EVALUATIE Naam : ……………………………………………………… Voornaam : ……………………………………………………… e-mail : ……………………………………………………… Telefoonnummer : ……………………………………………………… Bedrijf : ……………………………………………………… Datum : ……………………………………………………… Vous avez 25 minutes pour faire ce test. Pour chaque question, il y a une bonne réponse et une seule. Si vous ne connaissez pas la réponse, cochez « ne sais pas ». Les bonnes réponses choisies au hasard risquent en effet de fausser le test. You have 25 minutes to complete this test. There is only one correct answer to each question. If you don’t know the answer to a question, please choose “je ne sais pas”. A correct answer picked at random will indeed alter the result of your test. U heeft 25 minuten om deze test te maken. Er is maar één goed antwoord op iedere vraag. Gelieve “ik weet het niet” te kiezen als u het antwoord niet weet. Een juist gegokt antwoord geeft immers een vertekend beeld bij het eindresultaat. 1. a) Hoe heet u ? b) Welk is uw naam ? c) Hoe is uw naam ? d) Wat heet u ? e) ik weet het niet 2. a) Zij heeft 20 jaar b) Zij hebt 20 jaar c) Zij bent 20 jaar d) Zij is 20 jaar e) ik weet het niet 3. a) Antwerpen ligt in België b) Antwerpen staat in België c) België staat in Antwerpen d) Antwerpen ligt in Tanzania e) ik weet het niet 4. Ik hou… reizen met Malaysia Airlines a) om te b) van c) ervan d) het e) ik weet het niet 5. a) Er hangt een boek aan tafel b) Er ligt het boek op tafel c) Er liggen een boek op tafel d) Er ligt een boek op tafel e) ik weet het niet 6. a) Wat kleur is uw auto? b) Welke kleur is uw auto? c) Wat kleur heeft uw auto? d) Welke kleur heeft uw auto? e) ik weet het niet 7. a) Hij is een jacuzzi b) Hij heeft een jacuzzi c) Hij hebt een jacuzzi d) Hij hebben een jacuzzi e) ik weet het niet 8. a) Ik ben niet een spion b) Ik ben geen spion c) Ik ben geen een spion d) Alle spionnen zeggen dezelfde! e) ik weet het niet 9. a) Bent jij een Fransman? b) Ben jij een Fransman? c) Is jij een Fransman? d) Is u een Fransman? e) ik weet het niet 10. a) Dit vrouw is oud, dat vrouw is jong. b) Deze vrouw is oud, dat vrouw is jong. c) Deze vrouw is oud, die vrouw is jong. d) Dit vrouw is oud, die vrouw is jong. e) ik weet het niet 11. Dit boek is van Bartholomeus. Het is … boek a) hem b) hun c) hen d) zijn e) ik weet het niet 12. a) Hij is niet vandaag op kantoor omdat hij een vrije dag heeft b) Hij is vandaag niet op kantoor omdat hij heeft een vrije dag c) Hij is niet vandaag op kantoor omdat hij heeft een vrije dag d) Hij is vandaag niet op kantoor omdat hij een vrije dag heeft e) ik weet het niet 13. a) Wij luisteren de radio b) Wij luisteren naar de radio c) Wij horen radio d) Wij horen naar radio e) ik weet het niet 14. Een … stad in een … land a) rijke, grote b) rijk, grote c) rijk, groot d) rijke, groot e) ik weet het niet 15. Welke zin is juist? a) Vanmorgen ik drink altijd een glas champagne b) Vanmorgen drink ik altijd een glas champagne c) ’s Morgens ik drink altijd een glas champagne d) ‘s Morgens drink ik altijd een glas champagne e) ik weet het niet 16. a) b) c) d) e) Men spreken Russisch in Rusland Men spreekt Russisch in Rusland Men spreek Russisch in Rusland Men praten Russisch in Rusland ik weet het niet 17. a) Gisteren was het maandag b) Gisteren het was maandag c) Gisteren is het maandag d) Gisteren waren het maandag e) ik weet het niet 18. a) We hebben veel gereist b) We hebben veel gereisd c) We zijn veel gereisd d) We zijn veel gereist e) ik weet het niet 19. a) Zij is aan werk gegaan b) Zij is het werk gegaan c) Zij is naar het werk gegaan d) Zij heeft naar het werk gegaan e) ik weet het niet 20. a) Morgen zullen mijn klant terugbellen b) Morgen mijn klant wil terugbellen c) Morgen zal mijn klant terugbellen d) Morgen mijn klant zal terugbellen e) ik weet het niet 21. Vroeger … ik niet graag koffie. a) drink b) drank c) dronk d) drinkte e) ik weet het niet 22. Eerste minister Di Rupo zegt: “Beide partijen zijn akkoord gegaan.” a) Hij zegt dat beide partijen zijn akkoord gegaan b) Hij zegt dat beide partijen akkoord gegaan zijn c) Hij zegt dat beide partijen gegaan zijn akkoord d) Hij zegt dat beide partijen niet akkoord gaan e) ik weet het niet. 23. Op dit moment schrijf ik een e-mail. Ik ben … a) een brief gaan schrijven b) een brief aan te schrijven c) aan een brief te schrijven d) een brief aan het schrijven e) ik weet het niet 