Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Gassen (16-09-2013) Stevin vwo deel 2 Pagina 1 van 21 Opgaven 1.1 – Kracht en druk 1 a In de tekst van de opgave is sprake van een Hoovercraft, dit moet zijn: Hovercraft. A 56 23 1288 m2 p b Fgas op Hover A Fz 3,0 105 9,81 2284,.. 2,3 103 Pa overdruk A 1288 Het gewicht van de auto duwt de banden in. F 1200 9,81 p z 80 103 A tot 0,147.. m2 A tot A tot 2,3 kPa 3,7 dm2 De auto rust op vier banden. Het contactoppervlak van één band met de weg is A 2 0,147.. 4 0,0367.. m2 3,7 dm2 1 inch 2,54 10-2 m p 318 N 2 1 inch 3 318 N 0,02542 m2 4,929.. 105 4,93 105 Pa 4,93 bar m V 3 2,6 10 kg/m (Binas tabel 10) m 2,6 10 0,003 7,8 8 kg V 0,6 50 100 3000 cm3 0,003 m3 8 kg Eén zuignap moet door de kracht Fb van de luchtdruk de halve plaat kunnen dragen. Stel de luchtdruk b = 105 Pa 1F 1 7,8 9,81 Fb z p 2 105 2 A zuignap 4 104 m2 4 cm2 Azuignap Azuignap Azuignap 4 cm2 b F p A (75 103 26 103 ) (0,25 0,25) 3,06..103 3,1 103 N 3,1 kN c Van binnen naar buiten, want buiten is de druk lager. − a Astuwvlak a1 3 a2 4 3 1 4 π d2 1 4 π 0,102 0,00785.. m2 Fstuw p A 4100 10 0,00785.. 3,22.. 10 3,2 10 N 5 b 6 6 3,2∙106 N Neem voor de schatting aan dat de versnelling constant is. s 1 a t2 2 47 1 105 t 2 2 5 t 94 105 0,030.. s 3 3 km/s 3 v a t 10 0,030.. 3,0.. 10 3 10 m/s Stel, de lelie zakt Δh dieper in het water. De extra opwaartse druk van het water is dan Δp = ρ∙g∙Δh en de extra opwaartse kracht door het water Fop = Δp∙Ablad Deze opwaartse kracht moet de baby dragen. Fop ( water g h ) Ablad mbaby g Fz water h Ablad mbaby 5 2 2 2 Ablad π r π 0,50 0,785.. m mbaby 6,0 kg 7,6 mm water 1,0 103 kg/m3 1,0 103 h 0,785.. 6,0 h 0,00764.. 0,0076 m 6 a De dwarsdoorsnede van de bollen is A 1 4 π d2 1 4 π 0,5752 0,2596.. m2 Op elke vacuüm halve bol oefent de lucht een kracht uit: F p A 1,013 105 0,259.. N . Elk paard neemt hiervan een achtste deel voor zijn rekening: Fpaard 1 8 105 1,013 0,259.. 3245,.. 3,3 103 N 3,3 kN Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Gassen (16-09-2013) Stevin vwo deel 2 b c Ja. De muur neemt de ene halve bol voor zijn rekening, de zestien paarden de andere halve bol. Per paard 1,6∙103 N Pagina 2 van 21 − Fz,max m g p A (1,00 0,25) 105 95 104 712,5 N m 712,5 9,81 72,6.. 72 kg 72 kg Naar beneden afronden. Ook de halve bol zelf heeft gewicht. 7 a b 8 a b c 9 a Als d = 30,0 cm komt er juist geen gas uit en geen water in het buisje. In het horizontale vlak door de opening is de gasdruk even groot als de buitenluchtdruk vermeerderd met de waterdruk van 30 cm waterhoogte. pwater g h 998 kg/m3 pwater 9,81 998 0,300 2937,.. Pa 29,4 hPa h 0,300 m pgas b pwater 1007 29 1036 mbar 1036 mbar Er dringt water het buisje in. En wel zoveel dat de onderkant van het gas nog steeds 30 cm onder het wateroppervlak is. Daar blijft in dat horizontale vlak gelden: pgas b pwater 1007 29 1036 mbar − Als je op twee voeten staat, is je steunoppervlak 2 x 150 = 300 cm 2 = 0,0300 m2 De druk die je op de ondergrond uitoefent, is dan gewicht Fz 509,81 p 16350 1,6104 Pa A A 0,0300 De stofzuiger kan niet genoeg tegendruk leveren om je omhoog te krijgen nee Als je gaat zitten, wordt je gewicht over een groter oppervlak verdeeld. Het contactoppervlak hoeft maar 1,6 keer groter te worden dan wanneer je op twee voeten staat. Dan zal het wel lukken. ja De overdruk die je longen kunnen leveren, is pwater g h 998 kg/m3 pwater 998 9,81 0,80 7832 0,78 104 1,6 104 Pa h 0,80 m Het lukt dus niet als je blijft staan. nee De druk in de afgesloten ruimte onder de kurk is lager dan de buitenluchtdruk. Het verschil komt overeen met 10 cm waterdruk. met b plucht,binnen pwater 10 − b p pwater g h 998 9,81 0,10 979,.. 