EVEN PARKEREN Een volk voor Gods Naam R. de Graaf Toch ook met ons? We parkeren even op de bank in de woonkamer van de familie De Graaf in Rouveen. Ik zit met een paar van onze kinderen te kijken naar een EO-programma over Jeruzalem. Het is een documentaire speciaal voor kinderen met als titel: 'Jeruzalem 3000'. In vogelvlucht wordt de geschiedenis van Jeruzalem behandeld. De presentator van het programma is Elon-David Heijmans, een Joodse jongen van elf jaar. Elon doet het goed. Geboeid zitten we te luisteren en te kijken. Wat is er veel gebeurd sedert koning David 3000 jaar geleden van Jeruzalem de hoofdstad maakte van het land Israël! Bijna aan het eind van het programma zegt Elon: "God heeft met ons Joden zijn verbond gesloten". Onze Hans van negen jaar: "God heeft toch ook met ons zijn verbond gesloten"?! De kerk in plaats van Israël? We zitten met deze reactie midden in de probleemstelling, waar het in dit artikel over gaat. Met wie heeft de HERE God op dit moment een verbond? Met het Joodse volk of met het volk van God, dat kerk heet? Hoort de Joodse Elon bij het verbond, of de christelijke Hans? Of horen ze er misschien alle twee bij? Is de kerk in plaats van Israël gekomen? Een moeilijke vraag, waar ik vanuit de Bijbel een paar dingen over zeggen wil. Ik zeg er meteen bij, dat er voor mij na het nadenken over dit thema nog heel veel vragen overblijven. Vervangingstheorie Als je als gereformeerd christen zegt dat de gemeente van Jezus Christus volk van God is, wordt je al snel verweten, dat je daarmee de vervangingstheorie aanhangt. Als je gelooft dat de HERE zijn verbond opricht met de gelovigen en hun kinderen, wordt de conclusie getrokken dat je daarmee het Joodse volk afschrijft. Je reserveert dan Gods beloften voor mensen die geloven in Christus. Je annexeert dan het Woord van God voor de kerk en haalt het Woord bij Israël weg. Scherp wordt die vervangingsleer veroordeeld. De beschuldiging van antisemitisme valt zo maar, van haat tegen het Joodse volk. Onder de noemer vervangingstheorie of vervangingsleer wordt van alles samengebracht: van de afschuwelijke verhalen van Jennie Goeree tot de gereformeerde belijdenis over het verbond en de kerk. Met verontwaardiging wordt over de vervangingstheorie gesproken door links en door rechts. Door mensen die de weg van Israël volkomen gelijkwaardig naast de weg van de kerk zetten. Door mensen die binnen het kader van een duizendjarig rijk nog grote dingen verwachten voor Israël. Wat zegt de Bijbel? 't Is nooit goed, als mensen eerst een theorie ontwerpen en die vervolgens gaan toepassen op alles wat ze in de Bijbel lezen of in de geschiedenis tegenkomen. Je moet er erg voor uitkijken, dat je niet een bepaald model maakt om dan alles in dat model te wringen. De beslissende vraag is altijd: wat zegt de Bijbel? Wat zegt de HERE zelf in de geschriften van het Oude en Nieuwe Testament? Want heel de Schrift is door God ingegeven en daarom nuttig om te onderwijzen, te weerleggen en te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, 2 Timoteüs 3:16. Tegelijk moet je er ook voor uitkijken, dat je niet denkt dat jij de eerste bent, die de Bijbel leest. In de gereformeerde belijdenisgeschriften hebben we een Geest-elijke leesregel voor de Bijbel. Met elkaar vang je in de belijdenis de leer van Christus op. En dan belijd je de christelijke leer van de drieënige God, van de kerk van Christus, van het verbond van God met zijn volk. In de gereformeerde belijdenisgeschriften vind je niet zoiets als een vervangingstheorie. Je leest ook nergens: 'De kerk is in plaats van Israël gekomen'. Jakobus beroept zich op Amos We gaan samen de Bijbel lezen, het Oude Testament en het Nieuwe Testament. Jakobus, de broer van de Here Jezus en oudste van de gemeente in Jeruzalem, grijpt naar de profeten. Het gaat om de vraag, op wat voor manier heidenen behouden kunnen worden. Natuurlijk door geloof in de enige Redder Jezus, de Messias van Israël. Maar moeten ze ook allerlei wetten van Mozes onderhouden? In Handelingen 15 kun je lezen over de beroemde