Hoofdstuk 1 De DDR van 1945 tot en met 1982

advertisement
Vergangenheitsbewältigung im Osten
Een onderzoek naar de behandeling van de naziperiode door Oost-Duitse historici en intellectuelen,
en de invloed van de SED-partijtop, in de periode 1965-1982
Bachelorscriptie
© Bildarchiv Preußischer Kulturbesitz / Klaus Lehnartz
Student: E.H. (Emmalien) Meijer
Studentnummer: 4034945
Onderwijsinstelling: Universiteit Utrecht
Opleiding: Geschiedenis
Vak: Ges Eindwerkstuk BA (GE3V14054)
Docent: P. Huijnen
Aantal woorden: 10.626
Plaats: Utrecht
Datum: 20-01-2017
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
Samenvatting
In deze scriptie wordt gekeken hoe het Duitse naziverleden in de Duitse Democratische
Republiek (DDR) verwerkt werd door prominente historici en andere intellectuelen in de
periode van 1965 tot en met 1982. Daarbij wordt in acht genomen wat de invloed hierop is
geweest van de top van de Socialistische Eenheidspartij van Duitsland (SED). Om dit te
achterhalen, is tijdens het onderzoek gebruik gemaakt van vergelijkingen tussen enkele
documenten van de hand van de SED aan de ene kant, en enkele publicaties van prominente
Oost-Duitse historici en van enkele prominente Oost-Duitse intellectuelen aan de andere kant.
Uit de vergelijkingen tussen SED-stukken en historische publicaties is onder andere het
volgende gebleken:

Alle historische publicaties uit de vergelijkingen houden vast aan het beleid van de
SED-partijtop. Dat wil zeggen dat ze de huidige Oost-Duitse staat vrijpleiten van enige
schuld aan het naziregime, omdat haar voorloper, de Kommunistische Partei
Deutschlands (KPD) het verzet tegen de nazi’s zou hebben geleid. Ook het Duitse volk
zou geen schuld betreffen, omdat het naziregime uit een kapitalistische elite zou hebben
bestaan, die de Duitse arbeiders juist zou hebben benadeeld. Daarbij wordt benadrukt
dat de DDR als socialistische staat, in tegenstelling tot de kapitalistische
Bondsrepubliek Duitsland (BRD), de enige antifascistische Duitse staat zou zijn.
Daarnaast blijkt dat de opvattingen van de SED-partijtop door deze publicaties zelfs
worden aangedikt.
Ook is een vergelijking gemaakt tussen de SED-partijdocumenten en de werken van enkele
prominente DDR-intellectuelen: een gedicht van zanger en dichter Wolf Biermann, een film
van filmmaker Konrad Wolf en een roman van schrijfster Christa Wolf. Deze vergelijkingen
brachten het volgende aan het licht:

De intellectuelen gaan minder met de opvattingen van de SED mee dan de historici, en
verschillen ook onderling meer van aanpak dan de historici.
In een korte casus wordt de behandeling van de Holocaust in de werken van de SEDpartijtop en de historici en intellectuelen onderzocht. Daaruit blijkt het volgende:

In de documenten van de SED staat bijna geen informatie over de Holocaust. De
hierboven behandelde historici en intellectuelen noemen, hoewel zeer kort, wel de
Holocaust en de slachtoffers daarvan. Er wordt bij alle documenten en publicaties een
grotere nadruk gelegd op de rol van communisten in de naziperiode.
1
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
Inhoudsopgave
Inhoud
Inleiding.................................................................................................................................................. 3
Hoofdstuk 1
De DDR van 1945 tot en met 1982.......................................................................... 7
1945 - 1949: de Duitse toekomst in handen van de geallieerden ................................................... 7
1949 - 1971: Een Oost-Duitse staat, onder leiding van Ulbricht ................................................... 8
1971 - 1982: Van Ulbricht naar Honecker .................................................................................... 10
Hoofdstuk 2
DDR-historici en het naziverleden ....................................................................... 11
De opvattingen van de SED omtrent het Duitse naziverleden..................................................... 11
Klassenkampf Tradition Sozialismus (1975) ................................................................................... 14
Deutschland von 1939 bis 1945: Deutschland während des zweiten Weltkrieges (1974).............. 16
Geschichte des Alltags des deutschen Volkes. Studien 5: 1918-1945 (1982) ................................. 17
Conclusie .......................................................................................................................................... 19
Hoofdstuk 3
DDR-intellectuelen en de naziperiode................................................................... 21
Deutschland – ein Wintermärchen (1965) ...................................................................................... 21
Ich war neunzehn (1968) ................................................................................................................. 23
Kindheitsmuster (1976) ................................................................................................................... 24
Casus: herinneringen aan de Holocaust in de DDR ..................................................................... 26
De historici over de Holocaust ...................................................................................................... 26
De intellectuelen over de Holocaust .............................................................................................. 28
Conclusie .......................................................................................................................................... 29
Conclusie .............................................................................................................................................. 30
Bijlagen ................................................................................................................................................. 33
Deutschland - ein Wintermärchen Songtext ................................................................................. 33
Literatuurlijst ...................................................................................................................................... 36
Primaire bronnen ............................................................................................................................ 36
Secundaire literatuur ...................................................................................................................... 37
2
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
Inleiding
Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog in Europa in mei 1945 speelt in Duitsland de
vraag hoe het naziverleden verwerkt dient te worden. Waar in eerste instantie schoon schip
werd gemaakt door de Neurenbergprocessen, en vervolgens een nieuw begin werd gemaakt met
de Duitse samenleving en economie - het Wirtschaftswunder - werd het naziverleden
weggestopt. In de vroege jaren zestig bleek door het proces tegen nazikopstuk Adolf Eichmann
echter dat de naziperiode voor de Duitsers, en met hen de rest van de wereld, allesbehalve
afgesloten en verwerkt was. In de decennia die volgden, kwamen er moeizame debatten op gang
onder historici, andere intellectuelen en de Duitse bevolking, waar de Historikerstreit en het
debat rondom Daniel Goldhagen bekende voorbeelden van zijn. Tot op de dag van vandaag
zoekt Duitsland in de context van de eigen tijd naar nieuwe manieren om met het zwaarbeladen
naziverleden om te gaan.
Met dit verhaal is echter niet alles gezegd, ondanks dat dit het standaardverhaal is
waarmee het verwerken van het naziverleden in Duitsland, de Vergangenheitsbewältigung,
wordt verteld. Vaak wordt vergeten dat dit de West-Duitse kant van het verhaal is. In de meeste
werken wordt de Oost-Duitse kant niet of in geringe mate verteld, en dan gaat het vooral om
het deel van het verhaal waarin de Duitse Democratische Republiek (DDR) zich geconsolideerd
had. Om die reden tracht dit onderzoek de volgende vraag te beantwoorden: Hoe verliep de
omgang met het naziverleden van de DDR door Oost-Duitse historici en andere intellectuelen
in de periode van 1965 tot en met 1982, en wat was de wisselwerking hierin met de partijtop
van de SED?
Er zijn meerdere redenen waarom ervoor gekozen is om dit onderwerp te onderzoeken.
Allereerst is, zoals hierboven reeds genoemd, het debat over de herinnering en de verwerking
van het naziverleden in West-Duitsland uitvoerig in academische publicaties voorgekomen,
terwijl ditzelfde proces in Oost-Duitsland nog sterk onderbelicht is. Ten tweede kan opgemerkt
worden dat, tussen de werken die wél over Oost-Duitse historiografie zijn verschenen en ook
de behandeling van het naziverleden in Oost-Duitsland de revue laten passeren, er weinig tot
geen historici zijn de periode van 1965 tot 1982 nauwkeurig beschrijven. Zo schrijft Konrad
Jarausch in zijn boek After Hiter: Recivilizing Germans, 1945-1995 (2006) over heel Duitsland,
dus ook over West-Duitsland, en focust Andreas Dorpalen zich in zijn boek German History in
Marxist Perspective: the East-German Approach (1985) zich op álle Oost-Duitse
geschiedschrijving tot dan toe. Dit terwijl juist de periode van 1965 tot 1982 zich zeer goed
3
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
leent voor het bestuderen van Oost-Duitse historiografie: in deze periode vonden er betrekkelijk
weinig politieke en sociale veranderingen plaats in Oost-Duitsland. In de twee decennia vóór
1965 werd langzaam de DDR gevormd en de rol van de Sovjet-Unie in deze nieuwe staat
bepaald. En vanaf 1982 vonden de grote sociale en politieke veranderingen plaats die leidden
tot de val van de Berlijnse Muur in 1989 en, uiteindelijk, tot de eenwording van Duitsland in
1990. Met andere woorden: de Oost-Duitse staat stond in de periode van 1965 tot en met 1982
het sterkst in haar schoenen, en bood het kader waarbinnen Oost-Duitse historici en andere
intellectuelen moesten werken. Daarmee is deze periode de meest geschikte periode om te
onderzoeken wat de invloed was van de Oost-Duitse regering op de omgang met het
naziverleden door haar historici en andere intellectuelen.
Meerdere historici hebben reeds geschreven over de Vergangenheitsbewältigung in de
DDR. Twee van hen die voor dit onderzoek zeer van belang zijn, zijn de hierboven reeds
genoemde historicus Andreas Dorpalen en Amerikaans historicus Jeffrey Herf. In hun werken,
respectievelijk German History in Marxist Perspective: The East German Approach (1985) en
Divided Memory: The Nazi Past in the Two Germanys (1997) gaan zij beiden in op het idee van
Vergangenheitsbewältigung in de DDR, door zowel de overheid als historici. Hierbij focust
Dorpalen meer op de Oost-Duitse historici, en Herf meer op de Oost-Duitse overheid.
Dorpalen geeft een heldere beschrijving van hoe hij meent dat de historici in de DDR met de
Vergangenheitsbewältigung omgingen: het Duitse ‘fascisme’ was volgens hen een logisch
gevolg van de ontwikkeling van het kapitalistisch systeem en was erop gebrand nog meer macht
weg te nemen bij de arbeidersklasse en meer macht toe te kennen aan de ‘monopolisten’ van de
Duitse industrie.1 Daarbij kwam, volgens deze historici, dat de communistische partij en andere
communistische organisaties zich als enigen al vanaf het begin hiertegen hadden verzet, en als
enigen daadwerkelijk het belang van de natie als hoogste doel hadden2. Dit onderzoek heeft ten
doel te achterhalen of dit daadwerkelijk geldt voor zowel de onderzochte historici als de hier
behandelde intellectuelen. De belangrijkste stelling van Herf uit Divided Memory ten opzichte
van de Oost-Duitse Vergangenheitsbewältigung is dat het ‘vechten voor vrede’3 voor de OostDuitse staat belangrijker was dan de grote aantallen mensen die er stierven, het lijden van de
joden in de Holocaust en dat wat het volgens Herf daadwerkelijk was, namelijk ‘vechten om te
overleven’. Bovendien moest dit gevecht voor vrede nog steeds doorgaan: de ‘antifascistische’
1
Andreas Dorpalen, German History in Marxist Perspective: The East German Approach (Detroit 1985) 393394.
2
Dorpalen, German History, 419.
3
Jeffrey Herf, Divided Memory: the Nazi Past in the Two Germanys (Cambridge 1997), 164.
4
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
Oost-Duitse staat en haar volk vochten nog steeds tegen de fascistische voortzetting in WestDuitsland en het kapitalisme/‘kosmopolitisme’, waartegen ook in de DDR sterke vervolgingen
plaatsvonden4. Herf claimt tevens dat de Jodenvervolging in het nazitijdperk niet of in elk geval
veel te weinig werd herdacht, wat op te maken is uit zijn opmerking dat een benoeming van de
joodse slachtoffers van het naziregime ongebruikelijk is5. In dit onderzoek wordt eveneens
aandacht geschonken aan de aanpak van de Oost-Duitse overheid ten opzichte van de
Vergangenheitsbewältigung, en in hoeverre de slachtoffers van de Holocaust hierin
terugkwamen.
De omgang met het naziverleden van Duitsland in de DDR wordt in dit onderzoek
behandeld via de ideeën en theorieën van historici en andere intellectuelen uit de DDR. De term
‘historici’ spreekt voor zich en behoeft geen verdere uitleg, maar de term ‘intellectuelen’ beslaat
een groot veld. Met deze term worden personen bedoeld die van beroep of opleiding geen
historici zijn, maar zich wel in het historiografische debat hebben gemengd dat dit onderzoek
behandelt. Dit is tevens de reden dat ook hun theorieën en ideeën in dit onderzoek worden
behandeld: een overzicht van het historiografisch debat over het naziverleden in de DDR is niet
compleet zonder de vermelding van de meest representatieve deelnemers. Met deze deelnemers
worden diegenen bedoeld, die doelbewust geschreven hebben over de herinnering en de
verwerking van het naziverleden in de DDR, zowel historici als bijvoorbeeld schrijvers en
politici.