9,8 102 Pa 9,8∙102 Pa a De buitenluchtdruk b − b In het horizontale vlak door P geldt in evenwicht b plucht,binnen pwater boven P Als water wegstroomt, neemt pwater boven P af en is b plucht,binnen pwater boven P . − Dan stroomt bij P lucht binnen om het evenwicht te herstellen. c pG b pwater,PG is constant, omdat de verticale afstand tussen P en G constant is. − d Verander de afstand tussen P en G. Dus trek het buisje wat omhoog of duw het wat verder naar beneden. − Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Gassen (16-09-2013) Stevin vwo deel 2 Pagina 3 van 21 e − 11 a Op zijn borstkas staat een extra druk door een waterkolom van 50 cm hoogte. − b p g h 998 9,81 0,50 4895,.. 4,9 10 Pa 4,9 kPa c p g h 3 3 kwik 13,5 10 kg/m p 13,5 103 9,81 28 3,70.. 106 3,7 106 Pa 3 h 28 m 12 a b In het linkerglas zit olie en in het rechterglas water. Onderaan de beide rietjes is de overdruk blijkbaar gelijk. De vloeistofhoogte d1 levert dezelfde overdruk als de vloeistofhoogte d2. Blijkbaar heeft vloeistof 1 een kleinere dichtheid dan vloeistof 2. Dan zit in het linkerglas olie en in het rechterglas water. Zie Binas tabel 11. 37 bar − Onderaan de beide rietjes geldt: plongen b 1 g d1 b 2 g d2 1 d1 2 d2 Zoek de dichtheden op in Binas tabel 11 1 paraffineolie 0,80 103 kg/m3 d1 2 0,998 5 3 3 d 1 0,80 4 2 2 water 0,998 10 kg/m 13 a Het is hier handig om, net als in de tijd van Pascal, de luchtdruk te meten via de hoogte van een vloeistofkolom, meestal water of kwik. Die oude eenheden vind je nog in Binas tabel 5. Zie ook p.12R. b 1 bar 10 m waterduk 5:4 31 cm 10 32 voet 10 m 1 voet 0,312.. 0,31 m 32 (Volgens Binas tabel 5 is 1 voet = 0,3048 m) b In beide buizen daalt de vloeistof. Maar de wijn daalt minder dan het water. Immers, voor beide geldt: b g h − En omdat water alcohol wordt hwater halcohol 13 c1 wijn V water 0,90 V alcohol 0,10 V wijn 0,90 water 0,10 alcohol 0,90 998 0,10 800 978,2 kg/m3 Voor de dichtheid van water en alcohol: zie Binas tabel 11. Deze uitkomst is eigenlijk te klein. Bij het mengen van water en alcohol doet zich het merkwaardige verschijnsel voor dat 90 cm3 + 10 cm3 < 100 cm3. Dat komt doordat de (kleinere) watermoleculen deels kruipen in de ruimte tussen de (grotere) alcoholmoleculen. De uitkomst zou in hooguit twee cijfers nauwkeurig gegeven mogen worden. De dichtheid ligt tussen 9,8 en 9,9 g/cm3. c2 978 kg/m3 hwater 32 voet wijn hwijn water hwater hwijn water 998 h 32 32,64.. voet wijn water 978,2 Het hoogteverschil is dus ruim 0,6 voet of ongeveer 2 dm. ruim 0,6 voet Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Gassen (16-09-2013) Stevin vwo deel 2 Pagina 4 van 21 Opgaven 1.2 – De gaswet van Boyle 14 a b p1 11,0 N 1 cm2 11,0 N 1 104 m2 1,10 105 Pa 1,10 bar p1 V1 p2 V2 met p in N/cm2 en V in cm3 11,0 90 p2 400 1,10 bar 2,5 N/cm2 p2 2, 47.. 