vergadering in Jeruzalem, die over die vragen is gehouden. Petrus houdt zijn betoog: 'Maar door de genade van de Here Jezus geloven wij (christenen uit de Joden) behouden te worden op dezelfde wijze als zij (christenen uit de heidenen)', Handelingen 15:11. Er is immers onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden (Hand. 4:12). Na Petrus neemt Jakobus het woord: 'Mannen broeders, hoort naar mij! Simeon (Petrus) heeft uiteengezet, hoe God van meet aan erop bedacht geweest is een volk voor zijn naam uit de heidenen te vergaderen'. Een volk voor zijn Naam uit de heidenen. Jakobus gebruikt dan het woord voor 'volk', dat je tegenkomt voor het volk van God, Israël. Dat is het griekse woord 'laos'. En de heidenen, dat zijn de 'ethnoi', de volken van de wereld. Een laos voor zijn Naam uit de ethnoi. En dan wijst Jakobus op wat er in de Bijbel staat: 'En hiermede stemmen overeen de woorden der profeten, gelijk geschreven staat'. Lees de profeten maar: God is echt van het begin af aan al van plan geweest om ook uit de heidenvolken zijn eigen volk bij elkaar te halen. Jakobus haalt dan speciaal Amos aan: Amos 9:11 en 12. De HERE roept zijn Naam uit over heidenen Amos profeteert over het herstel van Davids vervallen hut. God gaat die hut herstellen, er weer een huis van maken. Een gevolg daarvan zal zijn, dat de Israëlieten 'beërven de rest van Edom en van al de volken, over wie Mijn naam is uitgeroepen' (Amos 9:12). Juist deze woorden licht Jakobus eruit en legt hij uit. Ik ga hier nu niet in op het verschil tussen Amos 9 en Handelingen 15. Jakobus weet heel trefzeker weer te geven, waar het in Amos 9 om gaat: het overige deel der mensen (mensen, die buiten Israël staan) gaat de Here zoeken. God gaat zijn Naam uitroepen over heidenen. Op de achtergrond daarvan staat zelfs het eeuwig plan van God! Wanneer moet je het herstel van Davids vervallen hut plaatsen? Dat is gebeurd, toen de Here Jezus geboren is, toen Hij naar de hemel ging: Koning op Davids troon. Dan en daarna gaat God een volk vergaderen uit de heidenvolken: mensen die geloven in Jezus, de Messias van Israël. Na Pinksteren! Het was eerst alleen het voorrecht van Israël, dat over hen de Naam van de HERE was uitgeroepen. De HERE heeft zijn heerlijke Naam aan de nakomelingen van Abraham, Isaak en Jakob verbonden. Als je je naam over iets uitroept, zeg je daarmee: 'Dat is van mij, mijn eigendom, daar ben ik zuinig op'. Na de kruisdood, de opstanding en de hemelvaart van Jezus de Christus verbindt God zijn Naam ook aan mensen uit de heidenvolken, die de Here zoeken! Ze mogen horen bij de HERE, bij zijn Naam, bij zijn volk. Ze mogen horen bij Israël. Door het geloof in de Messias Jezus. Vandaar ook de opdracht van Jezus: 'Gaat dan henen, maakt al de volken tot Mijn discipelen en doopt hen in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest' (Mat. 28:19). 'Jij bent van God, m'n kind' Mijn reactie op de vraag van Hans bij het kijken naar Jeruzalem 3000? "Natuurlijk, jongen, heeft God zijn verbond ook met ons, met jou opgericht. Dat zegt God zelf in de Bijbel. Denk ook maar aan dat lied: 'Jij bent van God, m'n kind. Je werd als pasgeboor'ne al in de kerk gebracht. God had aan jou gedacht'." God verbindt zijn Naam aan het leven van mensen, die in de Here Jezus geloven. En ook hun kinderen horen erbij. Want als God zijn verbond met mensen sluit, betrekt Hij daar ook hun kinderen bij. Abraham! Van meet aan God is altijd al van plan geweest om een verbondsvolk voor zijn Naam ook uit de heidenvolken te vergaderen. Jakobus spreekt erover in Jeruzalem. Hij haalt Amos aan. Maar het Oude Testament is er vol van. De HERE God heeft het al tegen Abraham gezegd: 'Met uw nageslacht zullen alle volken der aarde gezegend worden', zie onder andere Genesis 22:17 en 18. In de Psalmen wordt erover gezongen. In Psalm 87 wordt de HERE getekend als ambtenaar van de burgerlijke stand, die uit alle volken mensen inschrijft als inwoner van zijn stad, Jeruzalem: deze is daar geboren. Hij telt ze 'als in Isrel ingelijfd' en doet ze 'de naam van