Studeren met een functiebeperking aan de Hanzehogeschool Groningen Resultaten van een kwalitatief onderzoek onder 26 eerstejaarsstudenten Charlotte de Wolff M.m.v. Sabine Alves en Ties Onvlee Lectoraat Rehabilitatie van de Hanzehogeschool Groningen Groningen, 2010 Copyright © 2010 Hanzehogeschool Groningen / Lectoraat Rehabilitatie Correspondentie: [email protected] [email protected] Wolff, CJ. de Studeren met functiebeperking aan de Hanzehogeschool. Resultaten van een kwalitatief onderzoek onder 30 eerstejaarsstudenten. / Wolff, C.J. de, S. Alves, A.M. Onvlee – Groningen: Hanzehogeschool Groningen / Lectoraat Rehabilitatie. Trefw.: Functiebeperking, rehabilitatie, hoger beroepsonderwijs Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 2 INHOUD Voorwoord 5 Hoofdstuk 1: Inleiding 6 1.1 Achtergrond en probleemstelling 6 1.2 Onderzoeksopzet 9 1.3 Leeswijzer 16 Hoofdstuk 2: Ander onderzoek naar studeren met functiebeperkingen 17 2.1 Inleiding 17 2.2 Eerder onderzoek naar studenten met een functiebeperking 17 2.3 Eerder onderzoek naar studeren met een functiebeperking aan de Hanzehogeschool 20 2.3.1 Inleiding 20 2.3.2 Resultaten eerder onderzoek aan de HG 21 Hoofdstuk 3: Resultaten 24 3.1 Inleiding 24 3.2 Studenten met een psychische functiebeperking 24 3.2.1 Studenten met AD(H)D en/of ASS 25 3.2.2 Studenten met een stemmings - of persoonlijkheidsstoornis 32 3.3 Studenten met een fysieke functiebeperking 34 3.4 Studeren met dyslexie 42 3.5 Samenvatting 48 Hoofdstuk 4: Conclusies en aanbevelingen p/a steendijk 221 9404ad assen st Buitengewoon 55 4.1 Conclusies 55 4.2 Aanbevelingen 61 4.3 Thema’s voor vervolgonderzoek 62 Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 3 Literatuur 64 Bijlage 1 Werving van respondenten 66 Bijlage 2 Checklist voor de diepte-interviews 69 Bijlage 3 Toelichting op functiebeperkingen ADHD, ASS en Dyslexie 75 Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 4 Voorwoord De Hanzehogeschool Groningen besteedt de laatste jaren veel aandacht aan de ondersteuning van studenten met psychische en fysieke functiebeperkingen. Er bestaat behoefte om het beleid te evalueren. De Hanzehogeschool wil met name weten in hoeverre de ondersteuning van studenten met een lichamelijke of psychische functiebeperking aansluit bij de behoeften van deze studenten gedurende de studieloopbaan. Om deze vraag te beantwoorden is het lectoraat Rehabilitatie in 2008 begonnen met een longitudinaal kwalitatief onderzoeksproject, waarbij een kleine groep van 26 studenten gevolgd wordt gedurende de studieloopbaan. Tegelijkertijd is er door RISBO/SEOR in opdracht van het ministerie van OCW landelijk een longitudinaal kwantitatief onderzoeksproject van start gegaan. De kracht van het kwalitatieve onderzoek zit hem vooral in de samenhang met dit kwantitatieve onderzoek. Het kwalitatieve onderzoek geeft een beeld van “het verhaal achter de cijfers”. Dit onderzoeksrapport vormt de neerslag van de eerste serie diepteinterviews met de studenten uit de onderzoeksgroep, die op het moment van het interview in hun eerste studiejaar zitten. Het onderzoek is opgezet door Lies Korevaar en Charlotte de Wolff. De interviews zijn afgenomen en verwerkt door Ties Onvlee, Sabine Alves en Charlotte de Wolff, allen verbonden aan het lectoraat Rehabilitatie. Martine Kroeze heeft in het kader van haar studie SPH aan de Hanzehogeschool een voorstudie gedaan. Het onderzoeksproject is mogelijk gemaakt door een subsidie van de SSGZ. Hiervoor onze dank. Verder willen wij onze 26 respondenten, allen studenten aan de Hanzehogeschool, hartelijk bedanken voor hun medewerking aan de diepte-interviews. Groningen, februari 2010 Charlotte de Wolff en Lies Korevaar Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 5 Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1 Achtergrond en probleemstelling Circa 17 procent van de eerstejaars studenten aan het hoger beroepsonderwijs heeft last van een lichamelijke of psychische functiebeperking. De helft ondervindt daarvan hinder bij het studeren (Severiens, Rezai, Wolff, De Koning, Gravesteijn, Tanis en Beretty, 2009a). De uitval onder studenten met functiebeperking tijdens het eerste studiejaar is dan ook aanmerkelijk hoger dan die onder studenten zonder functiebeperking (23 procent onder studenten met functiebeperking en 17 procent onder studenten zonder functiebeperking). De Hanzehogeschool Groningen (HG) voert sinds enkele jaren actief beleid om functiebeperkte studenten te ondersteunen. In 2004 zijn er verschillende projecten uitgevoerd in het kader van het landelijke project Impuls 2004. Hieruit zijn diverse brochures, cursussen en websites voortgekomen die studenten moeten ondersteunen (Handicap en Studie, 2009). In het Plan van Aanpak "Terugdringing belemmeringen in het hoger onderwijs voor studenten met een functiebeperking" (HG, 2006) dat met behulp van een subsidie van het ministerie van OCW is uitgevoerd, is een impuls gegeven aan drie beleidsspeerpunten: de interne en externe communicatie, de begeleiding van functiebeperkte studenten en de deskundigheid bij docenten en studieloopbaanbegeleiders (SLB-ers). Tenslotte is in 2007 een convenant gesloten met de Stichting Handicap en Studie waarin de Hanzehogeschool zich ten doel stelt om functiebeperkingen onder de aandacht te brengen bij medestudenten, docenten en studieloopbaanbegeleiders ("SLB-ers"). Het College van Bestuur wil graag een beeld krijgen van de mate waarin de geboden ondersteuning aansluit bij de wensen en behoeften van studenten met functiebeperkingen en heeft het lectoraat Rehabilitatie benaderd met de vraag om een longitudinaal, kwalitatief onderzoek te doen onder studenten met functiebeperkingen. Het kwalitatieve onderzoek is een verdieping van Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 6 longitudinaal kwantititatief onderzoek dat in het cursusjaar 2007/2008 is gestart door RISBO/SEOR. De eerste meting voor dit kwantititatieve onderzoek heeft geleid tot de publicatie van een landelijk rapport en een zogenaamde instellingsrapportage voor de Hanzehogeschool (Severiens e.a., 2009a, Severiens e.a., 2009b). De overkoepelende probleemstelling voor het kwalitatieve onderzoek luidt als volgt: In hoeverre sluit de ondersteuning van studenten van de Hanzehogeschool met een lichamelijke en/of psychische handicap aan bij de behoeften van deze studenten gedurende de studieloopbaan? De volgende deelvragen zijn gesteld met betrekking tot de interviews tijdens het eerste cursusjaar: 1. Welke verwachtingen hebben studenten met een functiebeperking ten aanzien van hun studie bij de HG? 2. In hoeverre en op welke manier is de functiebeperking een belemmering bij het studer 3. In hoeverre voldoet de instelling aan de hulpvraag van studenten met 1 4. In hoeverre bestaat er samenhang tussen achtergrondkenmerken en studiesucces?* 5. In hoeverre bestaat er samenhang tussen achtergrondkenmerken en tevredenheid?* Het onderzoek heeft als doel een kwalitatief beeld te schetsen rond bovengenoemde onderzoeksvragen. De resultaten geven een indruk van de mate waarin het beleid rond studeren met een functiebeperking voldoet aan de behoefte. Doordat een beperkt aantal respondenten is geïnterviewd, is het niet mogelijk uitspraken te doen over de schaal waarop verschijnselen zich 1 Deze vragen zijn tevens gesteld in het enquete-onderzoek van Severiens (2009). Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 7 binnen de Hanzehogeschool voordoen. In kwantitatieve zin zijn de resultaten daarvoor onvoldoende betrouwbaar. De resultaten van dit onderzoek zijn vooral waardevol in combinatie met de kwantitatieve bevindingen van Severiens e.a. (2009): ze vormen het persoonlijke verhaal achter de cijfers. Wanneer ze in deze context geplaatst worden geven ze extra verdieping en verklaring. Daarnaast bieden de resultaten aanknopingspunten om het beleid rond studeren met functiebeperking te optimaliseren. Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 8 1.2 Onderzoeksopzet Inleiding Het onderzoek is opgedeeld in twee fasen: 1. Oriëntatie op eerder onderzoek en het beleid (landelijk én aan de HG) (uitgevoerd in 2008) 2. Longitudinaal kwalitatief onderzoek (uit te voeren van 2008-2013) De eerste fase van het onderzoek is in 2008 afgesloten met een inventariserend rapport (Kroeze, 2008). Het heeft onder meer geresulteerd in ideeën voor een checklist voor diepte-interviews ten behoeve van de tweede onderzoeksfase. De tweede fase van het onderzoek bestaat uit diepte-interviews met een onderzoeksgroep van 26 functiebeperkte studenten. Longitudinaal onderzoek Het onderzoek van Severiens is gehouden onder studenten die in 2007/2008 in hun eerste studiejaar zaten. Het kwalitatieve onderzoek aan de Hanzehogeschool richt zich op eerstejaars studenten uit het cursusjaar 2008/2009. Evenals in het onderzoek van Severiens, worden de respondenten bevraagd op de volgende momenten: - tijdens de tweede helft van het eerste studiejaar; - tijdens het derde studiejaar; - bij tussentijdse uitval. Daarnaast worden zij óók in het vierde studiejaar geïnterviewd; dit blijft in het onderzoek van Severiens e.a. achterwege. Om de deelnemers aan het onderzoek betrokken en gemotiveerd te houden, worden zij ook in het tweede studiejaar via de e-mail benaderd met een korte vragenlijst. Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 9 Populatie en respons Bij de Hanzehogeschool wordt geen registratie bijgehouden van studenten met een functiebeperking, doordat de wetgever de mogelijkheden daartoe beperkt. Om de populatie van eerstejaarsstudenten met een functiebeperking aan de Hanzehogeschool gedurende het studiejaar 2008/2009 te benaderen, is namens het College van Bestuur een mail verstuurd naar alle eerstejaars studenten met de oproep om mee te werken aan interviews wanneer zij als gevolg van een functiebeperking mogelijk hinder ondervinden bij het studeren (zie bijlage 1). In totaal hebben 32 studenten daarop positief gereageerd: 11 met een fysieke beperking, 11 met een psychische beperking en 10 met dyslexie. Gegeven het feit dat naar schatting 19 procent van de eerstejaars studenten aan de Hanzehogeschool een functiebeperking hebben (zie paragraaf 2.3.2), waarvan de helft belemmeringen ervaart bij het studeren, is deze respons zeer laag. De gevraagde inspanning van de studenten (drie interviews gedurende de studieloopbaan) in combinatie met het ontbreken van een financiële beloning is hier mogelijk debet aan. Daarnaast speelt angst voor stigmatisering waarschijnlijk een rol. In januari en februari 2009 zijn afspraken voor diepte-interviews gemaakt. Van de aangemelde studenten haakten er toen alsnog zes af. Als reden gaven drie studenten aan toch geen zin te hebben in deelname. De andere studenten reageerden niet op herhaaldelijke verzoeken via e-mail. Uiteindelijk zijn er interviews afgenomen met 26 studenten met beperkingen, waarvan negen met een psychische beperking, negen met een fysieke beperking en acht met dyslexie. Op voorhand is als minimum-eis geformuleerd dat de respons minimaal moet bestaan uit 7 respondenten per type functiebeperking. Bij kwalitatief onderzoek ligt het verzadigingspunt doorgaans bij zeven respondenten; na zeven interviews wordt geen nieuwe informatie meer uit interviews verkregen, mits de groep respondenten enigszins homogeen is wat betreft de relevante kenmerken (Baarda en De Goede, 2006). Aan deze minimum-eis ten aanzien van de respons is dus voldaan. Besloten is met alle 26 studenten een interview te houden, om enige reserves te hebben wanneer meer uitval Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 10 optreedt bij toekomstige interviews. De interviews zijn afgenomen door drie interviewers in de periode van januari tot en met april 2009. Voorafgaand aan de interviews is één proefinterview gehouden met een tweedejaarsstudent met een functiebeperking die deel uit maakt van het “Studentenplatform voor functiebeperkte studenten”. Op basis van dit proefinterview is de checklist verder aangescherpt. Tabel 1.1 bevat een overzicht van de samenstelling van de studenten die zich hebben opgegeven voor het onderzoek. De meeste studenten met functiebeperkingen hebben één beperking opgegeven. Onder studenten met psychische beperkingen komen studenten met meerdere beperkingen voor. Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 11 Tabel 1.1 Samenstelling van de onderzoeksgroep naar geslacht en functiebeperking (belangrijkste beperking is eerstgenoemd) Man Vrouw Fysieke beperkingen, totaal 1 8 - Chronische alvleesklierontsteking 1 - Jeugdreuma 1 - Eczeem 1 - Bronchitis 1 - Pijnsyndroom 1 - Diabetes 1 - Spastisch 1 - Ziekte van Crohn 1 - Heupdysplacie 1 Psychische beperkingen, totaal 7 2 - ADD en PDD-NOS 2 1 - PDD-NOS en dyslexie 1 - PDD-NOS 1 - Asperger 1 - ADHD 1 - ADD en persoonlijkheidsstoornis 1 - Depressie en dyslexie 1 Dyslexie 2 6 Opleiding - Voeding en Diëtetiek 2 1 - HBO-V 2 1 - Logopedie 2 - Bouwkunde 2 - Werktuigbouwkunde 1 - Informatica 1 - Personeel en Arbeid 2 - MER 1 1 - HBO Recht 1 - Bedrijfskunde 1 - Accountancy 1 - Small Business Retail Management 2 - Markt en managementcommunicatie 1 - PABO 1 - MWD 2 - Conservatorium 1 Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 12 Hoewel het bij dit kwalitatieve onderzoek niet persé nodig is om een representatieve afspiegeling te hebben van de populatie studenten met functiebeperkingen, dringt de vraag zich op of er sprake is geweest van zelfselectie bij studenten die zich opgeven voor het onderzoek. In hoeverre komt de verdeling van functiebeperkingen overeen met die uit ander onderzoek? Het is lastig een vergelijking te maken tussen de respons in dit onderzoek en de mate waarin functiebeperkingen volgens Severiens bij de Hanzehogeschool voorkomen. Severiens e.a. hanteren in de instellingsrapportage voor de Hanzehogeschool een indeling van functiebeperkingen waarbij twee of meer functiebeperkingen apart worden genoemd en niet nader worden aangeduid. Dit vertroebelt het regionale beeld. In de landelijke rapportage vermelden Severiens e.a. dat 15 procent van de functiebeperkingen aan het hoger onderwijs betrekking heeft op dyslexie en 15 procent betrekking heeft op psychische beperkingen (stemmingsstoornissen, angst of paniekstoornissen of klachten in het autistisch spectrum). De overige 70 procent van de functiebeperkingen (waaronder beperkingen in concentratie, ADD en ADHD - 15 procent) is volgens de door hun gehanteerde indeling lichamelijk van aard. Uit een vergelijking tussen deze percentages en de respons in dit onderzoek blijkt dat er in dit onderzoek sprake is van een selectieve respons: de vertegenwoordiging van studenten met een lichamelijke beperking is relatief laag. De 26 respondenten zijn afkomstig uit 16 verschillende studierichtingen. Vrouwen zijn sterk vertegenwoordigd: de groep bestaat uit 19 vrouwen en 9 mannen. Opvallend is verder dat er in dit onderzoek veel vrouwen met dyslexie vertegenwoordigd zijn, terwijl uit landelijk onderzoek is bekend dat dyslexie vaker voorkomt bij mannen dan bij vrouwen. Tenslotte is het opmerkelijk dat er relatief veel aanmeldingen zijn van studenten met ontwikkelingsstoornissen (met name een stoornis in het autistisch spectrum), maar nauwelijks van studenten met stemmingsstoornissen. Een verklaring hiervoor kan zijn dat stemmingsstoornissen veelal pas later in de adolescentie ontstaan en zich nog niet bij eerstejaars studenten gemanifesteerd hebben. Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 13 Checklist De leidraad voor het onderzoek is het onderstaande conceptuele schema. Hierop is de checklist voor de diepte-interviews gebaseerd (zie bijlage 2). Studentkenmerken Algemene kenmerken van studenten - leeftijd, geslacht - prestaties op laatste school Kenmerken - aard van de fb - aard van de belemmeringen bij de studie - externe sociale ondersteuning bij de fb Studiesucces - verwachtingen - resultaten Ervaren Leeromgeving Opleiding/HG-voorzieningen - welke ken je welke gebruik je oordeel welke mis je Tevredenheid - verwachtingen - resultaten Hulpbronnen, b.v. - sociaal netwerk - financiele voorziening Vaardigheden, ,. b.v. - sociale vaardigheden - studievaardigheden Verwachtingen tav studie . in verleden - achtergrond studiekeuze - verwachte moeilijkheidsgraad - verwacht succes Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen Bekendheid met leeromgeving Objectieve leeromgeving - binnen de studierichting: o beleid o bekendheid met beleid - slbonder docenten en ers o draagvlak beleid - geboden ondersteuning bij de HG 14 Het conceptuele schema sluit aan bij het theoretisch kader van Begeleid Leren, een op de Individuele Rehabilitatiebenadering geïnspireerde methodiek voor de begeleiding van studenten met psychische beperkingen. De missie van Begeleid Leren luidt als volgt (Anthony, 1990): “Studenten met (psychiatrische) beperkingen helpen bij het via een reguliere opleiding bereiken van hun leerdoelen, door hen de begeleiding te geven die zij wensen en nodig hebben, zodat zij met succes en tevredenheid kunnen functioneren in de onderwijsomgeving van eigen keuze met zo min mogelijk professionele hulp”. De mate waarin studenten met functiebeperkingen succes hebben met en tevreden zijn over hun studie is enerzijds afhankelijk van hun persoonlijke achtergrond en verleden en anderzijds van de leeromgeving en hulp die geboden wordt. Deze factoren worden door middel van meer gedetailleerde vragen in de diepte-interviews in kaart gebracht. Omwille van de vergelijkbaarheid is bij het opstellen van de vragen tevens rekening gehouden met de onderwerpen die in de enquête van Severiens e.a. aan de orde zijn gesteld. Er wordt tijdens deze eerste serie interviews ook ingegaan op de studiekeuze, de eigen verwachtingen ten aanzien van de studie voor de start van de studie, de verwachtingen ten aanzien van de studieloopbaan en de rol de die functiebeperking hierbij speelt. Tijdens de vervolginterviews in het derde cursusjaar kan getoetst worden in hoeverre deze verwachtingen ook gerealiseerd worden. Daarmee ontstaat zicht op het verloop van de invloed van de functiebeperking gedurende de studieloopbaan. Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 15 Analyse De interviews met respondenten zijn opgenomen met een digitaal opnameapparaatje. Na afloop van de interviews zijn de interviews uitgewerkt in een interview-verslag. De interviews zijn niet verbatim uitgewerkt. De geluidsopname is gebruikt om ommissies in de aantekeningen te verhelpen en om illustratieve citaten te kunnen verwerken in het verslag. Bij afname van het diepte-interview is respondenten gevraagd om schriftelijke toestemming om hun studievoortgang te volgen in Progress. Drie respondenten maakten hier bezwaar tegen. De analyse van studievoortganggegevens is daarom gebaseerd op 23 respondenten. De analyses zijn afgeleid uit het conceptueel schema. Leidende vraag is: wat maakt dat een student met succes en tevreden studeert aan de HG? Zijn er patronen te ontdekken in de verhalen van de studenten? Al tijdens de interviews bleek dat de verhalen van de studenten met een psychische functiebeperking, een fysieke functiebeperking en dyslexie onderling sterk verschillen. Daarom zijn de bevindingen voor deze groepen apart beschreven. 1.3 Leeswijzer In hoofdstuk twee wordt een overzicht gegeven van bevindingen uit eerder onderzoek naar studeren met een functiebeperking. Vervolgens worden in hoofdstuk drie de resultaten van de diepte-interviews gepresenteerd. In hoofdstuk vier komen conclusies een aanbevelingen aan de orde. Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 16 Hoofdstuk 2 Ander onderzoek naar studeren met functiebeperkingen 2.1 Inleiding De afgelopen jaren is er veel onderzoek verricht naar studeren met een functiebeperking. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste bevindingen geschetst. Paragraaf 2.2 beschrijft de resultaten van landelijk onderzoek. In paragraaf 2.3 wordt ingegaan op eerder onderzoek naar studeren met een functiebeperking aan de HG. 2.2 Eerder landelijk onderzoek naar studeren met een functiebeperking Het meest recente onderzoek naar studeren met een functiebeperking is uitgevoerd door Severiens e.a. (2009a, b). Het onderzoek bestaat uit drie deelonderzoeken: • onderzoek naar de aard, omvang en studievoortgang van eerstejaarsstudenten met functiebeperking; • onderzoek naar de effectiviteit van de genomen maatregelen van instellingen; • onderzoek naar de kosten van de genomen maatregelen van instellingen. Severiens e.a. hebben twee soorten onderzoeksrapporten gepubliceerd: één met de bevindingen uit landelijk onderzoek en een serie van tien zogenaamde instellingsrapportages, waarvan één voor de HG. In deze subparagraaf worden de voornaamste bevindingen van de eerste twee deelonderzoeken belicht. De instellingsrapportage komt aan de orde in de volgende subparagraaf. Het onderzoek naar de kosten van de maatregelen blijft hier buiten beschouwing omdat dit buiten het kader van de probleemstelling ligt. Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 17 Aard en omvang Severiens e.a. schatten het percentage studenten met een functiebeperking op 17 procent. De meest voorkomende functiebeperkingen zijn concentratiestoornissen, dyslexie, chronische aandoeningen, stemmingsstoornissen en beperkt uithoudingsvermogen. Veelal hebben studenten meerdere beperkingen. De helft van de studenten ondervindt hinder van de functiebeperking bij het studeren. Vooral studenten met psychische klachten en concentratiestoornissen maken hier melding van. Functiebeperkingen komen vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. Eerdere enquêtes komen uit op lagere schattingen van het aandeel studenten met functiebeperking (Plemper, 2005; Studentenmonitor, 2007; Timmers en Steenkamp, 2008). Plempers schatting bedraagt tussen de elf á veertien procent, waarvan 55 procent hinder ondervindt bij het studeren. De studentenmonitor schat het percentage studenten met een handicap op acht procent. De schatting van de nationale studentenenquête (Timmers en Steenkamp, 2008) ligt het dichtst tegen die van Severiens aan: in de enquête heeft negen procent van de studenten de vraag of zij bij het studeren hinder ondervinden van een handicap positief beantwoord. Al met al variëren de percentages tussen de acht en veertien procent. Dit komt overeen met percentages die in internationaal onderzoek worden gevonden. De verschillen in percentages zijn onder meer een gevolg van de verschillende manieren waarop functiebeperkingen worden ingedeeld. Studiesucces Studenten met een functiebeperking vinden in het algemeen dat zij minder kansen hebben op studiesucces dan studenten zonder functiebeperkingen. Studenten met dyslexie en meerdere klachten (veelal van psychische aard) hebben daarbovenop het gevoel dat zij minder deel uit maken van hun leeromgeving. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat studenten met een functiebeperking minder studiesucces boeken: ze halen lagere tentamencijfers, de studievoortgang is minder en het percentage dat uitvalt is groter dan bij studenten zonder functiebeperking. Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 18 De kans op uitval is het hoogst onder studenten met een angstprobleem of paniekstoornis, een stoornis in het autistisch spectrum, beperkingen in spreken en studenten met een beperkt uithoudingsvermogen. Opmerkelijk is dat de kans op uitval aan de hogeschool twee keer zo hoog is als aan de universiteit. Op de hogeschool vallen studenten met functiebeperking aanmerkelijk vaker uit als studenten zonder functiebeperking. Bij universiteiten is dat verschil niet waarneembaar. Studenten met een functiebeperking besteden gemiddeld een uur per week meer aan hun studie dan studenten zonder functiebeperking. De gemiddelde tijdsbesteding bedraagt voor studenten met functiebeperkingen 28,7 uur per week. De tijdsbesteding van studenten met dyslexie en een chronische fysieke aandoening ligt relatief hoog (respectievelijk 31,5 uur en 29,5 uur). De gemiddelde tijdsbesteding van studenten met autisme ligt rond de 28 uur. Maatregelen 1. Voorlichting De voorlichting onder studenten sorteert weinig effect. De helft van de studenten is niet bekend met maatregelen die getroffen worden voor studenten met functiebeperkingen. Studenten die behoefte hebben aan bepaalde maatregelen constateren regelmatig dat er niet voorzien wordt in hun behoefte, met name doordat voorzieningen afwezig zijn. Dit terwijl er sterke vermoedens bestaan dat de voorzieningen wel degelijk door de instelling geboden wordt. Severiens e.a. concluderen dan ook dat er ruimte is voor verbetering. 2. Begrip en betrokkenheid van medewerkers Studenten wensen meer begrip en individuele aandacht van medewerkers. In concreto willen studenten "... meer individuele contacturen, meer contact dat uitgaat van de instelling (...) en niet steeds opnieuw naar dezelfde faciliteiten hoeven vragen" (Severiens e.a., 2009, p.VII). Deze knelpunten kunnen volgens de onderzoekers verklaard worden vanuit het gebrek aan deskundigheid bij medewerkers. Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 19 3. Effectiviteit van de maatregelen Severiens e.a. geven aan dat het effect van de maatregelen op studiesucces onduidelijk is. Slechts eenzesde van de studenten met functiebeperking meldt als gevolg van de maatregelen minder studieachterstand te hebben opgelopen. Mogelijk manifesteert het effect zich pas op langere termijn. 2.3 Eerder onderzoek naar studeren met een functiebeperking aan de HG 2.3.1 Inleiding In deze paragraaf worden de bevindingen van de belangrijkste onderzoeken naar studeren met een functiebeperking aan de Hanzehogeschool op een rij gezet. Daarbij is gebruik gemaakt van de volgende vier bronnen: - De nationale studentenenquête (Timmers en Steenkamp, 2008); De nationale studentenenquête heeft plaats gevonden onder 27 hogescholen. De steekproef aan de Hanzehogeschool bedroeg 136 studenten met een handicap aan de HG. - het studenttevredenheidsonderzoek (STO) van de Hanzehogeschool (HG, 2009); Het STO is gehouden onder 6964 studenten aan de HG; dit is 32 procent van de totale populatie studenten. - de instellingsrapportage van RISBO/SEOR (Severiens e.a., 2009b). RISBO/SEOR hebben bij diverse onderwijsinstellingen, waaronder de Hanzehogeschool een enquête gehouden onder eerstejaarsstudenten. Bij de Hanzehogeschool bedroeg de respons 699 eerstejaarsstudenten (met en zonder functiebeperking). Dit is 10,4 procent van de totale populatie eerstejaarsstudenten. Van de 699 studenten hebben er 132 een functiebeperking. - registraties van het studentendecanaat van de periodes augustus 2006-juli 2007 en oktober 2007-februari 2008 (HG, 2008). Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 20 2.3.2 Resultaten eerder onderzoek aan de HG Aard en omvang Severiens e.a. schatten het percentage studenten met een functiebeperking aan de Hanzehogeschool op 19 procent (tegenover het landelijke gemiddelde van 17 procent). Daarvan heeft circa 45 procent last van de functiebeperking bij het studeren. Verhoudingsgewijs zijn de meeste studenten met een functiebeperking te vinden bij de sectoren Onderwijs (22 procent), Taal en Cultuur (20 procent), Gezondheidszorg (18 procent) en Natuur (18 procent) . De schatting in het studenttevredenheidsonderzoek van de Hanzehogeschool ligt beduidend lager dan die in het RISBO/SEOR-onderzoek: 9 procent van de studenten geeft aan een functiebeperking te hebben. De top drie van functiebeperkingen zijn dyslexie (38 procent), psychische problematiek (16 procent) en een chronische ziekte (11 procent).*2 Op basis van de registratie van aanvragen voor gesprekken van het studentendecanaat zijn uiteraard geen schattingen te maken van de incidentie van studenten met functiebeperkingen. Lang niet alle studenten met functiebeperkingen melden zich aan voor een (intake)gesprek. Degenen die zich aanmelden, vormen bovendien een selecte groep die behoefte heeft aan ondersteuning. In de periode oktober 2007 – februari 2008 zijn er 1518 registraties door decanen gedaan, waarvan 23 procent betrekking had op psychische problemen, 20 procent op ziekte/lichamelijke klachten, en 18 procent op een handicap of chronische ziekte. De resterende gesprekken werden gevoerd om andere redenen. Verhoudingsgewijs zijn de meeste aanmeldingen, ongeacht de achtergrond daarvan, afkomstig van Sociale Studies (16,4 procent) (HG, 2008). 2 De indeling van opleidingen door Severiens e.a. wijkt af van die van de HG. Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 21 Studiesucces Op het moment van afname van de vragenlijst (mei/juni 2008) hadden studenten met een functiebeperking gemiddeld 2 studiepunten minder behaald dan studenten zonder een functiebeperking (Severiens, 2009b). Dit komt overeen met het landelijke beeld. Maatregelen Studenten met functiebeperkingen hebben zich in het RISBO/SEORonderzoek als volgt uitgesproken over de wenselijkheid van ondersteunende maatregelen: - aanpassingen in onderwijs: 81 procent acht dit wenselijk; - voorzieningen op het gebied van begeleiding: 75 procent acht dit wenselijk; - voorzieningen op het gebied van examens: 62 procent acht dit wenselijk; - materiële voorzieningen: 54 procent acht dit wenselijk. De tevredenheid met gebruikte maatregelen is aan de Hanzehogeschool lager dan landelijk (63 procent is tevreden versus 73 procent landelijk). Dit komt overeen met het onderzoek van Steenkamp en Timmers (studenten aan de Hanzehogeschool geven voorzieningen gemiddeld een 5,9 versus een gemiddelde 6,3 landelijk). Ook in de studenttevredenheidsenquête is studenten met een functiebeperking gevraagd de maatregelen van de Hanzehogeschool te beoordelen. Hieruit blijkt dat studenten het meest ontevreden zijn over de volgende maatregelen (33 procent of meer is ontevreden): - voorlichting; - de bekendheid met ondersteunende cursussen van Studentenzaken; - tevredenheid over de ondersteunende cursussen van Studentenzaken. Over de gebouwen en de ondersteuning door het decanaat zijn studenten met functiebeperkingen daarentegen in het algemeen relatief positief. Over de beschikbaarheid van hulpmiddelen en de opvang vanuit de opleiding lopen de meningen uiteen; de meesten zijn hier positief over, maar daarnaast geeft ruim een kwart van de studenten een negatief oordeel. Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 22 In de nationale studentenenquête is het oordeel van studenten met functiebeperkingen aan de Hanzehogeschool afgezet tegen het landelijke gemiddelde. In onderstaande tabel staan deze benchmarks vermeld. Uit de tabel is, zoals gezegd, af te lezen dat aan de Hanzehogeschool de voorzieningen minder positief worden beoordeeld dan landelijk. Met uitzondering van "aanpassingen in het onderwijs" krijgen alle voorzieningen een lager rapportcijfer. Tabel 2.2 Oordelen (gemiddeld rapportcijfer) over voorzieningen aan de Hanzehogeschool en landelijk aan hogescholen (Timmers en Steenkamp, 2008) HG Landelijk gemiddelde Intake 5,6 6,1 Hulpmiddelen 6,0 6,6 Aanpassingen onderwijs 6,3 6,4 Voorlichting 5,6 5,9 Speciale begeleiding 5,9 6,3 Begripvolle docenten 6,1 6,5 Totaal 5,9 6,3 Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 23 Hoofdstuk 3. Resultaten 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de resultaten van de diepte-interviews met studenten. Uit de interviews is naar voren gekomen dat de ervaringen sterk verschillen per type functiebeperking. Daarom worden de resultaten per type functiebeperking beschreven. Er wordt ingegaan op ervaringen van negen studenten met psychische functiebeperkingen (paragraaf 3.2), negen studenten met fysieke functiebeperkingen (paragraaf 3.3) en acht studenten met dyslexie. Daarbij wordt de interview-leidraad gevolgd. De volgende onderwerpen zijn daarin achtereenvolgens aan de orde gekomen (zie bijlage 2): • de ervaring met de functiebeperking voordat men met de studie aan de Hanzehogeschool begon; • studiekeuze: motieven en verwachtingen • ervaringen met de studie en de functiebeperking: knelpunten en oplossingen • ervaring met voorzieningen • openheid over de beperking en hulp van studenten, docenten en anderen • resultaten tot nu toe: tevredenheid en succes 3.2 Studenten met een psychische functiebeperking Aan het onderzoek hebben negen studenten met psychische functiebeperkingen meegedaan (zie tabel 2.1 in hoofdstuk 2): twee studenten met AD(H)D, vijf studenten met ASS, (al dan niet in combinatie met AD(H)D) , een student met een stemmingsstoornis en een student met een persoonlijkheidsstoornis. De verhalen van de studenten met AD(H)D en/of ASS laten veel overeenkomsten zien. Hun ervaringen verschillen wezenlijk Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 24 van die van de studenten met een stemmings- en persoonlijkheidsstoornis. Om deze reden worden de ervaringen van beide groepen in twee verschillende subparagrafen belicht; die van de studenten met AD(H)D en/of ASS in paragraaf 3.1.1, die van de twee overige studenten in paragraaf 3.1.2.. 3.2.1. Studenten met AD(H)D en/of ASS Periode vóór de start van de opleiding aan de HG AD(H)D en ASS zijn ontwikkelingsstoornissen (zie bijlage 3). De geïnterviewde studenten met AD(H)D en ASS vertellen meestal dat er al op jonge leeftijd symptomen van deze stoornissen bij hen te zien waren. De meesten hebben tijdens de basisschoolperiode een diagnose gekregen van een psychiater. Daarna is vaak een behandeling gestart, die kan bestaan uit medicatie, psychotherapie, coaching, huiswerkbegeleiding of training in sociale vaardigheden. Studenten met AD(H)D of ASS hebben daardoor vaak al op jonge leeftijd leren omgaan met hun beperking. Veel geïnterviewde studenten melden dat zij opgelucht zijn wanneer zij een officiële diagnose krijgen: zij kunnen dan ineens hun moeilijkheden plaatsen, krijgen gemakkelijker begrip van anderen en kunnen aan de slag met de oplossing van hun probleem. De periode vóór de diagnose wordt gekenmerkt door een gevoel van verwarring. De periode aan het voortgezet onderwijs wordt ervaren als een moeizame tijd, door een combinatie van "gewone" puberproblemen en het leren omgaan met de beperking. Er ontstaan leerproblemen doordat men onvoldoende in staat is structuur aan te brengen, overzicht te krijgen en zich te concentreren. Studenten met ASS krijgen daarnaast problemen in de omgang met anderen en worden nogal eens gepest doordat zij “vreemd” overkomen. De onderwijsloopbaan van velen wordt gekenmerkt door doublures en regelmatig afgebroken (vervolg) opleidingen. Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 25 Voorbeeld: Manon Manon heeft ADHD vanaf haar kinderjaren. Ze heeft vreselijk veel concentratieproblemen, heeft vaak geen overzicht, is druk in haar hoofd, wat chaotisch, snel afgeleid en zeer aanwezig. De diagnose is pas vier jaar geleden gesteld. Daarvoor dacht ze dat het normaal was, dat ze zo druk was. In haar vorige opleidingen heeft ze veel last gehad van haar ADHD. "Er werd vaak gezegd: goh, ben je wel gemotiveerd?" Leerkrachten hebben haar gewaarschuwd dat ze ander gedrag moest laten zien omdat ze anders de opleiding moest verlaten. Haar HAVO heeft ze uiteindelijk niet kunnen afronden, waardoor ze haar vervolgopleiding op MBO-niveau moest doen. De eerste MBO-opleiding Verpleegkunde heeft ze ook voortijdig verlaten. Ze koos voor MBO-SPW. "In het laatste jaar is dus naar voren gekomen dat ik ADHD heb en dat heeft me geholpen om de studie af te ronden. Ik begreep wat er met mij aan de hand was. Alles viel op zijn plek (...) Maar ik ben ook wel puberaal geweest. Altijd tegen de draad in. Ik wil niet zeggen dat dat allemaal met de ADHD te maken had." Vanaf haar 18e kreeg ze naar eigen zeggen meer verantwoordelijkheidsgevoel en kwam ze in rustiger vaarwater. Veelal met vallen en opstaan zijn de geïnterviewde studenten door hun vooropleiding gerold. Hun (grote of kleine) successen schrijven ze toe aan de hulp en het begrip van hun omgeving (ouders, docenten, coaches), de verkregen studievaardigheden en sociale vaardigheden en vooral het groeiende zelfvertrouwen en doorzettingsvermogen. Manon: "Waar mijn interesse ligt kan ik mij heel goed concentreren. Dan is het soms alsof ik helemaal geen last meer heb van ADHD". Zelfvertrouwen maakt haar minder afhankelijk van haar omgeving, die haar soms nog steeds niet begrijpt. Ze kan op haar eigen kompas varen. "De omgeving heeft er nog steeds moeite mee dat ik in sommige situaties ineens geen last meer heb van ADHD." Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 26 Studiekeuze De geïnterviewde zeven studenten volgen zeven verschillende studies, variërend van maatschappelijk werk en dienstverlening tot werktuigbouwkunde. Zonder uitzondering is de keuze tot stand gekomen op basis van persoonlijke interesse en persoonlijke capaciteiten. Arbeidsmarktperspectieven spelen geen rol. Veelal staat de studenten al een concreet beroep voor ogen, bijvoorbeeld medisch maatschappelijk werker of accountant op een accountantbureau. De functiebeperking ASS of ADHD heeft geen rol van betekenis gespeeld bij de studiekeuze, maar vaak wel bij de keuze voor HBO in plaats van WO. Soms is dat een logisch gevolg van een onafgemaakte vooropleiding of een vooropleiding op MBO-niveau. Maar ook studenten met een VWO-opleiding kiezen nogal eens bewust voor een HBO-opleiding omdat deze meer structuur biedt of gemakkelijker is. De geïnterviewden beginnen met positieve verwachtingen met de studie, die op een enkele uitzondering na, uitkomen. Manon: "Ik vind het hartstikke leuk, ik heb een goede keuze gemaakt. Ik heb alleen maar verbeteringen geconstateerd in vergelijking tot mijn middelbare school". Huidige studie: knelpunten en oplossingen Tijdens de huidige studie ondervinden studenten hinder van concentratieproblemen, moeite met het aanbrengen van structuur, en communicatieproblemen met docenten en medestudenten. De belemmeringen doen zich vooral voor tijdens het werken in projectgroepen, waarin open opdrachten worden gegeven en eisen gesteld worden aan samenwerking. Voor studenten met concentratieproblemen kunnen hoorcolleges eveneens problemen opleveren, vooral wanneer er sprake is van saaie stof en geroezemoes. Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 27 De geïnterviewden hebben daarvoor de volgende oplossingen gevonden: - goed bijhouden van de lesstof; - structuur aanbrengen in lesstof met behulp van anderen of op basis van studievaardigheden die ze zich door middel van extra training hebben eigen gemaakt - uitleg vragen aan studenten of docenten - vooraan gaan zitten bij hoorcolleges - toepassen van studievaardigheden of studietips van SLB-ers. Huidige studie: voorzieningen Aan de geïnterviewden is gevraagd van welke voorzieningen van de Hanzehogeschool zij gebruik maken. Zes van de zeven studenten met AD(H)D of ASS zijn bij de studentendecaan geweest. Sommigen worden daarnaast extra begeleid door de SLB-er. De decaan wordt veelal geraadpleegd voor het verkrijgen van extra studietijd of tentamentijd. Daarnaast zijn de geïnterviewde studenten via de decaan op de hoogte geraakt van het cursusaanbod van de HG. De studenten zijn doorgaans zeer tevreden met de hulp van de decaan. Ze krijgen bij de decaan begrip voor hun functiebeperking. Daarnaast wordt soms extra begeleiding geboden door de SLB-er. De SLB-er heeft echter lang niet altijd tijd voor extra begeleiding van de student, terwijl de meeste geïnterviewde studenten te kennen geven daar wel behoefte aan te hebben. Eén student met autisme is daardoor ernstig teleurgesteld in de opleiding. Het lukt hem niet om zelfstandig zijn planningsproblemen en problemen met samenwerking in projectgroepen op te lossen en daardoor haalt hij niet de benodigde resultaten aan het eind van zijn eerste jaar bij HBO-V. Uit Progress blijkt dat deze student aan het eind van het studiejaar is gestopt met zijn studie. De meeste anderen nemen het ontbreken van extra begeleiding door de SLB-er voor lief. Wanneer zij hulp nodig hebben, zoeken zij die bij hun ouders of een externe coach. Piet, die zijn SLB-er bij aanvang van de studie op de hoogte heeft gebracht van zijn PDD-NOS-stoornis, formuleert het als volgt: Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 28 "De SLB-er doet ongeveer wat ik verwacht had en dat is niet veel. Eens in de zoveel tijd heeft hij een gesprekje met je en verder zie je hem niet. Voor mij is hij een soort richtingaanwijzer. Ik vind ook niet persé dat je bij hem moet wezen als er een probleem is. Daarvoor moet de band meer persoonlijk zijn. Nu is het vooral leraar-leerling-verhouding (...). Misschien komt het ook wel door mijn PDD-NOS. Voor mij is het moeilijk om een band met iemand op te bouwen. Het is ook een beetje nutteloos, want dat duurt gewoon heel lang, en als dat is gelukt, ga ik weer van school af." De SLB-er geeft volgens Piet wel aan dat hij altijd langs mag komen, maar dat vindt Piet een standaard-zin. Het lukt Piet zich zelfstandig te redden met zijn beperking dankzij de algemene studievaardigheden die hij in het verleden ontwikkeld heeft. De geïnterviewde studenten zijn desondanks tevreden met de begeleiding vanuit de opleiding, ook wanneer dit weinig is. Alleen de student met het syndroom van Asperger bij HBO-V is ronduit ontevreden en geeft een onvoldoende. Hij vindt dat op de opleiding structuur en begeleiding ontbreekt en dat er geen rekening met hem wordt gehouden. Opmerkelijk is dat geen van de studenten met AD(H)D of ASS gebruikt maakt van het cursusaanbod van het decanaat. Een verklaring hiervoor is dat zij tijdens hun vooropleiding naar hun mening voldoende studie- en sociale vaardigheden hebben geleerd. Aan de cursus “Met onderlinge steun studeren” of de AD(H)D-coachgroep heeft niemand behoefte. De geïnterviewde studenten menen dat deze groepen bedoeld zijn voor studenten met ernstiger problematiek. Ze hebben niet het idee dat zij daarbij horen. Bovendien willen ze vermijden dat hun functiebeperking centraal komt te staan. Ze zien zichzelf in de eerste plaats als student en niet als patient. Illustratief is het volgende citaat: Voorbeeld: Vincent Vincent heeft PDD-NOS en studeert informatica. Hij heeft moeite met concentreren, plannen en samenwerken. In zijn opleiding krijgt hij SLBbegeleiding van een SLB-er die allemaal studenten met een autistische Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 29 stoornis begeleid. Daarover is hij tevreden, de SLB-er is zeer deskundig. Aan een specifieke cursus of praatgroep voor studenten met PDD-NOS heeft hij geen behoefte. "Ik weet dat het bestaat, maar nee. Dan heb ik zoiets van: ik ben zielig en ik moet in een "goh, vertel 'es"- groepje. Ik wil niet gezien worden als patiënt maar als student. Ik functioneer vrij normaal en ik heb niet de behoefte om dit soort verhalen aan andere mensen te vertellen". Al met al vinden de studenten over de gehele linie dat zij voldoende hulp en ondersteuning vanuit de Hanzehogeschool krijgen. Zij hebben, afgezien van eventuele extra studieloopbaanbegeleiding, geen behoefte aan extra voorzieningen. Via SLB-er of decaan zijn studenten meestal wel op de hoogte geraakt van de voorzieningen die vanuit de Hanzehogeschool geboden worden. Dat was meestal toen zij halverwege het eerste studiejaar waren. Velen hebben het idee dat zij bij de aanvang van de studie slecht zijn voorgelicht omtrent de voorzieningen. De servicemail, die bij aanvang van de studie naar iedereen verstuurd is en studenten attent heeft gemaakt op de voorzieningen, hebben zij gemist. De informatie op Blackboard is ook zelden opgemerkt. De verklaring hiervoor kan zijn dat studenten ook vaak geen behoefte hebben aan extra voorziening, en niet voor de informatie open staan. Piet: "Ik heb eigenlijk geen idee wat voor voorzieningen er zijn. Maar ik heb ook geen behoefte aan voorzieningen, dus ik heb er niet op gelet." Hulp van studenten en docenten Voor hulp zijn studenten met functiebeperkingen in de eerste plaats aangewezen op de SLB-er en de decaan. Daarnaast kunnen zij hulp inroepen van studenten en docenten. Dat vereist wel dat zij open zijn over hun veelal verborgen beperking. De geïnterviewde studenten zijn daar doorgaans terughoudend in. Studenten met AD(H)D hebben minder moeite om er over te praten met anderen dan studenten met autisme. Een enkeling vertelt het Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 30 standaard "om er vanaf te zijn", anderen vertellen het alleen aan medestudenten of docenten als ze anders problemen verwachten. Vincent Vincent, die last heeft van PDD-NOS en dyslexie, heeft er geen problemen mee om te vertellen van zijn dyslexie, want: "Dat is bij de meesten wel een bekend ding. PDD-NOS is onbekender en mensen vinden het dan al gauw eng. Ze denken dan dat ik niet goed functioneer. De eerste reactie is een schrikreactie. Na twee maanden stellen ze vast dat ik een vrij normaal persoon ben. Ik schaam me er niet voor maar ik wil geen stempeltje krijgen." Daarom vertelt hij het liever niet aan studenten, vooral niet als hij na een blok weer van projectgroep verandert. Marian Marian heeft ADD en ASS. Op aanraden van haar SLB-er heeft ze haar medestudenten en docenten ingelicht. Ze heeft dat gedaan via de mail. "Via de mail omdat iedereen het dan weet. En omdat ik er niet te veel de nadruk op wil leggen. Ik vind het moeilijk om te formuleren. Op papier kan ik er over nadenken, dan weet ik zeker dat het goed overkomt." Privé hebben studenten minder moeite om open te zijn over hun functiebeperking. Voor zover de geïnterviewden open zijn over hun functiebeperking, ervaren zij steun en begrip van hun medestudenten. Vaak vragen zij medestudenten om hulp zonder daarbij de aandacht te vestigen op hun beperking. Dat is ook vaak niet nodig. Vrijwel altijd zijn medestudenten behulpzaam, is de ervaring. Bij docenten ligt het anders. Zij tonen niet altijd begrip. Twee van de zeven studenten stuiten bij docenten op een muur van haast en onbegrip. Piet (Asperger, HBO-V) krijgt emotionele steun van zijn medestudenten wanneer het niet goed met hem gaat. Ze begrijpen bijvoorbeeld dat hij erg geraakt kan worden door onschuldige opmerkingen en accepteren hem zoals Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 31 hij is. De docenten uit de geestelijke gezondheidszorg kennen Asperger en reageren begripvol als hij het vertelt. Maar de overige docenten uit de zorg weten niet wat het is. Zij reageren neutraal als hij het vertelt. Hij krijgt van hen geen steun: “Ze kunnen zich dat niet permitteren. Geen tijd. Het is van afspraak naar afspraak, van les naar les”. Als hij wil praten moet hij een afspraak maken op de lange termijn. “Er wordt heel wat op de lange baan geschoven”. Succes en tevredenheid Aan studenten is gevraagd in hoeverre zij “over de gehele linie” tevreden zijn over de opleiding. De meesten antwoorden hierop dat ze tevreden zijn. Het lukt een aantal studenten te voldoen aan de eisen die de opleiding stelt. Het kost hen naar eigen zeggen wel vaak meer tijd dan hun studiegenoten. Door deze extra inzet behalen zij voldoende studieresultaten. Twee studenten met autisme hebben minder dan 40 EC’s behaald. De ene student is ontevreden over de ondersteuning vanuit de opleiding en met zijn resultaten. De andere studente is tijdens het interview tevreden met haar resultaten en de opleiding, maar blijkt naderhand weinig EC’s te hebben behaald. 