Dit onderzoek is zich ervan bewust dat de gebruikte benadering een top-down
benadering is, en dus een benadering die alleen de blik van de intellectuele elite van de DDR
weergeeft; niet die van het Oost-Duitse volk. Desondanks is om twee redenen voor deze
benadering gekozen. De eerste reden is dat de blik van het Oost-Duitse volk minder uitmaakt
voor het historiografisch debat, aangezien zij er geen directe deelnemers aan zijn geweest. De
tweede reden is het feit dat het zeer ingewikkeld is om de blik van het Oost-Duitse volk op de
omgang met het eigen naziverleden te achterhalen; ten eerste bood de DDR-regering haar
bevolking weinig ruimte om dit te doen, en ten tweede is hierover zeer weinig tot niets
geschreven. Daarbij komt dat pogingen om vandaag de dag alsnog deze blik uit het verleden te
verkrijgen door middel van interviews met personen die het destijds meemaakten, vrijwel zeker
zullen mislukken. De dan vergaarde blikken zullen immers gekleurd zijn door alle
gebeurtenissen die sinds het einde van bovengenoemde periode hebben plaatsgevonden.
4
5
Herf, Divided Memory, 168.
Ibidem 165.
5
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
Bij het behandelen van de Oost-Duitse ideeën en theorieën over het naziverleden wordt
eveneens rekening gehouden met de rol van de Oost-Duitse overheid, in de vorm van de
partijtop van de SED-partijtop die in feite de macht had, in de periode van 1965 tot en met 1982.
Dit is meegenomen in het onderzoek omdat van de DDR bekend is dat zij als staat een zeer
grote invloed had op de acties en het denken van haar intellectuele elite. Veel van hun werken
werden eerst door de partij beoordeeld voordat ze uitgegeven mochten worden, en bij het naar
buiten brengen van door de partij ongewenst gedachtegoed kon zij een publicatieverbod voor
de betreffende persoon uitvaardigen. In het ergste geval werd de desbetreffende auteur
gevangengezet of verbannen naar West-Duitsland. Dit maakt dat de invloed van de SEDpartijtop op de werken van Oost-Duitse historici, schrijvers en andere auteurs zo groot moet
zijn geweest, dat een onderzoek naar hun theorieën en ideeën, op welk gebied dan ook,
incompleet is zonder een beschrijving van de rol van de staat hierin.
Bij het beschrijven van dit onderzoek zal gebruik worden gemaakt van zowel secundaire
als primaire bronnen over het onderwerp. Primaire bronnen - van de historici en andere
intellectuelen - over hun theorieën en ideeën over het naziverleden van Duitsland, zijn
onmisbaar voor een onderzoek naar het historiografisch debat dat in mijn onderzoek behandeld
wordt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van werken van de prominente zanger en dichter Wolf
Biermann, regisseur en scenarioschrijver Konrad Wolf en schrijfster Christa Wolf (geen
familie). In dit onderzoek is voor onder andere hen gekozen omdat zij werken hebben
gepubliceerd die expliciet de herinnering en de verwerking van het naziverleden in OostDuitsland behandelen. Daarnaast wordt ook gebruik gemaakt van enkele secundaire werken,
die nuttig zijn voor een beschrijving van de historische context waarbinnen de primaire bronnen
passen.
In dit onderzoek wordt getracht de probleemstelling te beantwoorden met behulp van
meerdere deelonderwerpen, ingedeeld in drie hoofdstukken. In hoofdstuk 1 wordt in het kort
de consolidatie van Oost-Duitsland als staat en als samenleving tot 1965 behandeld, evenals de
Oost-Duitse staat en samenleving zoals zij bestonden in de periode van 1965 tot en met 1982.
In hoofdstuk 2 komen de omgang met het naziverleden door Oost-Duitse historici en andere
intellectuelen, en de invloed die de Oost-Duitse partijtop op deze theorieën en ideeën had, aan
bod. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de omgang met het naziverleden door de eerder
genoemde intellectuelen aan bod, eveneens gecombineerd met de opvattingen van de DDRpartijtop. Daarop volgt een korte casus over de plek van de Holocaust binnen de manieren van
omgang van zowel de partijtop, de historici als de intellectuelen.
6
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
Hoofdstuk 1
De DDR van 1945 tot en met 1982
In dit inleidende hoofdstuk wordt het ontstaan van de DDR behandeld, vanaf het einde van de
Tweede Wereldoorlog in Europa. Het begint bij de opdeling van Duitsland in vier
bezettingszones, en zal vanaf daar de ontwikkeling van de DDR als staat en als samenleving
volgen, tot en met 1982. Op deze manier wordt kort belicht wat de ontwikkelingen waren die
leidden tot de staat en samenleving van de DDR in de periode die dit onderzoek belicht,
namelijk 1965 tot en met 1982, en hoe die staat en samenleving zich in die periode verder
ontwikkelen. Zodra deze zaken aan het licht gekomen zijn, kan in het volgende hoofdstuk de
focus gelegd worden op het denken en handelen van de historici en andere intellectuelen van
1965 tot en met 1982. Verder wordt in dit hoofdstuk de nadruk gelegd op het politieke- en
intellectuele klimaat dat zich ontwikkelde, omdat deze voor dit onderzoek het meest belangrijk
zijn. Om die reden wordt er slechts kort stilgestaan bij de economische ontwikkelingen, voor
zover zij van invloed zijn op het handelen van de staat en van intellectuelen.
1945 - 1949: de Duitse toekomst in handen van de geallieerden
Reeds vóór het einde van de oorlog, in 1944, werden door de Verenigde Staten, GrootBrittannië en de Sovjet-Unie de eerste plannen gemaakt voor een verdeling van Duitsland in
drie verschillende zones, wanneer het zich gecapituleerd zou hebben. In 1945, tijdens de Jaltaconferentie, werd er ook onderhandeld voor een Franse zone. Die kwam er, uitgesneden uit de
Amerikaanse en Britse zones; het deel van de Sovjet-Unie bleef even groot als voorheen.6 Ook
Berlijn werd op een vergelijkbare manier verdeeld. De intentie van deze verdeling was dat elke
geallieerde partner een deel van Duitsland op vergelijkbare wijze zou gaan beheren en dat er,
net als tijdens de Tweede Wereldoorlog, in hoge mate sprake zou zijn van samenwerking tussen
de partners. Afgezien van de Neurenberg-processen werd er echter nauwelijks samengewerkt:
elke partner had een eigen manier om zijn eigen zone te overzien, en vooral Frankrijk en
Rusland waren weinig bereid hun methodes aan te passen, en stonden op die manier
samenwerking met de andere zones in de weg. 7
Ondanks deze obstakels was de hoop op een herenigd Duitsland nog steeds aanwezig,
niet in de laatste plaats onder de Duitse bevolking. Ook Jozef Stalin had graag een herenigd,
6
Mary Fulbrook, A history of Germany, 1918-2014. The divided nation (Chichester 2015) 114; Peter W.
Sperlich., Oppression and Scarcity: The History and Institutional Structure of the Marxist-Leninist Government
of East Germany and Some Perspectives on Life in a Socialist System (Westport 2006) 7 – 9.
7
Sperlich, Oppression and Scarcity, 9 – 10.
7
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
neutraal Duitsland in Centraal-Europa gezien, maar zijn voorstel om de verschillende
bezettingszones samen te voegen, werd in 1952 door de andere geallieerde partners afgewezen.
8
Daarbij kwam dat de tegenstellingen tussen de Sovjet-Unie aan de ene kant, en de andere
geallieerde partners aan de andere kant, de samenwerking tussen hen niet bevorderden. Naar
aanleiding van de Griekse burgeroorlog in 1947 sprak de toenmalige Amerikaanse president
Harry Truman zich sterk uit tegen het communisme door de wil te tonen van de Amerikaanse
regering om het communisme binnen de perken te houden – het containment-beleid. Ook werd
in hetzelfde jaar het Marshall-plan ten uitvoering gebracht; om hieraan deel te kunnen nemen
en dus van de VS financiële hulp voor de wederopbouw te krijgen, moest een land aan een
aantal voorwaarden, die een duidelijk anticommunistisch karakter hadden, voldoen. Om die
reden, en niet in het minst ook vanwege de wil van Stalin, deden veel communistische landen
niet mee met het Marshall-plan en vonden ze hun plaats door de Sovjet-Unie opgerichte
organisaties zoals de Comintern.9 Deze ontwikkelingen versterkten mede de angsten die er in
de VS waren voor het expansionisme van de Sovjet-Unie, en in de Sovjet-Unie versterkte het
de angst voor een tweede inval vanuit het westen.
1949 - 1971: Een Oost-Duitse staat, onder leiding van Ulbricht
In 1949 werden de zones van de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Frankrijk – dat weer
met de andere westelijke zones was gaan samenwerken – samengevoegd tot één westelijke
zone, en werd er de Bondsrepubliek Duitsland opgericht. In hetzelfde jaar werd de Duitse
Democratische Republiek in de Sovjetzone opgericht en werden de Communistische Partij
Duitsland (KPD) en de Socialistische Partij Duitsland (SPD) samengevoegd tot de
Socialistische Eenheidspartij van Duitsland (SED). Deze partij won de eerste verkiezingen,
waarna onder leiding van SED-voorzitter Walter Ulbricht – die de oorlog in Moskou had
uitgezeten en daarna naar Duitsland was teruggekeerd – de weg in werd geslagen naar een
communistische staat, naar het voorbeeld van de Sovjet-Unie.10
Met het leiderschap van Ulbricht over de DDR begon de Stalinisering van de DDR.11
Stalin werd tot idool van de staat gemaakt, en de economie werd als door de staat geregeerde
planeconomie ingericht. Op grote schaal vond er in de industrie en landbouw collectivisering
plaats. Dit zorgde er mede voor dat de DDR wat betreft economische ontwikkeling en
Martin Kitchen, A history of modern Germany: 1800 to the Present (Chichester 2012) 333 – 334.
Kitchen, A history of modern Germany, 307, 329; Fulbrook, The divided nation, 137 – 138.
10
Kitchen, A history of modern Germany, 334; Sperlich, Oppression and Scarcity, 38; Fulbrook, The Divided
Nation, 119.
11
Sperlich, Oppression and Scarcity, 54; Fulbrook, The divided nation, 157.
8
9
8
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
levensstandaard achterbleef bij de andere Duitse staat, de Bondsrepubliek Duitsland (BRD).
Dit veroorzaakte zowel bij het volk als bij de overheid ontevredenheid; bij de laatste omdat het
niets liever wilde dan de volgens de DDR kapitalistische en zelfs neo-fascistische West-Duitse
staat voorbij te streven met een communistische economie. Het volk was door de ontvangst van
West-Duitse media, waarvan televisie de voornaamste werd, op de hoogte van de hogere
levensstandaard in het Westen, hetgeen ontevredenheid met de eigen levensstandaard
veroorzaakte.12 Samen met het drastisch opschroeven van de productiehoeveelheden per jaar,
en dus de hoeveelheid werk die de arbeidersklasse per jaar moest verrichten, kwam het in juni
1953 tot een staking van werklieden. Wat begon als een besluit om, als protest tegen de nieuwe
productiequota, het werk tijdelijk neer te leggen, stond er een paar dagen later een grote menigte
voor het Ministerienhaus in Oost-Berlijn, met serieuze eisen: het terugtrekken van de nieuwe
regels rondom de productiequota, lagere prijzen, maar ook het aftreden van de voltallige SEDregering en nieuwe, vrije verkiezingen.13 De staking kon alleen de kop ingedrukt worden door
binnenrollende Sovjet-tanks. Dit onderschrijft een punt dat Peter W. Sperlich maakt in zijn boek
Oppression and Scarcity (2006): de DDR ontleende haar bestaansrecht aan de Sovjet-Unie, en
kon ook niet zonder deze ‘grote broer’ als beschermer overleven. 14 Gedurende de jaren 1950
werd ook duidelijk welke vorm het DDR-beleid jegens intellectuelen zou krijgen. In deze
kringen werden meerdere ontwikkelingen met betrekking tot de communistische staat als
fenomeen, met interesse gevolgd. Bij het uiten van een afwijkende mening werden DDRburgers echter gestraft: bepaalde dingen konden iemand in het dagelijks leven ontnomen
worden, zoals bijvoorbeeld een fatsoenlijke woning, maar ook konden er processen en daarop
volgend gevangenisstraffen plaatsvinden.15 Als gevolg hiervan waren er twee ontwikkelingen:
er vond een exodus plaats van ongeveer een derde van de academici en intelligentsia uit de
DDR. Zij die bleven werden gedwongen een manier te vinden om zich aan te passen, zodat ze
hun werk konden blijven doen.16 Zoals Mary Fulbrook het in haar boek Anatomy
of Dictatorship verwoordt: ‘(…) the story is essentially one of a degree of accommodation and
intimidation as the 1950s proceeded.’17 Dit strenger worden van de staat culmineerde in 1961
in de versteviging van de Duits-Duitse grenzen en de bouw van de Berlijnse Muur. Nu voor
DDR-burgers de mogelijkheid om naar West-Duitsland te emigreren verdwenen was, en zij
12
Fulbrook, The divided nation, 161.
