Paragraaf 1 Lichtbreking Als een lichtstraal op het oppervlak van een doorzichtigste stof valt verandert het licht van richting, lichtbreking. De normaal is de lijn die loodrecht op het oppervlak staat. De hoek tussen de invallende lichtstraal en de normaal heet de hoek van inval. De hoek tussen de gebroken lichtstraal en de normaal heet de hoek van breking. Als lichtstralen van lucht naar perspex gaan, worden ze naar de normaal toe gebroken: de brekingshoek is dan kleiner dan de invalshoek. Als lichtstralen van perspex naar lucht gaan, worden ze van de normaal af gebroken: de brekingshoek is dan groter dan de invalshoek. Lichtstralen die loodrecht op het perspex vallen, veranderen niet van richting. De brekingswet is als volgt: sin i : sin r = n. (TIP van leraar: makelijker om te onthouden: Stel: n = sin i : sin r, neem dan even 6 = 3:2 zo hoef je alleen deze te onthouden. Heb je sin i nodig zet dan neer: 3 = 6:2. Heb je sin r nodig: 2 = 6:3) Paragraaf 2 De lens Je hebt positieve en negatieve lenzen. Positieve lenzen zijn in het midden dikker dan aan de rand. Bij negatieve lenzen is dit andersom. Positieve lenzen werken convergerend, negatieve lenzen werken divergerend. Het fototoestel is een lichtdichte doos voor het maken van beelden. Voor het maken van die beelden wordt een lens gebruikt. De sluiter van het fototoestel is dicht. Als de ontspanknop wordt ingedrukt gaat de sluiter open en er wordt een foto gemaakt. Het diafragma is een verstelbare opening die regelt hoeveel licht er door de lens valt. Paragraaf 3 Rekenen aan lenzen Het brandpunt geef je aan met de hoofdletter F. De brandpuntafstand (kleine letter f) bepaalt hoe sterk de lens is. De afstand tussen de lens en het voorwerp heet de voorwerpafstand (kleine letter v). De afstand tussen de lens en het beeld heet de beeldafstand (kleine letter b). De lenzenformule is als volgt: 1:v + 1:b = 1:f (3 + 3 = 6 voor meer uitleg zie vorige tip!) De formules uitgebreid: Sin r = sin i : n (3 = 6 : 2) N = sin i : sin r (3 = 6 : 2) Sin i = n x sin r (6 = 3 x 2) Onthoud dat Sin i altijd vooraan of op de tweede plek staat! 1:v = 1:f – 1:b (3 = 6 – 3) 1:b = 1:f – 1:v (3 = 6 – 3) 1:f = 1:v + 1:b (6 = 3 + 3) Onthoud dat 1:f altijd vooraan of op de tweede plek staat! · Hoofdas = lijn die door het midden van de lens gaat · Brandpunt (F) = de plek waar de lichtstralen komend van de lens elkaar kruisen. · Vergroting (N) = hoeveel een voorwerp is vergroot. · Vergrotingformule = N = lengte beeld / lengte voorwerp · Beeldafstand (b) = de afstand tussen de lens en het scherpe beeld. · Voorwerpsafstand (v) = de afstand tussen de lens en het voorwerp · Lenzenformule = 1/v + 1/b = 1/f · Optisch middelpunt = het midden van een lens. · Scherptediepte = het gebied voor de lens waar binnen het voorwerp scherp wordt afgebeeld. · Lens = dit gebruik je om beelden te maken · Ontspanknop = de knop die je moet indrukken om een foto te maken · Diafragma = een verstelbare opening die regelt hoeveel licht er binnen komt, dus als je hem ver hebt openstaan komt er veel licht in. · Lichtbreking = als lichtstralen door glas naar lucht gaan of andersom. · Constructiestralen = twee lijnen (1 lijn door het optisch middelpunt en de ander evenwijdig naar de lens en dan door het brandpunt)die de plaats van het beeld ‘construeren’. · Bijziend = dan zijn je ooglenzen te sterk, je ziet dan dingen die ver staan slecht en dichtbij goed. · Verziend = tegenovergestelde van bijziend · Oudziend = bij oude mensen neemt de sterkte van de ogen af. · Dioptrie (D) = hierin geven ze de sterkte van de brillenglazen aan. Bolle lenzen hebben een convergerende lens dus de lichtstralen worden naar elkaar toe gebogen (positief) zodat je ook van dichtbij kan zien. Bij holle lenzen is dat andersom, die hebben een divergerende lens zodat de lichtstralen naar buiten worden afgebroken (negatief) en je verder kunt zien. Para 2 Positief= lens dikker in het midden dan aan de rand Negatief= lens is in het midden dunner dan aan de rand Convergerend= na de lens kruisen de lijnen(stralen) elkaar positieve lens gebeurd dit Divergerend= lijnen gaan na de lens van elkaar af negatieve lens gebeurd dit Bij een fototoestel als de ontspanknop wordt ingedrukt gaat de sluiter even open. Het diafragma is een verstelbare opening die vlak voor de lens zit. Hoe verder het diafragma open staat des te meer ligt erin valt. De (positieve) lens van een fototoestel wordt het objectief genoemd. Dankzij die lens kun je beelden maken die scherp en lichtsterk zijn. Vanuit elk punt van het voorwerp valt een divergent lichtbundel op de lens. De lens maakt van zo’n divergente lichtbundel een convergente lichtbundel. Para 3 Het brandpunt van een positieve lens de lens heeft een hoofdas dat is de lijn die door het midden van de lens gaat. De lijn staat loodrecht op de lens. Het zonlicht valt op de hoofdas en op de bovenkant en onderkant van de lens waar het zonlicht na de lens bij elkaar komt heet het brandpunt ook wel f. de afstand vanaf het midden van de lens naar het brandpunt heet brandpuntsafstand ook wel F. hoe kleiner de brandpuntsafstand hoe sterker de lens is. De afstand bepaalt hoe sterk de lens is. De lenzenformule De afstand tussen de lens en het voorwerp heet de voorwerpsafstand v De afstand tussen de lens en het scherpe beeld wordt de beeldafstand b genoemd De afstand van de lens naar het brandpunt is f 1 1 1 --- + --- = --V b f Omrekenen 1 1 1 --- - --- = --F v b omrekenen 1 1 1 --- - --- = --F b v Para 4 1. teken de hoofdas en de beide brandpunten (meestal zijn die al getekend) 2.Geef in de tekening de twee uiterste punten van het voorwerp aan. Noem deze punten L1 en L2. 3.Bepaal met behulp van de constructiestralen de plaats van de beide beeldpunten. Het beeldpunt L1 noem je B1 en het beeld punt L2 noem je B2. 4.Teken het beeld tussen B1 en B2 Het voorwerp wat er uit komt ligt altijd op de kop. Als je de afmetingen van het voorwerp en het beeld hebt heb je daar een formule voor: Lengte beeld N=------------------- Lengte voorwerp Beeld groter dan voorwerp dan is N groter dan 1 Beeld kleiner dan voorwerp dan is N kleiner dan 1 Voorbeeld Baukje fotografeert Jannie met haar mobieltje. Jannie is 1,60 m lang. Op de chip is ze 8 mm lang Je moet 8 mm wel in cm omzetten. En 1,60 in cm. 0,80 hier kan je hem bij toepassen bij dit soort dingen --------=0,005 160 Formule in kort: b N=-----V