3.2.2 Studenten met een stemmingsstoornis of persoonlijkheidsstoornis De ervaringen van de geïnterviewde student met een persoonlijkheidsstoornis en de student met een stemmingsstoornis verschillen van die van de studenten met AD(H)D en ASS. De twee studenten ondervinden grote problemen met studeren als gevolg van ernstige psychische problematiek. Eén student is daardoor al uitgevallen; voor de andere student dreigt een bindend studieadvies (BSA). Hieronder wordt een beeld van beide studenten geschetst. Anton: Anton heeft al vanaf de basisschool dyslexie. Sinds zijn middelbare school zijn daar psychische problemen bijgekomen: faalangst en depressies. Hij is daarvoor in psychotherapie gegaan en heeft antidepressiva gekregen. Hij Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 32 ontvangt een WAJONG-uitkering. Zijn schoolloopbaan wordt tot nu toe gekenmerkt door afgebroken opleidingen. Op zijn laatste MBO-opleiding werd hij intensief begeleid door een coach op school, die hem zelfvertrouwen gaf: “Ze zagen mijn goede kanten. Ze keken door mijn slechte kanten heen”. Deze opleiding heeft hij dan ook gehaald. Hij is zeer gemotiveerd begonnen met zijn studie aan de HG, maar heeft de eisen vanuit de opleiding naar eigen zeggen onderschat. Door het overlijden van zijn vader kreeg hij een zware terugval. Hij is gevlucht in een wietverslaving en heeft de opleiding erbij laten zitten. Hij heeft dan ook geen moeite gedaan om hulp te zoeken. Door zijn slechte studieresultaten trok zijn SLB-er aan de bel. Op advies van de SLB-er, studieadviseur en decaan heeft hij besloten een half jaar te stoppen om aan de slag te gaan met zijn problemen. Daarna wil hij zijn studie opnieuw oppakken. Hij is zeer tevreden over de ondersteuning vanuit zijn opleiding en het decanaat. “Ze hebben me niet zomaar laten zwemmen. Ze hebben gezien dat ik de capaciteiten heb om de opleiding te doen en hebben respect voor mijn keuzes. Ze hebben de deur open gehouden voor mijn terugkeer. Dat gebeurt niet altijd”. Bas Bas heeft ADD, weet hij sinds vorig jaar. Tijdens zijn schoolloopbaan is veel misgegaan. Hij is met schone lei begonnen aan de HG. Tijdens zijn studie loopt hij op tegen problemen met structureren en plannen, concentratieproblemen, uitstelgedrag, vluchtgedrag en impulsiviteit. Hij schaamt zich omdat zijn studie slecht gaat. Hij doet zijn eerste jaar nu voor de tweede keer. Zijn opleiding heeft hem nog een keer in de gelegenheid gesteld om zijn propedeuse te halen, met ondersteuning van medicatie, begeleiding door een externe coach en extra begeleiding van zijn SLB-er. Hij is echter vervallen in zijn oude patroon. Sinds twee weken is nu ook duidelijk dat hij aan een persoonlijkheidsstoornis lijdt, waarvoor hij binnenkort in deeltijdbehandeling gaat. De examencommissie heeft hem nog een extra kans geboden. Hij moet in het volgende blok laten zien dat hij in staat is om toch enige resultaten te behalen, om door te gaan naar zijn tweede jaar. “Dus we hebben afgesproken dat ik nog een kans krijg, terwijl ik voor mezelf al duidelijk had dat het wéér ging mislukken (...) Ik was heel blij. Ook dat er Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 33 meegedacht werd (...) Het is twijfelachtig of het allemaal gaat lukken. Maar ik heb wel hoop. Het is misschien niet realistisch, maar ik blijf optimistisch.” 3.3 Studenten met een fysieke functiebeperking Periode voor de start van de opleiding aan de HG Aan het onderzoek hebben negen studenten met acht verschillende fysieke beperkingen meegewerkt (zie tabel 2.1 in hoofdstuk twee). Vijf studenten hebben deze beperking al sinds hun baby- of kleutertijd. Bij de overige vier zijn de klachten de afgelopen tien jaar ontstaan. Ze staan onder controle van een specialist en maken nagenoeg allemaal gebruik van medicijnen of pijnstillers. De voornaamste klachten zijn pijn en moeheid. Wanneer ze veel last hebben van hun beperking, zijn ze genoodzaakt om van school te verzuimen. Dat heeft er bij sommigen toe geleid dat ze wat langer hebben gedaan over het behalen van hun HAVO- of MBO-diploma. Hun succes in deze periode schrijven zij toe aan een gedisciplineerde en gezonde leefstijl, doorzettingsvermogen en het rustiger aan doen wanneer dat nodig is. Studiekeuze Alle negen studenten hebben uit interesse voor hun studie aan de Hanzehogeschool gekozen. Soms komt die interesse voort uit een persoonlijke betrokkenheid bij hun ziekte of een aangrijpende gebeurtenis in hun leven. Zo heeft een studente die ontevreden is over haar dieetconsulente gekozen voor Voeding en Diëtetiek. Een studente van wie de moeder en zus betrokken waren bij een ernstig auto-ongeluk wil later als verpleegkundige gaan werken op de trauma-helikopter. Bij vijf studenten heeft de functiebeperking de keuzemogelijkheden beperkt. De gekozen opleiding is tweede (of derde) keus. De opleiding van hun eerste voorkeur viel af door bijvoorbeeld onregelmatige werktijden (de studie voor verloskundige), doordat het een stressvolle studie was (een conservatoriumstudie) of doordat zij gedwongen waren te kiezen voor een zittend beroep. Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 34 De opleiding komt meestal overeen met wat de studenten ervan hadden verwacht. Zeven studenten zijn ronduit enthousiast over de inhoud en vorm van de opleiding. Enkele studenten hebben bedenkingen vanwege de onderwijsvormen (weinig zelfstudie) of specifieke vakken. Huidige studie: belemmeringen, knelpunten en oplossingen De belangrijkste belemmeringen bij het studeren waar de studenten tegenaan lopen, zijn: • pijn en daaruit voortkomende vermoeidheid (dit heeft iedereen min of meer), • afwezigheid door ziekte (vijf studenten) • verhoogde stressgevoeligheid (vier keer genoemd) • een bewegingsbeperking (drie studenten) Door bovengenoemde belemmeringen zijn vooral onderwijsvormen met verplichte aanwezigheid een knelpunt, zoals vaardigheidstrainingen, verplichte werkcolleges en het werken in projectgroepen. Studenten met chronische ziekten kunnen tamelijk onvoorspelbaar last krijgen van een acute aanval, waardoor ze zich ziek moeten melden. Illustratief zijn de volgende citaten: Machteld (jeugdreuma): "Als ik erg veel last heb, slik ik tramadol. Dat heeft een sterk versuffende bijwerking, ik moet dan in bed blijven liggen." Mirjam: (chronische bronchitis en astma): "Op het moment gaat het redelijk, maar de vorige periode heb ik twee weken gemist (...) Dat komt dan door mijn bronchitus, die reageert sterk op vochtig weer. Dan moet ik binnen blijven. Dan heb ik bij sommige vakken meteen een groot probleem omdat ik ze niet meer kan afsluiten." Veel opleidingen aan de Hanzehogeschool kennen een aanwezigheidsplicht. Van vaardigheidstrainingen mag men veelal maar één bijeenkomst missen. Bij werkcolleges worden soms vervangende opdrachten gegeven wanneer Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 35 een student afwezig is. Twee studenten ervaren de aanwezigheidsplicht als hinderlijk en als een bron van stress. Zij hebben het idee dat hun afwezigheid wordt afgestraft met vervangende opdrachten. Wanneer zij zich ziek melden, maken zij zich zorgen of het hun wel lukt om aan de studieverplichtingen te voldoen. Twee andere studenten zien vervangende opdrachten juist als een prettige tegemoetkoming, waarmee zij in staat worden gesteld om hun afwezigheid te compenseren. De meningen over de aanwezigheidsplicht lopen al met al uiteen. In de interviews is naar voren gekomen dat geen van de geïnterviewde studenten met fysieke beperkingen wordt vrijgesteld van de aanwezigheidsplicht. Opleidingen houden vast aan hun beleid en zijn niet snel geneigd uitzonderingen te maken. De tweede problematische onderwijsvorm is het werken in projectgroepen. Het begrip van medestudenten in projectgroepen kan ernstig op proef worden gesteld wanneer een student zich plotseling ziek meldt. Dat kan tot vervelende situaties leiden. Mirjam heeft meegemaakt dat ze bijna uit de projectgroep werd gezet doordat ze ziek werd: "Toen ik de groep in het begin vertelde van mijn bronchitis, reageerden ze van: nah, jammer dan. Toen ik ziek werd vroeg ik of ze me op de hoogte houden van de voortgang. Dat gebeurde niet. Uiteindelijk wilden ze me uit de groep zetten. Toen zei de coach: Dat kunnen jullie niet maken." Er zijn ook projectgroepen die juist veel begrip hebben voor de afwezigheid van de student bij ziekte. Enkele geïnterviewde studenten stellen dat het verstandig is om direct bij aanvang van een project open te zijn over de functiebeperking, zodat medestudenten begrip kunnen opbrengen bij plotselinge ziekte. Dat kan door er expliciet aandacht te besteden in samenwerkingscontracten. Wanda, die last heeft van diabetes, vertelt: "In samenwerkingscontracten staat hoe vaak je afwezig mag zijn. Als je er niet bent en dat uitlegt met een goede reden is dat geen probleem". Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 36 Een projectcoach kan hierbij helpen door bij de eerste startbijeenkomst te vragen of er omstandigheden zijn waar de coach of projectleden rekening mee moeten houden. Dit verlaagt de drempel voor studenten die moeilijk over hun functiebeperking kunnen praten. Als derde knelpunt wordt het studietempo genoemd. Studenten met een handicap ervaren het als noodzaak om de lesstof bij te houden, omdat zij anders een onverantwoord grote achterstand oplopen wanneer ze ziek worden. De lesstof bijhouden is lastig wanneer het tempo te hoog voor hen is. Tijdens het voortgezet onderwijs hebben twee studenten in een lager tempo kunnen studeren, door de examens over twee jaar te verspreiden in plaats van in een jaar te doen. Dat soort mogelijkheden missen ze bij de HG, zeggen ze. Dat dit soort mogelijkheden wel degelijk bij de Hanzehogeschool bestaan is hen niet bekend. Vele fysieke beperkingen gaan gepaard met stressgevoeligheid. Stress zorgt er bijvoorbeeld voor dat een diabetespatiënt sneller ontregeld is, of dat astmaklachten opspelen. Deze studenten moeten zichzelf in acht nemen en stress binnen de perken houden. Ze nemen rust wanneer ze dat nodig hebben en houden er op gedisciplineerde wijze een gezonde leefstijl op na. Toch is het lastig om stress te vermijden, juist omdat ze door hun ziekte en afwezigheid vaak in stressvolle situaties belanden. Een andere bron van stress is de onzekerheid over de toekomst. Sommige studenten anticiperen op mogelijke problemen die zich in de toekomst voordoen. Lukt het hen aan de eisen van een voltijdstage te voldoen? Wat als de ziekteverschijnselen erger worden en ze hun verplichte vaardigheidstrainingen niet kunnen volgen? Hoe moeten ze een werkstuk op tijd inleveren wanneer de bewegingsbeperking ernstiger wordt en het werken met de laptop niet meer gaat? Ze zoeken geruststelling door dit soort vragen voor te leggen aan de opleiding. Doorgaans krijgen ze echter nul op request. De SLB-er maant ze af te wachten tot het probleem zich daadwerkelijk voordoet. Hierdoor verkeert de student nog steeds in onzekerheid. Ze krijgen het gevoel dat er niet met hen wordt meegedacht. Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 37 Tot slot benoemen twee studenten met astma het knelpunt van stoffige lokalen, slecht geventileerde ruimtes en lokalen die bekleed zijn met vloerbedekking. Het is een knelpunt waarvoor in hun ogen geen oplossing bestaat. Extra schoonmaak of vervanging van de vloerbedekking is niet haalbaar, denken ze. Deze studenten hebben er geen navraag naar gedaan, deels omdat ze anderen niet tot last willen zijn, deels omdat ze hun eigen boontjes willen doppen. Huidige studie: voorzieningen Slechts vier van de negen studenten hebben een decaan bezocht. Er zijn verschillende redenen om niet langs de decaan te gaan. Een belangrijke reden is onwetendheid: de studenten zijn zich onvoldoende bewust van voorzieningen en hulp die de decaan kan bieden. De SLB-er, die altijd wel op de hoogte is van de functiebeperkingen, stuurt hen veelal niet door naar de decaan. Een mogelijke verklaring is dat veel studenten het vervelend vinden om over hun beperking te praten en de SLB-er vermoedelijk niet duidelijk genoeg laten weten dat zij knelpunten ervaren. De SLB-er ziet daarom geen noodzaak om door te verwijzen. In de interviews ontstaat geregeld de indruk dat studenten baat zouden kunnen hebben bij extra tentamentijd of extra studietijd. Hun houding dat ze hun eigen problemen willen oplossen en niet over hun beperking willen zeuren, leidt tot onderbenutting van de voorzieningen en kan nadelig voor hun studievoortgang uitpakken. Roos, die een chronische alvleesklierontsteking heeft, vertelt dat ze zichzelf voortdurend forceert om de lange dagen op school vol te houden. Ze heeft nauwelijks energie over om thuis nog te studeren en studeert daardoor weinig effectief. Ook thuis maakt de daardoor lange dagen. Ze is een binnenvetter en praat niet graag over haar ziekte met mensen op school. Haar SLB-er heeft ze wel op de hoogte gesteld. "Ik vind mijn SLB-er prettig, het is een plezierig contact. Ik kan mijn ei kwijt, ik heb geen problemen met haar. Maar ze komt niet met problemen of oplossingen en dat mis ik, want ik weet niet goed hoe ik alles moet aanpakken nu het niet goed gaat." Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 38 Studenten hebben hun functiebeperking wel gemeld bij de SLB-er. De meesten vinden steun en begrip bij de SLB-er. Een drietal studenten is ontevreden over de SLB-er, omdat deze verzuimt om oplossingen aan te dragen. Ook komt het geregeld voor dat studenten door de SLB-er doorwezen worden naar Blackboard voor verdere informatie over voorzieningen van de HG. Veelal kunnen ze de informatie niet vinden, en laten ze het er dan verder bij zitten. Ze voelen zich door de SLB-er met een kluitje het riet in gestuurd. Een student verzucht: "Het is dat ik deze email (over dit onderzoek, CdW) gelezen heb, en ik dacht: ah, misschien is dit een uitkomst, maar voor de rest...". Voor zover de geïnterviewde studenten bij de decaan zijn geweest, zijn ze tevreden over de geboden hulp, regelingen en voorlichting. Slechts één studente is ontevreden. Zij wilde voor haar start met de opleiding via de decaan weten welke voorzieningen er waren voor haar jeugdreuma, maar kreeg daarop onvoldoende antwoord. Naast begeleiding door SLB-er en decaan, maken studenten met fysieke beperkingen gebruik van de volgende voorzieningen: - extra tentamentijd (drie studenten); - een laptop (drie studenten); - voicerecorder (een student); - aangepaste tentamenruimte (een student). De voorzieningen aan de Hanzehogeschool sluiten niet naadloos aan op de behoefte van de studenten. De volgende behoeften zijn niet (volledig) vervuld: - ondersteuning en begrip vanuit de opleiding en de SLB-er (zie eerder); - voorlichting (zie onder); - er is behoefte aan podcasts van hoorcolleges of van uitgewerkte aantekeningen van de hoorcolleges; - aanpassingen aan de gebouwen; zo is de nieuwbouw aan de Marie Kamphuisborg slecht toegankelijk voor rolstoelgebruikers en ontbreekt een invalidentoilet in de “toren”. Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 39 Voorlichting De geïnterviewde studenten met fysieke beperkingen zijn opmerkelijk slecht op de hoogte van de voorzieningen van de HG. Slechts één student kent het voorzieningenaanbod goed na een gesprek met de decaan. De anderen zijn via de SLB-er of via de decaan wegwijs gemaakt, maar kunnen niet meer recapituleren waaruit de voorzieningen bestaan. Via medestudenten weten ze dat er “iets” mogelijk is met extra studietijd en tentamentijd, dat via een decaan geregeld wordt. Over voorlichting zijn deze studenten veelal slecht te spreken. De servicemail is bij niemand blijven hangen (zie eerder). De informatie over voorzieningen op Blackboard is moeilijk te vinden. Een speciaal punt van aandacht is de informatie over voorzieningen voordat men met de studie bij de Hanzehogeschool begint. Studenten met een fysieke beperking kunnen van tevoren willen weten welke voorzieningen de Hanzehogeschool en de opleiding biedt. Het is belangrijk dat zij dan voldoende informatie krijgen. Dit is niet altijd het geval. Hulp van studenten en docenten De meeste studenten zijn open over hun functiebeperking. Ze vertellen erover aan hun medestudenten en stellen de SLB-er op de hoogte. Docenten brengen ze alleen op de hoogte wanneer dat nodig is. Desalniettemin vinden veel studenten het vervelend om over hun fysieke beperking te praten. Soms denken ze dat de ziekte weerzin oproept. Een studente met eczeem is bang dat mensen het vies vinden. Een student met alvleesklierontsteking heeft ervaren dat anderen deze aandoening in verband brengen met alcoholisme. En een studente met fibromyalgie wordt er moe van dat ze telkens moet vechten tegen het beeld dat haar ziekte “tussen haar oren zit”. Maar ook wanneer de ziekte geen negatief “imago” heeft, praten de meesten er niet graag over: Piet, heeft astma: "In het begin kende ik de klas nog niet goed. Je wilt niet overkomen als een zeurkous of zo." Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 40 Gerrit, heeft de ziekte van Crohn: "Ik hou het voor mezelf. Ik wil niet dat mensen dat weten. Als iemand ziek is, dat doe ik zelf ook, dan is het al snel: hee, hoe is het me je en hoe is het met je ziekte. Dat stempel heb ik in het begin gemerkt. Ik ben altijd heel positief en heb gewoon geen zin in die openingszin van mensen." Er bestaan aan de andere kant ook studenten die totaal geen moeite hebben om over hun ziekte te praten: Joke is spastisch “Het grappige is dat studenten naar mij toekomen om te vragen wat ik nou heb." Ze heeft op verzoek van medestudenten een presentatie over zichzelf gehouden en kreeg daar leuke reacties op. Op een enkele uitzondering na, vinden studenten dat ze voldoende steun en begrip krijgen van hun medestudenten, docenten en privé-omgeving. Studenten met een zichtbare functiebeperking krijgen “vanzelf” steun en begrip van hun omgeving omdat hun beperking wordt opgemerkt. Sommige studenten laten een grote inzet zien, waarmee ze naar eigen zeggen krediet verdienen bij docenten. Docenten zijn daardoor eerder bereid om hen tegemoet te komen. Succes en tevredenheid Op een enkeling na zijn de studenten zeer tevreden over de inhoud van de studie. Ze zijn sterk gemotiveerd en voelen zich op hun plek. Over hun studieresultaten zijn de meesten redelijk positief. Hun resultaten zijn dan ook bemoedigend. Uit Progress blijkt dat drie van de negen studenten aan het eind van het jaar beschikken over 60 EC’s. Drie studenten hebben tussen de 55 en 59 EC’s. Drie studenten hebben minder dan 55 EC’s. De studenten zien de toekomst vol vertrouwen tegemoet. Daarbij worden velen geholpen door hun positieve levenshouding en doorzettersmentaliteit (zie onderstaande citaten). Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 41 Ellen krijgt na een ongeval fibromyalgie. Ze lijkt vastbesloten om zich niet op de kop te laten zitten door haar syndroom. "Toen ik het kreeg had ik moeite het te accepteren. Ik sliep maar 2 uur per nacht, was steeds moe. Daarna dacht ik: ik ben verdorie 17 en heb een leven voor me. Ik laat me niet leiden door het syndroom dat ik heb. Ik begin nu te merken hoe ik er mee om moet gaan. Als het niet gaat, rust nemen en zeggen: tot hier en niet verder. Het is wel lastig, soms ga ik liever door". Joke (spastisch): "Wat ik heb is geen progressieve ziekte. Het wordt niet erger, maar ja, het wordt ook niet beter. Het is wat het is...daar ben ik ook heel erg blij mee, dat het gewoon zo blijft als het is (...)Hoe het straks zal gaan op stage, ik zal niet zo snel kunnen werken als anderen. Dat kan ik niet wegwerken. (...) Vaak wil ik wel sneller, maar ik moet gewoon veel geduld hebben. (...)Ik denk dat ik straks pas echt een beeld kan krijgen van de studie bij de stage. Daar ben ik dus heel benieuwd naar." Slechts één student twijfelt er aan of ze haar opleiding wel af kan maken. Ze vreest dat ze haar studie niet zal kunnen volhouden met haar chronische alvleesklierontsteking. Het lukt haar niet om het studietempo bij te houden. Liefst zou ze haar studie op halve kracht willen doen. Desondanks heeft ze toch nog 44 EC’s gehaald aan het eind van het studiejaar. 3.4 Studeren met dyslexie Periode vóór de start van de opleiding aan de HG Binnen de groep studenten met dyslexie bestaan veel verschillen. In de eerste plaats loopt de mate van dyslexie sterk uiteen. Voor de ene student is het nauwelijks een beperking te noemen, voor de ander is het een haast onoverkomelijk probleem. Een tweede verschil is de aard van de problematiek. Niet iedereen heeft moeite met schrijven en spellen. Ze hebben wel allemaal moeite met lezen, zij het dat de een meer hinder ondervindt dan de ander. Het lezen van vreemde talen levert vaak extra problemen op. Lange stukken tekst lezen kost veel energie en gaat soms gepaard met hoofdpijn, moeheid en concentratieproblemen. Een derde verschil binnen de groep Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 42 dyslexiestudenten is de mate van ondersteuning en begeleiding die zij kregen tijdens de periode op de basisschool en het voortgezet onderwijs. In enkele gevallen ontbrak ondersteuning en begeleiding volledig, met name bij scholieren waarvan de dyslexie pas aan het eind van het voortgezet onderwijs werd ontdekt. Anderen kregen juist intensieve training en begeleiding na een vroege diagnose op de basisschool (groep 4). Deze training kan zo intensief zijn geweest dat de trucjes om om te leren gaan met dyslexie een tweede natuur zijn geworden en nauwelijks meer aandacht vergen. De geïnterviewde studenten merken op dat hun CITO-score aan het eind van de basisschoolperiode vaak relatief laag was als gevolg van de dyslexie. Daardoor kreeg een aantal studenten een lager schooladvies dan zij verdienden. Tijdens de periode op het voortgezet onderwijs hebben de studenten allemaal in meerdere of mindere mate hinder ondervonden van hun dyslexie. Dat zij toch een diploma behaalden, schrijven ze toe aan voorzieningen op school (extra tijd bij het maken van tentamens, mondelinge tentamens), extra hulp en ondersteuning van familie en hun relatief hoge intelligentie waarmee ze lees- en schrijfproblemen compenseerden. Studiekeuze De geïnterviewde studenten hebben om uiteenlopende redenen voor hun opleiding gekozen. De een heeft zijn keuze gebaseerd op persoonlijke interesses, de ander op het goede arbeidsmarktperspectief, weer een ander op de breedheid van de opleiding en nog een ander op het feit dat deze opleiding als enige overbleef na het wegstrepen van andere opties. Er is niet bij iedereen sprake geweest van een gemotiveerd besluit. Dyslexie heeft bij sommige studenten de keuzeruimte beperkt: de talige studies vielen af. Een enkele studente heeft ondanks haar dyslexie juist gekozen voor de zeer talige studie Communicatie en Media. De studie is meestal conform de verwachtingen. Enkelen vinden dat de studie zwaarder is dan verwacht, bijvoorbeeld door het beroep op zelfstudie of het gebruik van Engelstalige boeken. Bij een cursus “startvaardigheden” lopen Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 43 sommigen meteen al bij aanvang van de studie tegen problemen met spellen en schrijven op. In het algemeen ervaren studenten de overgang van voortgezet onderwijs naar hoger onderwijs als een breuk. Werd er in het voortgezet onderwijs veel rekening gehouden met hun dyslexie-beperking, op de hogeschool voelen ze zich vaak aan hun lot overgelaten. Compensatie tussen vakken is aan de Hanzehogeschool niet meer mogelijk. Mondelinge tentamens meestal ook niet. En de begeleiding laat volgens velen te wensen over (zie onder). Huidige studie: knelpunten en oplossingen Studenten met dyslexie hebben moeite met lezen en soms ook met schrijven. Leesproblemen ondervinden zij vooral bij zelfstudie, met name bij lange stukken tekst. Het liefst hebben ze dat lesstof interactief onder de aandacht gebracht wordt, en vergezeld gaat van handouts. Bij toetsen moeten studenten extra moeite doen om de vragen goed te lezen. Daarbij maken zij vaak gebruik van extra tentamentijd die zij na contact met de decaan hebben verkregen, vergrote tentamenformulieren, of tentamens die op de computer worden aangeboden. Voor sommigen is het namelijk gemakkelijker om op de computer te lezen. Schrijfproblemen ondervinden studenten vooral bij het maken van werkstukken. Door intensief gebruik van de spellingscontrole en door medestudenten, vrienden of familie de werkstukken te laten controleren lukt het hen werkstukken zonder al te veel fouten te maken. Huidige studie: voorzieningen De geïnterviewde studenten maken gebruik van de volgende vormen van ondersteuning om de dyslexieproblemen het hoofd te bieden: - decaanbezoek (extra tentamentijd en aangepaste tentamens); - extra begeleiding van de SLB-er; - stille studieruimtes op de HG. Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 44 Van de acht studenten met dyslexie zijn er zes bij de decaan geweest, meestal om extra tentamentijd en aangepaste examens aan te vragen. Over gesprekken met decanen zijn studenten doorgaans tevreden. Ze worden goed wegwijs gemaakt in het aanbod van voorzieningen, ze voelen zich begrepen en er wordt het nodige voor hen geregeld. Enkele studenten missen echter een vervolg. Het ontgaat hen dat zij weer opnieuw een beroep op de decaan kunnen doen wanneer zich problemen in de studievoortgang voordoen. De begeleiding door de SLB-er is onvoldoende in de ogen van sommige studenten; ze ervaren gebrek aan begrip voor hun problemen en interesse. Nadat studenten hun dyslexie gemeld hebben, verwachten ze ondersteuning. Die blijft nogal eens beperkt tot de tip om op Blackboard te kijken naar de aangeboden voorzieningen (die de student dan vervolgens niet kan vinden). Daarna “vergeet” de SLB-er er in volgende gesprekken op terug te komen. Nick zegt hierover: “Ik krijg dan de reactie: ja, oke, is goed, leuk dat ik het weet. Maar ik zou willen dat er meer met je wordt meegedacht: waar heb je problemen mee, en welke hulp heb je nodig?” Van de acht geïnterviewde studenten zouden er drie graag gebruik maken van een dyslexiecursus. Door het bestaan van wachtlijsten is het daar nog niet van gekomen. Er bestaat onder studenten met dyslexie ook behoefte aan een lotgenotengroep met dyslexie, liefst binnen de opleiding zelf. Tot slot is het voor enkele studenten een bron van irritatie dat zij zich elke tentamenperiode opnieuw tentamenvoorzieningen bij het tentamenbureau moeten aanmelden met hun aanvraag. Bovendien gaat het aanvragen nogal eens fout, bijvoorbeeld door nalatigheid van het tentamenbureau, ondeskundigheid van een surveillant, of het ontbreken van computers om het tentamen op te maken. Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 45 Voorlichting De bekendheid met het aanbod van voorzieningen binnen de Hanzehogeschool is wisselend. De oproep via de servicemail aan het begin van het cursusjaar heeft zijn doel niet bereikt. Geen van de geïnterviewden staat de servicemail nog helder voor de geest. Hierover meldt een studente: “Je krijgt aan het begin van het jaar zoveel informatie, dit is mij waarschijnlijk ontglipt. Alles was nieuw voor mij, ik kende Groningen en de school helemaal niet. Ik heb het gemist.” Het lukt studenten vaak niet om op Blackboard informatie over voorzieningen te vinden. Sommige studenten vinden het vervelend dat zij pas informatie over voorzieningen kunnen krijgen nadat ze begonnen zijn met de opleiding. Zij hadden graag voor het begin van de studie geïnformeerd willen worden. Verzoeken om informatie bij de opleiding bleven echter onbeantwoord. Hulp van studenten en docenten In tegenstelling tot studenten met psychische en fysieke beperkingen, hebben studenten met dyslexie doorgaans weinig moeite om medestudenten en docenten te vertellen over hun beperking. Dat gaat vaak gepaard met zelfspot. Dyslexie wordt zo gewoon gevonden, dat ze zich er niet voor schamen. Het is daardoor gemakkelijk om hulp te vragen aan medestudenten. Ze voelen zich gesteund door hun studiegenoten, maar lang niet altijd door docenten (zie boven). Ook bij vrienden en familie wordt steun gevonden. Steun en begrip van docenten blijft daarentegen vaak uit volgens de geïnterviewde studenten. Docenten vertellen dat studenten met dyslexie aan dezelfde beoordelingscriteria moeten voldoen als andere studenten, en laten ze daarna aan hun lot over. Sommige studenten vinden het moeilijk om van docenten te accepteren dat hun werkstukken geen schrijf- of taalfouten mogen bevatten. Nick, die bouwkunde studeert, zegt hierover: “Dan zegt zo’n leraar weer: er zitten zo veel spelfouten in, doe dat maar weer over. En hij zegt: ja, okee, je hebt dyslexie, maar die spelfouten moeten eruit. Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 46 Daar heb je de spellingscontrole voor. Maar ja, je haalt er echt niet alles uit hoor, met de spellingscontrole”. Andere studenten zien het echter als vanzelfsprekendheid dat hun werkstukken aan dezelfde criteria moeten voldoen als die van hun medestudenten, omdat dat nu eenmaal is vastgelegd in het examenreglement. Succes en tevredenheid De meeste studenten zijn tevreden met de opleiding van hun keuze. Twee van de acht geïnterviewde studenten zijn ontevreden. Zij denken een verkeerde studiekeus te hebben gemaakt. Ze zijn ontevreden met de kwaliteit van de opleiding en met de begeleiding. De resultaten van de studenten met dyslexie zijn wisselend. Twee van de acht studenten hebben 60 studiepunten behaald aan het eind van het cursusjaar. Vier studenten hebben tussen de 50 en 59 studiepunten verkregen. Eén student heeft slechts 23 punten behaald, en één student wilde geen inzage geven in Progress. Vier studenten zijn ronduit ontevreden met hun resultaten. Net als studenten met psychische beperkingen, geven studenten met dyslexie aan dat zij veel meer tijd in hun studie steken dan studenten zonder functiebeperkingen. Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 47 3.5 Samenvatting In de voorgaande paragrafen is een beeld geschetst van de ervaringen van studenten met psychische beperkingen, fysieke beperkingen en dyslexie. Iedere student vertelt zijn eigen, persoonlijke verhaal over de manier waarop hij omgaat met de beperking en met de studie. Naast grote verschillen in persoonlijke beleving en ervaring is er een aantal overeenkomsten. In dit onderzoek is gezocht naar patronen in de verhalen: bestaan er gemeenschappelijke patronen in de verhalen van studenten, en zo ja, waarmee hangen deze samen? Bij de beschrijving in de voorgaande paragrafen is naar voren gekomen dat verhalen van studenten sterk samenhangen met de aard van de functiebeperking. Er bestaan op een aantal fronten overeenkomsten binnen de groep met een fysieke functiebeperking, een psychische functiebeperking en dyslexie. Daarnaast is er óók binnen deze groepen sprake van variatie. In tabel 3.1 zijn de kenmerkende ervaringen van de drie groepen studenten in een overzicht geplaatst. Daarbij is beschreven wat de bevindingen zijn voor de meeste leden van de groepen (uitzonderingen daargelaten). Overeenkomsten zijn cursief gedrukt, verschillen zijn normaal weergegeven. De ervaringen van studenten met psychische beperkingen zijn alleen gebaseerd op de zeven respondenten met ADHD of ASS. Hieronder volgt een toelichting op de tabel. Diagnose, behandeling en schoolloopbaan in het VO Alle deelnemers aan het onderzoek hebben een diagnose gekregen van een psychiater, psycholoog, orthopedagoog of medisch specialist. Bij fysieke beperkingen wordt de diagnose op zijn vroegst vastgesteld bij de geboorte, maar ook veelal later. Dyslexie wordt op zijn vroegst ontdekt rond het achtste levensjaar of later. De diagnose ASS of ADHD wordt doorgaans pas na 12 jaar vastgesteld. Voor het leren omgaan met de beperking maakt het vaak uit hoe lang de diagnose al bekend is; hoe langer geleden de diagnose gesteld is en de behandeling in de vorm van training, begeleiding of medicatie gestart is, hoe beter men er mee heeft leren leven en hoe minder de schoolloopbaan erdoor is verstoord. Bij het behalen van een diploma in het voortgezet onderwijs speelt voor alle beperkingen steun vanuit de school en de omgeving Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 48 een belangrijke rol. Daarnaast zeggen de respondenten dat geloof in eigen kunnen (doorzettingsvermogen of intelligentie) bijdroeg aan studiesucces in het verleden. Studiekeuze Studenten hebben zich bij hun studiekeuze voornamelijk laten leiden door hun interesses. Binnen de groep studenten met dyslexie bestaan er studenten die niet overtuigd zijn van de juistheid van hun keuze. De groepen studenten met ASS/ADHD of fysieke beperkingen staan daarentegen nog steeds achter hun keuze. De functiebeperking heeft bij sommigen tot op zekere hoogte een rol gespeeld bij de studiekeuze. In de eerste plaats kan de functiebeperking er toe geleid hebben dat zij een HBO-opleiding zijn gaan volgen, terwijl ze anders wellicht hadden kunnen kiezen voor WO. In de tweede plaats hebben studenten met fysieke beperkingen en studenten met dyslexie ervaren dat hun keuzemogelijkheden werden ingeperkt door hun beperking. Hun functiebeperking heeft dus direct een rol gespeeld bij de keuze voor studierichting. Dit was niet het geval bij studenten met ASS of ADHD. Belemmeringen bij het studeren aan de HG In grote lijnen zijn de studenten tevreden met de gekozen opleiding. De opleiding wordt inhoudelijk interessant gevonden. Wel wordt vooral door studenten met dyslexie gemeld dat de opleiding zwaarder is dan men van tevoren had gedacht. Dat heeft voor een deel te maken met de in hun ogen beperkte ondersteuning voor hun dyslexiebeperking. Aan het voortgezet onderwijs was veel ondersteuning en begrip aanwezig. Aan de Hanzehogeschool is die een stuk minder intensief waardoor de studie nogal eens als zwaar wordt ervaren. Studenten met functiebeperkingen komen uiteenlopende knelpunten tegen bij het studeren die samenhangen met de aard van de functiebeperking. Studenten met ASS of ADHD hebben vooral moeite met concentratie, structuur aanbrengen en samenwerken. Problematische onderwijsvormen zijn Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 49 projectgroepen (samenwerken, open opdrachten) en hoorcolleges (concentratie). Het helpt hen wanneer ze uitleg vragen aan medestudenten en docenten, de lesstof goed bijhouden en bewust de verkregen studievaardigheden toepassen. De belemmeringen van studenten met fysieke beperkingen komen voort uit absentie (vooral een probleem bij onderwijsvormen met aanwezigheidsplicht en bij projectgroepen) en energiegebrek. Het is bij deze studenten van belang om bewust om te gaan met stress, omdat deze de symptomen kan verergeren. Bijhouden van de lesstof en het volgen van een gezonde leefstijl is voor hen veelal noodzakelijk. In projectgroepen blijven zij als gevolg van hun ziekte nogal eens plotseling in gebreke, doordat hun bijdrage aan het project niet of te laat komt. Het helpt wanneer zij vanaf de start van het project open zijn over hun ziekte. Daarmee creeëren zij begrip bij hun medestudenten. De belemmeringen van studenten met dyslexie liggen op het vlak van lezen en veelal ook schrijven. Zij ervaren moeilijkheden wanneer zij een zelfstandige bijdrage moeten leveren aan projectgroepen, bij het maken van individuele werkstukken en bij zelfstudie. Aangezien zij aan dezelfde eisen en eindtermen moeten voldoen als andere studenten (dus onder andere correct Nederlands taalgebruik), zijn zij genoodzaakt om hulp te vragen aan anderen bij het corrigeren van hun werkstukken. Gebruikte voorzieningen aan de HG Wanneer knelpunten bij het studeren de studievoortgang in gevaar brengen is het van belang om de SLB-er in te schakelen, eventueel in combinatie met een gesprek met een decaan. De meeste studenten met ASS of ADHD en dyslexie zijn een half jaar na aanvang van de studie veelal na advies van de SLB-er naar een decaan gegaan. Dat was meestal om een regeling te treffen (extra tentamentijd, studietijd of aangepaste tentamens). Over het bezoek aan de decaan en de getroffen voorzieningen zijn deze studenten doorgaans tevreden. Bij studenten met fysieke beperkingen valt op dat het bezoek aan de decaan nogal eens uitblijft. Deze studenten hebben vaak zo sterk de behoefte om hun eigen boontjes te doppen en niet op te vallen tussen de studenten zonder beperkingen dat zij ervoor kiezen om niet naar een decaan te gaan en voorzieningen ongebruikt te laten. Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 50 Onvervulde behoefte aan voorzieningen De meest voorkomende klacht over het aanbod aan de Hanzehogeschool heeft betrekking op het onbegrip van SLB-ers en docenten. Studenten met beperkingen krijgen bij hun SLB-er nogal eens de indruk dat er weinig extra tijd en aandacht voor hen is. De SLB-er begrijpt weinig van de functiebeperking, “vergeet” in de drukte van alledag te informeren naar specifieke problemen in de studievoortgang als gevolg van de functiebeperking, of stuurt studenten voor nadere informatie door naar Blackboard, waar studenten dan vervolgens de weg kwijtraken. Overigens verschilt dit sterk per opleiding. Bij sommige opleidingen krijgen studenten met functiebeperkingen wél begeleiding op maat. Bij docenten ontbreekt het vooral aan deskundigheid volgens de studenten. Zij weten vaak niet hoe zij moeten omgaan met studenten met dyslexie, ASS of ADHD. Studenten met dyslexie zijn vaak geïnteresseerd in de dyslexie-cursussen van het decanaat. Een aantal van hen heeft daar desondanks geen gebruik van kunnen maken door het bestaan van wachtlijsten. Voor de rest bestaat er bij de respondenten weinig interesse in het cursusaanbod van het decanaat, omdat men er naar eigen zeggen geen behoefte aan heeft. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer men in het verleden al effectieve studievaardigheden heeft verkregen (geen behoefte aan de cursus effectief studeren) of wanneer men uit angst voor stigmatisering geen behoefte heeft om de aandacht te vestigen op de eigen functiebeperking (geen behoefte aan de cursus met onderlinge steun studeren). Uit de interviews blijkt dat de voorlichting van de Hanzehogeschool onvoldoende effectief is. Studenten zijn voor aanvang van hun studie vaak niet op de hoogte van voorzieningen. Ze zijn daar niet over voorgelicht. Incidentele pogingen om via het decanaat of de opleiding informatie over voorzieningen te krijgen hebben niet altijd een bevredigende afloop. De service-mail waarin studenten bij de start van de studie attent worden gemaakt op voorzieningen en geadviseerd worden om contact op te nemen met het decanaat, wordt niet opgemerkt. De informatie op Blackboard is Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 51 moeilijk te vinden. Tot slot wijzen SLB-ers met name studenten met fysieke beperkingen niet altijd tijdig door naar het decanaat. De belangrijkste informatiebron lijkt de mond-tot-mondreclame van andere studenten te zijn. De opleiding houdt niet altijd voldoende rekening met studenten met een fysieke beperking. In de eerste plaats hebben studenten met fysieke beperkingen soms moeite met de aanwezigheidsplicht die binnen sommige opleidingen gehanteerd wordt. Zij zouden willen dat docenten daar flexibeler mee omgaan. Doordat deze studenten vaak onverwacht lessen moeten missen, zouden zij graag gebruik willen maken van podcasts van hoorcolleges of uitgewerkte powerpointpresentaties van docenten. Sommige studenten met fysieke beperkingen moeten zichzelf in acht nemen en de opleiding in een rustiger tempo volgen. De mogelijkheden hiertoe zijn echter beperkt, volgens hen. Tenslotte noemen studenten onvervulde behoeften ten aanzien van de gebouwen: die zijn niet altijd rolstoel-toegankelijk en stofvrij. Openheid Studenten met psychische en fysieke beperkingen vinden het vaak vervelend om over hun beperking te praten. Sommigen hebben het zichzelf aangeleerd, omdat zij daarmee meer begrip uit hun omgeving krijgen. Maar de meesten moeten een barrière overwinnen. Vooral bij de start van een projectgroep is het wenselijk om open te zijn. Projectcoaches kunnen de drempel voor studenten verlagen door expliciet de aandacht te vragen voor eventuele beperkingen. Succes en tevredenheid Over de gehele linie zijn de studenten tevreden met hun opleiding. Wel zouden ze willen dat er meer rekening met hen gehouden wordt. De resultaten van studenten met psychische en fysieke beperkingen zijn opvallend goed (enkele uitzonderingen daargelaten): zij halen aan het eind van het jaar veelal om en nabij de 60 EC’s. Bij de respondenten met dyslexie is er sprake van meer variatie in de resultaten. Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 52 Tabel 3.1: Overeenkomsten en verschillen tussen studenten met verschillende functiebeperkingen Moment diagnose Behandeling VO Schoolloopbaan Succesfactoren vooropleiding Studiekeuze Rol functiebeperking bij keuze Verwachtingen opleiding HG Huidige studie: belemmeringen Psychisch (ASS, ADHD) Diagnose v.a. 12 jaar Training studievaardigheden Psychosociale begeleiding Training sociale vaardigheden Doublures/onafgemaakt VO Steun school en omgeving Doorzettingsvermogen Studievaardigheden Fysiek Dyslexie Diagnose v.a. geboorte of later Diagnose v.a. 8 jaar of later Training studievaardigheden Specialist, medicatie Steun school en omgeving Doorzettingsvermogen Training voor dyslexie VO onder eigen niveau Steun school en omgeving Doorzettingsvermogen Interesse Afwezig Gezonde en bewuste leefstijl Interesse Aanwezig Intelligentie Wisselend Aanwezig Positief Positief Normaal Zwaarder dan verwacht Concentratieproblemen Structuur aanbrengen Samenwerken Energiegebrek Afwezigheid Stressgevoeligheid Lezen en schrijven Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 53 Huidige studie: problematische onderwijsvormen Huidige studie: gevonden oplossingen Gebruikte voorzieningen HG Onvervulde behoefte Bekendheid met voorzieningen Openheid Steun Succes en tevredenheid Projectgroepen Hoorcolleges Bijhouden lesstof Uitleg vragen aan docenten en studenten Toepassen studievaardigheden Decaan (vrijwel altijd) SLB Extra tentamentijd Extra studietijd Begrip van SLB en docenten Extra SLBbegeleiding Projectgroepen Aanwezigheidsplicht bij werkcolleges en trainingen Bijhouden lesstof Openheid over beperking Gezonde en bewuste leefstijl Decaan (soms) SLB Extra tentamentijd Projectgroepen Zelfstudie en werkstukken Bijhouden lesstof Hulp vragen aan studenten, vrienden en familie Decaan (vrijwel altijd) SLB Extra tentamentijd Lap top Slecht Begrip van SLB en docenten Extra SLB-begeleiding Voorlichting voorzieningen HG Voorlichting voorzieningen opleiding Aanwezigheidsplicht op maat Onderwijsprogramma in aangepast tempo Stofvrije en rolstoeltoegankelijke gebouwen Slecht Terughoudend Studenten: ja Docenten: wisselend ja Terughoudend Studenten: ja Docenten: wisselend ja Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen Vergrote tentamenformulieren Begrip van SLB en docenten Dyslexiecursus (wachtlijst) Slecht Open Studenten: ja Docenten: wisselend Wisselend succes 54 4. Conclusies en aanbevelingen 4.1 Conclusies In het vorige hoofdstuk zijn de resultaten van de diepte-interviews met studenten met functiebeperkingen in detail beschreven, eerst per type functiebeperking en tenslotte voor de gehele groep. In deze paragraaf worden de onderzoeksvragen beantwoord. Dit onderzoek is bedoeld als aanvulling op landelijk kwantitatief onderzoek naar studeren met een functiebeperking van Severiens e.a. (2009a). Het onderzoek van Severiens ontstaat een beeld van de mate waarin studenten knelpunten ervaren bij het studeren met een functiebeperking. Doordat deze kwantitatieve informatie is verkregen door middel van e-mail-enquêtes, waarin nauwelijks ruimte aanwezig is om door te vragen, blijft het beeld van de problematiek enigszins oppervlakkig. De waarde van dit kwalitatieve onderzoek is dan ook vooral gelegen de mogelijkheid om een beeld te geven van het persoonlijke verhaal achter de cijfers. Er zijn interviews gehouden met drie groepen studenten: - negen studenten met een psychische beperking (zeven studenten met ADHD en/of autisme, twee studenten met een persoonlijkheidsstoornis en stemmingsstoornis) - negen studenten met een fysieke beperking (zeer uiteenlopend) - acht studenten met dyslexie Bij de beantwoording van de onderzoeksvragen is het belangrijk om voor ogen te houden dat deze gebaseerd is op kwalitatief onderzoek onder een beperkt aantal studenten. Het geeft een beeld van de diversiteit in ervaringen van studenten met functiebeperkingen. Deze diversiteit is groot. Ieder verhaal is uniek. Er zijn wel enige patronen te ontdekken in de antwoorden. Deze patronen worden hieronder beschreven per onderzoeksvraag. Er kunnen Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 55 geen uitspraken gedaan worden over de schaal waarop deze ervaringen en patronen voorkomen. Daarvoor zijn de aantallen te klein en is dit onderzoek ook niet bedoeld. Bij de onderstaande conclusies worden zo mogelijk in een kader steeds eerst de kwantitatieve conclusies uit eerder onderzoek beschreven. Daarna volgen de conclusies uit dit kwalitatieve onderzoek. 