Inhoud Startpagina Contactlensvloeistoffen 198–1 Contactlensvloeistoffen door ir. Martine Segers, wetenschapsjournalist Deze Chemische Feitelijkheid is geschreven in samenwerking met mevrouw dr.ing. Gerda Bruinsma, afdeling BioMedical Engineering van de Rijksuniversiteit Groningen, Antonius Deusinglaan 1, 9700 AD, Groningen. tel. 050 363 31 60, e-mail: [email protected]. Aan deze Chemische Feitelijkheid werkten mee Rob Rosenbrand en Peter Plomp, Bausch & Lomb, Koolhovenlaan 110, 1119 NH Schiphol-Rijk. tel. 020 655 45 00, e-mail: [email protected] 1. 2. 2.1 2.2 3. 4. 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 5. 6. 7. 8. 9. Inleiding Bevuiling van contactlenzen Traanvocht en andere bronnen Bacteriële vervuiling en biofilmvorming Schoonmaken met speciale zepen Desinfecteren van contactlenzen Hittebehandeling Chemische ontsmetting Antimicrobiële stoffen Waterstofperoxide Bevochtiging door contactlensvloeistoffen Hulpstoffen in contactlensvloeistoffen Nieuwe ontwikkelingen Wetgeving Literatuur en websites 41 Chemische Feitelijkheden september 2003 198– 3 198– 3 198– 3 198– 5 198– 6 198– 7 198– 7 198– 8 198– 8 198– 11 198– 11 198– 12 198– 13 198– 14 198– 15 tekst_141/198 Inhoud Startpagina Contactlensvloeistoffen 1. 198–3 Inleiding Bijna anderhalf miljoen Nederlanders dragen contactlenzen. Wereldwijd zijn dat er zo’n 85 miljoen. Voor verreweg de meesten is het een zegen, maar voor sommigen een kwelling. Zij kampen met problemen variërend van geïrriteerde en rode ogen tot ernstige complicaties als een bacteriële infectie van het hoornvlies. Zo’n infectie kan uiteindelijk zelfs tot verlies van het gezichtsvermogen leiden. Volgens de Gezondheidsraad komt bij 3,5 op 10.000 dragers (0,035%) van zachte lenzen hoornvliesontsteking voor en bij 1,1 op 10.000 dragers (0,011%) van harde lenzen. De problemen worden veroorzaakt door verontreinigingen op de contactlenzen. Zorgvuldig reinigen van de lenzen met detergens moet vervuiling tegengaan en behandeling met desinfecterende vloeistof moet aangroei van micro-organismen voorkomen. Niet alleen de lenzen, maar ook het lenzendoosje of de dop van het vloeistofflesje kunnen een bron van microbiële besmetting zijn. Onvoldoende hygiëne en/of onzorgvuldig reinigen kunnen gemakkelijk leiden tot microbiële infecties. Deze Chemische Feitelijkheid gaat in op oorzaak en bestrijding van verontreiniging van contactlenzen. Voor meer informatie over de contactlenzen en lenzenmaterialen: zie Chemische Feitelijkheid 182. 2. Bevuiling van contactlenzen 2.1 Traanvocht en andere bronnen Een contactlens drijft op de traanfilm op de voorkant van het oog (zie Figuur 1). Traanvocht is veel meer dan alleen een zoute vloeistof. Het bevat ook vetten, slijmachtig materiaal en eiwitten, allemaal stoffen die de contactlens tijdens het dragen kunnen bevuilen. De vetten komen uit een vetachtige laag, met een beschermende functie, aan de buitenkant van de traanfilm en ze voorkomen dat het traanvocht te snel verdampt. De vetten worden geproduceerd door kleine kliertjes in de oogleden. Andere kleine kliertjes in het bindvlies van het oog produceren een slijmachtige laag, de mucine-laag, die direct tegen het hoornvlies 41 Chemische Feitelijkheden september 2003 tekst_141/198 Inhoud Startpagina 198–4 Contactlensvloeistoffen ooglens 0886-0363 traanfilm