Vragen bij 5.1 1. Waarom moet je keuzes maken in de kenmerken die wilt verbeteren bij een koe of varken? 2. Waarom worden er vaak economische waardes toegekend aan de kenmerken die je wilt verbeteren in je fokdoel? 3. Zoek op Internet of bedenk minstens 2 kenmerken bij een varken of rund die negatief gecorreleerd zijn. 4. Stel je wilt 2 kenmerken verbeteren die negatief gecorreleerd zijn. Hoe kun je toch bereiken dat je beide kenmerken tegelijk verbetert? Vragen bij 5.2 5. Je wilt een kenmerk van een zeug of koe verbeteren. Welke informatiebronnen/soorten informatie kun je daarvoor gebruiken? Vragen bij 5.3 6. Geef een goede definitie van fokwaarde? 7. Wat zijn de 2 belangrijkste voordelen van het gebruik van fokwaardes t.o.v. alleen de metingen aan een dier zelf. 8. CRV is een organisatie die fokwaardes berekent. Ga naar de pagina https://www.crv4all.nl/over-crv/publicaties/ges-fokwaarden/ en bekijk hoe vaak CRV fokwaardes berekent. 9. Welke organisatie berekent er in Nederland fokwaardes voor varkens? 10. Ga naar https://www.verantwoordeveehouderij.nl/upload_mm/7/9/f/405a0251-d05645de-bb36-9228baa70bee_140520%20PPT%20Topigs%20-%20Karkas.pdf Ga in deze presentatie op zoek naar 10 kenmerken/fokwaardes waarop in de varkenshouderij gefokt wordt. 11. 2 dieren op eenzelfde bedrijf hebben exact dezelfde productie. Dier A heeft een moeder en vader met een betere fokwaarde voor productie dan dier B. Wat is waar? a. Beide dieren hebben dezelfde fokwaarde voor productie b. Dier A heeft een hogere fokwaarde voor productie c. Dier B heeft een hogere fokwaarde voor productie Verklaar je antwoord. 12. 2 dieren op eenzelfde bedrijf hebben exact dezelfde productie. Beide dieren hebben 1 dochter met een fokwaarde. Dier A heeft 1 dochter met een slechtere fokwaarde voor productie dan dier B. Wat is waar? a. Beide dieren hebben dezelfde fokwaarde voor productie b. Dier A heeft een hogere fokwaarde voor productie c. Dier B heeft een hogere fokwaarde voor productie Verklaar je antwoord. 13. 2 volle zussen staan op 2 verschillende bedrijven. Deze 2 bedrijven hebben dezelfde gemiddelde genetische aanleg. Beide dieren geven allebei 10.000 kg melk. Bedrijf A melkt gemiddeld 10.500 kg melk en bedrijf B melkt gemiddeld 9500 kg melk. Welke koe heeft de hoogste fokwaarde voor kg melk? a. Beide dieren hebben dezelfde fokwaarde voor productie b. De koe op bedrijf A heeft een hogere fokwaarde voor productie c. De koe op bedrijf B heeft een hogere fokwaarde voor productie Verklaar je antwoord. 14. 2 volle zussen staan op 2 verschillende bedrijven. Deze 2 bedrijven hebben dezelfde gemiddelde genetische aanleg. Dier A op bedrijf A geeft 9500 kg melk en het bedrijfsgemiddelde is 9000 kg melk. Dier B geeft 11.000 kg melk en het bedrijfsgemiddelde is 11.500 kg melk. Welke koe heeft de hoogste fokwaarde voor kg melk? a. Beide dieren hebben dezelfde fokwaarde voor productie b. De koe op bedrijf A heeft een hogere fokwaarde voor productie c. De koe op bedrijf B heeft een hogere fokwaarde voor productie Verklaar je antwoord. Vragen bij 5.4 15. De hoogte van de betrouwbaarheid wordt door een aantal zaken beïnvloed. Noem er 3. 16. Ga naar de site https://www.crv4all.nl/ Zoek de stierenkaart van augustus 2015. Welke zwartbonte stier heeft de hoogste en welke stier heeft de laagste betrouwbaarheid voor productie? Beantwoord deze vraag ook voor de roodbonte stieren. 17. Tot welke “categorie” behoort de stier met de hoogste betrouwbaarheid uit de vorige vraag. En de stier met de laagste betrouwbaarheid? Verklaar dit verschil? 18. Ga naar de tabel met de betrouwbaarheden bij hoofdstuk 5.4. Hoe zou je een kenmerk omschrijven met een betrouwbaarheid van 21%? En hoe met 96%? 19. Stel je het een stier met 65% betrouwbaarheid voor melkproductie en een stier met 75% betrouwbaarheid voor melkproductie. Ze hebben allebei een fokwaarde voor kg melk van +500 (=500 kg melk boven het gemiddelde). Welke stier heeft de grootste kans om bij de volgende fokwaardeschatting op +800 kg melk te komen? 20. Beantwoord de vorige vraag maar nu wil je weten welke stier de grootste kans heeft om op +300 kg melk uit te komen. Vragen bij 5.5 21. Noem 2 manieren waarop DNA wordt afgenomen bij een jong dier voor onderzoek naar de genetische aanleg. 22. Wat zijn de 2 grootste voordelen van het gebruik van genetische merkers?