Samenvatting Samenvatting Recentelijk zijn in Nederland twee waterkeringen ontworpen en uitgevoerd die bij maatgevende (storrnvloed)omstandigheden overstromen: de Hartelkering in het Hartelkanaal nabij Rotterdam en de Zeesluizen in het Noordzeekanaal nabij IJmuiden. Omdat niet voldoende theoretische kennis en ervaring voorhanden is om het stroombeeld te kunnen beschrijven is in beide gevallen ten behoeve van de dimensionering van de bodembescherrning onderzoek verricht met behulp van schaalmodellen. Het is wenselijk om voor het ontwerpen van soortgelijke constructies in de toekomst een algemeen toepasbare ontwerprelatie voor de toplaag van het stortebed voorhanden te hebben in plaats van telkens ad hoc onderzoek te verrichten. De doelstellingen van dit afstudeerwerk zijn derhalve: 1. Verkrijgen van inzicht in het stroombeeld boven het stortebed ten gevolge van een overstortende straal. 2. Bepalen van ligging en omvang van het zwaarst aangevallen gebied. 3. Vergroten van de kennis over de steenstabiliteit onder een overstortende straal met behulp van de resultaten van experimenten. 4. Opstellen van een meer algemeen toepasbare ontwerprelatie voor de dimensionering van de toplaag van een granulair stortebed in het zwaarst aangevallen gebied onder een overstortende straal. Uit literatuuronderzoek blijkt dat er geen theorie voorhanden is die het gedrag van de straal zowel boven als in het benedenwater beschrijft. Voor een vrije, vlakke straal en een wandstraal is door Rajaratnam (1976) het verloop van de stroomsnelheid in stromingsrichting bepaald. Beltaos (1973, 1976) heeft het verloop van de maximale snelheid van een wandstraal afgeleid voor de situatie van een scheef invallende straal. Echter, een koppeling tussen de drie theorieen ontbreekt. Vanwege het niet-uniforrne karakter van de stroming in het benedenwater ten gevolge van de overstortende straal, is de stabiliteitsforrnule van Shields (1936) niet geschikt om de benodigde steendiameter te bepalen. Andere stabiliteitsforrnules, bijvoorbeeld de aangepaste Shields-forrnule met zogenaamde stabiliteitsfactoren en de forrnule van Izbash (1930), zijn in hun oorspronkelijke vorm niet toepasbaar omdat de uitgangspunten waarvoor deze forrnules zijn opgesteld afwijken van de situatie met een overstortende straal. Om meer inzicht te verkrijgen in de processen die de stabiliteit van het stortebed bei"nvloeden, zijn in een van de kleine kantelgoten van het Laboratorium voor Vloeistofmechanica van de Faculteit der Civiele Techniek experimenten uitgevoerd in eeh goot. In de opstelling waarrnee de experimenten zijn uitgevoerd is de overstortende straal gemodelleerd tot een rechthoekige straal die uit een zogenaamde spuitmond stroomt. Variabelen in de opstelling zijn: de hoek tussen de spuitmond en het stortebed, en de afstand van de spuitmond tot het stortebed. Deze afstand is overigens gelijk aan de Steenstabiliteit in overstortende straal iii Samenvatting waterdiepte in de stroomgoot. Met behulp van stabiliteitsproeven is het kritieke debiet bij begin van bewegen vastgesteld. Vervolgens zijn bij het kritieke debiet, voomamelijk in het gebied met de zwaarste schade, de vertikale en horizontale stroomsnelheden boven het stortebed gemeten. Uit de stabiliteitsproeven bleek dat debiet waarbij begin van bewegen van de stenen optreedt voor de ingestelde hoek tussen de spuitmond en het stortebed (tussen 50° en 85°) nauwelijks te varieren. Bij toenemende waterdiepte nam het kritieke debiet licht toe. Ofschoon de scheef invallende straal boven het stortebed een stroming genereerde stroomafwaarts en -opwaarts van het raakgebied van de straal met het stortebed, verplaatsten de stenen voomamelijk stroomafwaarts van het raakgebied. De omvang van het schadegebied dat door de verplaatste stenen ontstond, nam toe bij toenemende waterdiepte. Uit de snelheidsmetingen bleek dat bij het kritieke debiet de resulterende stroomsnelheid vlak boven het stortebed in het schadegebied afnam bij toenemende waterdiepte. Dit betekent dat behalve de stroomsnelheid ook andere factoren een rol spelen in de steenstabiliteit. Dit kunnen bijvoorbeeld drukverschillen en -fluctuaties in het benedenwater zijn. Hier is verder geen onderzoek naar verricht. Omdat bekende stabiliteitsrelaties niet voldoen, is getracht met een statische beschrijving van de belasting door een schuin invallende, uniforrne straal op een steen in het stortebed een relatie op te stellen tussen stroomsnelheid, invalshoek en benodigde steendiameter. De resultaten van deze modellering bleken kwalitatief goed overeen te komen met de constateringen uit de stabiliteitsproeven. Uit het vereenvoudigde statische model is een ontwerpforrnule voor de dimensionering van het stortebed afgeleid met de structuur van de stabiliteitsrelatie volgens Izbash. Hierin is een stromingscoefficient opgenomen die afhankelijk is van de invalshoek. Met behulp van meetresultaten is deze ontwerpforrnule gecalibreerd. Om de validiteit van de afgeleide stabiliteitsrelatie te toetsen, zijn in een case-study van de bodembescherrning van de Hartelkering de uitkomsten volgens deze relatie vergeleken met het ontwerp van Rijkswaterstaat. Het blijkt dat de afgeleide ontwerpforrnule hogere waarden oplevert voor de benodigde steendiameter. Verklaringen hiervoor zijn dat de stroomsnelheid berekend volgens de straaltheorie te hoog is, en in de calibratie van de forrnule verschillen tussen de opstelling waarrnee de experimenten zijn uitgevoerd en de werkelijke overstortende straal niet verdisconteerd zijn. Bij toekomstige experimenten is het aan te bevelen om de dynamische drukken (drukfluctuaties) in het benedenwater te onderzoeken, omdat deze een grote invloed lijken te hebben op de