1. Welke verwachtingen hebben studenten met een functiebeperking ten aanzien van hun studie bij de HG? Bij de keuze van studierichting zijn inhoudelijke motieven doorslaggevend. Studenten hebben een beeld van de studie en het latere beroep en kiezen daarvoor omdat het ze inhoudelijk aanspreekt. Daarin verschillen studenten met een functiebeperking niet van studenten zonder een functiebeperking. Van de geïnterviewde studenten met dyslexie hebben er een aantal moeite gehad met de studiekeuze. Dat geldt niet voor studenten met ASS, ADHD of fysieke beperkingen. Uiteindelijk zijn de meeste studenten, óók die met dyslexie, tevreden over de inhoud van hun opleiding. In dit opzicht voldoet de studie dus aan hun verwachting. Een aantal dyslexiestudenten vindt de studie zwaarder dan verwacht. Ze hebben er vaak moeite mee dat er minder rekening met hun beperking wordt gehouden dan op het voortgezet onderwijs. Dit is enigszins terug te zien in hun studieresultaten: het lukt hen niet altijd om het maximale aantal studiepunten te behalen. Ook studenten met psychische beperkingen en studenten met fysieke beperkingen zijn af en toe teleurgesteld in de mate waarin er met hun beperking rekening gehouden wordt binnen de opleiding. Deze groep behaalt voor het grootste deel wel goede studieresultaten (zie verderop). Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 56 2. In hoeverre en op welke manier is de functiebeperking een belemmering bij het studeren? Het percentage studenten met een functiebeperking wordt door Severiens e.a. (2009a) geschat op 17 procent. Ongeveer de helft van deze studenten ondervindt daarvan daadwerkelijk hinder bij het studeren. De meest genoemde functiebeperkingen zijn beperkingen in concentratie, dyslexie, chronische aandoening, depressieve klachten of stemmingsstoornissen en beperkt uithoudingsvermogen. Vooral studenten met meervoudige problematiek hebben last bij het studeren. De belemmering bij het studeren verschilt sterkt per type functiebeperking. Hieronder volgt per type functiebeperking puntsgewijs een opsomming van de belemmering, de problematische onderwijsvorm en de oplossing voor de problemen in de ogen van de studenten. • Studenten met ASS of ADHD Belemmering: concentratie, structuur aanbrengen en samenwerken. Problematische onderwijsvormen: projectgroepen en hoorcolleges. Oplossing: uitleg vragen aan medestudenten en docenten, de lesstof goed bijhouden en bewust de eigen studievaardigheden toepassen (soms in samenwerking met de SLB-er). • Studenten met fysieke beperkingen Belemmering: onvoorspelbare absentie en energiegebrek. Problematische onderwijsvorm: werkcolleges en trainingen met verplichte aanwezigheid, projectgroepen. Oplossing: bewust omgaan met stress, gezonde leefstijl, openheid over hun ziekte in projectgroepen. Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 57 • Studenten met dyslexie Belemmering: lezen en veelal ook schrijven. Problematische onderwijsvormen: projectgroepen, het maken van werkstukken en bij zelfstudie. Oplossing: hulp vragen bij het corrigeren van hun werkstukken. 3. In hoeverre voldoet de instelling aan de hulpvraag van studenten met beperkingen? Uit eerder onderzoek onder studenten aan de Hanzehogeschool blijkt dat op verschillende fronten de dienstverlening aan studenten met functiebeperkingen voor verbetering vatbaar is (HG, 2009; Severiens 2009b; Timmers en Steenkamp, 2008). De tevredenheid met de intake, de aanwezigheid van hulpmiddelen, aanpassingen in het onderwijs, voorlichting, specifieke begeleiding van studenten met functiebeperkingen en begrip van docenten is relatief laag (lager dan een 6,5). Severiens (2009a) constateert een verschil tussen de vraag naar, de kennis van en het gebruik van het ondersteuningsaanbod. Studenten melden veelal behoefte te hebben aan bepaalde voorzieningen en constateren dat deze niet aanwezig zijn, terwijl deze er wel zijn. Dit is te verklaren door gebrek aan kennis over de aanwezigheid van voorzieningen. De waargenomen kwaliteit van de voorlichting vergroot de kans dat studenten gebruik maken van één of meer voorzieningen. Ook komt in deze studie naar voren dat het gebruik van voorzieningen minder groot is dan de omvang van de behoefte. De interviews bevestigen het beeld dat de intake van studenten met functiebeperkingen voor verbetering vatbaar is. Het komt binnen de groep geïnterviewde studenten maar incidenteel voor dat er een intakegesprek is gevoerd met een studentendecaan voor het begin van de opleiding. In dit Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 58 geval is het gesprek niet naar wens verlopen: de student werd naar eigen zeggen onvoldoende voorgelicht. Het beleid van de Hanzehogeschool is om studenten met functiebeperkingen bij het begin van de studie actief te benaderen voor intakegesprekken. In 2008 ontvingen studenten daarvoor een oproep via de zogenaamde service-mail. Deze oproep is de meeste studenten ontgaan. Daardoor bleef bij veel studenten met functiebeperkingen een intakegesprek achterwege. De voorlichting over het voorzieningenaanbod op Blackboard blijft eveneens vaak onopgemerkt. SLB-ers lichten studenten zelf niet altijd actief voor over de voorzieningen. Daardoor zijn studenten veelal aangewezen op (minder betrouwbare) voorlichting via medestudenten. De diepte-interviews bevestigen al met al het beeld dat het negatieve oordeel over voorzieningen van de HG voor een deel verklaard kan worden uit onbekendheid met de voorzieningen. Ook de lage score van de Hanzehogeschool op begeleiding wordt bevestigd in dit onderzoek. Studenten missen nogal eens begrip en ondersteuning door de SLB-er of docent. Dit verschilt overigens sterk per opleiding. Studenten merken dat SLB-ers en docenten weinig tijd hebben. Ook signaleren zij een gebrek aan deskundigheid. De diepte-interviews leveren een aantal aanknopingspunten op ten aanzien van de eerder gesignaleerde ontevredenheid over aanpassingen in het onderwijs voor studenten met functiebeperkingen. Van studenten met dyslexie wordt verwacht dat zij aan dezelfde taaleisen voldoen als andere studenten, en zelf hulp uit hun omgeving inschakelen wanneer dat nodig is. Dit wordt door sommigen opgevat als een gebrek aan aanpassing in het onderwijs. Studenten met fysieke beperkingen kunnen veelal niet voldoen aan de aanwezigheidsplicht die op sommige opleidingen geldt. Binnen de groep geïnterviewde studenten met fysieke beperkingen heeft niemand ervaring met opleidingen die op dit vlak concessies te doen. Verder missen deze studenten podcasts of uitgebreide powerpoint-handouts van hoor- en werkcolleges. Studenten met functiebeperkingen hebben vaak moeite met onderwijs in de vorm van projectgroepen. Zelden worden studenten van deze onderwijsvorm Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 59 vrijgesteld. Slechts één kleine opleiding liet een geïnterviewde student projectopdrachten in haar eentje doen. Het onderzoek levert al met al een aantal concrete verbeterpunten op met betrekking tot de in ander onderzoek gesignaleerde zwakke plekken in de voorzieningen van de Hanzehogeschool. Tegelijk wordt het beeld sterk genuanceerd doordat in de diepte-interviews enkele sterke kanten van het beleid van de Hanzehogeschool naar voren komen. In de eerste plaats lijken er grote verschillen te bestaan tussen opleidingen in de mate waarin men rekening houdt met studenten met functiebeperkingen. Sommige opleidingen bieden wel degelijk maatwerk aan studenten met functiebeperkingen. In de tweede plaats zijn de studenten over de gehele linie erg tevreden met de hulp van decanen en de regelingen die zij treffen. In de derde plaats geven studenten met functiebeperkingen nogal eens aan geen onvervulde behoeften te hebben. Hun behoefte gaat veelal niet verder dan goede SLB-begeleiding, eventueel aangevuld met een regeling via de decaan. 5.Bestaan er verschillen in tevredenheid en studiesucces tussen de studenten en waarmee hangt dat samen? Uit het onderzoek van Severiens (2009a) blijkt dat studenten met een functiebeperking minder studiesucces boeken dan studenten zonder functiebeperking: tentamencijfers zijn lager, de studievoortgang is minder en het percentage studenten met een functiebeperking dat uitvalt is groter. Van de studenten met een functiebeperking die gestopt zijn met een studie, is een derde hoofdzakelijk gestopt vanwege de beperking. Gebrek aan hulp en advies was voor eenvijfde aanleiding om te stoppen. Het studeren kost studenten met functiebeperking vaak meer energie dan anderen. Studenten met functiebeperking besteden meer uren per week aan hun studie. Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 60 In het algemeen zijn de geïnterviewde studenten tevreden over hun opleiding en lukt het hen om voldoende resultaten te behalen. De studenten doen in ieder geval meestal niet onder bij studenten zonder functiebeperkingen, in tegendeel. Studenten met dyslexie behalen in vergelijking tot studenten met andere functiebeperkingen minder vaak goede resultaten. De twee geïnterviewde studenten met een stemmingsstoornis en persoonlijkheidsstoornis blijken eveneens moeite te hebben om aan de eisen van de opleiding te voldoen. Al met al komt uit de interviews bij studenten met autisme of ADD en studenten met fysieke beperkingen het beeld naar voren van een groep studenten met functiebeperkingen die succesvol en tevreden is. In de interviews valt tussen de regels op dat deze studenten vastberaden zijn om een succes van hun studie te maken. Met een flinke dosis doorzettingsvermogen, gevoel voor realisme, extra inzet en tijd en een positieve attitude overwinnen zij tegenslagen en gebrek aan begrip. Deze houding zou wel eens veel kunnen bijdragen aan hun succes. 4.2 Aanbevelingen In de vorige paragraaf is beschreven dat het aanbod van voorzieningen aan de Hanzehogeschool Groningen in een aantal opzichten nog niet optimaal aansluit bij de behoefte van studenten met functiebeperkingen. Hieronder staat een aantal voorzieningen genoemd die voor verbetering vatbaar zijn. Bij het aanpassen van bestaande voorzieningen kan te rade worden gegaan bij andere HBO-instellingen die geëxperimenteerd hebben met alternatieve en innovatieve voorzieningen. De publicaties met best practices van Handicap en Studie bieden handvatten en inspiratie (Handicap en Studie, 2009). Voorlichting • meer aandacht voor voorlichting vóór de start van de studie • een duidelijke oproep voor een intakegesprek bij de decanen via Studielink (is inmiddels gerealiseerd) Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 61 • informatie over ondersteuning aanbieden op een duidelijk vindbare plaats op Blackboard, eventueel bij de opleiding SLB-begeleiding • meer aandacht en tijd inruimen voor de (SLB-)begeleiding van studenten met een beperking, bijvoorbeeld door deze anders te organiseren • alternatieve mogelijkheden onderzoeken om studenten extra begeleiding te bieden, bijvoorbeeld: o door de inzet van ouderejaarsstudenten die in het kader van hun opleiding ervaring opdoen in coaching en begeleiding; o • via het ARC voortzetting/intensivering van het huidige beleid rond de deskundigheidsbevordering voor SLB-ers, zodat er beter doorverwezen wordt naar decanen en studenten deskundig worden begeleid door hun SLB-er; Cursusaanbod decanaat • aanpassing van de cursus “met onderlinge steun studeren” • vergroting van het cursusaanbod voor studenten met dyslexie (in verband met wachtlijsten). 4.3 Thema’s voor vervolgonderzoek De opleidingscultuur Uit het onderzoek blijkt dat er binnen opleidingen verschillend wordt omgegaan met studenten met functiebeperkingen. Dit leidt tot ongelijkheid met betrekking tot de opleidingscultuur. Bij sommige opleidingen voelen studenten zich gesteund en begrepen, bij andere opleidingen juist niet. Vaak is er geen sprake van onwil bij de opleiding, maar van onwetendheid. Bij sommige opleidingen zijn efficiënte manieren gevonden om zorg te dragen voor de (extra) begeleiding van studenten met beperkingen waar andere opleidingen nog wat van zouden kunnen leren. Een best practice-onderzoek binnen de Hanzehogeschool Groningen zou concrete handvatten kunnen Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 62 opleveren om de opleidingscultuur vriendelijker te maken voor studenten met functiebeperkingen. Stigma Uit het onderzoek komt naar voren dat studenten met functiebeperkingen er moeite mee hebben om open te zijn over hun beperking uit angst voor stigmatisering. Om hulp en begrip van anderen te krijgen is echter tot op zekere hoogte openheid over de beperking nodig. Angst voor stigmatisering heeft nadelige gevolgen voor de beschikbaarheid van hulpbronnen. Het bestrijden van zelfstigmatisering en stigmatisering door studenten en medewerkers van de Hanzehogeschool Groningen is een belangrijke voorwaarde voor een succesvol beleid voor studenten met een functiebeperking. Om deze reden is het wenselijk om in onderzoek aandacht te besteden aan de volgende vragen met betrekking tot stigmatisering: - in hoeverre vindt stigmatisering plaats door studenten en medewerkers aan HBO-instellingen? - welke factoren liggen ten grondslag aan stigmatisering van studenten met een handicap aan HBO-instellingen? Bij de studenten met een handicap, de medewerkers, de medestudenten? - hoe kunnen studenten op effectieve manier leren omgaan met angst voor stigmatisering? - hoe kan stigmatisering door medestudenten en docenten worden tegengegaan? Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 63 Literatuur Anthony, W., M. Cohen, en M. Farkas (1990). Psychiatric Rehabilitation. Boston, Centre of Psychiatric Rehabilitation. Handicap en Studie (2005), Impuls Catalogus. Utrecht. Handicap en Studie (2009). Soepel studeren met een handicap. 60 good practices op hogescholen en universiteiten. Utrecht. Hanzehogeschool Groningen (2006), Plan van aanpak terugdringing belemmeringen voor studenten met een functiebeperking. Groningen. Hanzehogeschool Groningen (2007), Resultaten van de SSA-enquete 2006 voltijd en duaal. Groningen. Hanzehogeschool Groningen (2008), Rapportage Registratie Studentendecanaat in de periode oktober 2007 – februari 2008. Groningen. Hofman, E. en Korevaar, E.L. (2009), Succesvol studeren met ADHD. Studeren met steun-reeks, Hanzehogeschool Groningen. Korevaar, E.L. (2009), Succesvol studeren met autisme. Studeren met steunreeks, Hanzehogeschool Groningen. Kroeze, M. (2008), Studeren met een functiebeperking - een inventarisatie van het beleid rond studeren met een handicap op hogescholen in Nederland. Afstudeerscriptie SPH. Groningen. Nauta, P. en Giesing, M. (2008). Achtergronden van en tips voor de omgang met leerlingen met een specifieke hulpvraag. Uitgeverij Nauta en Giesing, Dokkum. Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 64 Plemper, E. (2005). Studeren met een handicap in 2005. Belemmeringen van studenten met een lichamelijke beperking, psychische klachten of dyslexie in het hoger onderwijs. Utrecht, Verwey Jonker Instituut. Severiens, S., S. Rezai, R. Wolff, J. de Koning, J. Gravesteijn, O. Tanis en T. Beretty (2009a). Studeren met een functiebeperking. Resultaten van een onderzoek onder eerstejaarsstudenten. RISBO/SEOR in opdracht van Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Severiens, S., S. Rezai, R. Wolff, J. de Koning, J. Gravesteijn, O. Tanis en T. Beretty (2009b). Instellingsrapportage HG. RISBO/SEOR in opdracht van Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Studentenmonitor (2007), Resultaten van de SSA-enquête 2006, Hanzehogeschool Groningen, Stafbureau Onderwijszaken. Timmers, T. & Steenkamp, F. (2008). Gebruikerstoets "Studeren met een handicap 2007". Leiden: CHOICE. Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 65 Bijlage 1 : Werving van respondenten: brief Onderwerp mailbericht: studeren met een (functie)beperking: deelnemers onderzoek gevraagd Beste student, Beginnen met een nieuwe studie is spannend. Je komt voor veel vragen te staan. Heb je de juiste studiekeuze gemaakt? Wat zijn de regels aan de Hanzehogeschool Groningen? Hoe zorg je voor een succesvol verloop van je studie? Met dit soort vragen loopt iedere beginnende student rond. Wanneer je daarnaast studeert met een functiebeperking zoals dyslexie, AD(H)D, een chronische ziekte of een psychische of lichamelijke handicap komen daar nog vragen bij: - hoe kun je als student het beste omgaan met je beperking? - tegen welke problemen kun je aanlopen en hoe kun je die het beste oplossen? - in hoeverre kan de school je hierbij helpen? De Hanzehogeschool Groningen wil studenten met een functiebeperking zoveel mogelijk bij hun studie ondersteunen. Om dat zo goed mogelijk te doen, willen we met ingang van september 2008 een onderzoek doen waarin we een aantal studenten gedurende de hele studieduur volgen en hun onderwijservaringen in kaart brengen. Het onderzoek wordt gedaan door het Decanaat in samenwerking met het Lectoraat Rehabilitatie. We zoeken daarvoor: eerstejaarsstudenten met een chronische ziekte, handicap of functiebeperking voor deelname aan onderzoek Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 66 Wat wordt er van je gevraagd? Deelname aan in totaal drie interviews. Het eerste interview wordt afgenomen halverwege het eerste studiejaar, het tweede interview halverwege je derde studiejaar en wanneer je stopt met je studie of afstudeert, word je uitgenodigd voor het derde interview De volgende onderwerpen komen onder andere aan de orde: - invloed van de handicap op je studie; - knelpunten in je studie; - studievoortgang; - informatievoorziening vanuit de Hanzehogeschool Groningen over mogelijke faciliteiten; - geboden ondersteuning bij je handicap. Elk interview duurt ongeveer 45 minuten. Je anonimiteit wordt uiteraard gewaarborgd. Wat heb je er zelf aan? Door aan het onderzoek mee te werken help je ons om toekomstige studenten met een handicap goed te ondersteunen! Maar je kunt er zelf ook iets aan hebben, doordat de interviewers je direct op weg kunnen helpen wanneer tijdens de gesprekken blijkt dat je zelf tegen obstakels aanloopt. Contact Je kunt je voor dit onderzoek opgeven door vóór 15 november a.s. een mail te sturen naar projectleider Charlotte de Wolff ([email protected]), met daarin: - voor- en achternaam - geboortedatum - gekozen opleiding - korte omschrijving van de functiebeperking. Je kunt uiteraard ook bellen (050-5953327). Wanneer je vragen hebt over dit onderzoek, kun je eveneens via de mail of telefoon contact opnemen met Charlotte de Wolff. Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 67 Heb je klachten over het ontvangen van dit bericht, neem dan contact op met studentendecaan Sabine Alves ([email protected]). Alvast hartelijk bedankt! Met vriendelijke groet, Drs. Cor de Ruiter College van Bestuur Hanzehogeschool Groningen Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 68 Bijlage 2: Checklist voor de diepte-interviews Checklist interviews Introductie Doel onderzoek Werkwijze HG wil studenten met fb ondersteuning bieden. Daarvoor inzicht nodig in ervaringen van studenten (waar lopen studenten met fb tegenaan hun studieloopbaan? wat zijn hun ervaringen met geboden ondersteuning?) -3 interviews van 1 uur; 1e jaar, 3e jaar en 4e jaar of bij uitval -anonimiteit -link met studieresultaten. toestemming inzage in progress (informed consent-formulier)? -geluidsopname (alleen tbv verwerking, vernieting) bezwaar? -noteer datum, naam, fb, studie (zie bijlage) De onderwerpen die in dit eerste gesprek aan de orde komen zijn: 1) de aard van je functiebeperking en de belemmeringen bij het studeren; 2) tevredenheid over je studie en de Hanzehogeschool 3) oordeel over voorzieningen van de HG. “Om te beginnen wil ik graag vragen stellen over de aard van je functiebeperking en welke rol deze functiebeperking speelt bij het studeren. Je hebt in je mail aangegeven dat je last hebt van de volgende beperking: ..... Klopt dat? Wat houdt de beperking in?” 1: Functiebeperking en studie: voortraject a. beperkingen b. sinds c. behandeling d. vooropleiding e. (indien al lang: studiebelemmering) f. (indien al lang: succesfactoren) g. resultaat vooropleiding Heb je daarnaast nog andere functiebeperkingen? Welke? Wanneer had je daar voor het eerst last van? Ben je hiervoor in behandeling? Wat houdt de behandeling in? Wat deed je voordat je met de studie begon? Vooropleiding? Hoe belemmerde de beperking je bij je vooropleiding? Hoe is het je gelukt om daarmee om te gaan bij het studeren? Heb je je vooropleiding succesvol afgerond? Gemiddeld eindcijfer? Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 69 Ik heb nu enkele vragen over de redenen waarom je gekozen hebt voor je huidige opleiding. 2: Studiekeuze a. opleiding b. motieven c. rol fb d. verwachtingen Klopt het dat je op dit moment de opleiding ..... volgt? Waarom heb je gekozen voor deze studie? Vraag door naar: “intrinsieke motivatie” (interessant, belangrijk werk, enz) en “extrinsieke motivatie” (geld, status, sociale redenen, vrienden). Heeft je functiebeperking een rol gespeeld bij je studiekeuze? Hoe? Je hebt nu een half jaar de opleiding gevolgd. Komt hij overeen met wat je ervan verwachtte? In welke opzicht wel, in welk opzicht niet? Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 70 Dan heb ik nu een aantal vragen over je huidige studie, en over hoe goed je studie te doen is met je functiebeperkingen. 3: Huidige studie: a. Knelpunten (a1a doorvraag:onderwijsvorm) (a1b doorvraag:onderwijsvorm toekomst) (a2a doorvraag:toetsvorm) (a2b doorvraag: toetsvorm toekomst) (a3 doorvraag: voorziening) b. Oplossingen c. Begeleiding c1 mensen c2 dingen c3 activiteiten c4 ruimten c5 cursus vaardigheden d. Oordeel begeleiding e. Voldoende? e1.mensen e2.dingen e3.activiteiten e4.ruimten e5 cursus vaardigheden f. Bekendheid voorzieningen g. Rapportcijfer h. Rapportcijfer 2 (bij onvoldoendes) Zijn er knelpunten/belemmeringen waar je tegenaan loopt bij je studie door je functiebeperking? door de onderwijsvorm (b.v. projectonderwijs, zelfstudie)? welke onderwijsvormen heb je zoal gehad? Komen daar nog andere onderwijsvormen bij, in de toekomst? Verwacht je dat daar knelpunten optreden? door de toetsvorm (b.v. schriftelijke toetsen, presentaties)? welke toetsvormen heb je zoal gehad? Komen daar nog andere toetsvormen bij, in de toekomst? Verwacht je dat daar knelpunten optreden? door voorzieningen (b.v. gebouwen) ? Voor welke knelpunten heb je een oplossing gevonden? Welke oplossing(en)? Welke knelpunten bestaan nog steeds? Heb je het afgelopen jaar ondersteuning of begeleiding gekregen om te kunnen studeren met je functiebeperking? Welke? Noem: b.v. lotgenotencontact, coach, decaan, hulpverleners b.v. computer, transport, studiefinanciering b.v. pauzes, ontspanningsoefeningen b.v. stille ruimtes, kantine, bibliotheek (doel?) b.v. studievaardigheden, sociale vaardigheden, fysieke vaardigheden In hoeverre ben je tevreden over de ondersteuning en begeleiding die je gebruikt? Mis je nog bepaalde ondersteuning, begeleiding of voorzieningen? Welke? Noem: b.v. studievaardigheden, sociale vaardigheden, emotionele vaardigheden, fysieke vaardigheden Ken je nog andere voorzieningen die de Hanzehogeschool biedt? Welke? Hoe ben je op de hoogte gekomen? Wil je op deze kaart met een rapportcijfer aangeven wat je oordeel is over de volgende voorzieningen? Waarom geef je een onvoldoende aan dit onderdeel? Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 71 Je kent dus al enkele voorzieningen van de HG. Misschien vind je het interessant om te weten welke vormen van ondersteuning de Hanzehogeschool nog meer biedt. In deze folder tref je een overzicht aan. Je kunt deze later nog eens op je gemak nalezen. Er is ook ondersteuning op maat mogelijk. Een decaan kan je daarover verder inlichten. Dan heb ik nu nog een aantal vragen over hulp en steun die je van anderen krijgt. 4: Andere hulpbronnen a. Openheid fb HG b. Steun c. Oordeel opleiding d. Openheid fb prive e. Steun thuis 5: Tevredenheid en succes a. tevreden b. studieresultaten c. tijd d. toekomst Heb je docenten of studenten verteld dat je een fb hebt? Wie? Wanneer? Waarom wel/niet? Hoe hebben ze gereageerd? Ondervind je steun van je medestudenten? Of van docenten? Of van je slb-er? Wordt er door jouw opleiding genoeg rekening gehouden met studenten met een functiebeperking zoals de jouwe? (Licht toe) Heb je anderen in je prive-omgeving verteld dat je een fb hebt? Wie? Waarom wel/niet? Hoe hebben ze gereageerd? Ontvang je ondersteuning in je thuissituatie? Van wie? Alles overziend: hoe tevreden ben je met je studie? Geef een rapportcijfer? Hoe zijn je studieresultaten? Ben je daar tevreden mee? Hoeveel tijd besteed je aan je studie per week? Hoe kijk je aan tegen de komende jaren in je studie? Verwacht je dat je deze studie blijft volgen? (Waarom niet?) In welk beroep/werkveld zou je graag willen gaan werken? Tot slot wil ik je vragen om nog een korte vragenlijst in te vullen over je welbevinden. Hoe heb je dit interview gevonden? Zijn er nog onderwerpen die je belangrijk vindt die niet aan de orde zijn gekomen? HARTELIJK BEDANKT! Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 72 Het volgende persoonlijke interview vindt over 2 jaar plaats. Volgend jaar zullen we omstreeks deze tijd via de mail alleen enkele korte vragen stellen. Mocht je voor die tijd van studie veranderen, wil je dat dan even doorgeven? 2b: Schriftelijke vragen Vragenlijst 1 Geef s.v.p. een rapportcijfer aan de volgende voorzieningen (x= weet niet/niet van toepassing) cijfer 1.Voorlichting over studeren met een handicap 2.Begeleiding van studenten met een handicap binnen de eigen opleiding (docenten, slb-ers) 3.Begeleiding/advies van studenten met een handicap door de decaan 4.Mate waarin bij het onderwijs rekening gehouden wordt met de handicap 5.Beschikbare hulpmiddelen in het gebouw Vragenlijst 2: Wat vind je van de onderstaande zaken? Geef svp een rapportcijfer. Cijfer 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. De plek waar je woont Het werk of andere bezigheden die je overdag hebt De vrienden die je hebt Het aantal keren dat je andere mensen spreekt Het geld dat je maandelijks krijgt en hoe u hiermee rond kunt komen Je lichamelijke gezondheid De hulpverlening die je de afgelopen maanden kreeg Je leven in het algemeen Hoe was je leven een jaar geleden Hoe denk je dat het over een jaar zal zijn? Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 73 2c: Toestemming voor het raadplegen van Progress. Ondergetekende, Naam: _______________________________________ geeft hierbij toestemming aan mevrouw C. de Wolff om in het kader van het onderzoek naar studeren met een functiebeperking studievoortganggevens op te zoeken in Progress en geeft haar toestemming om de gegevens anoniem te gebruiken voor het onderzoek en de daarbij behorende publicaties. Datum:__________________ te: ____________________ Handtekening deelnemer: __________________________ Studentnummer: __________________________ Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 74 Bijlage 3 Toelichting op functiebeperkingen AD(H)D De afkorting ADHD staat voor Attention Deficit Hyperactivity Disorder; een aandachtsstoornis met hyperactiviteit. Studenten met deze stoornis hebben last van concentratieproblemen en druk en impulsief gedrag (Hofman en Korevaar, 2009). Spannende gebeurtenissen versterken de symptomen. Wanneer hyperactiviteit afwezig is, spreekt men van ADD. Hoewel studenten met ADD zich ook vaak druk voelen, is dat afwezig in hun gedrag. Uiterlijk komen ze traag en bedachtzaam over (Nauta en Giesing, 2008). ASS Autisme is een aangeboren ontwikkelingsstoornis (Korevaar, 2009). Studenten met autisme hebben moeite met sociaal begrip en sociale intuïtie. Daarnaast is het voor hen lastig hoofd- en bijzaken te onderscheiden. Ze zijn vaak niet in staat adequaat te reageren op andere mensen en sociale situaties. Onder een Autisme Spectrum Stoornissen vallen vijf verschillende uitingsvormen van autisme, waaronder het syndroom van Asperger en PDD NOS. Dyslexie Dyslexie is een ontwikkelingsstoornis die wordt gekenmerkt door een hardnekkig probleem met het aanleren en accuraat lezen of spellen op woordniveau. Er zijn belangrijke aanwijzingen dat de stoornis erfelijk is. Hij komt ongeveer vier keer zo veel voor bij jongens als meisjes. Kenmerken zijn een traag leestempo, moeite met leren van reeksen, spellingsproblemen, moeite met lezen van lange stukken tekst en/of zwak mondeling en schriftelijk taalgebruik (Nauta en Giesing, 2008). Deze kenmerken hoeven niet allemaal tegelijk aanwezig te zijn. Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen 75