Mary Fulbrook, Anatomy of a dictatorship. Inside the GDR: 1949-1989 (Oxford 1995) 180 – 187.
14
Sperlich, Oppression and Scarcity, 59 – 60.
15
Fulbrook, Anatomy of a dictatorship, 176 – 177.
16
Kitchen, History of modern Germany, 340.
17
Fulbrook, Anatomy of a dictatorship, 176.
13
9
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
letterlijk binnen de grenzen van de DDR werden vastgehouden, werden zij gedwongen om te
roeien met de riemen die ze hadden, en er in de DDR voor zichzelf en hun families het beste
van te maken.18
In de vroege jaren 1960 verbeterde de economie langzaam maar zeker; het kwam zover
dat andere Oost-Europese landen met jaloezie de levensstandaard in de DDR bekeken. Dit was
mede mogelijk door de invoering van de Nieuwe Economische Standaard in diezelfde periode,
als gevolg van de door Nikita Chroesjtsjov ingezette destalinisering na Stalins dood in 1953.19
Met het aansterken van de economie werd het DDR-regime eveneens milder. Een voorbeeld
hiervan zijn de grotere vrijheden die de jeugd in die periode kreeg.20 Als gevolg hiervan
besteedde de staat minder aandacht aan het overspoelen van haar burgers met socialistische
waarden en idealen.21
1971 - 1982: Van Ulbricht naar Honecker
Dit veranderde echter toen in 1971 Ulbricht aftrad en er een nieuwe leider kwam in de persoon
van Erich Honecker. Er werd een omslag merkbaar in intellectuele en academische kringen, die
een hoogtepunt vond in 1976, tijdens de verbanning naar de BDR van zanger en dichter Wolf
Biermann, wiens werk tevens in dit onderzoek is opgenomen. Hij was al enige tijd niet populair
bij de SED-partijtop, maar zijn uiteindelijke verbanning liet blijken dat er in die periode minder
ruimte was voor opvattingen waar de staat het niet mee eens was. Opvallend is dat deze
ontwikkelingen plaatsvonden in een periode waarin het minder goed ging met de economie: de
economische groei die de DDR in de jaren 1960 had gekend, was in de jaren 1970 gestagneerd.
De levensstandaard was daarmee drastisch achtergebleven. De ontevredenheid over deze
ontwikkelingen zou zich in het volgende decennium manifesteren, en ze zou mede
verantwoordelijk zijn voor de protesten en ontwikkelingen die leidden tot de val van de
Berlijnse Muur.
18
Fulbrook, The divided nation, 171.
Kitchen, History of modern Germany, 341 – 342.
20
Ibidem 342; Sperlich, Opposition and Scarcity, 220 – 222.
21
Fulbrook, The divided nation, 171.
19
10
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
Hoofdstuk 2
DDR-historici en het naziverleden
Nu duidelijk is geworden hoe de periode van 1965 tot 1980 in de DDR verliep, zowel in het
algemeen als wat betreft het politieke en intellectuele klimaat, kan bekeken worden hoe er door
historici en intellectuelen met het naziverleden werd omgegaan. Deze analyses worden over
twee hoofdstukken verdeeld: in het nu volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de manier waarop
historici in hun werken omgingen met het Duitse naziverleden, en in het hoofdstuk daarna op
de manier waarop verschillende intellectuelen dit deden. Dit hoofdstuk gaat om te beginnen
echter in op het beleid en de ideeën die de partijtop van de SED ten opzichte van het
naziverleden van Duitsland hadden. Deze partijlijn wordt namelijk niet alleen in dit hoofdstuk,
maar ook in het volgende hoofdstuk als maatstaf gebruikt, gezien zowel de behandeling van het
naziverleden door de historici als die door de intellectuelen ermee vergeleken worden.
Vervolgens worden op historiografische wijze drie werken geanalyseerd, van historici die
leidend waren in de periode van dit onderzoek. Alle drie deze werken behandelen, in hun geheel
of deels, de nazi-jaren van de Duitse geschiedenis. Het eerste werk dat wordt behandeld, is het
boek Klassenkampf Tradition Sozialismus (1974). Vervolgens wordt het boek Deutschland von
1939 bis 1945: Deutschland während des zweiten Weltkrieges (1975) geanalyseerd. Het derde
werk is het boek Geschichte des Alltags des Deutschen Volkes (1982). Deze werken komen in
dit hoofdstuk in chronologische volgorde aan bod. Gedurende de analyses van deze werken
zullen voortdurend vergelijkingen worden gemaakt met het beleid van de SED, om daaruit de
invloed die dit beleid op de bovengenoemde historici had, af te kunnen leiden.
De opvattingen van de SED omtrent het Duitse naziverleden
Voordat welk werk dan ook in dit onderzoek wordt geanalyseerd, is het noodzakelijk om te
bekijken wat de ideeën van de heersende partij in de DDR, de SED, waren ten opzichte van het
Duitse naziverleden. In de eerste plaats is daarbij de notie interessant dat historici binnen de
DDR een zeer belangrijke rol vervulden, omdat zij de socialistische samenleving en -staat die
de DDR belichaamde, met behulp van het verleden konden legitimeren – dat is althans waar de
SED naar streefde. De bevindingen en publicaties van historici werden binnen de SED dan ook
zeer serieus genomen.22 Verder wordt getracht de ideeën van de SED te achterhalen door het
partijprogramma van de destijds net opgerichte SED uit 1946, de Oost-Duitse grondwet van
Georg G. Iggers, ‘Einige Bemerkungen zu neueren historischen Studien aus der DDR‘ in: Alexander Fischer
en Günther Heydemann (red.), Geschichtswissenschaft in der DDR. Band I: Historische Entwicklung,
Theoriediskussion und Geschichtsdidaktik (Berlin 1988) 155 – 175, aldaar 160.
22
11
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
1949 en de Oost-Duitse grondwetswijzigingen van 1968 en 1974 met elkaar te vergelijken. In
een vergelijking tussen deze vier documenten zijn veel overeenkomsten en verschillen te vinden
– waaronder die over de mogelijke eenheid van Duitsland – maar hier wordt geconcentreerd op
de opvattingen omtrent het Duitse naziverleden.
Wanneer deze documenten naast elkaar gelegd worden, zijn er drie algemene
standpunten, die uit bijna alle documenten naar voren komen. Het eerste standpunt dat de SED
jegens het Duitse naziverleden lijkt in te nemen, is dat het in de naziperiode de regering was
die fascistisch was, en niet het Duitse volk. De terreur die uit het nationaalsocialisme
voortvloeide, werd dan ook gepleegd door de regering, en het Duitse volk had hieronder te
lijden. Deze stelling is voornamelijk terug te vinden in het partijprogramma: hier wordt in de
introductie uit de doeken gedaan hoe het Duitse volk geleden heeft, en dat de arbeiders het
zwaarst geleden hebben.23 Ook is het een doel van de partij om alle ‘fascistische en reactionaire’
ambtenaren, met de nadruk op degenen met hoge posities, uit hun functie te ontzetten. Ook in
de grondwet van 1949 kan een uitwerking gevonden worden van het lijden van het Duitse volk
onder het naziregime: in artikel 26 staat dat de regering alle slachtoffers van het fascisme dient
te huisvesten.24 Een tweede standpunt is de gelijkstelling van fascisme aan kapitalisme en
imperialisme. Zo worden in het SED-partijprogramma van 1946 het verwijderen van
‘kapitalistische monopolies’ en het overdragen van de bedrijven die in het bezit waren van
oorlogscriminelen en fascisten naar de overheid, gelijk aan elkaar gesteld, en wil de partij dat
het ‘reactionair militarisme’ wordt vernietigd.25 Dit wordt bijna letterlijk herhaald in artikel 24
van de grondwet van 1949, met de uitzondering dat niet de staat, maar het volk de afgenomen
bedrijven in handen dient te krijgen.26 Deze bronnen impliceren hiermee dat kapitalisme en
fascisme in dezelfde mate ongewenst zijn en bestreden dienen te worden, en dat ze
samenhangen. In de grondwetswijziging van 1968 wordt verder het imperialisme, zoals volgens
de SED gepresenteerd door de Verenigde Staten en de BRD, weggezet als de tegenhanger van
de socialistische, antifascistische DDR.27 Het derde SED-standpunt dat uit deze vergelijking op
Sozialistische Einheitspartei Deutschlands, ‘Grundsätze und Ziele der Sozialistischen Einheitspartei
Deutschlands‘ (21 april 1946), in: Deutsche Geschichte in Dokumenten und Bildern,
http://germanhistorydocs.ghi-dc.org/sub_document.cfm?document_id=2989 (9 januari 2017), 1.
24
‘Constitution of the German Democratic Republic’ (7 oktober 1949) in: Centre Virtuel de la Connaissance sur
l’Europe (CVCE), http://www.cvce.eu/obj/constitution_of_the_german_democratic_republic_7_october_1949en-33cc8de2-3cff-4102-b524-c1648172a838.html (9 januari 2017).
25
SED, ‘Grundsätze und Ziele‘, 2.
26
‘Constitution of the German Democratic Republic’ (1949).
27
‘Constitution of the GDR’ (6 april 1968), in: Deutsche Geschichte in Dokumenten und Bildern,
http://germanhistorydocs.ghidc.org/pdf/eng/Document%2012%20Constitution%20of%20the%20GDR%201968.pdf (8 januari 2017).
23
12
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
te maken is, hangt nauw samen met het tweede: het socialisme is de directe tegenhanger van
het fascisme. Het SED-partijprogramma illustreert hoe het socialisme voor de SED de enige
weg is naar een vredig Duitsland:
Die Einheit der sozialistischen Bewegung ist die beste Gewähr für die Einheit Deutschlands!
Sie wird den Sieg des Sozialismus sichern! Der Sozialismus ist das Banner der Zukunft! In
diesem Zeichen werden wir siegen!28
Ook in de grondwetswijziging van 1968 komt dit standpunt terug, wanneer opgemerkt wordt
dat het socialisme, en de burgers van de DDR die erin leven, verantwoordelijk zijn geweest
voor de vredige, socialistische staat die de DDR nu is. In de grondwetswijziging van 1974 wordt
dit ook benoemd, maar dan sterker: het Duitse volk zet de socialistische trend door vanaf de
bevrijding van het fascisme.29 Dit kan worden geïnterpreteerd als een verwijzing naar het
binnenvallen en vervolgens bezetten van Oost-Duitsland door de Sovjet-Unie.
Uit de bovengenoemde documenten kunnen ook meerdere trends in de omgang met het
Duitse naziverleden door de SED-top worden opgemaakt. Zo werd in het SED-partijprogramma
uit 1946 en de DDR-grondwet uit 1949 vooral de nadruk gelegd op de gruweldaden die het
naziregime begaan had jegens het Duitse volk. Dat is ook zeker niet vreemd, gezien de Tweede
Wereldoorlog slechts enkele jaren vóór het ontstaan van deze documenten was beëindigd, en
de sporen van die oorlog nog goed zichtbaar waren in het dagelijks leven. Ook is het niet vreemd
dat de invloed van deze gruweldaden afnam naarmate deze sporen verdwenen, en dat ze daarom
ook minder in deze documenten voorkwamen. De tweede trend die zichtbaar is, is het
benadrukken van het socialisme als tegenhanger van het fascisme. Dit werd genoemd in het
SED-partijprogramma van 1946, maar kwam daarna pas weer naar voren in de
grondwetswijzigingen van 1968 en 1974. Dit duidt op een toenemende aandacht voor de
tegenstelling tussen het socialisme en het fascisme, maar ook voor de gelijkstelling tussen het
kapitalisme en het fascisme, hetgeen verklaard kan worden door de toegenomen invloed van de
Koude Oorlog op het beleid van de SED. Het standpunt dat fascisme gelijkstond aan het
kapitalisme en imperialisme, dat inhaakt op deze gelijkstelling, komt in zowel eerdere als latere
SED, ‘Grundsätze und Ziele‘, 4.