harde lens zachte contactlens hoornvlies zachte lens Figuur 1. Zachte contactlenzen bedekken het hele hoornvlies, harde alleen het midden. Zorgvuldige reiniging van de lenzen met speciale vloeistoffen moet infectie van het hoornvlies voorkomen. aanzit. Deze laag zorgt ervoor dat de waterige, middelste laag van een traanfilm zich gelijkmatig over het oog verdeelt en zich goed vasthecht. Verder zijn eiwitten als het antibacteriële lysozyme en het traanspecifiek prealbumine aanwezig in het traanvocht, evenals het ontstekingsremmende eiwit lactoferrine. Deze eiwitten kunnen bij zachte lenzen niet alleen aan het oppervlak blijven kleven, maar ook in de zuurstofdoorlatende poriën van de lens gaan zitten waardoor de poriën naar verloop van tijd verstopt raken. Soms bevat het traanvocht ook veel calcium. Bij contactlensdragers kan dat vervelend zijn omdat calciumzouten de binding tussen eiwitten, met name lysozyme, en het contactlensoppervlak stabiliseren waardoor de eiwitten sterker hechten aan de lens (zie Figuur 2). De verontreiniging kan ook door de lenzendrager zelf worden aangevoerd. Als zij bijvoorbeeld hun handen niet goed schoonmaken voordat ze de lenzen inbrengen, kunnen de lenzen gemakkelijk bevuild raken met restjes zeep of cosmetica zoals lippenstift of mascara. Ophoping van alle soorten verontreiniging leidt op den duur tot een vervuild lensoppervlak dat de doorzichtbaarheid vermindert en bovendien de aanhechting van bacteriën bevordert. 41 Chemische Feitelijkheden september 2003 Inhoud Startpagina Contactlensvloeistoffen 198–5 0886-0364 Lysozyme (eiwit) Lipides Calcium Contactlens Figuur 2. Lipides (vetten) en eiwitten (bv lysozyme) uit het traanvocht komen op de contactlens terecht. Calciumionen stabiliseren de neergeslagen eiwitten op het lensoppervlak. Bron: Chemie in unserer Zeit. 2.2 Bacteriële vervuiling en biofilmvorming Bepaalde bacteriën, bijvoorbeeld Pseudomonas aeruginosa en Serratia marcescens, kunnen bij onhygiënisch gebruik van lenzen en lenzendoosjes gemakkelijk op de lens terechtkomen en daar een biofilm vormen. Als op het oog de bacteriën zich losmaken van de lens kunnen ze zich bewegen naar de buitenste cellen van het hoornvlies en van daaruit deze cellen binnendringen of toxische stoffen uitscheiden. Bacteriën hechten zich pas op het lensoppervlak als daar al een laagje van organische stoffen afkomstig van traanvocht en lensvloeistof aanwezig is. Zo’n laagje ontstaat gemakkelijk omdat allerlei macromoleculen zoals vetten, eiwitten en componenten uit de lensvloeistof binnen enkele seconden naar het lensoppervlak diffunderen waar ze als het ware een conditionerende film vormen. Door zo’n film veranderen de fysisch-chemische eigenschappen van het oppervlak zoals hydrofobiciteit, elektrostatische lading en ruwheid vaak zodanig dat bacteriën zich beter hechten. Als deze bacteriën niet goed verwijderd worden, gaan ze zich gaandeweg steeds vaster hechten aan het oppervlak. Ze scheiden namelijk slijm af en polymeren zoals suikers die een soort netwerk van draden vormen waarmee ze zich aan elkaar vasthechten. Wetenschappers noemen dit een biofilm. Zo’n biofilm groeit gestaag door deling van de bacteriën (zie Figuur 3). 