Dingemans, Als hoorder onder de hoorders. Samenvatting H1

advertisement
Dingemans, Als hoorder onder de hoorders. Samenvatting H1-H4 (pag 11-65)
H1. Inleiding.
Verschillende mensen gaan om verschillende redenen naar de kerk.
1.1 mensen zoeken God
Mensen gaan naar de kerk om allerlei redenen, inspiratie, bevrijding, kritiek, of andere dingen. Maar
ze zoeken ten diepste God. In de kerkdienst staat de ontmoeting met God ook centraal. Voor het
protestantisme is het dan kenmerken dat de preek in de dienst centraal staat, vanuit de preek
worden mensen bemoedigd en gevormd, tot zelfstandige mondige gelovigen.
1.2 De hoorders zijn het uitgangspunt
In het boek staat de preek centraal, en dan vooral wat de preek binnen het geheel van de kerkdienst
eigenlijk is en wat een preek wil bereiken en hoe een predikant een preek zou moeten maken. Maar
het uitgangspunt ligt niet bij de prediker, maar bij de hoorders. Dat het uitgangspunt de hoorders zijn
is nieuw (voor de tijd waaruit het boek komt), en het idee is door Wolfgang Iser en Hans Jauss
aangewakkerd.
1.3 Hoorders horen selectief
Het boek gaat ervan uit de alle kerkgangers bewust in de kerk zitten, of dat nou uit gewoonte is of
niet, men heeft zich ertoe moeten zetten. Sommigen werpen het gehoorde woord daar van zich af,
maar anderen pikken het op en blijven naar de kerk gaan, bij hen begint er iets te groeien, waardoor
er verwachtingen ontstaan. Ze verwachten geborgenheid, iets waardoor ze verder kunnen, enz. Ze
komen niet om over hun bol geaaid te worden, maar vooral om perspectief te krijgen.
Allerlei communicatiewetenschappen heeft aangetoond dat mensen maar selectief horen. Daar
moet de prediker en de homiletiek rekening mee houden. Mensen nemen maar delen mee, delen die
voor hen relevant/aansprekend zijn.
1.4 De predikant als ‘’hoorder onder de hoorders’’
De vraag waarover het in het boek gaat is, hoe kunnen predikanten mensen verder helpen door hun
preek? Mensen die zijn gekomen voor ontmoeting met God en voor een bevrijdende visie?
De predikant is in dit boek een mens zoals alle kerkgangers, een van de zoveel hoorders van het
woord, niet de gezaghebbende uitlegger. Wel is de predikant professional, hij is de eerste die de
tekst heeft gehoord, hij heeft zich er op voorbereid om te weten wat er gezegd moet worden, hij is
hoorder onder de hoorders. Hij staat niet boven de hoorders, maar zit naast de kerkgangers.
1.5 Een hermeneutische homiletiek
Deze homiletische invalshoek, die uitgaat van het spanningsveld tussen de hoorders en de tekst
noemen we een ‘’hermeneutische’’ benadering. Uitleggen betekent hierbij dat de hoorders (of
lezers) bij het uitleggings- en interpretatieproces worden betrokken. Het standpunt van
lezers/hoorders is van essentieel belang voor de benaderingswijzen en interpretatie van de test. De
lezer/hoorder in haar context is uitgangspunt van de interpretatie.
Als men de Bijbel openslaat zijn er drie ‘’hoorders’’. 1 de hoorders binnen de tekst (leerlingen van
Jezus) (de gemeente die wordt toegesproken door Paulus). 2 de eerste lezers van de teksten (bijv. de
Romeinen in de brief van Paulus naar de Romeinen) 3. De hoorders die in latere eeuwen over de
schouders van de eerste lezers meelezen/meehoren. Ookal zijn deze hoorders niet de direct
geadresseerden, toch kunnen ze vaak met rode oren luisteren.
De eerste lezers/hoorders van een tekst (hoorders groep 2) zaten in hun eigen context, en de
schrijvers wisten in welke context en cultuur ze zaten. Meestal hadden ze aan een half woord of
halve zin genoeg om elkaar te begrijpen. Dus om de betekenis voor de hoorders van toen mee te
nemen, is een professionele exegese nodig.
Ook voor de huidige hoorders maakt het een groot verschil wanneer ze een bijbeltekst horen, op een
begrafenis of een feestdag, etc. De ontvankelijkheid en interpretatiemogelijkheden van de hoorders
worden enorm bepaald door de context van de hoorders, daarom is de ondertitel van het boek
‘’hermeneutische homiletiek’’. Preken is mensen vanuit hun eigen context/situatie in gesprek
proberen te brengen met de christelijke traditie, met de Bijbel als bron van die traditie. Ten diepste is
preken: mensen in contact proberen te brengen met God.
1.6 De indeling van het boek
In dit paragraaf wordt de indeling van het boek uitgelegd. Voor dit samenvatting zijn alleen de
hoofdstukken 1-4 van belang. Hoofdstuk één is dit, de inleiding. Hoofdstuk 2 probeert aan te tonen
dat preken onopgeefbare vormen heeft van communicatie van het evangelie, uiteraard naast andere
vormen. H3 geeft een theologische omschrijving van wat preken is, of zou moeten zijn. En Hoofdstuk
4 gaat over wie de hoorders eigenlijk zijn, en hoe predikanten hen moeten zien.