‘The Definition of East German Identity in the Final GDR Constitution’ (7 oktober 1974), in: Deutsche
Geschichte in Dokumenten und Bildern, http://germanhistorydocs.ghi-dc.org/pdf/eng/Chapter14Doc4.pdf (8
januari 2017).
28
29
13
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
documenten voor. Wel wordt het nadrukkelijker genoemd in de grondwetswijziging van 1968
dan in eerdere documenten.
Zowel de hier genoemde trends als de drie algemene standpunten van de SED-partijtop
kunnen na deze bespreking worden meegenomen in de analyses van de werken van de eerder
genoemde historici, en daarna van enkele intellectuelen.
Klassenkampf Tradition Sozialismus (1975)
Het boek Klassenkampf Tradition Sozialismus is gezamenlijk geschreven door een grote groep
historici in de DDR, die onder leiding stond van historicus Ernst Diehl. Diehl was in de DDR
niet zomaar een historicus: hij was in 1969 voorzitter van de Rat für Geschichtswissenschaft,
die toen werd opgericht als de instelling voor de geschiedwetenschap en al haar beoefenaars in
de DDR. Daarnaast was hij als prominent SED-lid actief in het Centraal Comité, een machtig
politiek orgaan dat onder andere leden van het eveneens machtige Politburo koos.30 Diehl was
dus een persoon die niet alleen goed lag bij de partijtop, maar daarbinnen ook veel macht had
en, in zekere mate, zelfs tot die top behoorde. Dit kan hem bij het publiceren van historische
werken een grote mate van vrijheid hebben gegeven, maar het kan ook zeker het geval zijn
geweest dat hij bij een publicatie aan het hoofd van een groep historici kwam te staan, om er
zeker van te zijn dat de inhoud naar wens van de partij was. Dit kan niet bewezen worden, maar
gezien de reputatie van de partijtop van de SED wat betreft censuur, is het een zeer
waarschijnlijke optie.
Bij een blik op de behandeling van de periode van het nationaalsocialisme in Duitsland,
blijkt in de eerste plaats dat grotendeels de lijn van de SED, zoals die in 1946 in het eerste
partijprogramma werd omschreven, is overgenomen, en zelfs versterkt, door de auteurs. Zo
wordt de heroïsche rol van de KPD veelvuldig beschreven. Een voorbeeld hiervan is het niet
meewerken van de KPD met Hitler en het oproepen tot protest na de beëdiging van de nieuwe
regering in maart 1933. De SPD wordt, vanwege haar met de NSDAP meewerkende houding
in deze periode, als zwak weggezet.31 Wanneer deze lijn wordt doorgetrokken, en in acht
genomen wordt dat de SED een opvolger was van de KPD van toen, blijkt dat de auteurs de
Oost-Duitse staat van hun tijd vrijpleitten van enige schuld aan de daden van het naziregime
Iggers, ‘Einige Bemerkungen‘, 160; Tilman P. Koops, ‘Die Kritik der westdeutschen Methodendiskussion in
der „Zeitschrift für Geschichtswissenschaft“ in: Alexander Fischer en Günther Heydemann (red.),
Geschichtswissenschaft in der DDR. Band I: Historische Entwicklung, Theoriediskussion und
Geschichtsdidaktik (Berlin 1988) 269 – 287, aldaar 283.
31
Zentralinstitut für Geschichte des Akademie der Wissenschaften der DDR, Klassenkampf Tradition
Sozialismus. Von der Anfangen der Geschichte des deutschen Volkes bis zur Gestaltung der entwickelten
sozialistischen Gesellschaft in der Deutschen Demokratischen Republik - Grundriß (Berlijn 1975) 444 – 445.
30
14
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
vóór en tijdens de Tweede Wereldoorlog. De voorloper van de Oost-Duitse staat had volgens
de auteurs immers als enige openlijk verzet gepleegd tegen de machtsovername van de NSDAP,
en had gedurende de gehele oorlog tegen de nationaalsocialistische regering gestreden.
Daarmee zou de DDR geen schuld betreffen als het aankwam op de ravages die de nazi’s
hadden achtergelaten in heel Europa. Ook geldt dit stuk als een poging tot het legitimeren van
de DDR als socialistische staat, en de macht van de SED. De voorloper van de SED zou immers
niet schuldig zijn aan de terreur van het naziregime, maar zou zich er juist als enige tegen verzet
hebben, en daarom was het de enige partij die, zeker moreel gezien, het recht had de bevolking
naar een vredige toekomst te leiden.
Wanneer de uitbraak van de Tweede Wereldoorlog in het boek wordt besproken, wordt
deze omschreven als ‘een nieuwe etappe van de algemene crisis van het kapitalistische
systeem’.32 Ook komt in dit werk ter sprake dat het naziregime volgens de auteurs al eind 1940
begon met de voorbereidingen voor de inval in de Sovjet-Unie. Daarbij wordt het vernietigen
van de Sovjet-Unie als staat als het hoogste klassendoel van de – meest reactionaire –
imperialistische staten bestempeld.33 Met deze imperialistische staten wordt niet alleen naziDuitsland bedoeld, dat dit klassendoel volgens de auteurs actief nastreefde, maar ook andere
westerse kapitalistische machten. Volgens de auteurs hadden deze staten namelijk de hoop dat
nazi-Duitsland, dat naar hun mening te veel invloed in Europa had gekregen en een direct
gevaar voor hen vormde, en de Sovjet-Unie elkaar zouden afmatten aan het Oostfront.34 Dit
geeft al enigszins aan hoe de auteurs de Sovjet-Unie behandelen: in lijn met de implicatie van
de Sovjet-Unie als broederstaat, uit de grondwetswijziging van 1974, wordt er geen kwaad
woord over de Sovjet-Unie genoemd in het boek van Diehl en zijn collega’s. Het geheel leest
als een heroïsch verhaal, waarin de Sovjet-Unie en de Duitse communisten aan de goede kant
stonden in moeilijke tijden en voor hun idealen streden, en dat aan het einde het kwaad – het
naziregime – door hen overwonnen werd. Eigenlijk wordt in één zin de complete houding van
de auteurs ten opzichte van het gedrag van de Sovjet-Unie tijdens de naziperiode getoond,
namelijk dat deze verantwoordelijk was voor de ondergang van het fascisme in Duitsland: ‘Der
wichtigste Faktor für die Niederlage des deutschen Faschismus war der heldenhafte Kampf der
Sowjetarmeen und der Völker der UdSSR.‘35
Zentralinstitut für Geschichte, Klassenkampf Tradition Sozialismus, 464.
Ibidem, 468.
34
Ibidem, 468.
35
Ibidem, 481.
32
33
15
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
Deutschland von 1939 bis 1945: Deutschland während des zweiten Weltkrieges (1974)
Ook het boek Deutschland von 1939 bis 1945: Deutschland während des zweiten Weltkrieges
is geschreven door meerdere auteurs: de historici Wolfgang Bleyer, Karl Drechsler, Gerhard
Förster en Gerhart Hass. Zij waren alle vier gerenommeerde historici in de DDR, die elk, naast
deze publicatie, ook vele andere werken op hun naam hebben staan. Dit grote aantal publicaties
laat zien dat de SED-partijtop hen daarvoor de ruimte gaf; aan de andere kant bekleedden zij
geen van allen een hoge, machthebbende positie binnen de partij of een instituut gericht op de
geschiedwetenschap.
Hier en daar komen er in het boek cijfers boven tafel, maar die gaan bijna ten onder in
de zee van ideologische termen en beschrijvingen. Ook wanneer de auteurs ingaan op het
ontstaan van de Tweede Wereldoorlog, gebruiken zij ideologische taal. Ze leggen uit hoe ‘ziek’
de ‘kapitalistisch-imperialistische’ maatschappijtop was in de decennia vóór de oorlog, en hoe
op die manier de oorzaken voor de Tweede Wereldoorlog zich konden voordoen. In Duitsland
streefden de kapitalisten een herverdeling van het wereldkapitaal, de grondstoffen en de
productiemiddelen na, zodat ze de Duitse industrie tot de grootste konden maken.36 Interessant
is dat de auteurs ook stellen dat de Tweede Wereldoorlog, net als de Eerste, werd veroorzaakt
door Duits imperialisme, en dat Duitsland de hoofdveroorzaker van de oorlog was.37 De hele
nazi-ideologie wordt vervolgens omschreven als een ideologie waarvan de karaktertrekken,
zoals bijvoorbeeld het sociaal-darwinisme en het antisemitisme, allemaal uit het Duits
imperialisme afkomstig zijn.38 De schuld van het toenmalige Duitsland aan het naziregime en
de Tweede Wereldoorlog wordt door de auteurs dus ronduit erkend. Verder wordt ook hier
benoemd dat, zoals tevens uit het partijprogramma en de grondwetten kan worden afgeleid, de
KPD als voorloper van de SED als enige verzet zou hebben geboden tegen het naziregime : de
KPD wordt letterlijk heroïsch genoemd.39 De nadruk ligt door het hele boek heen dan ook sterk
op het communistisch verzet tegen de nazi’s.
Ook wordt in het gehele boek veelvuldig de loftrompet gestoken over de Sovjet-Unie
tijdens de oorlog. Deze volgens de auteurs vrijheidslievende staat zou zich maximaal in de
oorlog tegen het fascisme hebben ingezet, terwijl de Verenigde Staten en Groot-Brittannië er in
het boek van beschuldigd worden hun eigen oorlogsinspanningen minimaal te hebben
Wolfgang Bleyer, Karl Drechsler, Gerhard Förster en Gerhart Hass, Deutschland von 1939 bis 1945:
Deutschland während des zweiten Weltkrieges (Berlijn 1974) 17 – 19.
37
Bleyer, Drechsler, Förster en Hass, Deutschland von 1939 bis 1945, 16 – 17.
38
Ibidem, 39.
39
Ibidem, 26.
36
16
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
gehouden, om zo de Sovjet-Unie zoveel mogelijk te laten leegbloeden40 - iets wat ook naar
voren is gekomen in het werk van Diehl et al. Er wordt in het boek geen mogelijkheid onbenut
gelaten om de andere geallieerde krachten, vooral de VS en Groot-Brittannië, een steek onder
water te geven, vooral als het gaat om de hoeveelheid ingezette troepen of het moment van
actieve deelname aan een van de fronten.41 De Sovjet-Unie is volgens de auteurs dan ook het
grootste slachtoffer van de Tweede Wereldoorlog geweest: ‘Die UdSSR, die seit dem 22. Juni
1941 die Hauptlast des Krieges trug, wurde zur führende Kraft der Antihitlerkoalition‘.42 Dit
laat goed naar voren komen hoe de auteurs de rol van de Sovjet-Unie, als broederstaat van de
DDR, wilden benadrukken. Vooral bij dit gedeelte lijkt het sterk alsof dat met een reden is
gedaan, namelijk om door de partijcensuur heen te komen.
Duidelijk wordt verder dat voor de auteurs de fascistische leiding van Duitsland tijdens
de Tweede Wereldoorlog compleet losstond van het Duitse volk als geheel, en zeker van de –
communistische – verzetsstrijders, en dat het volk, net als de rest van bezet Europa, had moeten
zuchten onder het juk van de fascistische nazitop.43 Dit is iets wat bijna letterlijk terugkomt in
het SED-partijprogramma uit 1946, waarbij het enige verschil bedraagt dat de SED specifiek
de arbeiders als grootste slachtoffers uitlicht. Al met al komt uit dit boek duidelijk naar voren
dat de auteurs getracht hebben om de ideeën van de SED-partijtop zoveel mogelijk in hun boek
te verwerken, en ze zelfs te versterken. Of dit gebeurde vanwege censuur, wat het meest
realistisch lijkt, of omdat de auteurs er dezelfde opvattingen op nahielden als de partijtop, kan
daarbij niet uitgewezen worden.
Geschichte des Alltags des deutschen Volkes. Studien 5: 1918-1945 (1982)
De laatste historicus wiens werk in dit onderzoek behandeld wordt, is Jürgen Kuczynski,
economisch historicus. Ook hij heeft heel wat werken op zijn naam staan buiten dit boek: zo
wordt hij de vader van de geschiedenis van het dagelijks leven genoemd 44 – een naam die hij
met zijn serie Geschichte des Alltags des deutschen Volkes waarmaakte – en richtte hij in 1960
Bleyer, Drechsler, Förster en Hass, Deutschland von 1939 bis 1945, 225.
Ibidem, 375.
42
Ibidem, 177.