steenstabiliteit. Bovendien dienen een aantal verschillende steensorteringen beproefd te worden, opdat de constateringen uit dit afstudeerwerk geverifieerd kunnen worden. Tenslotte is het aan te bevelen om in de modellering van de krachten op de toplaag de invloed van turbulentie te verdisconteren, zodat een 'betere' ontwerpforrnule opgesteld kan worden. IV Steenstabiliteit in overstortende straal Summary Summary Recently two storm surge barriers have been designed and constructed In the Netherlands, which are allowed to be overtopped during storm surges. The bed protection for both barriers was determined by means of scale model tests, because of lack of sufficient knowledge of and experience with the load by an overtopping jet on a bed. It would be useful to have a generally applicable design rule for future designs of bed protections in such conditions. The main objectives of the research as presented in this MSc-thesis are: 1. Gaining insight into the flow pattern above a granular bed protection due to an overtopping jet 2. Determining the position and size of the damage area 3. Increasing the knowledge of the stability of stones for flow conditions caused by an overtopping jet, by means of experiments. 4. Formulating a more generally applicable design rule for granular bed protections in the case of flow conditions caused by an overtopping jet. Literature study shows that there is no theory available describing the behaviour of an overtoppingjet before and after entering the tailwater. Rajaratnam (1976) defined the development of the flow velocity in the flow direction for a plane free jet and a plane wall jet. Beltaos (1973, 1976) described the maximum flow velocity of an obliquely impinging plane free jet. There is, however, no connection between the respective theories and descriptions. Because of the non-uniform character of the flow in the tailwater caused by the overtopping jet, the well known stability formula by Shields (1936) is not applicable to determine the stone diameter. Other stability formulae, e.g. the adapted Shields formula with so-called stability coefficients and the stability formula by Izbash (1930), are - in their original form - not applicable, because the assumptions for which these formulae are derived also differ from the flow conditions in an overtoppingjet. To gain more insight into the processes influencing the stability of a granular bed protection under an overtopping jet, experiments were carried out in a flume at the Laboratory of Fluid Mechanics of the Faculty of Civil Engineering of Delft University of Technology. The overtoppingjet was modelled to a rectangular jet coming from a nozzle. The variables were: the angle of incidence of the nozzle with the bed, and the distance between the nozzle and the bed. This distance was the same as the water depth in the flume. By means of damage experiments the critical discharge at incipient movement was determined. Next, horizontal and vertical flow measurements were carried out at critical discharge, mainly in the damage area, by means of a flow meter. From the damage experiments it appeared that the critical discharge at the angles of incidence of the nozzle (between 50 and 85 degrees) hardly varied. The critical discharge Steenstabiliteit in overstortende straal v Summary slightly increased with increasing water depth. Although the overtopping jet caused a flow upstream as well as downstream of the damage area, the stones in the toplayer displaced predominantly downstream. The size of the damage area increased almost linearly with increasing waterdepth. From the flow measurements it was concluded that the resulting flow velocity right above the bed protection at critical discharge decreased with increasing water depth. Thus, other processes beside the flow velocity seem to have an influence, which might be pressure differences and pressure fluctuations. This was not investigated. Known stability formulae seem to be of no use in case of an overtopping jet. So an attempt was made to model the stone stability in case of an impinging jet. A model was considered in which an obliquely impinging jet was schematized, leading to static forces on a single cubical stone. The results from this static model matched qualitatively quite well with the experimental results. From the simplified static model a stability formula was derived with the same form as the Izbash formula, containing a flow coefficient depending on the angle of incidence of the jet. The stability formula derived was calibrated with the results of the flow measurements. To validate the derived stability formula, in a case-study its results were compared to the design of the bed protection of the Hartelkering as made by Rijkswaterstaat (DirectorateGeneral for Public Works and Water Management). It was found that the derived stability formula yields larger stone diameters than the design of Rijkswaterstaat. This is due to the fact that the flow velocity calculated according to the jet theory is too high and the differences between the scale model and the prototype flow conditions in an overtopping jet are not (sufficiently) taken into account. For future experiments it is recommended to investigate the dynamic pressures (pressure fluctuations) in the tailwater flow, because they seem to have a great influence on the stone stability. It is also recommended to use a larger variety in stone grading to verify the observations of this research. Lastly, to improve the modelling of the forces induced by the overtopping jet on the bed protection, the influence of turbulence should be taken into account, in order to be able to formulate a 'better' design rule. VI Steenstabiliteit in overstortende straal