41 Chemische Feitelijkheden september 2003 tekst_141/198 Inhoud Startpagina 198–6 Contactlensvloeistoffen 0886-0365 A B bacterie C organische moleculen, eiwitten en vetten Figuur 3. Eerst hechten componenten afkomstig uit traanvocht en lensvloeistof zich aan het oppervlak (A); daarna de bacteriën (B). Tot slot hechten de bacteriën zich aan elkaar en vormen een biofilm (C). 3. Schoonmaken met speciale zepen Traanvochteiwitten, lichaamseigen vetten, calciumzouten en andere vervuiling zijn met zeep van lenzen te verwijderen. Om zowel wateroplosbare (hydrofiele) als water-onoplosbare (hydrofobe) verontreiniging te verwijderen hebben zeepmoleculen (ook wel oppervlakactieve stoffen of surfactants genoemd), een hydrofiel en een hydrofoob deel. Hierdoor lossen niet alleen de hydrofiele stoffen op, maar ook de hydrofobe macromoleculen omdat ze worden ingesloten in holtes die worden gevormd door de hydrofobe delen van de zeepmoleculen. Om het vuil goed los te krijgen, moet de lensvloeistof (met daarin de speciale zeep) wel goed met de vingers over het lensoppervlak worden gewreven. Voor het wassen van zachte lenzen worden grote, ongeladen zeepmoleculen gebruikt om te voorkomen dat zeepmoleculen de poriën binnendringen en deze verstoppen. Door adsorptie en absorptie van zeepmoleculen aan de lenzen is een belangrijke voorwaarde voor contactlenzenzeep dat ze het hoornvlies niet irriteren. Veel gebruikte surfactants in lensvloeistoffen zijn poloxamine 1107 of poloxamer 407. Deze bevatten surfactants afkomstig uit de familie van symmetrische blokcopolymeren, lange polymeermoleculen waarbij de mate van polymerisatie wordt aangegeven met een nummer dat is afgeleid van het molecuulgewicht (zie Figuur 4). Deze zeepmoleculen werken het best bij de pH van traanvocht, zo rond de 7,4 of hoger. 41 Chemische Feitelijkheden september 2003 Inhoud Startpagina Contactlensvloeistoffen 198–7 0886-0366 H H H HO O CH3 H H H H a hydrofiel H O H hydrofoob b O H H H a hydrofiel Figuur 4. Poloxamer: symmetrisch blokcopolymeer met hydrofoob centrum en hydrofiele uiteinden (de OH-groepen). Om de eiwitten beter los te krijgen van het lensoppervlak worden vaak negatief geladen complexvormers toegevoegd aan de lensvloeistof bijvoorbeeld citraat of hydroxyalkylfosfonaat. Deze complexvormers maken calciumzouten, die de binding tussen eiwitten en lensoppervlak stabiliseren, onschadelijk. Hydroxyalkylfosfonaat bindt bovendien ook aan het positief geladen deel van de eiwitten op het lensoppervlak. Hierdoor ontstaan eiwitten met negatief geladen oppervlakgroepen omdat deze laatste niet meer worden geneutraliseerd door calciumionen. De eiwitten gaan elkaar hierdoor onderling afstoten en komen verder los van het lensoppervlak en elkaar, en kunnen zo makkelijker door de zeepmoleculen worden ingevangen. Bij goede reiniging van de lenzen zullen in de zachte lenzen ook de poriën langer open blijven. Er bestaan echter geen voor het oog veilige reinigingsmiddelen die de poriën blijvend open houden en daarom moeten zachte lenzen regelmatig vervangen worden. 