24. Rosalie: “Heeft de directrice een roze Porsche? “ Mark: “Ik weet het niet.” a) Mark weet niet als zij een roze Porsche heeft. b) Mark weet niet of zij een roze Porsche heeft c) Mark weet niet welke roze Porsche zij heeft d) Mark kent zijn directrice eigenlijk niet zo goed. e) ik weet het niet 25. Hij heeft twee cd’s van Fleetwood Mac. a) Hij heeft er twee. b) Hij heeft twee. c) Hij heeft er twee cd’s. d) Hij heeft er. e) ik weet het niet 26. Als het goed weer wordt, ... a) we zullen naar zee gaan b) we gingen naar zee c) zullen we naar zee gaan d) gingen we naar zee e) ik weet het niet 27. Gisteren moesten wij vergaderen a) Wij hebben moeten vergaderen b) Wij hebben gemoeten vergaderen c) Wij hebben vergaderen gemoeten d) Wij hebben moeten vergaderd e) ik weet het niet 28. De nieuwe film Van Scorsese begint … een kwartier a) om b) over c) rond d) na e) ik weet het niet 29. Nu drink ik graag water maar …………… , dronk ik liever limonade. a) als ik klein was b) toen ik was klein c) toen ik klein was d) als ik was klein e) ik weet het niet 30. Het historisch monument … u daar ziet, is zeer oud. a) die b) welk c) wat d) dat e) ik weet het niet 31. a) Van welke muziek luisteren jullie graag? b) Naar welke muziek luisteren jullie graag? c) Naar welke muziek houden luisteren graag? d) Van welke muziek houden jullie graag? e) ik weet het niet 32. Als ik rijker … dan Tiger Woods, … ik met mijn privévliegtuig naar het werk … . a) was, zou … gaan b) ben, zou … gaan c) was, zal … gaan d) ben, zal … gaan e) ik weet het niet 33. … spreekt Nederlands in de les. a) Allemaal b) Iedereen c) Sommigen d) Enkele e) ik weet het niet 34. De bus … hij naar het werk gaat, heeft vertraging. a) met wie b) die c) waarmee d) waarmet e) ik weet het niet 35. Wij hebben … gehaast a) zich b) elkaar c) ons d) zichzelf e) ik weet het niet 36. a) Het hangt af van hoe groot het bedrijf is b) het hangt af van hoe groot het bedrijf c) het hangt ervan af hoe groot is het bedrijf d) het hangt ervan af hoe groot het bedrijf is. e) ik weet het niet 37. a) Drinken we iets! b) Laten we iets drinken! c) Laten we drinken iets! d) Doen we een fles tequila open! e) ik weet het niet 38. Als ik de lotto had gewonnen, … a) zou ik een wereldreis maken b) zal ik een wereldreis maken c) zou ik een wereldreis gemaakt d) zou ik een wereldreis gemaakt hebben e) ik weet het niet 39. We zullen een vergadering houden, … we vandaag niet met zoveel zijn. a) behalve b) toch c) tenzij d) hoewel e) ik weet het niet 40. Mijn collega eet een groot pak friet en drie hamburgers a) Hij schijnt echt wel honger te hebben b) Hij is te dik en moet op dieet c) Hij lijkt echt wel honger te hebben d) Hij blijkt echt wel honger te hebben e) ik weet het niet 41. Dat dossier moet hier … liggen, ik heb het hier gisteren nog gezien. a) ergens b) nergens c) overal d) op een plaats e) ik weet het niet 42. Bent u … geïnteresseerd om lid te worden van onze vereniging? a) in b) ervoor c) voor d) erin e) ik weet het niet 43. Welke taak behoort NIET tot het huishouden? a) stofzuigen b) tuinieren c) strijken d) schoonmaken e) ik weet het niet 44. Wij zijn … overtuigd dat dit een goed voorstel is a) er niet aan b) eraan niet c) er niet van d) niet ervan e) ik weet het niet 45. Zet de volgende in het passief: “De boekhouder berekende de omzet.” a) De omzet is door de boekhouder berekend b) De omzet werd door de boekhouder berekend c) De omzet was door de boekhouder berekend d) Hij heeft de omzet berekend. e) ik weet het niet 46. België werd in 1830 opgericht, de eerste Belgische grondwet werd … in 1831 goedgekeurd. a) maar b) echter c) namelijk d) ook e) ik weet het niet 47. Ik kon vandaag niet op tijd in de les zijn, daarom heb ik de leraar opgebeld om hem te … a) zien b) waarschuwen c) uitstellen d) verwittigen e) ik weet het niet 48. … ons departement de quota niet gehaald heeft, dienen wij volgende maand een extra inspanning te doen. a) Want b) Aangezien c) Ten gevolge van d) Zodat e) ik weet het niet 49. … het vliegtuig uit New York met veel vertraging geland was, hebben we de voor vandaag geplande vergadering met de Amerikaanse directeur moeten uitstellen tot morgen. a) Ondanks b) Doordat c) Zodat d) Bovendien e) ik weet het niet 50. Elektriciteit is vanaf april 2014 … aan 6% BTW. a) afhankelijk b) belangrijk c) onderhevig d) geschikt e) ik weet het niet