2,5 N/cm2 c p1 V1 p3 V3 met p in N/cm2 en V in cm3 11,0 90 25,0 V3 40 cm3 V3 39,6.... 40 cm3 15 p2 V2 p1 V1 2,40 1,50 3,60 bar dm3 a p 0,60 3,60 p 6,0 bar 6,0 bar b 4,00 V 3,60 V 0,900 dm3 0,900 dm3 c − 16 a p1 V1 p2 V2 Zonder kip: p1 1,00 bar V1 10,00 dm 1,00 10,00 p2 9,50 p2 1,052.. 1,05 bar V2 9,50 dm3 b 3 1,05 bar Met kip: p1 1,00 bar V1 (10,00 Vk ) dm 1,00 (10,00 Vk ) 1,06 (9,50 Vk ) p2 1,06 bar 3 V2 (9,50 Vk ) dm 3 10,00 1,00 Vk 10,07 1,06 Vk 0,06 Vk 0,07 Vk 1,1.. 1 dm3 1 dm3 Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Gassen (16-09-2013) Stevin vwo deel 2 17 a F p A met A 1 4 π d2 1 4 Pagina 5 van 21 π (4,0 102 )2 1,25.. 10 3 m2 De samengeperste lucht oefent een kracht naar buiten uit: Fuit p A 2,50 105 1,25.. 103 314,.. N De buitenlucht oefent een kracht uit naar binnen: Fin p A 1,03 105 1,25.. 103 129,.. N 1,8∙102 N Om de zuiger op zijn plaats te houden, moet een extra kracht uitgeoefend worden naar binnen: Fextra 314,.. 129,.. 184,.. 1,8 102 N b p2 V2 p1 V1 2,50 100 250 bar cm3 0,50 V2 250 V2 500 cm3 6,00 V3 250 V3 41,6.. cm3 − 18 a V Vs Vm Je meet de druk van de lucht in de spuit en de manometer samen. b p1 V1 p2 V2 p1 (Vs,1 Vm ) p2 (Vs,2 Vm ) 1,13 (20,0 Vm ) 2,00 (10,0 Vm ) − 3,0 cm3 22,6 1,13 Vm 20,0 2,00 Vm 0,87 Vm 2,6 Vm 2,98.. 3,0 cm3 c p1 (Vs,1 Vm ) p2 (Vs,2 Vm ) 1,13 (20,0 2,98..) p (7,0 2,98..) p 2,600.. 2,60 bar d p1 (Vs,1 Vm ) p2 (Vs,2 Vm ) 1,13 (20,0 2,98..) 1,60 (Vs 2,98..) Vs 13,24.. 13,2 cm3 19 a De druk van de lucht in de manometer was 1,00 bar en wordt gehalveerd. Het volume was Vm en wordt verdubbeld tot Vm + 4,5. Dus ook Vm = 4,5 cm3 b p1 (Vs,1 Vm ) p2 (Vs,2 Vm ) 1,00 (0 4,5) 0,33 (Vs 4,5) Vs 9,13.. 9,1 cm3 20 a b V (Vs Vk ) Vm Door de knikker is de overgebleven ruimte in de spuit Vs – Vk. En er is ruimte in de manometer. p1 (Vs,1 Vk Vm ) p2 (Vs,2 Vk Vm ) 1,00 (30,0 Vk 4,0) 1,94 (15,0 Vk 4,0) Vk 3,04.. 3,0 cm3 2,60 bar 13,2 cm3 − 9,1 cm3 Vs−Vk+Vm 3,0 cm3 Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Gassen (16-09-2013) Stevin vwo deel 2 c V 4 3 π r 3 3,04.. r 3 0,726.. 0,898.. cm d 2 r 2 0,898.. 1,79.. 1,8 cm 21 a b gewicht Fz 90,0 9,81 1261,.. Pa 0,012.. bar A A 0,70 pnieuw 1,51 0,012.. 1,522.. 1,52 bar pextra Pagina 6 van 21 1,8 cm 1,52 bar V1 2,00 0,80 0,10 0,16 m3 p1 V1 p2 V2 1,51 0,16 1,52.. V2 V2 0,158.. m3 V 0,16 0,158.. 0,001..m3 < 5 dm3 Volgens de regel voor afronden bij optellen en aftrekken op p. 274 van deel 1 zou je ΔV = 0,16 − 0,158.. moeten afronden op 0,00 m3. Als we echter ook hier één decimaal meer kiezen, dan is 0,001 m 3 nog net toegestaan. Fraaier is dit antwoord: ΔV < 0,005 m3 = 5 dm3. 22 p V C Als pboven rboven 3 2 3 pbeneden, dan Vboven 32 Vbeneden 3 2 rbeneden 3 rboven 3 32 rbeneden 1,14.. rbeneden dboven 1,14.. dbeneden 1,14.. 20 22,8.. 23 cm 23 cm Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Gassen (16-09-2013) Stevin vwo deel 2 Pagina 7 van 21 Opgaven 1.3 − De algemene gaswet 23 a De druk en de hoeveelheid gas zijn constant. Als formule mag je gebruiken: V2 V1 T V2 2 V1 T2 T1 T1 1,37 T1 0 °C 273 K T2 373 1,366.. 