43
Ibidem, 393-404.
44
Alexander Fischer en Günther Heydemann, ‘Weg und Wandel der Geschichtswissenschaft und des
Geschichtsverständnisses in der SBZ/DDR seit 1945‘ in: Alexander Fischer en Günther Heydemann (red.),
Geschichtswissenschaft in der DDR. Band I: Historische Entwicklung, Theoriediskussion und
Geschichtsdidaktik (Berlin 1988) 3 – 30, aldaar 21.
40
41
17
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
het tijdschrift Jahrbuch für Wirtschaftsgeschichte op.45 Daarnaast was hij een overtuigd
marxist, en van joodse afkomst. Ondanks deze afkomst heeft hij nooit hinder ondervonden van
de zuiveringsacties die binnen de academische wereld plaatsvonden,46 hetgeen een goede
positie binnen deze wereld impliceert.
Dit boek is het eerste van de drie historische werken waarin er wat meer op
geschiedwetenschappelijke wijze wordt gewerkt. Er is een voorwoord met de methodes en
doelen van de auteur met dit boek, en er zijn veel voetnoten in het boek te vinden. Ook spreekt
de auteur zijn eigen mening uit, en gaat hij in op de ideeën van andere marxistische historici,
die hij bij naam en idee noemt, en daarna tegenover zijn eigen theorie zet. 47 Zijn eigen theorieën
en definities werkt hij daarnaast goed uit. Zo ook bij de term fascisme: dat zit hem volgens de
auteur in grote daden, maar ook in kleine. Zijn precieze definitie van de term neemt Kuczynski
over van de XII. Tagung des Exekutivkomitees der Kommunistische Internationale (EKKI):
‘(…) der Faschismus [ist] „die offene terroristische Diktatur der am meisten reaktionären,
chauvinistischen und imperialistischen Elemente des Finanzkapitals sei“‘.48
Hieruit valt al op te maken dat het boek duidelijk communistisch van aard is. Dat blijkt
eveneens wanneer de auteur in detail beschrijft hoe communistische personen en instellingen
voor het eerst het begrip fascisme onderzochten, het voor het eerst als gevaar aanwezen, en het
tot een aparte politieke doelstelling maakten.49 Eveneens geeft de auteur hierbij aan dat het
fascisme volgens hem een ‘klassenkarakter’ had; dit werkt hij echter niet verder uit. 50 Deze
bevindingen komen ook weer grotendeels overeen met het SED-partijprogramma, de grondwet
en de grondwetswijzigingen: deze documenten benadrukken eveneens het belang van het
communisme tegenover het fascisme.
Kuczynski beschrijft het ontstaan van het fascisme in Duitsland op economische wijze:
het zou ontstaan zijn door het ‘monopoliekapitaal’. Van 1918 tot 1929 was in het bedrijfsleven
de ‘kolen-ijzer-staalgroep’ de machtigste, maar na de beurskrach van 1929 werd dat de ‘chemieelektragroep’. Als reactie hierop werd de kolen-ijzer-staalgroep politiek reactionair, en begon
Alexander Fischer, ‘Der Weg zur Gleichshaltung der Geschichtswissenschaft in der SBZ 1945-1949‘ in:
Alexander Fischer en Günther Heydemann (red.), Geschichtswissenschaft in der DDR. Band I: Historische
Entwicklung, Theoriediskussion und Geschichtsdidaktik (Berlin 1988) 45 – 75, aldaar 52.
46
David Childs, ‘Obituary: Professor Jürgen Kuczynski’, Independent (versie 13 augustus 1997),
http://www.independent.co.uk/news/people/obituary-professor-jurgen-kuczynski-1245205.html (10 januari
2017).
47
Een voorbeeld hiervan is: Jürgen Kuczynski, Geschichte des Alltags des deutschen Volkes. Studien 5: 19181945 (Berlijn 1982) 59.
48
Kuczynski, Geschichte des Alltags, 53.
49
Ibidem, 53.
50
Ibidem, 54.
45
18
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
daarin samen te werken met de al eerdere economisch benadeelde Junkern. Zo kon het fascisme
ontstaan, en door zijn vele mogelijkheden binnen het fascisme, werd de chemie-elektrogroep
ook reactionair. Bovendien kon zowel de kolen-ijzer-staalgroep als de chemie-elektragroep
bijdragen aan bewapening in een eventueel aankomende oorlog, waardoor ze die mogelijkheid
niet in de weg stonden, en soms zelfs toejuichten.51 Dit is tevens in lijn met de ideeën van de
SED, die het kapitalisme en de grote bedrijven daarbinnen als meewerkende factor voor, en
zelfs onderdeel van het Duitse fascisme beschouwden.
Kuczynski gebruikt minder felle woorden dan de hierboven behandelde auteurs om het
kapitalisme, en zelfs het imperialisme, af te schilderen. Over het imperialisme is hij niet positief,
maar hij beschouwt deze termen meer dan dat hij er een oordeel over geeft. Toch maakt hij
duidelijk dat zijn boek vanuit marxistisch oogpunt geschreven is. Als het bijvoorbeeld aankomt
op de gehele fascistische periode, die hij als klassenstrijd beschrijft, dan deelt Kuczynski deze
in twee delen op. In het eerste deel, dat van 30 januari 1933 tot 21 juni 1941 loop, verflauwt de
klassenstrijd, en in het tweede deel, dat zich uitstrekt van 22 juni 1941 tot aan 8 mei 1945 (de
capitulatie van nazi-Duitsland) komt de klassenstrijd tot een hoogtepunt. Hier strijden het
kapitalisme en het socialisme tegen elkaar, en uiteindelijk overwint het socialisme. 52 Deze
beschrijving van een strijd tussen twee ideologieën, met het socialisme als uiteindelijke winnaar
kwam ook in de twee hierboven behandelde werken terug, en de teleologie die uit deze
beschrijvingen naar voren komt, geeft de marxistische invalshoek van de auteurs tekenend
weer. Een vergelijkbare beschrijving is naar voren gekomen uit het SED-partijprogramma.
Conclusie
Bij de behandeling van zowel het SED-partijprogramma uit 1946, de grondwet van 1949 en de
grondwetswijzigingen van 1968 en 1974, als van de publicaties van de drie historici hierboven,
is gebleken dat deze grotendeels met elkaar overeenkomen, en dat de historici het ideologische
element van de opvattingen van de SED-partijtop in hun publicaties zelfs aandikken. Hierbij
gaat het vooral over de leidende rol die de voorloper van de SED, de KPD, zou hebben gespeeld
bij het verzet tegen het naziregime. Dit kan hebben gegolden als manier om de censuur van de
staat te ontwijken, maar tegelijk ook als manier om de staat en de SED te legitimeren. Ook
wordt in zowel de publicaties van de historici als in het SED-partijprogramma, de grondwet en
de grondwetswijzigingen de ideologische strijd naar voren gehaald tussen het Duitse fascisme
en het socialisme. Daarnaast wordt ook in al deze werken en documenten een verband gelegd
51
52
Kuczynski, Geschichte des Alltags, 58.
Ibidem, 78.
19
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
tussen het fascisme enerzijds en het kapitalisme en imperialisme anderzijds, omdat de grote
kapitalistische bedrijfseigenaren het fascisme geholpen zouden hebben om de arbeiders te
onderdrukken, en om goederen te produceren voor de aankomende oorlog. Al met al is uit
bovenstaande analyses dus duidelijk geworden hoe historici in de DDR omgingen met het
Duitse naziverleden: zij hielden er dezelfde opvattingen op na als de SED-partijtop. Dit wil
zeggen dat zij de ideologische beschrijving van de naziperiode overnamen, de Oost-Duitse staat
en het Duitse arbeidersvolk van schuld aan de naziterreur onthieven en de schuld afschoven op
de West-Duitse regering, en soms ook op andere kapitalistische landen. In het volgende
hoofdstuk zal blijken of deze stelling eveneens geldt voor Oost-Duitse intellectuelen.
20
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
Hoofdstuk 3
DDR-intellectuelen en de naziperiode
Als volgende element in dit onderzoek wordt in dit hoofdstuk behandeld op welke manier er
door DDR-intellectuelen met het Duitse naziverleden werd omgegaan in de periode van 1965
tot 1980. Hierbij worden de werken van drie prominente intellectuelen in de DDR binnen deze
periode geanalyseerd. Als eerste komt een gedicht van de eerdergenoemde zanger en dichter
Wolf Biermann, genaamd Deutschland – ein Wintermärchen (1965) aan bod. Het tweede werk
dat wordt behandeld, is de film Ich war neunzehn (1968) van regisseur Konrad Wolf. Het derde
werk is de roman Kindheitsmuster (1976) van schrijfster Christa Wolf. Deze drie intellectuelen
zijn allen in dit onderzoek opgenomen wegens hun prominentie in de Oost-Duitse samenleving
en de prominentie van hun werken daarin. Bij de analyses van de bovengenoemde werken
worden telkens vergelijkingen gemakt met de opvattingen van de SED-partijtop, zoals
beschreven in het vorige hoofdstuk aan de hand van het SED-partijprogramma uit 1946, de
grondwet uit 1949 en de grondwetswijzigingen uit 1968 en 1974. Ook wordt in dit hoofdstuk
aan de hand van een korte casus een cruciaal aspect uit het Duitse naziverleden besproken, dat
in de vorige hoofdstukken nog niet ter sprake is gekomen, namelijk de vervolging van mensen
op andere gronden dan enkel politieke. Het gaat hier dan om de vervolging van joden, maar ook
om alle andere mensen die vervolgd werden vanwege hun etniciteit, religie, seksuele voorkeur
of handicap. Als verzamelnaam wordt voor de massale vernietiging van deze slachtoffers de
term ‘Holocaust’ gebruikt, in de bredere zin van het woord.
Deutschland – ein Wintermärchen (1965)
Het gedicht Deutschland – ein Wintermärchen, waarvan de titel een eerder gedicht van Heinrich
Heine imiteert, werd in 1965 door de Oost-Duitse zanger en dichter Wolf Biermann geschreven.
Biermann brengt het tevens ten gehore op zijn album Chausseestraße 131, dat in 1968 in WestDuitsland uitkwam. Biermann was één van de meest prominente dissidenten binnen de DDR,
en zijn uitzetting naar de BRD in 1976 wekte dan ook veel beroering op in binnen- en
buitenland. Andere prominente intellectuelen, waaronder de hier behandelde schrijfster Christa
Wolf, tekenden er protest tegen aan.53
Sarah Kirsch, e.a., ‚Gegen die Ausbürgerung von Wolf Biermann‘ (17 november 1976), in: Deutsche
Geschichte in Dokumenten und Bildern, http://germanhistorydocs.ghidc.org/sub_document.cfm?document_id=1172 (9 januari 2017).
53
21
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
In het gedicht wordt in het begin beschreven hoe de ik-persoon met de tram over de
Berlijnse Muur heen rijdt, en daar terugdenkt aan allen die het niet gelukt is om de muur te voet
over te steken – te vluchten uit de DDR. In het tweede gedeelte (vanaf: ‘Na und?...)54 gaat
Biermann echter in op de omgang met het naziverleden in de DDR. Daar maakt hij een
metafoor, van Duitsland als de eeuwige ‘kont van de wereld’, die inmiddels in tweeën is
gespleten. Als de ‘grote heren van de wereld’, waarmee hij waarschijnlijk doelt op de
kapitalistische, heersende wereldmachten, dan buikpijn, oftewel problemen, krijgen, komt de
narigheid, de ‘schijt’, er in Duitsland uit. Hier wordt vervolgens een interessante link gelegd
tussen de kleur van zowel wat er uit het achterste van de wereld komt, als over het algemeen
van de nazikostuums, die in beide gevallen bruin is. Hij concludeert vervolgens dat in WestDuitsland deze bruine gevallen, de nazi’s, die hij ‘deutsche Scheiße’ noemt, geparfumeerd zijn
en opgepoetst tot goud, hetgeen duidt op de vele voormalige nazi-ambtenaren die in WestDuitsland na de oorlog goed carrière konden maken, en bijgedragen hebben aan de ‘gouden
jaren’ daar. In Oost-Duitsland, schrijft Biermann, kan het nazisme niet meer terugkomen: wat
op die helft van het Duitse achterste eerst bruin was, is met ‘Stalins harde bezem’ rood
geschrobd.55 Dit wil zeggen dat volgens Biermann streng is opgetreden tegen de nazi’s in de
Sovjetzone, en later de DDR, en dat ze met harde hand in een communistische mal zijn gedrukt.
