Vergangenheitsbewältigung im Osten Een onderzoek naar de behandeling van de naziperiode door Oost-Duitse historici en intellectuelen, en de invloed van de SED-partijtop, in de periode 1965-1982 Bachelorscriptie © Bildarchiv Preußischer Kulturbesitz / Klaus Lehnartz Student: E.H. (Emmalien) Meijer Studentnummer: 4034945 Onderwijsinstelling: Universiteit Utrecht Opleiding: Geschiedenis Vak: Ges Eindwerkstuk BA (GE3V14054) Docent: P. Huijnen Aantal woorden: 10.626 Plaats: Utrecht Datum: 20-01-2017 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis Samenvatting In deze scriptie wordt gekeken hoe het Duitse naziverleden in de Duitse Democratische Republiek (DDR) verwerkt werd door prominente historici en andere intellectuelen in de periode van 1965 tot en met 1982. Daarbij wordt in acht genomen wat de invloed hierop is geweest van de top van de Socialistische Eenheidspartij van Duitsland (SED). Om dit te achterhalen, is tijdens het onderzoek gebruik gemaakt van vergelijkingen tussen enkele documenten van de hand van de SED aan de ene kant, en enkele publicaties van prominente Oost-Duitse historici en van enkele prominente Oost-Duitse intellectuelen aan de andere kant. Uit de vergelijkingen tussen SED-stukken en historische publicaties is onder andere het volgende gebleken: Alle historische publicaties uit de vergelijkingen houden vast aan het beleid van de SED-partijtop. Dat wil zeggen dat ze de huidige Oost-Duitse staat vrijpleiten van enige schuld aan het naziregime, omdat haar voorloper, de Kommunistische Partei Deutschlands (KPD) het verzet tegen de nazi’s zou hebben geleid. Ook het Duitse volk zou geen schuld betreffen, omdat het naziregime uit een kapitalistische elite zou hebben bestaan, die de Duitse arbeiders juist zou hebben benadeeld. Daarbij wordt benadrukt dat de DDR als socialistische staat, in tegenstelling tot de kapitalistische Bondsrepubliek Duitsland (BRD), de enige antifascistische Duitse staat zou zijn. Daarnaast blijkt dat de opvattingen van de SED-partijtop door deze publicaties zelfs worden aangedikt. Ook is een vergelijking gemaakt tussen de SED-partijdocumenten en de werken van enkele prominente DDR-intellectuelen: een gedicht van zanger en dichter Wolf Biermann, een film van filmmaker Konrad Wolf en een roman van schrijfster Christa Wolf. Deze vergelijkingen brachten het volgende aan het licht: De intellectuelen gaan minder met de opvattingen van de SED mee dan de historici, en verschillen ook onderling meer van aanpak dan de historici. In een korte casus wordt de behandeling van de Holocaust in de werken van de SEDpartijtop en de historici en intellectuelen onderzocht. Daaruit blijkt het volgende: In de documenten van de SED staat bijna geen informatie over de Holocaust. De hierboven behandelde historici en intellectuelen noemen, hoewel zeer kort, wel de Holocaust en de slachtoffers daarvan. Er wordt bij alle documenten en publicaties een grotere nadruk gelegd op de rol van communisten in de naziperiode. 1 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis Inhoudsopgave Inhoud Inleiding.................................................................................................................................................. 3 Hoofdstuk 1 De DDR van 1945 tot en met 1982.......................................................................... 7 1945 - 1949: de Duitse toekomst in handen van de geallieerden ................................................... 7 1949 - 1971: Een Oost-Duitse staat, onder leiding van Ulbricht ................................................... 8 1971 - 1982: Van Ulbricht naar Honecker .................................................................................... 10 Hoofdstuk 2 DDR-historici en het naziverleden ....................................................................... 11 De opvattingen van de SED omtrent het Duitse naziverleden..................................................... 