H2 waarom preken?
2.1 Bezwaren tegen de preek
Het boek gaat eerst in op de bezwaren om toegang te kunnen krijgen tot de homiletiek. Er zijn
bezwaren wat de vorm en manier betreft, en er zijn inhoudelijke bezwaren, wat de verkondiging zelf
betreft.
De preek zou uit de tijd zijn. Vroeger toen men nog geen digitale media had en niet kon lezen en
schrijven was het prima, maar nu is het niet meer nodig. Men heeft toch al te veel informatie, zodat
een preek er eigenlijk niet meer bij kan. We zouden ons moeten richten op modernere manieren van
informatieoverdracht, zoals cursussen oid. Daarbij komt dat een preek éénrichtingsverkeer is, maar
de mondige luisteraar laat zich tegenwoordig niet meer gezeggen, het dialoog is tegenwoordig
effectiever, men wil gedachten uitwisselen. Ten slotte is aangetoond dat men erg weinig informatie
opneemt uit de preek, maar enkele gedachten of beelden waar men dan zelf mee aan de haal gaat.
Het zou een beter investering van de tijd zijn om moderne efficiënte communicatievormen te kiezen,
(tv of radio, of krant).
2.2 De preek als uniek medium
Natuurlijk is het zo dat de preek uit de tijd is en er effectievere vormen van communicatie zijn. Maar
de schrijver wil toch pleiten voor de preek als unieke media voor godsdienstige vorming. Niet als
enige media, maar wel als iets wat men nergens anders meer aantreft. In de preek wordt de hoorder
door één persoon meegenomen naar een andere wereld, in de preek kan de spreker zelf dichtbij
komen, en naast de mens gaan staan. Predikers geven hoorders verder de mogelijkheid om hun
eigen persoonlijke verhaal in te weven in de verhalen van God. Men heeft een diepe zingeving nodig
voor de eigen leven, wat geboden kan worden door de preek.
In de context van de liturgie is de preek ingebed, niet als een geïsoleerde unit. De preek is het unieke
moment van de Christelijke (Calvinistische) religie waarin God ontmoet wordt. Hier krijgt die
ontmoeting een speciale plaats. De preek heeft een plaats in de context van andere gemeentelijke
activiteiten, zoals catechisatie, bijbelkringen en allerlei projecten. De dienst en preek is dus zeker niet
de enige manier van informatieoverdracht, en de enige weg naar het heil, het is maar één van de
elementen van de geestelijke opbouw van de gemeente.
De preek is ook niet langer een publieke toespraak, het is voeding voor de gemeente in een
geseculariseerde samenleving. Voor mensen die achter de schermen geloven, maar Jezus mee willen
nemen in hun leven.
Wat het eenrichtingsverkeer betreft, dat kan nog wel anders. Preken kan ook dialogischer worden.
Maar over dit onderwerp wordt later dieper op ingegaan, de vraag wordt gesteld, welke soort
communicatie brengt een goede preek?
2.3 het gezag van de preek
Preken heeft in onze samenleving een normatieve klank. Vanouds was een preek ook normatief. En
nog steeds is het wel ‘’normatief’’, in de zin dat predikanten toevertrouwd worden met de uitleg van
een Bijbeltekst. Verder is het opvallen dat er een ‘’preekbevoegdheid’’ is, wat alleen met een
academische graad te behalen is, en opvallend is dat alleen die mensen met preekbevoegdheid
mogen voorgaan in de reformatorische kerken. Is het zo dat alleen de voorgangers het verstand
hebben om Bijbelgedeelten uit te leggen? Of hebben ‘’normale’’ gemeenteleden ook nog iets te
zeggen?
In een Europa waar allerlei religies haar intrede doen, met daarmee de ervaringen die erbij horen is
het belangrijk dat de Bijbel in de kerk niet enkel als illustratie wordt gebruikt, maar er echt wordt
gefundeerd op de Bijbel en haar traditie. Daarnaast heeft de kerk altijd een centrale plaats gegeven
aan de Bijbel, en de kerk zal zich daar steeds weer op moeten bezinnen. In de Bijbel gaat het om
ontmoeting met God, vooral door Jezus Christus heen.
In dit boek wordt gekozen voor een hermeneutische benadering, dat wil zeggen, er wordt rekening
gehouden met de wisselwerking tussen ons geloof en de bronnen van ons geloof zoals die in de
Bijbel tot ons zijn gekomen. We lezen de Bijbel met onze westerse traditie, tegelijkertijd is onze
westerse traditie door die Bijbel gevormd, hierdoor is er een soort hermeneutische cirkel wat veel
culturen heeft gevormd en beïnvloed. De Bijbel is de bron, en dit heeft allerlei culturen
voortgebracht, die als rivieren, zijtakken en nevenrivieren de aarde bestromen over alle continenten.
Omdat wij maar één van die vertakkingen zijn, hebben we ook niet rechtstreeks meer toegang tot de
bron, volgens het boek. We kunnen de bron wel proberen ze ver mogelijk te naderen door exegese,
dat op een professionele manier probeert te achterhalen wat de bijbelschrijvers bedoelden.
