Er was eens een plant die een nederig leven leed

advertisement
De Klimop
Er was eens een plant die een nederig leven
leed. Hij had een probleem: hij, miste de
stevige stengels en grote bladeren, die het de
planten van het veld mogelijk maken zich
boven de andere uit naar het licht te keren.
Deze plant kon alleen maar kruipen. Daardoor
was hij niet in staat zich te handhaven in de
weelderige begroeiing van het open veld. Hij
werd er botweg verdrongen. Hij moest het veld
ruimen, maar in de schaduw van het bos had hij
een plekje weten te vinden, waar weinig
andere planten hem lastig vielen. Onder de
grote bomen was het weliswaar nogal donker,
maar het was er tenminste rustig. Het licht dat
hij er 's zomers moest ontberen, kreeg hij wel
in de winter, want hij had het geluk dat Moeder
Natuur hem prachtige puntige blaadjes had
gegeven die de winterkou konden doorstaan. Ze
waren wat leerachtig, zodat er niet te veel
water uit zou verdampen, en ze waren donkergroen: vol met bladgroenkorrels, zodat het licht
dat er op viel extra goed kon worden benut.
Net als bij de Hulst, ook zo'n stille bosbewoner.
In zijn jeugd was de plant tevreden met zijn
nederige positie. Hij groeide flink, maakte
lange uitlopers en vormde een dichte groene
bodembedekking; hier en daar afgewisseld door
varens in sierlijke groepjes. In het voorjaar
priemde zich de Salomonszegel er bovenuit. Die
liet zijn bloempjes verleidelijk, bungelen boven
de nieuwe, nog lichtgekleurde blaadjes van
onze vriend. Het maakte hem bewust van iets
dat hij nog miste nu hij volwassen begon te
worden: bloemen, de geslachtelijkheid van een
plant. Deze seksuele gewaarwording bracht hem
in verwarring: waarom had hij geen bloemen,
waarom werd hij niet bezocht door bestuivende
insecten?
Hij merkte dat hij op de grond geen bloemen
kon krijgen. In wanhoop begon hij tegen een
dikke eik op te klimmen. Misschien zou het
lukken zijn wortels te gebruiken als klimvoetjes
en hogerop het geheim van bloemetjes en
bijtjes te ontsluieren. Hij slaagde erin flink te
klimmen, maar door de bladeren van de
boomkruin kon hij nog niets verder zien..Toch
in de winter, kwamen zijn toppen volop in het
licht te staan. Hij werd er rijper, volwassener
van en in de volgende lente merkte hij tot zijn
verbazing dat hij hoog in de boom stevige
takken kon vormen, met anders gevormde
bladeren. In de zomer werd het, wonder eerst
goed zichtbaar; ook deze plant bleek in
staat bloeiknoppen te vormen. En laat in de
herfst, toen de boom zijn bladeren had verloren, was het eindelijk zover: de bloempjes
gingen open. Groen, zonder duidelijke
kroonbladen, onooglijk misschien. Maar alle
laagvliegende insecten kwamen er gretig op af
om te smullen van de gemakkelijk toegankelijke
nectar. Een buitenkans voor hen om voor de
winter nog reservevoedsel te verwerven.
Onze plant was voldaan: “Noem mij maar
klimop”, riep hij tot wie het horen wilde, „want
pas door hogerop te klimmen ben ik een
volwaardige plant geworden. Volwassen, in
staat om nakomelingen te verwekken en
vruchten te vormen.” Niet alleen de insecten
waren blij, ook de vogels waren dik tevreden.
Want heel het koude jaargetij vonden zij
beschutting tussen de groenblijvende takken,
veilig dicht tegen de machtige eikenstam.
Tussen stam en klimopstengels weggekropen
overwinterende insecten werden gezocht door
mezen en boomkruipers. En aan het einde van
de winter, toen het andere voedsel op was,
rijpten de bessen van de trotse klimop: een
nieuwe rijke voedselbron voor lijsters en
merels. De vogels aten gretig van de bessen,
verteerden het vruchtvlees, maar scheidden de
zaden weer uit op andere plekken in hot bos.
Waar die gunstig vielen, kiemden nieuwe,
jonge klimopplanten: een gezegend
nakomelingschap.
Ook in onze omgeving vinden we de
nakomelingen van de klimop (Hedera helix).
Bijvoorbeeld in Duivecate en langs de
Schuilenburgerweg. Ze groeien er zowel
kruipend als klimmend. Nu, in de winter, zijn
de klimmers op afstand te zien. Ook in
houtwallen komen ze veel voor, onder andere
in Zuna en ’t Hexel. Een prachtig groenblijvend
element in het winterlandschap. Alleen op wat
betere zand-, leem- en, beekkleibodems
komen ze goed tot wasdom. Vandaar dat de
klimop praktisch ontbreekt in de bossen van de
Sallandse Heuvelrug en juist wel in de omgeving van de Regge groeit.
Niet alleen tegen bomen, maar ook tegen
muren willen ze prima groeien: De beweerde
schadelijkheid valt over het algemeen erg
mee. De klimwortels geven alleen maar
houvast, maar halen geen voedsel uit boom
of muur. Grote bomen ondervinden van
klimop geen hinder, in de groei, kleinere
kunnen wel worden overwoekerd. Bij
toepassing tegen muren is het, vooral zaak te
voorkomen dat de ranken in spleten gaan
groeien, want door diktegroei kunnen ze
.
daar gaan wrikken. Ook op houten kozijnen
en betimmering is klimop lastig, want de
plant maakt schilderwerk onmogelijk. Weest
u overigens een beetje verdraagzaam voor
deze voortvarendste van alle inheemse
klimplanten, want zijn ecologische betekenis
is heel groot. Moet hij onverhoopt toch
ergens verwijderd worden, doe dat dan niet
in het voorjaar. Ik maakte mee dat tientallen
vogelnesten met jongen en eieren kapot
vielen bij het weghalen van een oude klimop.
Goed toegepast kan de klimop een grote
functie hebben voor al de dieren uit het
verhaal, en voor ons mensen een sieraad in
tuin, park en landschap zijn.
februari 1988
Harry Konijnenbelt
Download