Uitsloven of excelleren? door Dolf Janson Het is in Nederland niet gewoon om de rangorde in de klas of de beste leerlingen van de school bekend te maken en al helemaal niet om ze in het zonnetje te zetten. De neiging bestaat eerder om het omgekeerde te doen. Excelleren en uitsloven lijken dan al snel synoniemen te zijn. In dit artikel gaan we na of dat terecht is. Kan een school excelleren stimuleren, zonder te vervallen in een voortdurende competitie in toetsscores? Excelleren Letterlijk betekent excelleren ‘uitsteken’. Toch lijkt er in het Nederlands op zijn minst een nuanceverschil tussen excellent en uitstekend. We moeten daarom voorzichtig zijn met de veronderstelling dat dit eenduidige termen zijn. In ieder geval betekent excelleren in iets, beter zijn dan anderen. De term wijst dikwijls op een vergelijking met anderen. Dat is niet vreemd, want in de school gebeurt dat bij leerlingen voortdurend: toetsscores, aantal fouten, aantal beheerste tafels, enzovoort. Toch kan ook vergelijken met zichzelf tot de conclusie ‘excellent’ leiden. Streven naar excellentie is in ieder geval niet te snel tevreden zijn met een resultaat. ‘Een beetje goed is ook goed’ en ‘er heerst een zesjescultuur’ zijn uitspraken die een praktijk aanduiden die haaks staat op het streven naar excellentie. Nu kan het nastreven van verbetering ook tot vervormingen leiden. Nooit kunnen genieten van een bereikt resultaat (‘Wees nou eens blij dat je dit nu al zo goed kunt!’) of zich verliezen in perfectionisme (‘Het is bij jou nooit goed genoeg!’) zijn daarvan voorbeelden. Wat wij hier onder excelleren verstaan, heeft zowel te maken met inspanning leveren als met genieten. Wie op school excelleert (of wil excelleren) geniet zowel van het zich inspannen als van het resultaat daarvan. Dat kan alleen als deze leerling dingen aanpakt die (met enige moeite) binnen de mogelijkheden liggen en tegelijk de ruimte voelt om dat te kunnen doen en te doen op een eigen, passende manier. Complimenten Op sommige scholen leren kinderen elkaar regelmatig complimentjes te geven. De idee hierachter is dat het goed is van mensen om je heen positieve dingen te horen over jezelf. Dat stimuleert en geeft een gevoel van saamhorigheid. Een mooi neveneffect is dat kinderen gaan zien dat iedereen positieve, te waarderen eigenschappen heeft. Draagt zo’n gewoonte er aan bij dat kinderen zich durven onderscheiden? Ja, dat blijkt het geval. Juist doordat de verschillen tussen kinderen op een positieve wijze worden benoemd en een beetje uitvergroot, blijken kinderen het minder ‘eng’ te vinden een beetje op te vallen of anders te zijn. Dat is vooral het geval als de leraar het voorbeeld geeft. Niet door de hele dag door ‘Super!’ te roepen tegen leerlingen, maar door gepaste aandacht te geven, belangstelling te tonen, mee te leven en gedrag dat daarvoor in aanmerking komt ‘positief te labelen’. Zulke gewoonten stimuleren ook aandacht en opmerkzaamheid bij de leerlingen: de kinderen gaan als het ware met andere ogen naar hun klasgenootjes kijken. Toch is het niet genoeg, elkaar complimentjes geven maakt niet het verschil. Hoge scores ‘Wij geven geen tien, want het kan altijd beter.’ De leraar die zo’n uitspraak doet over een gewoonte op zijn school, lijkt excellentie te stimuleren. Lijkt, want het blijkt slechts schijn. Die regel blijft namelijk steeds gelden: hoe hard de leerling ook haar best doet, er komt geen tien. In de tweede plaats veranderen het aanbod en de doelen niet. De leerling die de stof beheerst, is klaar. Leraren die zich vooral tot doel stellen ‘het boek uit te krijgen’, hebben eigenlijk geen boodschap aan leerlingen die de stof al beheersen. Toch is een leerling die steeds de tachtig-procentnorm of een ‘hoge A-score’ haalt, waarschijnlijk niet meer bezig te leren en zichzelf te verbeteren. Het is als een doodlopende weg: hoe hard je er ook in rijdt, je kunt er niet verder komen. Hoge scores zijn daardoor niet per definitie een bewijs van excellentie. De leraar die bewonderend zegt: ‘Dit is zo’n goed verhaal, jij krijgt van mij een elf!’ heeft er meer van begrepen. De discussie of het geven van cijfers werkt om leerlingen te motiveren tot leren, laten we hier maar rusten. Wel blijft een interessante vraag of het geven van beoordelingen die zijn gebaseerd op de onderlinge vergelijking van prestaties (zoals bij cijfers), excellentie bevordert. Zolang het gaat om het verzamelen van feitenkennis en die feiten zijn interessant of nuttig genoeg om ze te willen weten, kan zo’n competitie (een deel van) de leerlingen stimuleren. Voor andere leerlingen zal het juist de bevestiging zijn dat ze hierin zo min mogelijk tijd moeten stoppen. Uitspraken in de trant van: ‘Als Matthijs zo nodig een tien moet halen, dan doet-ie z’n best maar, ik kan mijn tijd wel beter gebruiken!’, bevestigen dat. Win-win Het ligt anders als het gaat om het verwerven van vaardigheden en inzicht. Dat komt aan de orde bij debatteren en filosoferen. In scholen waarin dat systematisch aandacht krijgt en nadrukkelijk belangrijk wordt gemaakt, is er niet alleen veel animo voor actieve deelname, maar ook een groeiende ambitie om daarin ‘goed’ te zijn. Dan gaat het wel om beter worden en zich meten met anderen, maar tegelijk is dat ook een vorm van samenwerken en elkaar nodig hebben. Goed debatteren is vooral aantrekkelijk als er goed tegenspel geboden wordt. Dat principe kennen we ook uit de sport. Wie beter wil tennissen, zoekt een tegenstander die even goed of wat beter is. In een teamsport gaat het pas lekker als de teamleden aan elkaar gewaagd zijn, zodat men elkaar stimuleert en men zich aan elkaar kan optrekken. Blijkbaar moet er sprake zijn van wederkerigheid om groei en de wil tot verbetering te stimuleren. Een win-win-situatie heet dat dan. Beter worden met anderen en door anderen is iets geheel anders dan ten koste van anderen. Een school die excellentie wil bevorderen heeft meer baat bij dit type voorbeelden dan bij een race om de hoogste cijfers. Perspectief bieden Een basishouding waarbij het leveren van meer dan gewone inspanningen normaal is, krijg je als school niet door te eisen dat leerlingen elke dag zoveel mogelijk foutloos werken. Juist de angst om fouten te maken belemmert leerlingen het beste van zichzelf te durven geven. Een onderzoekende houding benutten, hogere orde denken stimuleren, out-of-the-box denken mogelijk maken, al deze interventies van leraren horen bij het stimuleren van excellentie. Het is daarom zinvoller om een echt, complex probleem of een verder weg liggend perspectief als uitgangspunt te nemen. Een kind met muzikaal talent dat viool gaat spelen, zal zich misschien spiegelen aan een bekend voorbeeld als Janine Jansen of Joshua Bell. Het verlangen ook zo te kunnen spelen kan kinderen stimuleren om de dagelijkse oefeningen te doen en die ook vol te houden. Datzelfde kan natuurlijk ook voortkomen uit de muziek zelf: dat stuk zelf kunnen spelen! Dichterbij huis kan het ook de buurvrouw, opa of iemand uit het jeugdjournaal zijn die kinderen inspireren iets te willen kunnen en daarmee het gewone te overstijgen. Cultuurverandering In een school waar mogen en kunnen excelleren gewoon is, heerst een klimaat waar verschillen niet worden weggeregeld. Dat klinkt misschien vanzelfsprekend, maar in het merendeel van de scholen