1,37 T2 100 °C 373 K T1 273 b x=3 Immers, Vbol c 4 3 π r 3 Zie p.18 van je boek. V2 1,366.. V1 r23 1,366.. r13 d 2 r d23 1,366.. d13 d2 3 1,366.. d1 1,109.. d1 1,11 d1 24 a b c 3 1,11 Volgens de figuur is plucht b polie De olie staat rechts ongeveer 2 cm hoger dan links. 2 cm waterdruk zou ongeveer 200 Pa zijn (zie Binas tabel 5), wat erg weinig is ten opzichte van de 105 Pa van de buitenluchtdruk. 2 cm oliedruk is nog minder: olie heeft een kleinere dichtheid dan water. Dus plucht b 1,00 bar De drukveranderingen zullen niet groter zijn dan een paar cm oliedruk. Wat heel erg weinig is ten opzichte van de druk van de buitenlucht. De figuur geeft de situatie bij kamertemperatuur. Als de temperatuur stijgt en het volume van de afgesloten lucht groter wordt, zal het niveauverschil in de U-buis eerst kleiner worden en daarna weer groter. − Stevin vwo deel 2 Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Gassen (16-09-2013) Pagina 8 van 21 d −263 C De rechte door de meetpunten snijdt de temperatuuras bij −264 C. (Coach geeft als vergelijking van de rechte is V 0,0247.. t 6,533.. ) 25 a Algemene gaswet p V p V n R n . Gebruik S.I.eenheden. T R T In het begin: p1 2,00 bar 2,00 105 Pa 2,00 105 10 103 V1 10 L 10 103 m3 0,881.. mol n1 8,3145 273 T1 0,0 °C 273 K R 8,3145 J/(mol K) 0,47 mol Aan het eind: p2 1,00 bar 1,00 105 Pa 1,00 105 10 103 V2 10 L 10 103 m3 0,410.. mol n2 8,3145 293 T2 20 °C 293 K R 8,3145 J/(mol K) Er is weggestroomd 0,881.. − 0,410.. = 0,470.. = 0,47 mol 26 b M 28 g m 0, 470.. 28 13,1.. 13 g 13 gram a1 Is p∙V voor B en D gelijk? Ja, want pB∙VB = 2,4∙0,10 = 0,24 bar∙m3 pD∙VD = 1,2∙0,20 = 0,24 bar∙m3 − a2 Van A naar B verdubbelt de druk bij constant volume, dus de temperatuur wordt tweemaal zo hoog. Van A naar D verdubbelt het volume bij constante druk, dus de temperatuur wordt tweemaal zo hoog. 400 K Op beide manieren vind je dat TB,D 2 200 400 K a3 Van D naar C verdubbelt de druk bij constant volume, dus de temperatuur wordt tweemaal zo hoog. Van B naar C verdubbelt het volume bij constante druk, dus de temperatuur wordt tweemaal zo hoog. Op beide manieren vind je dat TC 2 400 800 K 800 K Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Gassen (16-09-2013) Stevin vwo deel 2 Pagina 9 van 21 b − 27 p (bar) V (dm3) T (K) 1 1,00 0,50 293 2 2,50 0,20 293 3 2,50 0,40 586 4 2,00 0,50 586 5 1,00 0,50 293 a p4 V4 p3 V3 p4 0,50 2,50 0,40 p4 2,00 bar Verder is p5 p1 en V5 V1 − Stevin vwo deel 2 Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Gassen (16-09-2013) Pagina 10 van 21 b − Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Gassen (16-09-2013) Stevin vwo deel 2 Pagina 11 van 21 Opgaven hoofdstuk 1 Fmax pmax A 28 p pboven ponder b ponder b pmax b 105 Pa A 1 4 1 4 2 d (55 10 3 2 ) 2,37.. 10 2 3 m 2,4∙102 N Fmax 105 2,37.. 10 3 2,37.. 102 2, 4 102 N 29 a W F s ( p A) s p 5,0 105 Pa A 1 4 2 π d s 2,0 10 2 2 2 π (1,0 10 ) 7,85.. 10 1 4 m 5 m 2 0,79 J W (5,0 105 7,85.. 10 5 ) 2,0 10 2 0,785.. 0,79 J b 0,785.. c 1 2 10 10 0 1 m v2 2 0 1 m v 2 2 5 p 7,85.. 10 13 m/s v v 12,5.. 13 m/s W Ek Ek,2 Ek,1 ( p A) s 30 1 m v 2 2 3 2 W Ek Ek,2 Ek,1 2,0 10 a1 m V ( A) a2 F p A ( g h ) A 8,1 bar 2 1 10 10 2 16 2 2 5 p 8,14.. 10 Pa 8,1 bar − Dezelfde formule krijg je met F Fz m g V g h A g a3 F ma a b a c d 31 a1 a g h g h F g h A g h m A 2,0 a 9,81 h h 0,0305.. 