Sions kindren dragen'. De profeten zien de volkeren optrekken naar Sion om de HERE en zijn Woord te leren kennen. Lees Jesaja 2:1-5 maar. Eertijds veraf, nu dichtbij We leven in een geweldige tijd. God vergadert zijn volk uit alle volken. Niet alleen uit zijn volk van oudsher, het volk Israël, maar ook uit de heidenvolken. De apostel Paulus jubelt daarover in zijn brief aan de Efeziërs, hoofdstuk 2:11-3:21. Paulus schrijft aan christenen-uit-de-heidenen: Jullie hoorden vroeger niet bij Israël, jullie kenden Christus niet. Je stond buiten het verbond en deelde niet in de beloften. Zonder hoop en zonder God in de wereld. 'Maar thans in Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van Christus' (Ef. 2:13). Door de Here Jezus Christus zijn de gelovigen uit Israël samen met de gelovigen uit de heidenvolken samengesmeed tot één geheel: 'een woonstede van God in de Geest'. Paulus spreekt over een geheimenis, dat vroeger verborgen was, maar nu is bekend gemaakt: 'dit geheimenis, dat de heidenen medeërfgenamen zijn, medeleden en medegenoten van de belofte in Christus Jezus door het evangelie', Efeziërs 3:6. Samen met de christenen uit het Joodse volk mogen we horen bij Christus, bij God de Vader. Eertijds veraf, nu dichtbij! En Israël dan? We parkeren weer even. Nu in de lobby van een hotel in Jeruzalem, het Y.M.C.A.-hotel aan de Koning Davidstraat. Ik zit daar aan een grote tafel met Ayalla Zion. We zijn met een reisgroep van de Gereformeerde Reisvereniging een tocht door Israël aan het maken. Ik mag optreden als reisbegeleider. Met onze gids spreek ik het programma door voor de volgende dag. We hebben een geweldige gids in mevrouw Ayalla Zion. Zij is orthodox Joods. En ze stáát ook voor haar geloofsovertuiging. Op een gegeven moment vraagt ze mij: "Jullie zijn orthodox christelijk. Waarom houden jullie je dan niet aan het vierde gebod? Waarom onderhouden jullie niet de sabbat en vieren jullie de zondag?" Ik zeg: "Wij vieren onze feesten niet buiten de Here Jezus om. Hij is opgestaan op de eerste dag van de week. Toen heeft Hij de dood overwonnen. Toen heeft Hij laten zien, dat Hij voor onze zonden heeft betaald. En dat is voor ons zo belangrijk, dat we dat vieren door samen te komen op zondag in de kerk. We zien dat liggen in het verlengde van de bevrijding van Israël uit Egypte". Zou er bij haar iets zijn overgekomen van het evangelie van Jezus, de Messias? Ik hoop het. Ik bid erom. Het was voor ons als groep moeilijk om met de gedachte om te gaan, dat ze wel het Oude Testament (Tenach, zeggen de Joden) heel goed kent en toch daar de Here Jezus Christus niet in herkent. Juist als je iemand sympathiek vindt, doet het zeer, dat ze niet in Jezus Christus gelooft. Je gunt haar en alle Joodse mannen en vrouwen dat zo. En de vraag dringt zich aan je op: hoe moet je, hoe mag je de Joden zien? Horen zij (ook/nog) bij Gods verbond? En Israël dan? Israël Het valt op, dat in het Nieuwe Testament de naam Israël vrijwel altijd gebruikt wordt voor de lijfelijke nakomelingen van Abraham, Isaak en Jakob. Ook na het werk van Christus kan Paulus schrijven: 'Immers, zij zijn Israëlieten, hunner is de aanneming tot zonen, en de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften' (Rom. 9:4). Als de Bijbel de naam Israël niet onthoudt aan de Joden, mogen wij het dan wel doen? Het geweldige is juist, dat wij door het geloof in Jezus Christus bij Israël worden ingelijfd, en mogen horen bij het volk van God. Eén nieuw volk wordt het, vergaderd uit Joden en heidenen: één in Christus. Schrijven we daarmee de Joden die niet in Christus geloven, zo maar af? Dat kunnen we niet! Dat kunnen we ook niet maken. Dan zouden we voorbijgaan aan het verdriet, het 'hartzeer' van de apostel Paulus (Rom. 9:2). Paulus somt dan op alle voorrechten van de Israëlieten vroeger en nu. Vlak hierboven heb ik al wat aangehaald. Paulus gaat zo verder: 'hunner zijn de vaderen en uit hen is, wat het vlees betreft, de Christus, die is boven alles, God, te prijzen tot in eeuwigheid! Amen' (Rom. 9:5). God vergeet die lange