Van Wolf Biermann is bij uitstek bekend dat hij in zijn liederen en gedichten veelvuldig
inging tegen wat de SED-partijtop voorschreef, en de partij en regering regelmatig belachelijk
maakte. Er kan dus met zekerheid gesteld worden dat Biermann zich van mogelijke censuur en
represailles weinig aantrok. Desondanks was hij een overtuigd communist, die de DDR als zijn
vaderland beschouwde – hetgeen ook terugkomt in Deutschland – ein Wintermärchen. Ook in
dit gedicht is het protest tegen de regering aanwezig, en wel in het eerste gedeelte, waar hij zich
beklaagt over de Berlijnse Muur. In het tweede deel, waar dit onderzoek zich voornamelijk mee
bezig heeft gehouden, wordt er echter niet zozeer negatief over de Oost-Duitse staat gesproken.
Deze wordt tegenover de West-Duitse staat gezet, als de enige van de twee die het nazisme
volledig heeft uitgeroeid.56 Waarschijnlijk is dit dan ook één van de weinige gevallen waarin
Biermann het eens is met de manier van handelen van de SED-top, en in die zin komt het
overeen met de partijlijn, die voorschrijft dat het nazisme/fascisme volledig uitgeroeid dient te
worden, zoals in het SED-partijprogramma uit 1946.
Wolf Biermann, ‘Deutschland – ein Wintermärchen‘ (1965) op de LP Chausseestraße 131 (1968),
https://www.youtube.com/watch?v=yB2xHZvCWpk (11 januari 2017), 13‘42“ – 15‘08“. Zie ook bijlage.
55
Biermann, ‘Deutschland – ein Wintermärchen‘, 13‘42“ – 15‘08“.
56
Herf, Divided Memory,187 – 188.
54
22
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
Ich war neunzehn (1968)
De film Ich war neunzehn is gebaseerd op de dagboeken van regisseur en scenarioschrijver
Konrad Wolf uit de laatste dagen van de naziperiode57; hij was toen als Duitse vluchteling
onderdeel van het Rode Leger. De film, en het verhaal dat vanuit hoofdpersoon luitenant Gregor
Hecker wordt verteld, kan dus met recht worden gezien als een interpretatie van Wolf van de
laatste dagen van de Tweede Wereldoorlog.
In het begin van de film spreekt Hecker over zijn vaderland, Duitsland, dat voor hem
niet als een vaderland voelt: ‘Das ist meine Heimat, sagt man.’ 58 In dezelfde monoloog vertelt
hij als voice-over hoe hij als achtjarige uit Duitsland is gevlucht en in Moskou is opgegroeid.
Hij spreekt in de film dan ook vloeiend Russisch met de andere Sovjetsoldaten, en alleen Duits
met Duitse burgers, of als vertaler met nazi-officieren. Het lijkt erop dat Hecker mede om die
reden de commandant wordt van het dorpje Bernau, onder de rook van Berlijn. Hij spreekt daar
een jonge vrouw, een vluchtelinge, die niet weet wat het einde van de oorlog voor haar gaat
betekenen, en waar ze naartoe moet. Ze is haar familie kwijtgeraakt tijdens haar vlucht uit
Pommeren.59 Een Russische soldate uit even later haar woede over de Duitse inval in de SovjetUnie, en de wreedheden die daar gepleegd werden, op de vrouw wanneer die in het
Sovjetkwartier van het stadje onderdak komt zoeken. De vrouw zegt angstig terug dat zij daar
niet van wist en het ook niet heeft gedaan.60 Dit staat gelijk aan het SED-partijprogramma, dat
het Duitse volk geen schuld toekent. Het zou zelfs gezegd kunnen worden dat de film in dit
fragment overeenkomt met artikel 26 uit de Oost-Duitse grondwet van 1946, namelijk dat alle
slachtoffers en vluchtelingen uit de oorlog gehuisvest dienen te worden: de Duitse jonge vrouw
krijgt uiteindelijk onderdak in het Sovjetkwartier.
Een andere interessante blik van Hecker, en dus ook van Wolf, is dat er wel mooie
verhalen en uitspraken in boeken van onder andere Kant te vinden zijn, maar dat er in
werkelijkheid weinig goeds en nobels aan Duitsland is: ‘Suchst du das Deutschland, das nur in
Büchern steht?‘61 Wolf impliceert hiermee dat de Duitse cultuur inherent slecht is, en dus zaken
als het nazisme voortbrengt. Zijn meerdere Wadim Gejman, in het gewone leven leraar Duits
in Kiev, heeft hier moeite mee. Hij wil van een Duitse communist, en door de Sovjets bevrijde
gevangene, weten hoe hij aan zijn leerlingen moet gaan uitleggen hoe het kan dat in Duitsland
57
Konrad Wolf, Ich war neunzehn (1968), http://cinema.arte.tv/de/ich-war-neunzehn (11 januari 2017).
Wolf, Ich war neunzehn, 04‘44“.
59
Ibidem, 11‘26“ – 12‘42“.
60
Ibidem, 20‘07“ – 22‘30“.
61
Ibidem, 38‘44“.
58
23
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
het nazisme is ontstaan: ‚Aber wie soll ich das erklären? Auschwitz und Goethe, zwei deutsche
Namen, zwei Namen, in allen Sprachen?‘. Waarop de communistische gevangene zegt: ‘Es ist
auch meine Sprache.’62 Wat Wolf hiermee lijkt te willen zeggen, is dat de Duitse taal dan wel
geassocieerd is met het nationaalsocialisme, maar het is dat ook met het socialisme. De
vastberaden toon waarop de ex-gevangene dit uitspreekt, impliceert de overwinning van het
socialisme op het nazisme, ook hierin. Dit is één van de grondslagen van de SED-partijtop, en
komt in die hoedanigheid dan ook terug in het SED-partijprogramma en de
grondwetswijzigingen van 1968 en 1974. De ex-gevangene geeft Gejman eerder overigens een
antwoord dat neerkomt op de macht van de industrie en het kapitalisme in het militarisme en
de vervaardiging van wapens etc., op de vraag hoe het nationaalsocialisme in Duitsland op kon
komen.63 Ook dit is in lijn met de partij, aangezien het in alle in dit onderzoek onderzochte
documenten voorkomt.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden uit de gehele film, maar wel de belangrijkste voor
dit onderzoek. Gezamenlijk tonen zij aan dat Wolf bij het produceren van Ich war neunzehn
wellicht in het achterhoofd heeft gehad dat de film voldoende socialistische elementen diende
te bevatten, maar ook op een heldere manier zijn eigen verleden in de laatste dagen van de
Tweede Wereldoorlog erin heeft verwerkt. Zo wordt duidelijk dat Wolf het verleden niet wil
verdringen, maar het – binnen het kader dat de SED-partijtop heeft gesteld – wil verwerken.
Kindheitsmuster (1976)
In deze roman vertelt de bekende Oost-Duitse schrijfster Christa Wolf over haar eigen
ervaringen in de naziperiode, als kind in de hoogtijdagen van het naziregime en aan het einde
van de oorlog als Pruisische vluchtelinge.64 Om zichzelf te kunnen distantiëren van haar
ervaringen, maar die toch te kunnen vertellen, vertelt ze het verhaal met behulp van de
hoofdpersoon Nelly Jordan, die het als haar eigen ervaringen herinnert en aan haar dochter
Lenka vertelt. Wolf spreekt in het boek Nelly zowel in de derde als de tweede persoon aan, wat
haar distantiëring van het oorlogsverleden verder aantoont.
Het verhaal is een afwisseling van de vertelling van de jeugd van Nelly, en haar latere
bezoek, in de vroege jaren zeventig, aan de plaats waar ze vandaan komt. Zo beschrijft Wolf
hoe Nelly’s ouders, die een succesvol bedrijf hadden en niets merkten van het verdwijnen van
Wolf, Ich war neunzehn, 1:21‘15“ – 1:22‘20“.
Ibidem, 1:21‘31“ – 1:22‘04“.
64
Odile Jansen, ‘Het onverwerkte verleden van Christa Wolf’, Trouw (versie 8 juni 2002),
http://www.trouw.nl/tr/nl/4512/Cultuur/article/detail/2798869/2002/06/08/Het-onverwerkte-verleden-vanChrista-Wolf.dhtml (12 januari 2017).
62
63
24
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
de vrijheid van meningsuiting en de vervolgingen die met het naziregime meekwamen, steeds
meer richting het nationaalsocialisme georiënteerd raakten.65
Wolf gaat met het naziverleden van Duitsland om op persoonlijke wijze: ze omschrijft
haar eigen ervaringen binnen het nationaalsocialisme, maar heeft hier aanzienlijke moeite mee.
Dit omdat zij nu weet, en in het boek ook erkent, hoe fout het naziregime was en welke gruwelen
het heeft teweeggebracht. Zij had dat destijds, als jong meisje, echter niet in de gaten. Het
nationaalsocialisme drong zo door in haar dagelijks leven, dat het normaal werd, en de
desastreuze gevolgen ervan vonden ver bij haar vandaan plaats. Goede voorbeelden van het
nationaalsocialisme in Nelly’s dagelijks leven vormen haar beschrijvingen van het
nationaalsocialisme op school66, waardoor het in het dagelijks leven genormaliseerd werd, en
haar lidmaatschap bij de Hitlerjugend, die op haar als kind als betoverend overkwam67.
Verder behandelt Wolf ook personen die de naziperiode, de oorlog en de gruweldaden
liever willen vergeten en verdringen, waarvan Nelly’s jongere broer Lutz68 het duidelijkste
voorbeeld is. De roman gaat verder in tegen het beeld dat er na 1945 geen restanten meer van
het nationaalsocialisme in de DDR te vinden zouden zijn: Wolf noemt meerdere personen die
het Duitse naziverleden liever willen vergeten. Juist door het vergeten en verdringen, lijkt de
schrijfster te impliceren, is het naziverleden nog sterk aanwezig in de Oost-Duitse samenleving;
het is niet verwerkt. Ze illustreert dit aan de hand van de eerste zin van de roman: ‘Das
Vergangene ist nicht tot; es ist nicht einmal vergangen. Wir trennen es von uns ab und stellen
uns fremd.‘69 Deze implicatie druist in tegen de voornemens uit het SED-partijprogramma van
1946, om de samenleving te ontdoen van alle restanten van het nazitijdperk. Ook suggereert
een onverwerkt verleden een mogelijk schuldgevoel dat DDR-burgers koesteren, hetgeen recht
tegenover de beweringen uit het partijprogramma staat dat het Duitse volk enkel geleden heeft
onder het naziregime, en dus geen schuld heeft aan de naziperiode. Daarbij komt dat Wolf ook
ingaat op de verwerking van de ideologie van de naziperiode, wanneer ze haar hoofdpersoon
Nelly tegen diens dochter Lenka laat zeggen:
Christa Wolf, Kindheitsmuster (Leipzig 1976) 54 – 58.
Wolf, Kindheitsmuster, 132 – 135.
67
Ibidem, 249 – 250.
68
Ibidem, 491 – 493.
69
Ibidem, 9.
65
66
25
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
Wir reden davon (…), daß es noch andere Wahrheiten gibt als: Zwei mal zwei ist vier. Und ich
frage mich, warum man diese Wahrheiten so spät erkennt und warum es so schwierig ist, über
sie zu sprechen.70
Op deze manier verbindt Wolf Nelly’s, en haar eigen, persoonlijke worsteling met het
naziverleden aan dat van het gehele Oost-Duitse volk – hoe ongewenst dat ook geweest mag
zijn voor de partijtop van de SED.
Casus: herinneringen aan de Holocaust in de DDR
In deze korte casus wordt ingegaan op de Holocaust, een gebeurtenis die bij een onderzoek dat
de naziperiode behandelt, niet zomaar overgeslagen dient te worden. Op deze plaats wordt van
alle werken die in het huidige en het vorige hoofdstuk behandeld zijn, gekeken naar de mate
waarin zij de Holocaust hebben behandeld. Historicus Jeffrey Herf heeft zich hier al in eerdere
werken op toegelegd, met het grote verschil dat hij voornamelijk de periode tot 1960 in beide
Duitse staten in deze werken behandelde. Dit onderzoek gaat in deze korte ruimte in op de
periode van 1965 tot 1982, en kijkt daarbij uitsluitend naar de DDR. Herf claimt in zijn boek
Divided Memory: the Nazi past in the two Germanys (1997) dat de Jodenvervolging in het
nazitijdperk niet of in elk geval veel te weinig werd herdacht, wat op te maken is uit zijn
opmerking dat een benoeming van de joodse slachtoffers van het naziregime in de DDR
ongebruikelijk was.71 Hij legt de nadruk dan ook vooral op het ontbreken van aandacht voor
het lijden van joden door de Oost-Duitse staat. Dit is terug te vinden in alle in dit onderzoek
behandelde documenten die betrekking hebben op de SED-partijtop: nergens wordt de
Holocaust impliciet of expliciet genoemd. Er bestaat echter wel een memorandum van
Volkskammer-lid Paul Merker, waarin hij de vervolging van de joden onder het naziregime
erkent, en hen tot op zekere hoogte compensatie wil toekennen.72
De historici over de Holocaust
Als gekeken wordt naar de werken van de historici die in dit onderzoek geanalyseerd zijn, blijkt
dat zij allen op een andere manier met de Holocaust omgaan. Er wordt door Diehl et al. in
Klassenkampf Tradition Sozialismus weinig over gesproken. Er is daar slechts sprake van de
70
Wolf, Kindheitsmuster, 493.