11 Klassenkampf Tradition Sozialismus (1975) ................................................................................... 14 Deutschland von 1939 bis 1945: Deutschland während des zweiten Weltkrieges (1974).............. 16 Geschichte des Alltags des deutschen Volkes. Studien 5: 1918-1945 (1982) ................................. 17 Conclusie .......................................................................................................................................... 19 Hoofdstuk 3 DDR-intellectuelen en de naziperiode................................................................... 21 Deutschland – ein Wintermärchen (1965) ...................................................................................... 21 Ich war neunzehn (1968) ................................................................................................................. 23 Kindheitsmuster (1976) ................................................................................................................... 24 Casus: herinneringen aan de Holocaust in de DDR ..................................................................... 26 De historici over de Holocaust ...................................................................................................... 26 De intellectuelen over de Holocaust .............................................................................................. 28 Conclusie .......................................................................................................................................... 29 Conclusie .............................................................................................................................................. 30 Bijlagen ................................................................................................................................................. 33 Deutschland - ein Wintermärchen Songtext ................................................................................. 33 Literatuurlijst ...................................................................................................................................... 36 Primaire bronnen ............................................................................................................................ 36 Secundaire literatuur ...................................................................................................................... 37 2 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis Inleiding Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog in Europa in mei 1945 speelt in Duitsland de vraag hoe het naziverleden verwerkt dient te worden. Waar in eerste instantie schoon schip werd gemaakt door de Neurenbergprocessen, en vervolgens een nieuw begin werd gemaakt met de Duitse samenleving en economie - het Wirtschaftswunder - werd het naziverleden weggestopt. In de vroege jaren zestig bleek door het proces tegen nazikopstuk Adolf Eichmann echter dat de naziperiode voor de Duitsers, en met hen de rest van de wereld, allesbehalve afgesloten en verwerkt was. In de decennia die volgden, kwamen er moeizame debatten op gang onder historici, andere intellectuelen en de Duitse bevolking, waar de Historikerstreit en het debat rondom Daniel Goldhagen bekende voorbeelden van zijn. Tot op de dag van vandaag zoekt Duitsland in de context van de eigen tijd naar nieuwe manieren om met het zwaarbeladen naziverleden om te gaan. Met dit verhaal is echter niet alles gezegd, ondanks dat dit het standaardverhaal is waarmee het verwerken van het naziverleden in Duitsland, de Vergangenheitsbewältigung, wordt verteld. Vaak wordt vergeten dat dit de West-Duitse kant van het verhaal is. In de meeste werken wordt de Oost-Duitse kant niet of in geringe mate verteld, en dan gaat het vooral om het deel van het verhaal waarin de Duitse Democratische Republiek (DDR) zich geconsolideerd had. Om die reden tracht dit onderzoek de volgende