4. Desinfecteren van contactlenzen 4.1 Hittebehandeling Begin jaren 1970 werden verhittingsmethodes geïntroduceerd om lenzen te desinfecteren. Contactlensdragers maakten daarvoor een zoutoplossing door zouttabletten op te lossen in gesteriliseerd water. Tien minuten in een zoutoplossing van 80 °C overleven de meeste bacteriën niet. Deze manier van schoonmaken is echter lastig voor de 41 Chemische Feitelijkheden september 2003 tekst_141/198 Inhoud Startpagina 198–8 Contactlensvloeistoffen gebruiker en daarmee neemt het risico toe dat het niet vaak genoeg gebeurt, wat de hygiëne niet ten goede komt. Bovendien neemt de levensduur van de lenzen zelf er door af. Maar dat waren niet de grootste problemen. Sommige organismen zoals de eencellige protozoa Acantha moeba dat heftige ooginfecties en zelfs blindheid kan veroorzaken, bleken zich erg goed thuis te voelen in een zoutoplossing. Het micro-organisme tierde welig wanneer mensen uit gemak een zoutoplossing voor een paar dagen tegelijk aanmaakten. Kookapparaatjes en zouttabletten zijn daarom nu niet meer te koop en mogen niet meer gebruikt worden. 4.2 Chemische ontsmetting 4.2.1Antimicrobiële stoffen Chemische desinfecteervloeistoffen voor lenzen raakten eind jaren 1970 in zwang. Ze worden gebruikt als conserveermiddel bij het bewaren van de lenzen in het doosje. De eerste generatie desinfecteervloeistoffen maakte gebruik van een combinatie van het kwikhoudende thimerosal® en van chloorhexidine® (zie Figuur 5 a en b). Deze combinatie van bestanddelen is zeer effectief bij het doden van bacteriën. Chloorhexidine doet dat het snelst, maar is minder goed in het doden van schimmels. Thimerosal heeft langer de tijd nodig om bacteriën te doden, maar werkt wel beter tegen schimmels. Daarom wordt meestal een combinatie van beide stoffen gebruikt. De antibacteriële werking van chloorhexidine is gebaseerd op de remmende werking van deze verbinding op het membraantransport van kationen en ATP waardoor in de bacterie de kationenhuishouding verstoord raakt en de cel te weinig brandstof (in de vorm van ATP) krijgt. In thimerosal bindt het kwik (Hg) covalent aan de sulfhydrylgroepen van enzymen en andere eiwitten van de bacteriën die daardoor hun werk niet meer kunnen doen. Celdood is het gevolg. De keerzijde van de medaille is dat met name thimerosal bij relatief veel mensen allergische en toxische reacties veroorzaakt, leidend tot rode ogen en problemen met het hoornvlies. Daarom ontwikkelden fabrikanten een tweede-generatie chemische desinfecteermiddelen met als verzamelnaam polyquats. Deze kwamen eind jaren 1980 op 41 Chemische Feitelijkheden september 2003 Inhoud Startpagina Contactlensvloeistoffen H N H N 198–9 0886-0367 H N O NH NH Cl O Na Cl NH NH Hg S a N H N H b N H NH (CH2)3 NH C NH HCl NH C NH (CH2)3 c CH3 HOH2CH2C HOH2CH2C 240 N CH2 CH CH CH2 HOH2CH2C d N CH3 CH2CH2OH CH2 CH CH CH2 N n CH2CH2OH (n+2) Cl CH2CH2OH Figuur 5. Structuurformules van eerste (a en b) en tweede generatie (c en d) antimicrobiële verbindingen a. Chloorhexidine® of 1, 1’-hexamethyleen bis[5-(p-chloorfenyl)biguanide] ® b. Thimerosal of ethyl [2-mercaptobenzoaat(2-)-O,S]-mercuraat(1-) natrium c. Dymed® poly(1-hexamethyleenbiguanide hydrochloride) d. Polyquad® poly(quaternium-1) de markt. In deze tweede-generatie chemische desinfecteermiddelen wordt gebruik gemaakt van véél grotere moleculen: polyquad® heeft een molecuulgewicht van 5000 en Dymed® een molecuulgewicht van 1300 (zie Figuur 5 c en d ). De molecuulgewichten van de actieve verbindingen in eerste-generatie desinfecteermiddelen waren aanzienlijk lager: chloorhexidine 359 en thimerosal 405. Polyquats zijn te groot om in de poriën van zachte lenzen binnen