Maar onze tijd kent ook haar eigen problemen en moeilijkheden. Dat is ook iets waar de preek een
antwoord op moet geven. In veel religies worden oude teksten alleen maar gereciteerd, maar in het
Christendom vinden we het relevant dat het geloof onze levens richting wijst. Uiteraard zijn er meer
communicatieve vormen om dit te vertolken, maar de preek is een goede manier om mensen in het
hart te raken, daarnaast is het de kern van de dienst waarin de ontmoeting met God centraal staat.
2.4 God ter sprake brengen
In de preek wordt er een taal aangereikt om over geloofs en zingevingservaringen te spreken/praten.
Verder hoort het in de preek ten diepste te gaan over menselijke ervaringen, met God. Maar ook
over menselijke gevoelens zoals vreugde en verdriet, etc. Preken kunnen de diepste lagen van een
mens bereiken. In een preek worden draden aangereikt waarmee we de draden van ons eigen leven
kunnen verstevigen. De eigenlijke vraag is niet of de preek nog wel een goede vorm van
communicatie is, maar of predikanten nog iets te zeggen hebben. Tegenwoordig wordt hun woord
ook niet als autoriteit aangenomen, predikers moeten het hebben over dingen waar de hoorders
‘’wat mee kunnen’’. De preek is het moment bij uitstek om geloofserveringen aan de orde te stellen,
in de preek moeten verhalen aan de orde komen over mensen die God ontmoeten, of dat nou
directe ontmoeting is, of erg indirecte met een leven vol twijfel. Preken moeten die verhalen laten
zien.
In de preek kan men God eigenlijk alleen maar indirect ter sprake brengen. Maar dat is niet erg als
hoorders merken dat de predikant zelf een leven met God kent. De prediker is ook maar mens, met
twijfels ed. Maar de preek kan een heel persoonlijke ontmoeting zijn tussen de predikant en God;
tussen de predikant en de gemeenteleden en tussen de gemeenteleden en God. De preek is een
uniek religieus communicatiemiddel.
H3. Theologische uitgangpunten voor een homiletische theorie
In de homiletiek is er aarzeling om tot een goed omschreven definitie van preken te komen. Men
spreekt vaker over een theorie, of een model. Dit hoofdstuk is dan ook een vogelvlucht om
terreinverkenning te ondernemen om wat bakens uit te zetten in dit uitgebreide veld, om zo tot een
theologisch homiletische theorie te komen.
3.1 de bron van prediking
We gaan er van uit dat de Bijbel de bron is van het christelijk geloof, en ook de bron is voor de
prediking.
3.1.1
In de visie van veel reformatorische christenen is de openbaringsgeschiedenis afgesloten met de
canonsvorming. God heeft zich in de Bijbel laten zien, en doet dat verder niet. De gebeurtenissen op
Golgotha zijn de cruciale gebeurtenissen waar alles op aarde aan hangt. In deze visie is de Bijbel de
enige bron en ook de norm voor de prediking.
3.1.2
Je kunt ook zeggen dat er een voortgaande openbaring is in de traditie van de kerk en in de harten
van de mensen. (RKatholieke opvatting). In dit geval is de Bijbel, samen met het geloof en de leer van
de kerk, zoals die door de eeuwen heen is ontwikkeld, samen met geloofservaringen van gelovigen,
de bron voor de prediking.
3.1.3 (kleine lettertjes)
Het tweede Vaticaanse concilie heeft nadruk gelegd op de preek als schriftuitleg. Toch moet volgens
het Vaticaan ook rekening gehouden met het mysterie dat gevierd wordt, en met de hoorders. Het
Vaticaan benadrukt dus de schrift als oerbron van geloofstraditie. Maar als bron van prediking mag
nog steeds dingen uit traditie en geloof als aanleiding gekozen worden.
3.1.4
De protestantse en de Katholieke theologie probeert tot een nieuwe visie te komen. Beide tradities
gaan ervan uit dat de Bijbel de bron van het christelijk geloof is, waaruit een brede stroom (traditie)
van Godsopenbaring en Godservaring in kerk en gelovigen is ontsproten. Alleen die latere ervaringen
moeten wel in verband gebracht worden met de Bijbel, ze moeten er eigenlijk aan getoetst worden.
Maar de vraag is hoe de geloofserveringen zich kunnen verhouden tot de bron. Aan de ene kant zijn
ervaringen interpretaties van de Schrift, aan de andere kant is de Schrift een correctie op het geloof,
dit is dus een circulaire relatie. Daarom moet er –vooral naar reformatorisch besef- onderscheid
maken tussen de primaire bron van directe geloofservaringen uit de Bijbel (David met God, etc.)
tussen de secundaire kerkelijke interpretatie daarvan (de kerk vertelt dat Jezus is gestorven voor
onze zonden en tot onze bevrijding etc.), en tussen de dagelijkse geloofservaringen van mensen.
Hieruit volgt dat de preek een uitnodiging is waarin de mensen van nu (met hun ervaringen) mogen
participeren in het gebeuren-van-toen (ervaringen van David over God etc.), en dat hele gebeuren
staat gericht op de ‘’beloofde volheid van Gods heil’’ (hemel). Wat betekent dat we nu nog maar een
gedeeltelijk heil kennen.
Men kan het hele idee op verschillende manieren zien:
1. De tijd van de Bijbel met het reddende werk van Christus ligt ver weg, de wereld is sindsdien
definitief veranderd, de preek moet het reddende werk dus steeds weer uitleggen, zodat
ons daarvoor de ogen worden geopend. (preek is dan verkondiging van Gods grote daden.