vraag te beantwoorden: Hoe verliep de omgang met het naziverleden van de DDR door Oost-Duitse historici en andere intellectuelen in de periode van 1965 tot en met 1982, en wat was de wisselwerking hierin met de partijtop van de SED? Er zijn meerdere redenen waarom ervoor gekozen is om dit onderwerp te onderzoeken. Allereerst is, zoals hierboven reeds genoemd, het debat over de herinnering en de verwerking van het naziverleden in West-Duitsland uitvoerig in academische publicaties voorgekomen, terwijl ditzelfde proces in Oost-Duitsland nog sterk onderbelicht is. Ten tweede kan opgemerkt worden dat, tussen de werken die wél over Oost-Duitse historiografie zijn verschenen en ook de behandeling van het naziverleden in Oost-Duitsland de revue laten passeren, er weinig tot geen historici zijn de periode van 1965 tot 1982 nauwkeurig beschrijven. Zo schrijft Konrad Jarausch in zijn boek After Hiter: Recivilizing Germans, 1945-1995 (2006) over heel Duitsland, dus ook over West-Duitsland, en focust Andreas Dorpalen zich in zijn boek German History in Marxist Perspective: the East-German Approach (1985) zich op álle Oost-Duitse geschiedschrijving tot dan toe. Dit terwijl juist de periode van 1965 tot 1982 zich zeer goed 3 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis leent voor het bestuderen van Oost-Duitse historiografie: in deze periode vonden er betrekkelijk weinig politieke en sociale veranderingen plaats in Oost-Duitsland. In de twee decennia vóór 1965 werd langzaam de DDR gevormd en de rol van de Sovjet-Unie in deze nieuwe staat bepaald. En vanaf 1982 vonden de grote sociale en politieke veranderingen plaats die leidden tot de val van de Berlijnse Muur in 1989 en, uiteindelijk, tot de eenwording van Duitsland in 1990. Met andere woorden: de Oost-Duitse staat stond in de periode van 1965 tot en met 1982 het sterkst in haar schoenen, en bood het kader waarbinnen Oost-Duitse historici en andere intellectuelen moesten werken. Daarmee is deze periode de meest geschikte periode om te onderzoeken wat de invloed was van de Oost-Duitse regering op de omgang met het naziverleden door haar historici en andere intellectuelen. Meerdere historici hebben reeds geschreven over de Vergangenheitsbewältigung in de DDR. Twee van hen die voor dit onderzoek zeer van belang zijn, zijn de hierboven reeds genoemde historicus Andreas Dorpalen en Amerikaans historicus Jeffrey Herf. In hun werken, respectievelijk German History in Marxist Perspective: The East German Approach (1985) en Divided Memory: The Nazi Past in the Two Germanys (1997) gaan zij beiden in op het idee van Vergangenheitsbewältigung in de DDR, door zowel de overheid als historici. Hierbij focust Dorpalen meer op de Oost-Duitse historici, en Herf meer op de Oost-Duitse overheid. Dorpalen geeft een heldere beschrijving van hoe hij meent dat de historici in de DDR met de Vergangenheitsbewältigung omgingen: het Duitse ‘fascisme’ was volgens hen een logisch gevolg van de ontwikkeling van het kapitalistisch systeem en was erop gebrand nog meer macht weg te nemen bij de arbeidersklasse en meer macht toe te kennen aan de ‘monopolisten’ van de Duitse industrie.1 Daarbij kwam, volgens deze historici, dat de communistische partij en andere communistische organisaties zich als enigen al vanaf het begin hiertegen hadden verzet, en als enigen daadwerkelijk het belang van de natie als hoogste doel hadden2. Dit onderzoek heeft ten doel te achterhalen of dit daadwerkelijk geldt voor zowel de onderzochte historici als de hier behandelde intellectuelen. De belangrijkste stelling van Herf uit Divided Memory ten opzichte van de Oost-Duitse Vergangenheitsbewältigung is dat het ‘vechten voor vrede’3 voor de OostDuitse staat belangrijker was dan de grote aantallen mensen die er stierven, het lijden van de joden in de Holocaust en dat wat het volgens Herf daadwerkelijk was, namelijk ‘vechten om te overleven’. Bovendien moest dit gevecht voor vrede nog steeds doorgaan: de ‘antifascistische’ 1 Andreas Dorpalen, German History in Marxist Perspective: The East German Approach (Detroit 1985) 393394. 