te dringen. Polyquad® heeft bijvoorbeeld een lengte van 22,5 nanometer, terwijl de poriën van zachte lenzen een diameter hebben van 3 tot 5 nanometer. Bovendien binden ze veel minder aan de eiwitten op de lens dan chloorhexidine. En hoe minder desinfecterende stoffen op en in de lens achterblijven hoe kleiner de kans dat die stoffen op het oog irritaties veroorzaken. Bovendien zijn de polyquats al effectief bij hele lage concentraties. De concentraties van de nieuwe conserveermiddelen variëren van 0,00005% tot 0,0001% voor Dymed (polyhexanide) en van 0,0001% tot 0,001% voor polyquad. 41 Chemische Feitelijkheden september 2003 tekst_141/198 Startpagina 198–10 Contactlensvloeistoffen a b c polyquat + buitenkant cel - cholesterol - - - - neutraal fosfolipide - - - - binnenkant cel - - - - 0886-0368 + - Inhoud - - negatief geladen fosfolipide Figuur 6. Aan de buitenkant van menselijke celmembranen (a) zitten geen negatief geladen fosfolipides. Bij bacteriecelmembranen (b) is dit wel het geval en daarom worden positief geladen polyquats wel aangetrokken door bacteriemembranen en niet door menselijke celmembranen. Als polyquat op deze manier via bijvoorbeeld twee positieve ladingen zich aan het bacteriemembraan hecht, kunnen er gaten ontstaan in het membraan (c). Gebeurt dat op veel plaatsen dan raakt het membraan lek. De werking van de tweede-generatie desinfecteermiddelen is gebaseerd op aantasting en beschadiging van de celwand van micro-organismen (zie Figuur 6). Positieve ladingen in de actieve verbinding binden aan zure, negatief geladen fosfolipiden in de celmembranen van micro-organismen waardoor het membraan beschadigd raakt. Kaliumionen en andere celcomponenten kunnen vervolgens door het kapotte membraan naar buiten, wat uiteindelijk tot celdood leidt. Op polyquats zitten, regelmatig verdeeld over de hele keten, positief geladen biguanide-groepen (zie Figuur 5d). Bij Dymed®, dat oorspronkelijk werd ontwikkeld voor de ontsmetting van zwembaden, zijn de biguanide-groepen steeds door een keten van zes koolstofatomen gescheiden (zie Figuur 5c). De afstand tussen de positieve groepen is zo gekozen dat ze een interactie kunnen aangaan met meerdere negatieve groepen op de celmembraan van de bacterie. Polyquats zijn nauwelijks toxisch voor de epitheelcellen van het hoornvlies. Hoornvliescellen bevatten namelijk veel minder negatief geladen fosfolipiden die de polyquats aantrekken dan de bacterie. Hoornvliescellen zijn bovendien groter, hun celwand wordt gestabiliseerd met cholesterol en bevat een laagje slijm die het de polyquats lastig maakt het hoornvlies binnen te dringen. 41 Chemische Feitelijkheden september 2003 Inhoud Startpagina Contactlensvloeistoffen 4.2.2. 198–11 Waterstofperoxide Mensen met contactlenzen die allergisch zijn voor de antimicrobiële stoffen in moderne contactlensvloeistoffen kunnen hun lenzen schoonmaken met een 3% waterstofperoxide-oplossing. De antibacteriële werking van waterstofperoxide is al meer dan honderd jaar bekend. De vrije zuurstofradicalen in de oplossing zijn erg reactief en binden zich snel aan allerlei celcomponenten van de micro-organismen. Een 3%-oplossing kan in enkele uren grote hoeveelheden micro-organismen doden. Waterstofperoxide is echter ook schadelijk voor het oog. Daarom moet het achtergebleven waterstofperoxide worden geneutraliseerd voordat de lens uit zo’n vloeistof op het oog mag worden aangebracht. De meest gebruikte methode om te neutraliseren is een ringetje met een platina coating in het lenzendoosjes. Platina katalyseert de ontleding van waterstofperoxide in water en zuurstof. Zuurstof ontsnapt via een klein gat in het dekseltje van het speciale lenzendoosje of via het rubberen ringetje. 