Geloof is dan Gods verzoenend werk aanvaarden, zoals dat wordt gepredikt)
2. Of is het geloof op dezelfde manier aanwezig als sneeuwklokjes die elk jaar weer aanwezig
zijn. Zodat de preek ons eigenlijk alleen maar hoeft te herinneren aan iets dat al aanwezig is
in de gemeente? (preek is dan geloofsverdieping voor gelovigen die het Christusgebeuren in
kerk en leven ervaren. Hierin heeft geloof heel veel ruimte voor eigen beleven en eigen
inzicht.)
3. Of is de komst van Christus een daad van Gods liefde om de wereldgeschiedenis te
beïnvloeden door een brug te slaan waarover mensen zelf weer tot God kunnen komen,
zodat de preek een bezinning en oproep is om deel te nemen aan de nieuwe mogelijkheden
die God heeft geschonken in Christus, en door de Geest de weg te gaan van de relatie die Hij
de mens aanbiedt? (preek is dan iets wat communicatie tussen God en mens op gang houdt
met het oog op de toekomst. Geloof is dan communiceren met God en participeren in zijn
zaak, en geloof in Gods overwinning)
In dit boek wordt uitgegaan van het derde. De bijbel is naar de schrijvers’ overtuiging de bron voor
alle geloofservaringen. Daarom wordt er elke zondag geprobeerd om die ervaringen
(geloofsaanvechtingen, twijfel, geloof en ongeloof etc.) te verbinden met de oerbron, de Bijbel.
3.2De preek als: ‘’derde gestalte van het Woord’’ of als: ‘’wisselwerking van de Geest met
onze geest’’
De verhouding van de ‘’bron’’ tot de ‘’stroom’’ is goed door K.Barth onder woorden gebracht.
Christus is de eerste gestalte waarin het Woord van God vlees is geworden, de Schrift is daarbij het
tweede gestalte waarin het Woord is ingegaan en opgenomen is in mensenwoorden, dan is de
prediking het derde gestalte waarin het Woord onder ons present is. Hierin is Christus het midden,
en zijn de andere twee cirkels eromheen. Christus is ook de inhoud en de norm. De preek is dan de
eigenlijk ‘’kanaal’’ waardoorheen Gods Woord door de eeuwen heen tot ons komt. Hierin is Christus
puur, de Bijbel is een afgeleide daarvan (dus iets minder puur). En de exegese moet altijd proberen
om Christus zelf op te sporen.
Maar preken is een enorm waagstuk, omdat kleine en zondige mensen het Woord Gods elke zondag
moeten doorgeven in aarden vaten. Preken moet, maar kan eigenlijk niet. Het kan alleen maar
omdat het de Geest zelf is die van mensen gebruik wil maken. De Schrift en de prediking zijn
afgeleiden van Gods Woord, maar door de Geest mogen we geloven dat ze delen in hetzelfde gezag.
Preken is daarom voor de predikant: zich concentreren op Christus zoals Hij oprijst uit de teksten van
de Bijbel, daarbij moet de predikant zichzelf eigenlijk zoveel mogelijk uitschakelen.
In de Katholieke kerk is de gemeente de reincarnatie van het Lichaam van Christus, dat betekent dat
de preek ook mag gaan over Katholieke leer of leven.
De protestantse traditie spreekt ook over de kerk als het lichaam van Christus, maar beseft dat het
lichaam volledig afhankelijk is van het hoofd, Jezus Christus. Christus staat nog steeds in het midden,
maar de plaats van mensen iets terughoudender wordt.
In de eerste eeuw hebben mensen hun ervaringen met het vleesgeworden Woord opgeschreven. Wij
leven van de interpretatie van deze getuigen, alleen over deze interpretatie is een voortdurende
wereldwijde discussie. We zijn als gemeente direct betrokken bij de interpretatie.
Verder is het zo dat de presentie van Christus, dat eigenlijk al bij Abraham begon, zich voortzet door
kerk van alle tijden heen tot in onze tijd. We zijn participanten van het Woord, door Gods Geest, zo
zitten kerkgangers ook in de kerk, als participanten, deelgenoten en gemeente.
Er is dus geen eenrichtingsverkeer vanuit de kerk naar gemeenteleden of naar ons toe, er is een
wisselwerking tussen de Geest en de mensen. Hoorders hebben ook al een geschiedenis met het
evangelie, ze gekomen om te horen en (mee) te interpreteren. Ze zijn geen object maar worden ook
subject, mensen gaan mee denken en overleggen over hetgeen wat in de preek is gezegd.
3.3 Verschillende wijzen van preken
In de homiletische literatuur maakt men gewoonlijk onderscheid tussen verschillende theologische
wijzen of vormen van preken. Daarom beschrijven we vier wijzen: preek als kerygma (verkondiging),
preek als didache (uitleg) als martyrion (getuigenis) en de preek als homilia (interactie of
ontmoeting). Uiteraard kan een preek in meerdere beschrijvingen vallen, ook omdat de termen niet
exact zijn.