2 Dorpalen, German History, 419. 3 Jeffrey Herf, Divided Memory: the Nazi Past in the Two Germanys (Cambridge 1997), 164. 4 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis Oost-Duitse staat en haar volk vochten nog steeds tegen de fascistische voortzetting in WestDuitsland en het kapitalisme/‘kosmopolitisme’, waartegen ook in de DDR sterke vervolgingen plaatsvonden4. Herf claimt tevens dat de Jodenvervolging in het nazitijdperk niet of in elk geval veel te weinig werd herdacht, wat op te maken is uit zijn opmerking dat een benoeming van de joodse slachtoffers van het naziregime ongebruikelijk is5. In dit onderzoek wordt eveneens aandacht geschonken aan de aanpak van de Oost-Duitse overheid ten opzichte van de Vergangenheitsbewältigung, en in hoeverre de slachtoffers van de Holocaust hierin terugkwamen. De omgang met het naziverleden van Duitsland in de DDR wordt in dit onderzoek behandeld via de ideeën en theorieën van historici en andere intellectuelen uit de DDR. De term ‘historici’ spreekt voor zich en behoeft geen verdere uitleg, maar de term ‘intellectuelen’ beslaat een groot veld. Met deze term worden personen bedoeld die van beroep of opleiding geen historici zijn, maar zich wel in het historiografische debat hebben gemengd dat dit onderzoek behandelt. Dit is tevens de reden dat ook hun theorieën en ideeën in dit onderzoek worden behandeld: een overzicht van het historiografisch debat over het naziverleden in de DDR is niet compleet zonder de vermelding van de meest representatieve deelnemers. Met deze deelnemers worden diegenen bedoeld, die doelbewust geschreven hebben over de herinnering en de verwerking van het naziverleden in de DDR, zowel historici als bijvoorbeeld schrijvers en politici. Dit onderzoek is zich ervan bewust dat de gebruikte benadering een top-down benadering is, en dus een benadering die alleen de blik van de intellectuele elite van de DDR weergeeft; niet die van het Oost-Duitse volk. Desondanks is om twee redenen voor deze benadering gekozen. De eerste reden is dat de blik van het Oost-Duitse volk minder uitmaakt voor het historiografisch debat, aangezien zij er geen directe deelnemers aan zijn geweest. De tweede reden is het feit dat het zeer ingewikkeld is om de blik van het Oost-Duitse volk op de omgang met het eigen naziverleden te achterhalen; ten eerste bood de DDR-regering haar bevolking weinig ruimte om dit te doen, en ten tweede is hierover zeer weinig tot niets geschreven. Daarbij komt dat pogingen om vandaag de dag alsnog deze blik uit het verleden te verkrijgen door middel van interviews met personen die het destijds meemaakten, vrijwel zeker zullen mislukken. De dan vergaarde blikken zullen immers gekleurd zijn door alle gebeurtenissen die sinds het einde van bovengenoemde periode hebben plaatsgevonden. 4 5 Herf, Divided Memory, 168. Ibidem 165. 5 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis Bij het behandelen van de Oost-Duitse ideeën en theorieën over het naziverleden wordt eveneens rekening gehouden met de rol van de Oost-Duitse overheid, in de vorm van de partijtop van de SED-partijtop die in feite de macht had, in de periode van 1965 tot en met 1982. Dit is meegenomen in het onderzoek omdat van de DDR bekend is dat zij als staat een zeer grote invloed had op de acties en het denken van haar intellectuele elite. Veel van hun werken werden eerst door de partij beoordeeld voordat ze uitgegeven mochten worden, en bij het naar buiten brengen van door de partij ongewenst gedachtegoed kon zij een publicatieverbod voor de betreffende persoon uitvaardigen. In het ergste geval werd de desbetreffende auteur gevangengezet of verbannen naar West-Duitsland. Dit maakt dat de invloed van de SEDpartijtop op de werken van Oost-Duitse historici, schrijvers en andere auteurs zo groot