5. Bevochtiging door contactlensvloeistoffen Vormvaste (harde) lenzen zijn hydrofoob, waterafstotend, waardoor traanvocht ze niet goed kan bevochtigen. Daarom zitten er in lensvloeistoffen voor harde lenzen stoffen die de bevochtiging bevorderen. Zulke stoffen zorgen ervoor dat er als het ware een kussentje zit tussen de lens en het hoornvlies en tussen de lens en het ooglid. Daarnaast zorgen deze stoffen voor een gelijkmatige verspreiding van traanvocht over de lens waardoor er geen druppels ontstaan die de optische werking van de lens verminderen. Verder is het vochtige laagje een soort buffer tussen de lens en de vingers tijdens het inbrengen van de lens waardoor er minder vuil van de vingers op de lenzen komt. Stoffen die de bevochtiging van harde lenzen bevorderen zijn polyvinylalcohol en cellulosederivaten zoals methylcellulose, hydroxypropylmethylcellulose en hydroxyethylcellulose. Deze stoffen maken de lensvloeistof een beetje stroperig, waardoor de vloeistof beter aan de lens blijft kleven. Zachte lenzen zijn in principe van zichzelf hydrofiel, waardoor ze makkelijk te bevochtigen zijn met traanvocht. Door slijtage of opho- 41 Chemische Feitelijkheden september 2003 tekst_141/198 Inhoud Startpagina 198–12 Contactlensvloeistoffen ping van eiwitten ontstaan echter op zachte lenzen ook hydrofobe plekjes. Deze plekken worden bevochtigd door zeepmoleculen uit de lensvloeistoffen, omdat het hydrofobe deel van een zeepmolecuul ‘graag’ op zo’n hydrofoob plekje op de lens gaat zitten. Het hydrofiele deel van het zeepmolecuul trekt vervolgens water aan. 6. Hulpstoffen in contactlensvloeistoffen Zeep en antimicrobiële stoffen zijn de hoofdbestanddelen van lensvloeistoffen. Om hun werking te optimaliseren bevatten lensvloeistoffen ook nog een aantal andere bestanddelen. De belangrijkste daarvan is EDTA, ethyleendiaminetetra-azijnzuur (zie Figuur 7). Bijna alle fabrikanten stoppen dit in hun lensvloeistoffen. EDTA vormt een complex met tweewaardige positief geladen ionen zoals calcium en magnesium, waardoor positief geladen antibacteriële stoffen minder concurrentie ondervinden bij binding op negatief geladen delen van een bacterie. EDTA bevordert op deze manier de activiteit van alle positief geladen conserveermiddelen. 0886-0369 O O O C CH2 Ca N CH2 CH2 O C CH2 O EDTA CH2 C O CH2 C O N O Figuur 7. Structuurformule van complexvormer EDTA, ehtyleendiaminetetraazijnzuur. Om de oplossing isotoon te maken met het traanvocht worden verder zouten als natrium- en kaliumchloride aan lensvloeistoffen toegevoegd. De meeste lensvloeistoffen bevatten ook een buffer die ervoor zorgt dat de pH-waarde tussen de 7,2 en 7,4 blijft. Bij deze pHwaarde werkt de vloeistof namelijk het best. Om geen irritatie aan de ogen te veroorzaken mag de pH ook niet te veel afwijken van die van het traanvocht. Daarom moet de pH-waarde in ieder geval boven de 6,6 blijven en onder de 7,8. 