3.3.1 De preek als kerygma (verkondiging)
De klassieke benadering van homiletiek is vaak opgevat als een boodschap uit het verleden. Een
eeuwenoude tekst moest verstaanbaar gemaakt worden voor mensen van nu. De prediker trad puur
op als tolk, het was dus eenrichtingsverkeer, hij legt een tekst uit, geeft eventueel een toepassing en
klaar. Dit betekent dat de prediker het woord zo puur mogelijk probeert weer te geven, het Woord
zelf, met de goddelijke kracht en autoriteit doorgeeft. Alleen die in onmogelijk, men vertilt zich
hieraan. Maar God zelf heeft gekozen om zich kenbaar te maken door middel van zijn heraut, om Zijn
Boodschap door mensen kenbaar te maken. Het gaat er hier dus om dat God zelf tot zijn gemeente
wil komen, of daar nou een prediker voor nodig is of niet, maar Gods woord klinkt.
J. Firet heeft geprobeerd erop te wijzen dat het begrip kerygma in een breder kader staat, omdat het
Bijbelse woord keryssein niet alleen verkondigt maar ook de mens in het verhaal impliceert. Toch is
het niet goed om de term proberen te laten samenvallen met de preek van nu, bij het woord
keryssein gaat het om de proclamatie van Gods rijk in een ongelovige wereld. Voor meer participatie
van de hoorder kan beter de term ‘’homilie’’ gebruikt worden, daar zit meer interactie in, naast
proclamatie van Gods rijk.
3.3.2 De preek als didache (uitleg)
Dit type preek gaat om uitleg van de leer van de Bijbel of leer van de kerk, grefo gezien:
‘’catechismusdienst’’ of ‘’leerdienst/middagdienst ’’. Vroeger kan dit erg normatief zijn maar
persoonlijk of praktisch uitlopen. Nu is een prediker vaker objectief, en niet zwaar, omdat mensen
zelf wel kunnen uitmaken wat ze met de informatie willen doen.
3.3.3 De preek als martyrion (getuigenis)
De rol van predikant kan ook omschreven worden als ‘’getuige’’, hij hoeft niet alleen door te geven
wat er in de Bijbel staat, maar zijn eigen geloofservaring kan het kanaal zijn waardoor hoorders de
boodschap op existentiële wijze kunnen horen en pakken. De oude boodschap krijgt handen en
voeten door middel van de persoon van de predikant. Wel is hierbij in de praktijk noodzakelijk dat de
predikant het ook echt zelf heet meegemaakt, als het onecht is zal de gemeente dat aanvoelen.
In de pinkstergemeentes is deze manier van prediking populair, maar ook in andere kerken moet een
predikant wel een ‘’ervaring’’ hebben bij een tekst, in zoverre dat hij er met hart en ziel achter moet
staan. In deze opvatting moet de predikant zich dus juist niet wegcijferen maar juist in persoonlijk
geloof te laten zien gevolg te geven aan de Bijbelse boodschap. Gevaar hierin is wel dat het op zo’n
manier voorbeeldig is, dat er voor de hoorders geen ruimte is voor een andere invulling of opvatting.
3.3.4 De preek als homilia (interactie of ontmoeting)
Tot nu toe zijn de drie benaderingswijzen eenrichtingsverkeer-modellen, en in het verleden veel
gebruikt. De luisteraar is hierbij vooral passief, ookal wordt opgeroepen tot activiteit. Het is de vraag
of de boodschap wel zo zakelijk is vast te leggen dan de eerste drie manieren suggereren. Het is
namelijk zo dat de interpretatie van een tekst ook van de standpunt van hoorders afhangt. De
waarheid en de bezielende kracht van de tekst komen in werking in en door de interactie tussen de
tekst (van toen) en de hoorders (van nu). Omdat moderne geseculariseerde mensen voor zichzelf de
relevantie van het geloof willen ontdekken is er niet eenrichtingsverkeer nodig maar moet men meer
richting de dialoog gaan zoeken, ookal is die indirect (predikant kan niet altijd dialoog aangaan met
mensen, maar wel in de preek vragen beantwoorden die men zou kunnen hebben). Toch kan men
beter niet richting een dialoog gaan, maar de preek kan beter aangeduid worden als een
ontmoeting/trefpunt tussen gemeente en God, die plaats vindt in de vorm van een homilie of
interactie.
In deze tijd van veel-info-binnenkrijgen is de mens erg selectief in wat hij wel of niet aanneemt, dat is
voor de preek meestal niet anders. Ook hierom is de bezinning op receptie-theorieën noodzakelijk,
waarin de actieve en creatieve wijze waarop luisteraars luisteren en lezers lezen wordt geanalyseerd.
Hierom is de preek, net zoals de kerkdienst, een ontmoeting. De zin van de prediking is dat God in
het leven van mensen aan het woord komt. Preken moeten te denken geven, en mensen activeren in
hun zelfreflectie.
3.4 De preek in de eredienst
De hele eredienst kan men opvatten als een ontmoetingsplaats of trefpunt tussen God en mens. In
gebeden en liederen is de ontmoeting met God direct, terwijl bij de schriftlezing en prediking het
indirecter is, via prediking en schriftlezing is een middellijke (door middel van) ontmoeting, ook al is
de bedoeling dat ook daar zoveel mogelijk kracht en liefde Gods ervaarbaar zijn. In het lezen van het
woord zit ook weerstand, omdat het maar de vraag is of we de teksten begrijpen, en God echt
verstaan. Het is een worsteling om waarheid in Bijbelteksten te vinden, soms moeten teksten zelfs
opengebroken worden.