moet zijn geweest, dat een onderzoek naar hun theorieën en ideeën, op welk gebied dan ook, incompleet is zonder een beschrijving van de rol van de staat hierin. Bij het beschrijven van dit onderzoek zal gebruik worden gemaakt van zowel secundaire als primaire bronnen over het onderwerp. Primaire bronnen - van de historici en andere intellectuelen - over hun theorieën en ideeën over het naziverleden van Duitsland, zijn onmisbaar voor een onderzoek naar het historiografisch debat dat in mijn onderzoek behandeld wordt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van werken van de prominente zanger en dichter Wolf Biermann, regisseur en scenarioschrijver Konrad Wolf en schrijfster Christa Wolf (geen familie). In dit onderzoek is voor onder andere hen gekozen omdat zij werken hebben gepubliceerd die expliciet de herinnering en de verwerking van het naziverleden in OostDuitsland behandelen. Daarnaast wordt ook gebruik gemaakt van enkele secundaire werken, die nuttig zijn voor een beschrijving van de historische context waarbinnen de primaire bronnen passen. In dit onderzoek wordt getracht de probleemstelling te beantwoorden met behulp van meerdere deelonderwerpen, ingedeeld in drie hoofdstukken. In hoofdstuk 1 wordt in het kort de consolidatie van Oost-Duitsland als staat en als samenleving tot 1965 behandeld, evenals de Oost-Duitse staat en samenleving zoals zij bestonden in de periode van 1965 tot en met 1982. In hoofdstuk 2 komen de omgang met het naziverleden door Oost-Duitse historici en andere intellectuelen, en de invloed die de Oost-Duitse partijtop op deze theorieën en ideeën had, aan bod. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de omgang met het naziverleden door de eerder genoemde intellectuelen aan bod, eveneens gecombineerd met de opvattingen van de DDRpartijtop. Daarop volgt een korte casus over de plek van de Holocaust binnen de manieren van omgang van zowel de partijtop, de historici als de intellectuelen. 6 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis Hoofdstuk 1 De DDR van 1945 tot en met 1982 In dit inleidende hoofdstuk wordt het ontstaan van de DDR behandeld, vanaf het einde van de Tweede Wereldoorlog in Europa. Het begint bij de opdeling van Duitsland in vier bezettingszones, en zal vanaf daar de ontwikkeling van de DDR als staat en als samenleving volgen, tot en met 1982. Op deze manier wordt kort belicht wat de ontwikkelingen waren die leidden tot de staat en samenleving van de DDR in de periode die dit onderzoek belicht, namelijk 1965 tot en met 1982, en hoe die staat en samenleving zich in die periode verder ontwikkelen. Zodra deze zaken aan het licht gekomen zijn, kan in het volgende hoofdstuk de focus gelegd worden op het denken en handelen van de historici en andere intellectuelen van 1965 tot en met 1982. Verder wordt in dit hoofdstuk de nadruk gelegd op het politieke- en intellectuele klimaat dat zich ontwikkelde, omdat deze voor dit onderzoek het meest belangrijk zijn. Om die reden wordt er slechts kort stilgestaan bij de economische ontwikkelingen, voor zover zij van invloed zijn op het handelen van de staat en van intellectuelen. 1945 - 1949: de Duitse toekomst in handen van de geallieerden Reeds vóór het einde van de oorlog, in 1944, werden door de Verenigde Staten, GrootBrittannië en de Sovjet-Unie de eerste plannen gemaakt voor een verdeling van Duitsland in drie verschillende zones, wanneer het zich gecapituleerd zou hebben. In 1945, tijdens de Jaltaconferentie, werd er ook onderhandeld voor een Franse zone. Die kwam er, uitgesneden uit de Amerikaanse en Britse zones; het deel van de Sovjet-Unie bleef even groot als voorheen.6 Ook Berlijn werd op een vergelijkbare manier verdeeld. De intentie van deze verdeling was dat elke geallieerde partner een deel van Duitsland op vergelijkbare wijze zou gaan beheren en dat er, net als tijdens de Tweede Wereldoorlog, in hoge mate sprake zou zijn van samenwerking tussen de