41 Chemische Feitelijkheden september 2003 Inhoud Startpagina Contactlensvloeistoffen 7. 198–13 Nieuwe ontwikkelingen Dag- en nachtlenzen Problemen met bacteriële infecties zijn in theorie beter te voorkomen met lenzen die dag en nacht worden gedragen. Deze lenzen hoeven niet tussendoor te worden schoongemaakt en ze komen dus ook niet in contact met eventuele besmettingsbronnen (lenzendoosjes of lensvloeistofflesjes). Ze kunnen ongeveer dertig dagen aaneengesloten worden gedragen. De eerste generatie van deze dertig-dagen-continulenzen heeft het risico van hoornvliesontsteking echter juist vergroot, waarschijnlijk omdat ze te weinig zuurstof-doorlatend zijn waardoor het oog licht beschadigd raakt en gevoeliger wordt voor bacteriën. Inmiddels is er een tweede-generatie dertig-dagen-continulenzen op de markt met een vier tot vijf keer zo hoge zuurstofdoorlaatbaardheid. De eerste resultaten met deze siliconen-hydrogellenzen zijn hoopvol en deze lenzen lijken beter dan die van de eerste-generatie. Lenzendragers zijn echter nog niet massaal op deze lenzen overgestapt. Resistentie Sommige bacteriestammen hebben zich in de afgelopen twee decennia weten aan te passen aan lensvloeistoffen. Door langdurige blootstelling aan lensvloeistoffen met antimicrobiële stoffen worden de bacteriën resistent. Steeds meer bacteriën zullen resistent worden. In een Australisch-Amerikaans onderzoek (2001) is aangetoond dat sommige bacteriesoorten ook steeds beter groeien in een omgeving met een lage concentratie voedingsstoffen, zoals in lensvloeistoffen. Dit onderzoek liet bovendien zien dat de bacteriën die meer toxines uitscheiden vaak beter overleven in lensvloeistoffen. Deze bacteriesoorten komen normaal gesproken weinig voor, maar vormen de meerderheid van de bacteriestammen die in geïnfecteerde ogen worden gevonden. Antibacterieel De huidige contactlensvloeistoffen worden vooral beoordeeld op hun bactericide effectiviteit. Een recent Gronings promotieonderzoek (Bruinsma, 2002) laat echter zien dat het beter is als contactlensvloeistoffen deze bacteriën ook zo veel mogelijk verwijderen. Antimicrobiële stoffen laten nu vaak een film van dode bacteriën achter op de 41 Chemische Feitelijkheden september 2003 tekst_141/198 Inhoud Startpagina 198–14 Contactlensvloeistoffen lenzen en zo’n biofilm trekt nog steeds nieuwe bacteriën aan. Is er eenmaal een biofilm gevormd, dan kunnen de antibiotica de onderste laag bacteriën van de film ook niet goed meer bereiken. Hetzelfde Groningse onderzoek laat zien dat het eigenlijk beter zou zijn als contactlensvloeistoffen ook chemicaliën bevatten die aan het lensoppervlak hechten en op die manier de aangroei van bacteriën tegengaan. Zo’n tactiek wordt belangrijker naarmate meer bacteriën resistent zijn voor antimicrobiële stoffen. Verder zijn ooginfecties waarschijnlijk effectiever te voorkomen door de wanden van contactlensdoosjes te voorzien van een speciale coatings met antibacteriële stoffen. Die coating moet biofilmvorming tegengaan. Ook een soort ‘borstels’ van polymeren, zoals polyethyleenoxide, kan waarschijnlijk voorkomen dat bacteriën zich hechten aan de wand. De Rijksuniversiteit Groningen onderzoekt dit momenteel. Alles-in-een vloeistof Verder introduceerden fabrikanten eind jaren 1980 alles-in-een-vloeistoffen om te voorkomen dat lenzendragers