Herf, Divided memory, 164 – 165.
72
Paul Merker, ‘Paul Merker an den Vorsitzenden der Sozialistischen Einheitspartei Deutschlands, Wilhelm
Pieck, über das Entschädigungsgesetz in der Sowjetischen Besatzungszone‘ (4 mei 1948) in: Deutsche
Geschichte in Dokumenten und Bildern, http://germanhistorydocs.ghidc.org/sub_document.cfm?document_id=4478 (12 januari 2017).
71
26
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
‘Pläne für die Ausrottung ganzer Völker’73. Ook wordt, weliswaar slechts kort, de ‘Endlösung
der Judenfrage’ aangestipt.74 In feite wordt in dit boek in één zin de Holocaust samengevat:
‘1939 lebten in Europa 9,5 Millionen Juden, 1945 nur noch 3,5 Millionen.’75 In Deutschland
von 1939 bis 1945 van Bleyer et al. wordt er iets meer ingegaan op de Holocaust, hoewel nog
steeds zeer summier. Zo wordt er wel gesproken over strengere straffen voor ‘mensen die de
eenheid van het Duitse volk probeerden te breken terwijl het in een oorlog verwikkeld was’,
maar hier wordt over de Holocaust niets genoemd. Dwangarbeid wordt wel veelvuldig
aangehaald, en er worden massamoorden genoemd, maar volgens de auteurs werden die
gepleegd op ‘Sovjetburgers’, en niet op joden.
76
Verder wordt in dit boek de
Wannseeconferentie genoemd, wanneer beschreven wordt dat het om het lot van de joden ging
dat daar besproken werd; om dat van mannen, vrouwen en kinderen:
Mit der Genauigkeit von Buchhaltern berieten fünfzehn Personen über die Ermordung von über
elf Millionen Menschen – Männer und Frauen, Kinder, Jugendliche und Greise – aus 27
Ländern: die Ausrottung der gesamten jüdischen Bevölkerung Europas.77
Even verderop worden de joden echter in één adem genoemd met respectievelijk communisten
en burgers van talrijke Europese landen. Vervolgens maken de auteurs van de gelegenheid
gebruik om de Sovjet-Unie nogmaals te prijzen voor haar rol in de oorlog, door te stellen dat
zonder de overwinning van het Rode Leger, en de volkeren in de ‘Antihitlerkoalition’, het de
nazi’s gelukt zou zijn om hun Endlösung te verwezenlijken. 78
Hoewel dit werk de Holocaust dus nog enigszins behandelt, sluit het die trend
teleurstellend af door niet stil te staan bij de slachtoffers van de Holocaust, wanneer alle doden
van tijdens de Tweede Wereldoorlog, en in het bijzonder die van de concentratiekampen,
genoemd worden.79 In Geschichte des Alltags des deutschen Volkes rept Kuczynski met geen
woord over de Holocaust. Dat kan te maken hebben met de economische aard van het boek,
maar roept gezien zijn eigen joodse afkomst wel vragen op noemt helemaal niets. Een
mogelijkheid is dat dat juist de reden is dat hij er hier niet over heeft geschreven. Gezien de
eerdere antisemitische zuiveringsacties binnen de politieke- en de academische wereld, zou het
Zentralinstitut für Geschichte, Klassenkampf Tradition Sozialismus, 466.
Ibidem, 471.
75
Ibidem, 481.
76
Bleyer, Drechsler, Förster en Hass, Deutschland von 1939 bis 1945, 201 – 204.
77
Ibidem, 210.
78
Ibidem, 210 – 211.
79
Ibidem, 140.
73
74
27
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
namelijk een mogelijkheid zijn dat hij zich niet in een benarde positie wilde begeven door tegen
de partijrichtlijnen – het gehele Duitse volk zou onder het naziregime geleden hebben, en niet
een specifiek gedeelte daarvan – in te gaan.
De intellectuelen over de Holocaust
De in dit onderzoek behandelde intellectuelen blijken wat directer te zijn met herinneringen aan
de Holocaust. Zo noemt Christa Wolf in Kindheitsmuster het feit dat joden het zwaarder hadden
dan de gemiddelde burger. Ze vertelt bijvoorbeeld dat de dokter in Nelly’s dorp, dr. Leitner,
zijn praktijk kwijtraakt omdat hij joods is.80 Daarnaast gaat ze in op het anders-zijn van joden,
en de angst voor hen, die Nelly worden aangeleerd81, en ze wijdt haar elfde hoofdstuk aan
overdenkingen over de Endlösung [sic].82
In de film Ich war neunzehn komen de Sovjetsoldaten onderweg naar Berlijn het
concentratiekamp Sachsenhausen tegen. Het is verlaten, op zieken en stervenden na; de andere
gevangenen zijn in de dodenmarsen door de SS weggevoerd. In een stukje documentaire dat
kort volgt, legt een oud-wachter van het kamp uit hoe een vergassing in zijn werk ging. Daarbij
wordt verteld dat de slachtoffers uit vele landen kwamen, maar dat een groot deel Russisch was.
Zo werd naar zijn zeggen een aantal van 13.500 krijgsgevangenen in september en oktober 1941
daar vermoord.83 Ook het eerder genoemde citaat van de leraar Duits in het Rode Leger, Wadim
Gejman, noemt de Holocaust, in de vorm van concentratiekamp Auschwitz. Op zijn vraag hoe
hij dat uit moet leggen aan zijn leerlingen in Kiev, krijgt hij echter van zijn Duitse
gesprekspartner geen eenduidig antwoord, behalve impliciet dat het socialisme nu gewonnen
heeft.84
Ook het werk van Wolf Biermann is hier interessant, gezien het feit dat zijn vader joods
was en tijdens het nazibewind in Auschwitz is vermoord. In het gedicht dat in dit onderzoek
behandeld is, Deutschland – ein Wintermärchen, noemt hij niets over de Holocaust. In een
interview met de krant Jüdische Allgemeine uit 2006 bespreekt Biermann echter wel zijn
joodszijn, en hoe hij zich meer joods is gaan voelen nadat hij uit de DDR was vertrokken. Dat
had ook te maken met het lot van zijn vader, dat hem vanwege zijn joodse afkomst overkwam.
In het interview geeft Biermann eveneens aan waarom hij als burger in de DDR niet inging op
zijn joodszijn en de Holocaust:
Wolf, Kindheitsmuster, 107 – 110.
Ibidem, 211 – 212.
82
Ibidem, 306 – 329.
83
Wolf, Ich war neunzehn, 32’20“ – 34‘55“.
84
Ibidem, 1:21‘15“ – 1:22‘20“.
80
81
28
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
Die DDR war ja ein Staat, in dem der Antisemitismus verboten war. Man mußte Antizionist
sein. Das war die Form des Antisemitismus, die im SED-Staat nicht nur erlaubt, sondern
gefordert wurde.85
Wel geeft hij aan dat hij onbewust in die periode niets slechts over Israël of joden heeft gezegd
of geschreven.86
Conclusie
Zoals in dit hoofdstuk is aangetoond, hanteerden de in dit onderzoek behandelde intellectuelen
allen een andere manier om met het Duitse naziverleden om te gaan. Zo is Wolf Biermann,
ondanks zijn op andere vlakken duidelijk aanwezige onvrede over de SED-partijtop, het
grotendeels met hen eens als het aankomt op het naziverleden: de nazi’s waren slecht, en in de
DDR vond er complete denazificatie plaats, in tegenstelling tot in de BDR. Konrad Wolf blijft
eveneens in de lijn van de partij, maar combineert dit in zijn film met zijn persoonlijke
ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Persoonlijke ervaringen zijn ook terug te vinden
in de roman van Christa Wolf, maar zij maakt een andere connectie hiermee, namelijk tussen
haar persoonlijke ervaringen tijdens de Duitse naziperiode en de collectieve verwerking van die
periode in de DDR. Ook blijft zij minder in de lijn van de partij; hoewel ze de opvattingen van
de SED-partijtop nergens direct betwist, wijkt ze er wel van af, doordat ze schuldgevoelens aan
de naziperiode terecht acht, en met haar roman indirect een oproep doet om die periode te
verwerken. Tenslotte is uit de korte casus over het herinneren van de Holocaust in de DDR
gebleken dat voornamelijk de staat en de historici hier relatief weinig tot helemaal geen
aandacht hebben in hun werken. De intellectuelen hebben dit wel, en dit scheidt hen meer van
de staat dan de historici.
Christian Böhme, ‘“Ich teilte mit ihnen das Lebensschicksal“. Der Sänger und Dichter Wolf
Biermann über Israel, seine Heimat und einen roten Mond‘, Jüdische Allgemeine (versie 9 november 2006)
http://www.juedische-allgemeine.de/article/view/id/6710 (12 januari 2017).
86
Böhme, ‘“Ich teilte mit ihnen das Lebensschicksal“.
85
29
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
Conclusie
Het doel van deze scriptie was om de volgende vraag te onderzoeken: Hoe was de omgang met
het naziverleden van de DDR door Oost-Duitse historici en andere intellectuelen in de periode
van 1965 tot en met 1982, en wat was de wisselwerking hierin met de partijtop van de SED?
Om deze vraag te beantwoorden, is in Hoofdstuk 1 een algemeen beeld geschetst van algemene
ontwikkelingen in de DDR tussen 1945 en 1982, evenals de specifiekere ontwikkelingen in het
politieke- en het intellectuele klimaat in de periode tussen 1965 en 1982. Naar voren is gekomen
dat er fluctuaties waren in de mate van tolerantie door de SED-partijtop, die samenhing met
haar invloed op, en macht over, de Oost-Duitse samenleving. Vervolgens is in Hoofdstuk 2
aangetoond dat de in dit onderzoek behandelde historici in hun werken allen overeenkomsten
vertoonden met de opvattingen die naar voren kwamen in het SED-partijprogramma van 1946,
de Oost-Duitse grondwet van 1949 en de grondwetswijzigingen van 1968 en 1974. Daarbij
werden zowel het Oost-Duitse volk als de Oost-Duitse staat van alle schuld aan de naziperiode
ontheven. Ook kwamen bij zowel de SED-partijtop als alle hier behandelde historici connecties
tussen het fascisme en het kapitalisme terug, evenals de grote tegenstellingen en de vijandschap
tussen het socialisme en het fascisme. Behalve Jürgen Kuczynski dikten alle auteurs de
partijopvattingen in hun werken zelfs aan, zeker wat betreft de opvattingen jegens de vroegere
KPD en de Sovjet-Unie. Tenslotte is in Hoofdstuk 3 eenzelfde vergelijking gemaakt tussen het
partijprogramma, de grondwet en de grondwetswijzigingen aan de ene kant, en de werken van
enkele prominente intellectuelen aan de andere kant. Daaruit is gebleken dat deze intellectuelen
elk op een andere manier met het Duitse naziverleden omgingen. Zo bleven Wolf Biermann –
hoewel hij het op vele andere vlakken niet met de SED eens was – en Konrad Wolf beide trouw
aan de opvattingen van de SED-partijtop, en Christa Wolf veel minder. Biermann en Konrad
Wolf leggen namelijk geen schuld voor de naziperiode bij het Oost-Duitse volk, net als de SEDpartijtop, terwijl Christa Wolf dat wel doet. En ook komt de connectie tussen het fascisme en
het kapitalisme bij Biermann en Konrad Wolf wel, en bij Christa Wolf niet terug. Daarbij komt
ook nog dat Konrad Wolf en Biermann net als de SED-partijtop het socialisme van de DDR en
het fascisme van de naziperiode lijnrecht tegenover elkaar zetten, waar Christa Wolf impliceert
dat het niet zo zwart-wit is als de partijtop het wil doen lijken, zeker niet op individueel niveau.
Wel is er ook een vergelijking te maken tussen Konrad Wolf en Christa Wolf, gezien zij beiden
hun persoonlijke ervaringen van tijdens de naziperiode hebben gebruikt in hun werk.