Verder zou stilte in de dienst een pluspunt zijn in de preek als homilie, overweging en interactie. Dat
is beter voor persoonlijke meditatie.
3.5 De predikant als homileet
Wanneer men de preek opvat als een homilie, trefpunt, van de hoorders met de Bijbelse boodschap
(waarin ook wat botsing zit), dan moet de predikant ook ruimte scheppen voor een existentiële
ontmoeting tussen God en mens. De prediker moet daarom mensen, getuigen en thema’s naar voren
halen die het geloof in God, met ongeloof, twijfel, aanvechting ed, representeren, zodat het leven en
worstelen met God zichtbaar wordt gemaakt. De hoorders moeten zich ermee kunnen identificeren.
In de tweede plaats moet de predikant vanuit diepe solidariteit problemen, aanvechtingen ed van
vandaag aan de orde brengen, zodat die in gesprek kunnen worden gebracht met Bijbelse figuren.
Het begrip identificatie komt hierbij uit de leertheorie die uitgaat van het leerproces van kinderen,
die eerst gewoon imiteren, zich daarna alleen identificeren met bepaalde personen, en zich
uiteindelijk losmaken en eigen wegen inslaan (emanciperen). Ook bij de laatste stap zijn er nog
steeds voorbeeldfiguren in beeld, alleen wordt het geleerde wel verwerkt in een eigen
levensconcept.
De predikant is dan ook alleen maar bemiddelaar/helper, die Bijbelse figuren aanreikt. Zodat de
hoorders zelf bevrijding, vergeving, troost ed voor hun leven en handelen kunnen ervaren. Deze
ervaring van de gemeenteleden is een vorm van eigen, authentieke en persoonlijke interpretatie van
de hoorders en van de toepassing (applicatio) van de tekst op hun eigen situatie.
De predikant is hier wel de helper, maar juist ook persoonlijk betrokken. En bij uitzondering zal de
predikant de gemeente profetisch en direct toespreken, al kunnen andere gemeenteleden dat ook
doen, profetie is niet alleen voor de predikant weggelegd.
In de grefo traditie is de predikant dan ook nog academisch geschoold, niet alleen ambtelijk
gerechtigd om het Woord te verkondigen. Uiteraard mogen gemeenteleden ook preekbevoegdheid
voor af en toe een enkele keer krijgen, maar de voorkeur voor vaste predikers gaat uit naar
geschoolde mensen. En dan hoeft het nog niet eens academisch geschoold te zijn.
3.6 De preek als interactie of ontmoeting (samenvattend paragraaf)
Samenvattend kunnen we dus zeggen dat de preek als homilie, als ontmoeting, interactie of trefpunt,
betekent:
a. Een preek moet te denken geven. Men moet zich kunnen identificeren met personages,
daarom moet er ook een overdaad aan betekenis zijn, zodat er veel mogelijkheid is voor
persoonlijke identificatie.
b. De verbinding tussen hoorders en tekst verloopt ook via ‘’brugwoorden’’. Dat zijn woorden
als vrede, liefde, gerechtigheid, te kort schieten, lijden, dood, angst, onrust, zekerheid, zorg
voor de toekomst. Deze woorden brengen de verschillende tijden en culturen meer tot
dialoog/gesprek/confrontatie, ook al zullen ze een verschillende vulling kunnen hebben.
c. In de kerkdienst komen gelovigen (geen domme schapen, maar mensen die al langer in
invloedssfeer van de Geest zijn), die andere gelovige ontmoeten, zoals de voorganger, maar
ook gelovigen die getuige waren van Jezus Christus. In deze ontmoeting van verschillende
gelovigen vindt het gesprek plaats over vreugde en ervaringen ed.
d. Men komt niet in de kerk om te leren maar om hun gevoelens en ervaringen tot uitdrukking
te brengen. Als we al van leren willen spreken is het een ontmoetingsleren, leren als het
integreren van ervaringen in ons leven. Het verhaal van de verloren zoon kan ons iets leren
wat we anders in 20 jaar moesten leren, terwijl dat het beste door ervaring/gevoel gebeurt,
niet door verstand.
e. Deze manier van preken vraagt niet om eenrichtingsverkeer, maar om een
communicatietheorie die de hoorders opneemt in de communicatie. Daarachter ligt een
bredere hermeneutische theorie van symbool-communicatie, die probeert duidelijk te
maken hoe mensen in deze wereld interpreteren om hun leven richting en inhoud te geven.
 kerkgangers zoeken voor zichzelf in preken, wat voor hun leven passend en geschikt is.
f. De predikant is hierin een bemiddelaar of helper, hij is hoorder onder de hoorders. Hij brengt
identificatiefiguren en representanten naar voren zodat hoorders zelf persoonlijk kunnen
interpreteren.
Als we tot een voorlopige theologische homiletische theorie willen komen, moeten we dus zeggen:
de preek is dat element van de eredienst, waarin de predikant als hoorder onder de hoorders – door
middel van een uitleg, dramatisering en toepassing van de Schrift in haar velerlei gestalten en
bewegingen – aan de kerkgangers hulp tracht te bieden bij hun eigen communicatie met de Bijbel en
het evangelie en daarachter aan hun communicatie met God zelf.
De preek is dus homilie, de bedoeling is dat men in de preek in contact wordt gebracht met de
Christelijke traditie en de Bijbel in het bijzonder, om daarmee in contact te komen met God zelf.