0,031 m 0,15 9,81 5,0 102 3,27.. 3,3 m/s2 0,15 Het water staat rechts hoger dan links. Op het horizontale waterdeel wordt een kracht naar achter (naar links) uitgeoefend. pA pwater b pA b pwater 1000 6,0 994 cm waterdruk a2 b pB b pwater − − 3,1 cm 3,3 m/s2 − 9,94 m waterdruk pB 1000 11,0 1011 cm waterdruk 10,11 m waterdruk Boven de waterkolom heerst pA, eronder pB. pA pwater pB − pwater pB pA 1011 994 17 cm waterdruk 32 a1 Fb pwater A pwater ( 41 π d 2 ) ~ d 2 Fb,2 Fb,1 d 22 d12 2,02 1,5 2 1,77.. 1,8 1,8 Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Gassen (16-09-2013) Stevin vwo deel 2 a2 omtrek 2π r π d ~ d b Fw,2 d2 2,0 1,33.. 1,3 d1 1,5 Fw,1 1,3 Als Fb ook met een factor 1,3 zou toenemen (en niet met factor 1,77..), zou de kurk op zijn plaats blijven. Dat is het geval als boven de grotere kurk de waterhoogte kleiner is. hnieuw 1,33.. 2,00 1,50 m 1,77.. 33 Pagina 12 van 21 1,50 m a F m a 16,0 103 6,0 96 103 N 96 mN b Het achtereind van de buis versnelt naar rechts, maar de kwikdraad blijft door zijn traagheid achter bij die beweging. De ruimte met afgesloten lucht wordt kleiner. Die lucht wordt samengeperst. − c F p A F 0,096 N 2 6 A 8,0 10 m d 0,096 p 8,0 106 p 12 103 Pa p2 V2 p1 V1 p2 p2 2 p1 2A p1 1 A 12 kPa (A 8,0 mm2 ) 1 1 12,0 cm p1 b 1,03 105 Pa 5 3 5 p2 b p 1,03 10 12 10 1,15 10 Pa 1,15 105 34 a 2 1,03 105 12,0 2 10,74.. 10,7 cm De kracht van de luchtdruk binnen en de veerkracht zijn in evenwicht met de kracht van de luchtdruk buiten. p A Fveer b A p b Fveer A π 0,142 0,0153.. m2 Fveer 130 N 5 b p0 1,01325 10 Pa 130 p 1,01325 105 92880,.. 93 10 3 Pa 0,0153.. A b 10,7 cm 1 4 π d2 1 4 93 kPa p2 V2 p1 V1 p2 400 92,8.. 103 150 35 kPa 3 p2 34830,.. 35 10 Pa c Voor het vergroten van het luchtvolume van 150 cm 3 tot 400 cm3 is nodig F p A (92880,.. 34830,..) 0,0153.. 893,.. N Fz,max mmax g mmax 893,.. 91,0.. 91 kg 9,81 91 kg Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Gassen (16-09-2013) Stevin vwo deel 2 35 Gebruik als eenheid van druk de cm waterdruk. Dat is hier handiger. Zie Binas tabel 5. In het begin was de druk inde cilinder p1 = b = 1000 cm waterdruk. De lengte van de luchtkolom was ℓ1 = 40 cm. Nu is x cm water binnengedrongen in de cilinder. De luchtdruk in de cilinder is p2 = 1000 + 15 – x = 1015 – x De lengte van de luchtkolom is ℓ2 = 40 – x Pas de wet van Boyle toe. Je mag ℓ gebruiken in plaats van V, want de cilinder heeft overal dezelfde doorsnede, p2 2 p1 1 Pagina 13 van 21 0,57 cm (1015 x )(40 x ) 1000 40 x 2 1055 x 600 0 x 0,569.. 0,57 cm 36 a p1 b pzuiger b Fzuiger op gas Azuiger b 103 103 Pa Azuiger 1 4 π d 2 1 4 2 2 (2,50 10 ) 4,908.. 10 4 Fzuiger op gas m g 0, 400 9,81 3,924 N p1 103 103 b pextra 3,924 4,908.. 10 4 Fzuiger op gas A m 2 111 kPa 110,9.. 103 111 103 Pa mg 8,00 9,81 159878,.. 159,8.. kPa A 4,908.. 104 p1 110,9.. kPa 3 V1 50,0 cm p2 p1 pextra 110,9.. 159,8.. 270,8.. kPa 20,5 cm3 p2 V2 p1 V1 270,8.. V2 110,9.. 50,0 V2 20, 48.. 20,5 cm3 c p3 V3 p1 V1 p3 35,0 110,9.. 50,0 p3 158,5.. kPa p3 p1 pextra 158,5.. 110,9.. pextra pextra 47,5.. kPa en pextra 47,5.. 103 d 2,4 kg Fz A mextra 9,81 4,908.. 10 4 mextra 2,38.. 