een stap in het reinigingsproces overslaan. Zo’n alles-in-een-vloeistof is een complex mengsel van chemische stoffen dat drie verschillende functies vervult: vuil verwijderen, bacteriën doden en het bevochtigen van de lens waardoor deze makkelijker en comfortabeler in het oog te plaatsen is. 8. Wetgeving Sinds juni 1998 moeten contactlensvloeistoffen voldoen aan de criteria voor een CE keurmerk om in de Europese Unie verkocht te mogen worden. Deze criteria staan voor contactlensvloeistoffen beschreven in de Europese wet (93/42/EEG) op de medische hulpmiddelen. Die wet vermeldt bijvoorbeeld dat fabrikanten contactlensvloeistoffen steriel moeten afvullen. De wet stelt verder specifieke eisen op het gebied van toxicologische veiligheid, functionaliteit (het moet doen wat de verpakking belooft), stabiliteit en de eisen waaraan een gebruiksaanwijzing moet voldoen. Desinfecterende lensvloeistoffen moeten bijvoorbeeld tijdens de contacttijd die de verpakking aangeeft 99,9 procent van de aanwezige bacteriën doden en 90 procent van de schimmels. Daarnaast moet in 41 Chemische Feitelijkheden september 2003 Inhoud Startpagina Contactlensvloeistoffen 198–15 toxiciteittesten met huidcellen van muizen zijn aangetoond dat deze cellen niet worden aangetast door de desinfecteervloeistof. Fabrikanten kunnen hun vloeistoffen voor een CE keurmerk laten keuren bij een van de aangemelde instanties (notified bodies) in Europa, bijvoorbeeld bij het Nederlandse TNO certification of KEMA medical. De Inspectie voor de Volksgezondheid controleert in Nederland steekproefsgewijs de dossiers en bekijkt zo of de aangemelde instanties hun werk goed doen. De Tweede Kamer nam 5 december 2002 een CDA-motie aan die een eind moet maken aan de vrije verkoop van lenzen in drogisterijen en andere gewone winkels. De Tweede Kamer wil dat bedrijven lenzen niet meer mogen verkopen zonder professionele begeleiding door een opticien, oogarts of optometrist. Dit mede om onhygiënisch gebruik van contactlenzen te voorkomen door mensen die niet goed geïnformeerd zijn over het goede gebruik van contactlenzen. 9. Literatuur en websites - A.J. Philips and J. Stone (red), Contact lenses, a textbook for practitioner and student, third edition, Butterworths London, 1989 Chapter 3: Contact lens materials B.J. Tighe G. Bruinsma, Bacterial adhesion to contact lenses, proefschrift, november 2002, Rijksuniversiteit Groningen C. Lakkis and S. Fleiszig, Resistance of Pseudomonas aeruginosa isolates to hydrogel contact lens desinfection correlates with cytotoxic activiy, Journal of Clinical Microbiology, 2001, p. 1477-1486 Gezondheidsrisico’s van contactlenzen. Gezondheidsraad, Den Haag, 2001, publicatie nr 2001/20 Contactlens niet meer bij drogist, het Parool, 6-12-2002 C. Janiak, Proteinentfernung von kontaktlinsen, Chemie in unserer Zeit, 35ste jaargang, nr.6, p.348-354 Chemische Feitelijkheid nummer 182 (voor meer over chemie van contactlenzen zelf ) Contactlens verbetert zienderogen, Chemisch Magazine, 1997, p 187-189 - - 41 Chemische Feitelijkheden september 2003 tekst_141/198 Inhoud Startpagina 198–16 Contactlensvloeistoffen Internet - National Pharmaceutical Association 2002- Pharmacy Business and Practice: www.atalink.co.uk/npa/html/p311.htm www.visioncareproducts.com 41 Chemische Feitelijkheden september 2003