Eigenlijk moet iedere kerkganger zijn of haar ‘eigen preek’ maken tijdens de dienst, de predikant
heeft dan de taak hen daarbij te helpen, hij moet de Woorden zo dicht mogelijk bij de mens brengen,
zodat het tot een ontmoeting komt tussen God en mens.
H4. Met het oog op de hoorders…
In dit hoofdstuk wordt een analyse gegeven van de ‘’hoorder’’. Het woord ‘hoorder’ is hier wat
beperkt, omdat mensen ook als actieve gemeenteleden etc. in de kerk zitten. Maar omdat het woord
zo ingeburgerd is in de homiletiek wordt toch dit woord maar gebruikt. In het eerste deel (deel A)
wordt een soort ‘typologie’ gegeven door gebruik te maken van sociaal-psychologische gegevens. In
het tweede deel (Deel B) wordt bezig gegaan met een theologische visie op de hoorders, zoals die
wordt aangetroffen bij predikanten.
A. Typologie van de Hoorders
4.1 grote verschillen
In de kerk zitten ongelofelijk veel verschil in mensen. Het is onmogelijk om ze allemaal te raken en in
de geest doen vallen (dat laatste is een grapje van mij). Maar als prediker kun je pluriform preken,
meerdere themas of doelgroepen aanspreken, en dit per zondag ook nog eens afwisselen.
4.2 …één doel
Toch komen alle mensen met de verwachting het evangelie te horen, om geraakt te worden en om
God te ontmoeten. Een predikant zal zijn hoorders vormen, men gaat met de preek mee. Mensen
weven het kleed van zingeving van hun bestaan, de predikant kan daarin info aanreiken, waardoor
men hem kan volgen.
4.2.1 ontwikkelingspsychologische overwegingen
De ontwikkelingspsychologie geeft ons inzicht in processen van menselijke zingeving en ontwikkeling.
James Fowler heeft hier het ‘’stages of faith’’ over geschreven, waarin hij ontwikkelingsstadia in het
menselijk leven analyseert, en hij beschrijft hoe dat van toepassing op het geloof is. Hier de vier
stadia die hij omschrijft:
-
-
-
-
Synthetic Conventional Faith: puberteit, maar dit kan lang doorgaan. Men begint een eigen
constructie of reconstructie van een eigen levensvisie te creëren. Men is op zoek naar nieuw
evenwicht en eigen identiteit, op grond van of tegen de conventionele waarden die uit het
verleden zijn meegebracht.
Individual Reflective Faith: wanneer de puberteit tot evenwicht is gekomen, komt men tot
standpunten en overtuigingen. Men zoekt in de kerk de bevestiging van eigen standpunt en
zet zich af tegen andere standpunten. Periode van polarisatie en felle inzet voor bepaalde
geloofszaken.
Conjunctive faith: Wanneer blijkt dat vrienden, collega’s en opgegroeide kinderen andere
mening hebben, slijten scherpe kantjes er van af. Er komt weer ruimte voor andere
meningen en voor verandering van persoonlijk leven. Al zijn er ook mensen die
verstarren…(doomness)
Universalizing Faith: Tenslotte is er periode van relativering en afstand nemen, wat uit kan
monden in grote mate van wijsheid, zoals die soms is bij oude gemeenteleden. Soms kan het
in vervolg op verstarren ook uitmonden in zich verder terugtrekken en uitmonden in bittere
kritiek op de buitenwereld, die men soms ook bij oudere gemeenteleden
terechtkomt…(ultradoomness, (tucht toepassen oid))
Voor al die mensen moet de predikant preken, daarvoor is pluriforme preek nodig. Ruimte voor oud
en jong.
4.2.2 Het verhaal en het Verhaal
Ieder mens heeft zijn verhaal, dat ingebed ligt in de cultuur, maar ook in de eschatologische tijd van
de vervulling van Gods koninkrijk, dus ook een verhaal dat is ingebed in de cultuur van Gods
koninkrijk. Alleen dat laatste is soms wat moeilijk, vooral omdat het indirecter is. Daarom heeft men
de bemiddeling van de traditie nodig, zodat men geholpen wordt bij het verweven van het
(persoonlijke) verhaal in het (christelijke) Verhaal.
4.2.3 Evenwichtstheorieën
De mens heeft behoefte aan evenwicht. De mens wordt tegenwoordig bestorm met enorm veel
informatie en emoties, daarin probeert iedereen te selecteren, en vooral heel veel dingen uit te
sluiten. Men is in gevecht met zichzelf en de grote stroom aan indrukken en info. Dat lukt lang niet
altijd goed, dingen die we vergeten kunnen ons juist goed bijblijven, dingen die we willen vasthouden
vergeten we soms. Het idee is dat we emoties proberen te voorzien van rationalisaties (volgens de
auteur, en ondersteunende literatuur). Als we iemand niet mogen, dan proberen we daar rationele
argumenten bij te bedenken.
Dit betekent bijvoorbeeld dat de band tussen predikant en hoorder belangrijk is. Dat iets nieuws, wat
te denken geeft ook goed binnen kan komen, al moet het wel even verwerkt worden. Een appel op
de gevoelens van de hoorder kan ook effectief zijn, etc.