2, 4 kg Boyle p V C mg ) V C m g (b A p b A mg 1 g 1 1 b C m C b m CgA bgA A V A V V Dit is van de vorm y p x q : een rechte lijn die de negatieve Y−as snijdt − Stevin vwo deel 2 Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Gassen (16-09-2013) Pagina 14 van 21 e − q aflezen in de figuur: q 37 bA g b q g A a Het gaat erom of de opwaartse kracht, dus het gewicht van het verplaatste water, groter of kleiner is dan de zwaartekracht op de met ijzerdraad omwonden reageerbuis. Hoe dieper de reageerbuis onder water is, des te groter de druk op de afgesloten lucht en des te kleiner het volume van de afgesloten lucht. Dan wordt er minder water − verplaatst en is de opwaartse kracht kleiner. Voorbij een bepaalde diepte d is het luchtvolume, dus het gewicht van het verplaatste water, zo klein dat de opwaartse kleiner is dan de zwaartekracht op de reageerbuis: de reageerbuis zinkt. b d wordt groter Op een hogere verdieping is de buitenluchtdruk kleiner. Er is dan meer waterdruk nodig, dus een hogere waterkolom, voordat de afgesloten lucht het kritische volume heeft. − Er zal water uit het flesje spuiten. Het natte vloeipapier sluit de hete lucht en waterdamp in de grote fles af. Bij afkoeling neemt de druk in de fles af, vooral omdat waterdamp condenseert en er voor de lucht in de fles meer ruimte beschikbaar komt. De druk in de grote fles is dan lager dan die boven het water in het spuitflesje: er spuit water uit het flesje. − 38 39 Als de cilinder horizontaal ligt, speelt het gewicht van de zuiger geen rol. Je hebt alleen te maken met de kracht van de luchtdruk binnen en buiten en met de weerstandskracht. a1 a2 Als de zuiger naar buiten wil gaan, werkt de weerstandskracht naar binnen. Net als de kracht van de buitenluchtdruk. F p A Fw b A p w b A 2, 40 p 100 103 112 103 Pa 2,0 10 4 Het volume is nog niet veranderd. Je mag de drukwet van Gay−Lussac gebruiken. p2 p1 T2 T1 112 100 T2 324,8 325 K 52 oC T2 290 112 kPa 52 C Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Gassen (16-09-2013) Stevin vwo deel 2 b Nu werkt de weerstandskracht naar buiten, net als de kracht van de luchtdruk in de cilinder. F p A Fw b A p b w A 2, 40 3 p 100 10 88 103 Pa 2,0 10 4 Nog steeds is het volume niet veranderd. p3 p1 T3 T1 40 a b1 c 41 a −18 C 88 100 T3 255,2 255 K 18 oC T3 290 m V Bij vaste stoffen en vloeistoffen is de volumeverandering per kelvin erg klein. En zij zijn vrijwel niet samendrukbaar. p2 V2 p1 V1 T2 T1 1025 V2 1013 1,00 V2 1,060.. 1,06 m3 293 273 b2 Pagina 15 van 21 − 1,06 m3 ρ(aardgas) = 0,833 kg/m3 bij T = 273 K en p = p0. Zie Binas tabel 12 Bij T = 293 K en p = 1025 mbar is deze 0,833 kg verspreid over 1,060.. m 3 m 0,833 0,7853.. 0,785 kg/m3 V 1,060.. 0,785 kg/m3 Te weinig. Een gasmeter meet het gebruik in m3. In 1 m3 zit in de zomer minder gasmassa dan in de winter. − Erratum: Het volume op de grond is niet 6,5∙103 m3 maar 6,5∙103 dm3, dus 6,5 m3. Bereken eerst met de algemene gaswet het aantal mol helium. p V p V n R n T R T 1,00 105 6,5 2,71.. 102 mol 8,31 288 m n M n 1 kg m 2,71.. 102 4 10 3 1,0.. 1 kg b Zie Binas tabel 30B − T 230 K en p 1 103 Pa c p V n R T n R V T p V Vbol 42 a 2,715.. 102 8,31 230 1 103 4 3 5,1.. 102 m3 10 m π r 3 5,1.. 102 r 3 1,23.. 102 4,9.. d 2 r 9,9.. 10 m Het volume van de basketbal verandert niet of nauwelijks. p2 p1 T2 T1 p 1,54 2 p2 1,697.. 