verbondsgeschiedenis niet, die Hij met zijn volk vanouds gegaan is. Wij vergeten niet, dat onze Redder geboren is uit Israël. Dat wij samen met Israël het Oude Testament (Tenach) hebben. Israël niet verstoten Kun je zeggen, dat nu het Joodse volk (Israël) volkomen gelijkgeschakeld is met de andere volken van de wereld? Het evangelie mag en moet aan alle volken gebracht worden: de goede boodschap van de enige Naam, die er onder de hemel gegeven is tot behoud. Wie gelooft, of hij nou Jood of Griek is, wordt behouden. Maar toch lees je in de Bijbel ook: 'God heeft zijn volk toch niet verstoten? Volstrekt niet!' (Rom. 11:1). Je ziet in Romeinen 9-11, hoe Paulus zoekt naar antwoorden op al die vragen. En die antwoorden ook geeft, geleid door de Geest van God. Heel veel is daarover te schrijven. Dit is zeker: 'De genadegaven en de roeping Gods zijn onberouwelijk' (Rom. 11:29). 'Zij zijn naar het evangelie vijanden om uwentwil, naar de verkiezing zijn zij geliefden om der vaderen wil' (Rom. 11:28). En Paulus mag dan wijzen op Gods plan: door het feit, dat velen in Israël niet in Christus geloofden, is het heil naar de heidenen gegaan. Zo wordt de volheid van de heidenen verlost. Maar tegelijk zijn er ook telkens weer Joden die in Christus geloven. Zo wordt uiteindelijk zelfs heel Israël gered (Rom. 11:26)! We kennen ze van vroeger: christenen uit de Joden. Petrus en Paulus, Da Costa en Capadose. We kennen ze in onze tijd: ds. Ben Zvi uit Jeruzalem, ds. Schlissel uit Brooklyn, New York. De olijfboom en de takken Beroemd is het voorbeeld van de olijfboom en de takken: Romeinen 11:11-24. De edele olijfboom is Israël. Aan die olijfboom groeien edele takken. Omdat Israëlieten niet in Christus geloofden, zijn er edele, natuurlijke takken afgehakt. Vervolgens zijn er takken van een wilde olijfboom geënt (ingeplant) op de stam van de edele olijfboom. Dat zijn de christenen uit de heidenen. Wat een genade van God! De boom is en blijft Israël. God kan en zal afgehouwen takken weer terugzetten op de oorspronkelijke boom: als ze niet bij hun ongeloof blijven, maar in Jezus, de Christus gaan geloven. Voor christenen uit de heidenen is deze gang van zaken een reden om heel bescheiden te zijn, zeker niet hoogmoedig. Ook een reden om te blijven bidden voor Israël, Gods volk vanouds. God kan en wil wonderen doen. En hij schakelt daar christenen uit de heidenen bij in: het is onze roeping Israël jaloers te maken. Het is taak voor de kerk het evangelie te verkondigen aan het Joodse volk. In alle bescheidenheid en in alle voorzichtigheid. God is bij machte hen (de afgehouwen takken) opnieuw te enten. God kan leven uit de doden geven! Nog eens: de kerk in plaats van Israël? De vraag, die we in het begin van dit artikel stelden, was: is de kerk in plaats van Israël gekomen? Volgens mij is die vraag niet met een eenvoudig ja of nee te beantwoorden. Er valt heel veel over te zeggen, omdat de Bijbel er veel over zegt. Een paar schriftgegevens heb ik uit de grote hoeveelheid aangedragen. Twee dingen wil ik ten slotte nog beklemtonen: - Gelovigen in Christus horen met hun kinderen bij het verbond dat God met zijn volk heeft opgericht. Hij heeft zijn Naam over ons uitgeroepen. Een volk voor zijn Naam ook uit de heidenen. - Daarmee is niet voorbij de bijzondere aandacht, die God heeft voor het Joodse volk, zijn volk van oudsher. De HERE blijft in zijn liefde bezig met Israël. Voor de bespreking op de vereniging: 1. Waar denkt u aan, als u zingt: ''t Verbond met Abraham, zijn vrind, bevestigt Hij van kind tot kind' (Ps. 105:5)? 2. Is het hemelse Jeruzalem in de plaats van het aardse Jeruzalem gekomen? Zie Galaten 4:21-31. 3. Heeft de kerk een speciale taak ten opzichte van het Joodse volk (Israël)? Zo ja, wat houdt die taak in? 4. Welke conclusies kun je trekken vanuit de uitleg en toepassing van Amos 9 door Jakobus in Handelingen 15 voor de uitleg en toepassing van andere profetieën in het Oude Testament? 5. Hoe en wat is de plaats van Christus-belijdende Joden (Joodse christenen) binnen de christelijke gemeente?