4.3 De taal als instrument van zelfexpressie
Met taal uit men zich. Taal is een manier om dingen te interpreteren, de wereld te interpreteren. Het
interessante is dat gaten in een verhaal, of in een kunstwerk, worden ingevuld door de mensen die
het moeten interpreteren, juist die gaten kunnen mensen enorm inspireren of vooruit helpen
doordat ze de gaten zelf invullen. Over dit thema is nog lang niet alles onderzocht, de info is dus ook
niet compleet.
Samenvattend (over deel A denk ik). De verwachtingen van mensen zijn ongelofelijk divers, dat er
bijna geen rekening mee gehouden kan worden. Toch zoeken alle mensen woorden, beelden,
gedachten etc. om te gebruiken voor hun eigen levensverhaal en voor die van God. De predikant
moet er altijd van bewust zijn dat ieder zijn of haar eigen verhaal zit te schrijven, of in elk geval dat
ieder zijn of haar eigen geschiedenis heeft met God, daarom is het belangrijk dat we ons ook verder
bezinnen op de ‘theologische’ visies op de hoorders.
B. Theologische visie op de hoorders
4.4 Verschillende theologen over hoorders
Dannowski had goed in de gaten dat theologen een beeld hebben van hun hoorders. Vaak scheren
predikanten iedereen dan over één theologische kam, dat maakt het gemakkelijk te preken.
4.4.1
In de klassieke gereformeerde theologie wordt iedereen in eerste plaats als zondaar gezien. Zonde is
dat dingen fout doen, maar ook gebrokenheid, die om Christus’ wil kan en moet vergeven worden.
‘Ellende, verlossing dankbaarheid’, was een theologisch sjabloon dat homiletisch goed bruikbaar en
hanteerbaar was, ieder had namelijk in wezen hetzelfde probleem, met dezelfde oplossing.
4.4.2
Karl Barth draait dit klassieke gereformeerde wat om. Hij vindt dat je eerst de genade moet
verkondigen. En dat in het ligt van de genade men kan zien wat hun eigenlijk aard en toestand is.
Barth ziet de hoorder dus ook als gebroken en zondig, maar wel begenadigd.
4.4.3
Volgens Rudolf Bohren gaat het de hoorders in principe gewoon om de toekomst. Mensen komen in
de kerk om te horen dat er een toekomst voor hen is. Door de Geest van God hebben die mensen
een toekomst gekregen.
4.4.4
Volgens Friedrich Mildenberger wordt onze tijd opgenomen in Gods tijd. Voorbeeld is de
paschaviering, waarin de menselijke tijd opgenomen wordt in Gods tijd doordat men Gods daden
gedenkt. Dus ons verhaal moet ingevoegd worden in Gods verhaal en tijd.
4.4.5
Volgens Ernst Lange zit de kerkganger in één situatie, situatie van aanvechting, twijfel, angst etc.
Volgens Lange is Christus het antwoord hierop, Christus brengt een meerwaarde aan het bestaan
(hoop). De prediker kan uiteindelijk alleen de weg bereiden naar het begrijpen zodat de hoorder tot
verstaan komt. Dan ligt er voor de hoorder een keus voor geloof of ongeloof, waarin de hoorder zelf
moet kiezen.
4.4.6
Hans van der Geest vat het samen in drie punten.
-
Mensen zoeken Godsvertrouwen, omdat ze begrepen hebben dat God zelf vertrouwen biedt
binnen de kerk, je kunt God vertrouwen. (verbond)
Mensen zoeken bevrijding. Want God bevrijdt, Hij kan de dingen anders maken. (bevrijding
van zonden)
Ze zoeken inzicht, en een levensvisie, omdat ze begrepen hebben dat God een weg gaat met
mensen in de richting van zijn Koninkrijk. (Gods koninkrijk, hemel)
Het gaat volgens van der Geest om de verwachtingen bij mensen die zelf is gewekt door het
evangelie.
4.5 De ambivalentie van de hoorders als theologisch uitgangspunt
Als gemeenschappelijke noemer van alle hoorders vindt het boek dat iedereen vooral gemeentelid is,
iedereen is al gelovig, en zit al op de weg waarop de Heilige Geest bezig is met de hoorder. Verder is
het wel zo dat iedereen tot zonde/slechte geneigd is, maar iedereen is ook tot goede geneigd. De wil
naar het goede is in alle kerkgangers aanwezig, en de verleiding tot het kwade ook, dat moet erkend
worden.
4.5.1
Er zijn dus verschillende momenten die we moeten onderscheiden:
a. De tegenstrijdigheid van de situatie van hoorders. Angstige mensen met hoop. Schuldige
mensen met verlangen naar vergeving, etc.
b. Alle hoorders zijn op weg in een proces, met vallen en opstaan. Ze doen hierin ervaringen
van liefde en genade op in de kerk, maar tegenovergestelde wil ook wel eens gebeuren.
c. De predikant moet uitgaan van de verwachtingen van de hoorders die door het evangelie zijn
gewekt (par. 4.4.6), en niet uitgaan van psychische behoeftes oid.
d. De hoorder zit continu in een spanning tussen vlees en geest. Tussen genade en de harde
natuur: tussen cultuur en Gods cultuur/koninkrijk.
e. Een preek probeert mensen woorden, symbolen, verhalen ed te geven om kerkgangers te
helpen in hun eigen gesprek/relatie met God.
Download