1,70 bar 323 293 1,70 bar Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Gassen (16-09-2013) Stevin vwo deel 2 b Pagina 16 van 21 p V n R p ~ n T Het aantal mol, dus ook de massa van de lucht, is bij constante temperatuur en constant volume evenredig met de druk. p 1,54 1,00 0,54 bar m 590 586 4 g p 1,54 bar m 1,54 4 11, 4.. g lucht in de opgepompte bal 0,54 − mlucht in de bal 11, 4.. 0,019.. 2% mopgepompte bal 590 c1 Nadat de fles was omgedraaid en geopend, verdween ¾ van het oorspronkelijke volume lucht. Zoveel wordt nu namelijk ingenomen door water. Vlucht 1 41 34 fiasco m 2465 2461 4 drachme 5 d/f m 4 drachme 3 5,3.. 5 drachme/fiasco V fiasco lucht 4 c2 1600 drachme 2133,.. d/f 3 fiasco 4 water 4∙102 : 1 2133,.. 400 water lucht 5,33.. 1 c3 Zie Binas tabellen 11 en 12. De dichtheid van lucht is opgegeven bij 0 C en standaarddruk. Bij kamertemperatuur zal de dichtheid kleiner zijn, de lucht is uitgezet. lucht,20oC lucht,0oC 273 273 lucht,20oC 1,293 1,204.. 1,20 kg/m3 293 293 8,3∙102 : 1 Bij 20 C water 998 831,.. 8,3 102 lucht 1,20.. 1 1 De waarde van Aristoteles was bijna 100 x te klein. Galilei vond een waarde die maar ongeveer 2 x kleiner was dan wij nu kennen. 43 a k p k-1 1 p1 V k 1 T1k p1k-1 p1 V1k T1k p k-1 p2 2 p1k-1 T1k p2k-1 p2k-1 T2k k 2 p2 V2k − T2k p2 V2k (1,00)0,4 V T2k Poisson p1 V1k b k p V p V p V p V p k V k p k V k Gay-Lussac 1 1 2 2 1 1 2 2 1 k 1 2 k 2 T1 T2 T1 T2 T1 T2 T21,4 p1k-1 p2k-1 k T1 T2k (2,0)0,4 (290)1,4 −35 C 0,4 T21,4 44 a 1,0 2,0 1,4 (290) T2 1,4 o 2122,.. 237,8.. 238 K 35 C Bij deze snelle (adiabatische) compressie geldt p2 V2k p1 V1k p2 V21,4 p1 V11,4 1,4 1,4 V 71 p2 1 p1 1,00 390,.. 3,9 102 bar 1 V2 Je mag ℓ gebruiken in plaats van V omdat de doorsnede van de luchtkolom overal tijdens het indrukken gelijk is. 3,9∙102 bar Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Gassen (16-09-2013) Stevin vwo deel 2 b F p A ( p2 b ) A F (390,.. 1,0..) 105 25 106 974,.. 9,7 102 N c1 c2 45 Ek 1 2 m v 2 1 2 0,5 103 2002 10 1 101 J Ek 10 0,018.. 2% W 535,.. W F s 974,.. 0,55 535,.. J Pagina 17 van 21 9,7∙102 N 1 daJ 2% a Als je uitademt, wordt de omvang van je borstkas kleiner en verplaats je minder water. De opwaartse kracht (Archimedes, zie ook opgave 37) wordt kleiner dan de − zwaartekracht en je zakt naar de bodem. b pwater g h 998 9,81 10 97,9.. 103 Pa 1 bar c Het is hier handig om als eenheid van druk te gebruiken de m(eter) waterdruk. Dan kun je voor de druk op diepte h schrijven p b g h ~ 10 h want de buitenluchtdruk komt ongeveer overeen met 10 m waterdruk. Voor de volumevergroting tijdens het stijgen geldt pboven Vboven ponder Vonder − Vboven ponder 10 40 50 Vonder pboven 10 h 10 h − Hoe dichter bij het oppervlak, des te groter de volumetoename per meter stijging en hoe groter de kans dat een gasbelletje een bloedvat afsluit. d e1 De druk in de longen was aangepast aan de waterdiepte. Als hij niet uitademt vóór het opstijgen naar een kleinere waterdruk, kan zijn borstkas op onaangename en gevaarlijke wijze opzwellen: hij “barst uit elkaar”. V 4 3 πr3 4 3 π ( 21 d )3 ~ d 3 − p V p d3 ~ T T Boyle/Gay-Lussac zegt: − p1 V1 p2 V2 p d 3 p d 3 1 1 2 2 T1 T2 T1 T2 e2 Op 20 m diepte is p1 = b + pwater = 1 + 2 = 3 bar. Aan de oppervlakte is p2 = 1 bar p2 d23 p1 d13 T2 T1 1 d23 3 0,53 d23 0,40.. d2 0,73.. 