.
Voorzie je plattegrond van een maataanduiding.
Teken ramen en deuren waar je ze wenst.
2.2
Werkwijze maquette: ( blad 39 gebruiken om kladschetsen te maken)
 Maak enkel de buitenkant van je woning (voorzien van ramen en
deuren). De binnenkant afwerken vergt te veel tijd en laten we daarom
achterwege.
 Je mag uiteraard een persoonlijk tintje aan je woning toevoegen door
gebruik te maken van kleuren en/of materialen.
 Indien er voldoende tijd rest, mag je ook een tuin/terras aanleggen. Let
hierbij indien mogelijk op zon en schaduw.
 Laat je creativiteit de vrije loop en let vooral op orde en nauwkeurigheid
bij de afwerking want daarop ga je mekaar nadien kritisch beoordelen.
Cursus wetenschappelijk tekenen
27
Leerkracht: I. Hermy
3
Statistiek (zie ook wiskunde)
3.1
visualisering van statistische gegevens
3.1.1
Diagrammen
Een grafische voorstelling van gegevens op basis van oppervlakten.
Voorbeeld: Staafdiagram, strookdiagram, schijfdiagram, blokdiagram, …
3.1.2
Grafieken
Een grafische voorstelling van gegevens op basis van roosterpunten.
Voorbeeld: lijngrafiek, web, …
Opdracht1: ( blad 40)
17 leerlingen van een klas hebben de volgende hobby’s:
voetbal
7
zwemmen
2
tekenen
3
tennis
4
paardrijden
1
Stel deze gegevens voor door gebruik te maken van :
a) een staafdiagram
b) een cirkeldiagram
Opdracht 2:
Voor het vak WT haalden 13 leerlingen
de volgende resultaten:
Vorig schooljaar haalden dezelfde
leerlingen voor dit vak de volgende
resultaten:
1 leerling
50 %
2 leerlingen
50 %
3 leerlingen
60 %
4 leerlingen
60 %
5 leerlingen
70 %
5 leerlingen
70 %
4 leerlingen
80 %
1 leerlingen
80 %
1 leerling
90 %
Stel deze gegevens voor door gebruik te maken van :
a) een blokdiagram
Cursus wetenschappelijk tekenen
b) een lijngrafiek
28
Leerkracht: I. Hermy
Download