hangen regels die voor iedereen precies gelijk zijn. Bovendien worden de lessen vaak zo gegeven dat ze drie groepen bedienen: de modale (meestal zelfs de gemiddelde) leerlingen, die toe kunnen met de stof uit de methode, de groep daarboven die minder instructie nodig heeft voor diezelfde stof en de groep eronder, die meer instructie behoeft. Niets wijst er op dat deze differentiatie excelleren bevordert, integendeel. Excellentie is een cultuurkenmerk. Dat betekent dat het meer is dan de gelegenheid tot keuzewerk op vrijdagmiddag. Het ontstaat pas als ook de leraren en de directie het gewoon vinden dat zij zelf, samen en ieder afzonderlijk, durven en mogen excelleren in hun vak. Ook dat is helemaal niet vanzelfsprekend. Zo gezien is het toch wel vreemd dat zowel de vorige als de huidige bewindspersonen op het ministerie van OCW excellentie zo hoog in het vaandel hebben. Verschillen tussen leraren, verschillen tussen scholen en het bevorderen van onderwijs dat kinderen meer biedt dan taal en rekenen, hoeven niet op hun sympathie of op middelen te rekenen. Innovatie? Zorg maar dat ze de tafels kennen... Brede ontwikkeling Om kinderen uit te dagen het beste van zichzelf te laten zien, is een aanbod nodig dat die ruimte biedt. Ruimte betekent zowel kansen om in de breedte (meer vakken en onderwerpen) als in de diepte (complexer, op een hoger denkniveau, met hogere moeilijkheidsgraad) uitgedaagd te worden en door te kunnen. Dat geldt voor alle leerlingen, niet alleen voor hoogbegaafde. Kinderen moeten de kans krijgen te ontdekken of ze groene vingers hebben, of goed zijn in het onderscheiden en herkennen van geuren of smaken, of snel door hebben hoe een motor werkt. Wie zulke kwaliteiten heeft, is er net zo bij gebaat die verder te ontwikkelen, als degenen die sterk zijn in een debat of in wiskunde. De vraag is alleen of het onderwijs zo is ingericht dat kinderen de kans krijgen dat te ontdekken en daarop door te gaan. Daarnaast blijkt het voor scholen lastig te hanteren als niet alle leerlingen hetzelfde hoeven te kunnen of weten. Ook ‘moeilijke’ dingen laten doen op andere terreinen dan taal en rekenen, opdrachten geven die doorzettingsvermogen vragen, en resultaten die niet altijd mooi zijn te toetsen met een toets uit een methode, maken het stimuleren van excellentie op een breed gebied niet populair. Excellent Grenzen blijken onhandig als het om het stimuleren van excellentie gaat. Grenzen die het niveau beperken, grenzen die vakken van elkaar scheiden, grenzen die samenhangen met schoolafspraken en die het maken van uitzonderingen ontmoedigen, staan haaks op dat streven. Scholen die juist willen bevorderen dat hun leerlingen kunnen groeien en bloeien, zullen zichzelf een spiegel moeten voorhouden. Het gaat daarbij om een kritische reflectie op de eigen cultuur: waar hanteren wij grenzen als het om het leren van onze leerlingen gaat? Waar bieden wij mogelijkheden om buiten de bekende paden te treden en op onderzoek uit te gaan naar nog onbekende gebieden en mogelijkheden? Wat doen we (onbewust?) waardoor leerlingen zich niet uitgedaagd voelen door te zetten en hun grenzen te verkennen? Wat vinden wij echt belangrijk bij het leren van onze leerlingen en hoe laten we hen dat merken? In het verlengde daarvan is het goed om ook na te denken over de boodschap die je in dit verband als school naar buiten uitdraagt. Welke sfeer ademen de website en de schoolgids? Hoe blijkt daar dat verschillen tussen leerlingen worden gevierd in plaats van geweerd? Alles bij elkaar zijn er aanknopingspunten genoeg om het stimuleren van excellentie als een kans te omarmen. Dolf Janson is onderwijsadviseur