0,7 cm 300 280 0,7 cm Stevin vwo deel 2 46 Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Gassen (16-09-2013) 1 2 : p constant Pagina 18 van 21 V2 V1 en T2 T1 V2 V1 T2 T1 2 3 : T constant p3 V3 p2 V2 en p3 p2 V3 V2 3 4 : V constant p4 p3 en T4 T1 T3 p4 p3 T4 T3 1 en 4 (buitentemperatuur) liggen op een lage isotherm 2 en 3 (binnentemperatuur) liggen op een hoge isotherm a − De waarden voor p liggen veel te ver uit elkaar, want zo’n druppel geeft een zeer klein drukverschil. Maar anders is de grafiek niet te tekenen. De kromme lijnen zijn isothermen van Boyle. De rechte lijnen horen bij Gay-Lussac. b − De schuine rechte lijn hoort bij Gay-Lussac. Hij gaat door het punt (0,0). Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Gassen (16-09-2013) Stevin vwo deel 2 Pagina 19 van 21 Toets 1 Onderdruk a F p A p pbuiten pbinnen 1,00 0,60 0, 40 bar A 1 4 2 π d 1 4 2 2 π (2,5 10 ) 4,90.. 10 4 2 m 20 N F 0, 40 105 4,90.. 104 19,6.. 20 N b1 Tijdens het binnenlopen van het water blijft de temperatuur en de hoeveelheid lucht constant. Het nieuwe luchtvolume kun je berekenen met de wet van Boyle. p2 V2 p1 V1 0,40 dm3 3 1,00 V2 0,60 1,00 V2 0,60 dm Er is 0,40 dm3 water naar binnen gelopen. b2 − c1 0,24 dm3 Na het pompen vanaf 1 bar tot 0,60 bar blijft 60% van de lucht over. 0,24 dm3 Bij 1,00 bar past die overgebleven lucht in 60% van het oorspronkelijke volume, dus in 0,6∙0,60 = 0,36 dm3. Dan is er 0,60 –0,36 = 0,24 dm3 water binnengelopen. Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Gassen (16-09-2013) Stevin vwo deel 2 c2 Pagina 20 van 21 Na k keer pompen is het volume van de overgebleven lucht bij 1 bar Vk 0,6k V0 Dit volume wordt nooit helemaal nul, maar na vaak pompen wel bijna. Zo is na 10 keer pompen minder van 1% van de lucht overgebleven. − 2 Een expansievat a1 De hoeveelheid gas is constant: gebruik de wet van Boyle/Gay−Lussac. p2 V2 p1 V1 T2 T1 p1 1,5 bar; p2 ? V1 25 dm ; V2 25 4,3 20,7 dm T1 293 K; T2 323 K p2 20,7 1,5 25 25 323 p2 1,5 1,99.. 2,0 bar 323 293 20,7 293 3 a2 b 3 2 bar 10 m waterdruk is ongeveer 1 bar. 10 m lager is de druk ongeveer 1 + 2 = 3 bar. Dat is 2 bar meer dan de druk van de buitenlucht:, dus dat is de overdruk − 2 bar p3 V3 p1 V1 T3 T1 p1 1,5 bar; p3 3,2 bar V1 25 dm3; V3 ? T1 293 K; T2 353 K 3,2 V3 1,5 25 1,5 353 V2 25 14,1.. 14 dm3 353 293 3,2 293 14 dm3 Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Gassen (16-09-2013) Stevin vwo deel 2 p (bar) V (dm3) T (K) 1 1,5 25 293 2 2,0 20,7 323 3 3,2 14,1 353 c Pagina 21 van 21 − In het diagram zie je hoe de grafiek door de meetpunten de drie isothermen snijdt. 3 Een föhn a b Vlak voordat je de buis in het water dompelt, is de druk van de hete lucht gelijk aan b. Bij 20 C is er wat water in de buis gelopen en is de druk van de afgekoelde lucht dus iets lager. Δp is een paar cm waterdruk. Volgens tabel 6 is 1 cm waterdruk gelijk aan 9,8∙101 Pa dat is te verwaarlozen t.o.v. b = 1∙105 Pa. Pas toe: V2 V1 V1 = 100% ; T1 = ?? ; V2 = 100 − 21 = 79% ; T2 = 293 K T2 T1 Invullen geeft T1 = 371 K = 98 C c Pas dezelfde formule toe. T1 = 575 K V2 = 51% De buis is voor 49% gevuld met water. − 371 K 98 C 49%