30
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
Aan het einde van Hoofdstuk 3 is tenslotte nog een korte casus in het onderzoek
gepresenteerd, die de behandeling van de Holocaust als specifiek onderdeel binnen het Duitse
naziverleden onderzoekt. Bij een korte analyse van de eerdergenoemde partij- en
staatsdocumenten, plus een aanvullend memorandum, en alle eerder in het onderzoek
behandelde werken van historici en intellectuelen, is naar voren gekomen dat de behandeling
van de Holocaust binnen deze kringen niet zo eenduidig ligt als onder andere historicus Jeffrey
Herf aangeeft. In alle genoemde kringen is er namelijk sprake van het noemen en behandelen
van de Holocaust. Hierbij dient wel aangemerkt te worden dat die behandeling in het geval van
de SED-partijtop en van de historici op zijn zachtst gezegd summier is. Ook zijn er in de kringen
van de historici en van de intellectuelen twee auteurs, respectievelijk Kuczynski en Biermann,
die zich onthouden van uitspraken over de Holocaust. Biermann wijt zijn gedrag in een later
interview aan het bedekte antisemitisme in de DDR. Gezien de joodse afkomst van beide
auteurs, komt het dan ook niet vreemd over dat juist zij zich in hun werk niet over de Holocaust
uitlaten. Om een compleet beeld te verkrijgen van het in acht nemen van de Holocaust bij het
herinneren van de naziperiode in de DDR in de periode van 1965 tot 1980, is echter aanvullend
onderzoek nodig. Zo’n onderzoek zou verder gaan waar Jeffrey Herf is gestopt, en zou een
goede aanvulling zijn op dit onderzoek.
Om, tot slot, antwoord te geven op de vraagstelling aan het begin van dit onderzoek: het
verloop van de omgang met het naziverleden van de DDR door Oost-Duitse historici en andere
intellectuelen in de periode van 1965 tot en met 1982 liep niet volgens een éénduidig patroon.
De Vergangenheitsbewältigung in de DDR, zoals die is beschreven door Andreas Dorpalen en
Jeffrey Herf en in deze scriptie in de inleiding is genoemd, komt ook nauwelijks terug in de
werken van zowel de historici als de andere intellectuelen die in dit onderzoek zijn
meegenomen. Voor zover er al wordt gesproken van een schuldvraag, wordt deze afgeschoven
op de BRD. Dit vanwege de ideologie die toch alle historici en intellectuelen aanhangen,
namelijk dat het fascisme een uitwas is van het kapitalisme, of er zelfs aan gelijkstaat, en dat
de BRD als kapitalistisch deel van Duitsland de schuld aan de naziperiode toekomt. Volgens
hen was er dus geen sprake van schuld voor de Oost-Duitse bevolking, en hoefde er dus al
helemaal niets verwerkt te worden. Alleen Christa Wolf komt nog terug op het Duitse
naziverleden in de DDR, en lijkt te willen zeggen dat dat bij lange na nog niet verwerkt is. Wel
kan uit het onderzoek worden opgemaakt dat de historici in grote mate de opvattingen van de
partijtop van de SED weergaven, en dat dat minder het geval was bij de intellectuelen. In beide
kringen was er sprake van invloed van de staat, waaraan Christa Wolf zich als enige nog
31
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
enigszins onttrok. Het is gebleken dat de macht van de SED-partijtop ook in dit deel van de
intellectuele samenleving permanent aanwezig was.
32
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
Bijlagen

Wolf Biermann - Deutschland - ein Wintermärchen
Lyrics
Deutschland - ein Wintermärchen Songtext
1. Kapitel
Im deutschen Dezember floß die Spree
Von Ost- nach Westberlin
Da schwamm ich mit der Eisenbahn
Hoch über die Mauer hin
Da schwebte ich leicht übern Drahtverhau
Und über die Bluthunde hin
Das ging mir so seltsam ins Gemüt
Und bitter auch durch den Sinn
Das ging mir so bitter in das Herz
- da unten, die treuen Genossen So mancher, der diesen gleichen Weg
Zu Fuß ging, wurde erschossen
Manch einer warf sein junges Fleisch
In Drahtverhau und Minenfeld
Durchlöchert läuft der Eimer aus
Wenn die MP von hinten bellt
Nicht jeder ist so gut gebaut
Wie der Franzose Franz Villon
Der kam in dem bekannten Lied
Mit Rotweinflecken davon
Ich dachte auch kurz an meinen Cousin
Den frechen Heinrich Heine
Der kam von Frankreich über die Grenz
Beim alten Vater Rheine
33
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
Ich mußte auch denken, was allerhand
In gut hundert Jahren passiert ist
Daß Deutschland inzwischen glorreich geeint
Und nun schon wieder halbiert ist
Na und? Die ganze Welt hat sich
In Ost und West gespalten
Doch Deutschland hat - wie immer auch Die Position gehalten
Die Position als Arsch der Welt
Sehr fett und sehr gewichtig
Die Haare in der Kerbe sind
Aus Stacheldraht, versteht sich
Daß selbst das Loch - ich mein' Berlin In sich gespalten ist
Da haben wir die Biologie
Beschämt durch Menschenwitz
Und wenn den großen Herrn der Welt
Der Magen drückt und kneift
Dann knallt und stinkt es ekelhaft
In Deutschland. Ihr begreift:
Ein jeder Teil der Welt hat so
Sein Teil vom deutschen Steiß
Der größre Teil ist Westdeutschland
Mit gutem Grund, ich weiß.
Die deutschen Exkremente sind
Daß es uns nicht geniert
In Westdeutschland mit deutschem Fleiß
Poliert und parfümiert
Was nie ein Alchemist erreicht
- sie haben es geschafft
Aus deutscher Scheiße haben sie
Sich hartes Gold gemacht
Die DDR, mein Vaterland
Ist sauber immerhin
Die Wiederkehr der Nazizeit
Ist absolut nicht drin
34
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
So gründlich haben wir geschrubbt
Mit Stalins hartem Besen
Daß rot verschrammt der Hintern ist
Der vorher braun gewesen
© 2000-2017 www.golyr.de
35
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
Literatuurlijst
Primaire bronnen
Biermann, Wolf, ‘Deutschland – ein Wintermärchen‘ (1965) op de LP Chausseestraße 131
(1968), https://www.youtube.com/watch?v=yB2xHZvCWpk (11 januari 2017).
Bleyer, Wolfgang, Karl Drechsler, Gerhard Förster en Gerhart Hass, Deutschland von 1939
bis 1945: Deutschland während des zweiten Weltkrieges (Berlijn 1974).
‘Constitution of the GDR’ (6 april 1968), in: Deutsche Geschichte in Dokumenten und
Bildern, http://germanhistorydocs.ghidc.org/pdf/eng/Document%2012%20Constitution%20of%20the%20GDR%201968.pdf (8
januari 2017).
‘Constitution of the German Democratic Republic’ (7 oktober 1949) in: Centre Virtuel de la
Connaissance sur l’Europe (CVCE),
http://www.cvce.eu/obj/constitution_of_the_german_democratic_republic_7_october_1949en-33cc8de2-3cff-4102-b524-c1648172a838.html (9 januari 2017).
Golyr.de, ‘Wolf Biermann - Deutschland - ein Wintermärchen Lyrics‘,
http://www.golyr.de/wolf-biermann/songtext-deutschland-ein-wintermaerchen-36335.html
(11 januari 2017).
Kirsch, Sarah, e.a.,‘Gegen die Ausbürgerung von Wolf Biermann‘ (17 november 1976), in:
Deutsche Geschichte in Dokumenten und Bildern, http://germanhistorydocs.ghidc.org/sub_document.cfm?document_id=1172 (9 januari 2017).
Kuczynski, Jürgen, Geschichte des Alltags des deutschen Volkes. Studien 5: 1918-1945
(Berlijn 1982).
Lehnartz, Klaus, Mauerstück am Potsdamer Platz, Berlin (1973),
http://germanhistorydocs.ghi-dc.org/sub_image.cfm?image_id=2504 (13 januari 2017).
Merker, Paul, ‘Paul Merker an den Vorsitzenden der Sozialistischen Einheitspartei
Deutschlands, Wilhelm Pieck, über das Entschädigungsgesetz in der Sowjetischen
Besatzungszone‘ (4 mei 1948) in: Deutsche Geschichte in Dokumenten und Bildern,
http://germanhistorydocs.ghi-dc.org/sub_document.cfm?document_id=4478 (12 januari
2017).
Sozialistische Einheitspartei Deutschlands, ‘Grundsätze und Ziele der Sozialistischen
Einheitspartei Deutschlands‘ (21 april 1946), in: Deutsche Geschichte in Dokumenten und
Bildern, http://germanhistorydocs.ghi-dc.org/sub_document.cfm?document_id=2989 (9
januari 2017).
‘The Definition of East German Identity in the Final GDR Constitution’ (7 oktober 1974), in:
Deutsche Geschichte in Dokumenten und Bildern, http://germanhistorydocs.ghidc.org/pdf/eng/Chapter14Doc4.pdf (8 januari 2017).
36
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
Wolf, Christa, Kindheitsmuster (Leipzig 1976).
Wolf, Konrad, Ich war neunzehn (1968), http://cinema.arte.tv/de/ich-war-neunzehn (11
januari 2017).
Zentralinstitut für Geschichte des Akademie der Wissenschaften der DDR, Klassenkampf
Tradition Sozialismus. Von der Anfangen der Geschichte des deutschen Volkes bis zur
Gestaltung der entwickelten sozialistischen Gesellschaft in der Deutschen Demokratischen
Republik - Grundriß (Berlijn 1975).
Secundaire literatuur
Böhme, Christian, ‘“Ich teilte mit ihnen das Lebensschicksal“. Der Sänger und Dichter Wolf
Biermann über Israel, seine Heimat und einen roten Mond‘, Jüdische Allgemeine (versie 9
november 2006) http://www.juedische-allgemeine.de/article/view/id/6710 (12 januari 2017).
Childs, David, ‘Obituary: Professor Jürgen Kuczynski’, Independent (versie 13 augustus
1997), http://www.independent.co.uk/news/people/obituary-professor-jurgen-kuczynski1245205.html (10 januari 2017).
Fischer, Alexander en Günther Heydemann, ‘Weg und Wandel der Geschichtswissenschaft
und des Geschichtsverständnisses in der SBZ/DDR seit 1945‘ in: Alexander Fischer en
Günther Heydemann (red.), Geschichtswissenschaft in der DDR. Band I: Historische
Entwicklung, Theoriediskussion und Geschichtsdidaktik (Berlin 1988) 3-30.
Fischer, Alexander, ‘Der Weg zur Gleichshaltung der Geschichtswissenschaft in der SBZ
1945-1949‘ in: Alexander Fischer en Günther Heydemann (red.), Geschichtswissenschaft in
der DDR. Band I: Historische Entwicklung, Theoriediskussion und Geschichtsdidaktik (Berlin
1988) 45-75.
Fulbrook, Mary, A history of Germany, 1918-2014. The divided nation (Chichester 2015).
Fulbrook, Mary, Anatomy of a dictatorship. Inside the GDR: 1949-1989 (Oxford 1995).
Herf, Jeffrey, Divided Memory: the Nazi past in the two Germanys (Cambridge 1997).
Iggers, Georg G., ‘Einige Bemerkungen zu neueren historischen Studien aus der DDR‘ in:
Alexander Fischer en Günther Heydemann (red.), Geschichtswissenschaft in der DDR. Band
I: Historische Entwicklung, Theoriediskussion und Geschichtsdidaktik (Berlin 1988) 155-175.
Jansen, Odile, ‘Het onverwerkte verleden van Christa Wolf’, Trouw (versie 8 juni 2002),
http://www.trouw.nl/tr/nl/4512/Cultuur/article/detail/2798869/2002/06/08/Het-onverwerkteverleden-van-Christa-Wolf.dhtml (12 januari 2017).
Kitchen, Martin, A history of modern Germany: 1800 to the Present (Chichester 2012).
Koops, Tilman p., ‘Die Kritik der westdeutschen Methodendiskussion in der „Zeitschrift für
Geschichtswissenschaft“ in: Alexander Fischer en Günther Heydemann (red.),
37
Emmalien Meijer 4034945
Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis
Geschichtswissenschaft in der DDR. Band I: Historische Entwicklung, Theoriediskussion und
Geschichtsdidaktik (Berlin 1988) 269-287.
Sperlich, Peter W., Oppression and Scarcity: The History and Institutional Structure of the
Marxist-Leninist Government of East Germany and Some Perspectives on Life in a Socialist
System (Westport 2006).
38
Download