partners. Afgezien van de Neurenberg-processen werd er echter nauwelijks samengewerkt: elke partner had een eigen manier om zijn eigen zone te overzien, en vooral Frankrijk en Rusland waren weinig bereid hun methodes aan te passen, en stonden op die manier samenwerking met de andere zones in de weg. 7 Ondanks deze obstakels was de hoop op een herenigd Duitsland nog steeds aanwezig, niet in de laatste plaats onder de Duitse bevolking. Ook Jozef Stalin had graag een herenigd, 6 Mary Fulbrook, A history of Germany, 1918-2014. The divided nation (Chichester 2015) 114; Peter W. Sperlich., Oppression and Scarcity: The History and Institutional Structure of the Marxist-Leninist Government of East Germany and Some Perspectives on Life in a Socialist System (Westport 2006) 7 – 9. 7 Sperlich, Oppression and Scarcity, 9 – 10. 7 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis neutraal Duitsland in Centraal-Europa gezien, maar zijn voorstel om de verschillende bezettingszones samen te voegen, werd in 1952 door de andere geallieerde partners afgewezen. 8 Daarbij kwam dat de tegenstellingen tussen de Sovjet-Unie aan de ene kant, en de andere geallieerde partners aan de andere kant, de samenwerking tussen hen niet bevorderden. Naar aanleiding van de Griekse burgeroorlog in 1947 sprak de toenmalige Amerikaanse president Harry Truman zich sterk uit tegen het communisme door de wil te tonen van de Amerikaanse regering om het communisme binnen de perken te houden – het containment-beleid. Ook werd in hetzelfde jaar het Marshall-plan ten uitvoering gebracht; om hieraan deel te kunnen nemen en dus van de VS financiële hulp voor de wederopbouw te krijgen, moest een land aan een aantal voorwaarden, die een duidelijk anticommunistisch karakter hadden, voldoen. Om die reden, en niet in het minst ook vanwege de wil van Stalin, deden veel communistische landen niet mee met het Marshall-plan en vonden ze hun plaats door de Sovjet-Unie opgerichte organisaties zoals de Comintern.9 Deze ontwikkelingen versterkten mede de angsten die er in de VS waren voor het expansionisme van de Sovjet-Unie, en in de Sovjet-Unie versterkte het de angst voor een tweede inval vanuit het westen. 1949 - 1971: Een Oost-Duitse staat, onder leiding van Ulbricht In 1949 werden de zones van de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Frankrijk – dat weer met de andere westelijke zones was gaan samenwerken – samengevoegd tot één westelijke zone, en werd er de Bondsrepubliek Duitsland opgericht. In hetzelfde jaar werd de Duitse Democratische Republiek in de Sovjetzone opgericht en werden de Communistische Partij Duitsland (KPD) en de Socialistische Partij Duitsland (SPD) samengevoegd tot de Socialistische Eenheidspartij van Duitsland (SED). Deze partij won de eerste verkiezingen, waarna onder leiding van SED-voorzitter Walter Ulbricht – die de oorlog in Moskou had uitgezeten en daarna naar Duitsland was teruggekeerd – de weg in werd geslagen naar een communistische staat, naar het voorbeeld van de Sovjet-Unie.10 Met het leiderschap van Ulbricht over de DDR begon de Stalinisering van de DDR.11 Stalin werd tot idool van de staat gemaakt, en de economie werd als door de staat geregeerde planeconomie ingericht. Op grote schaal vond er in de industrie en landbouw collectivisering plaats. Dit zorgde er mede voor dat de DDR wat betreft economische ontwikkeling en Martin Kitchen, A history of modern Germany: 1800 to the Present (Chichester 2012) 333 – 334. Kitchen, A history of modern Germany, 307, 329; Fulbrook, The divided nation, 137 – 138. 10 Kitchen, A history of modern Germany, 334; Sperlich, Oppression and Scarcity, 38; Fulbrook, The Divided Nation, 119. 11 Sperlich, Oppression and Scarcity, 54; Fulbrook, The divided nation, 157. 8 9 8 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis levensstandaard achterbleef bij de andere Duitse staat, de Bondsrepubliek Duitsland (BRD). Dit veroorzaakte zowel bij het volk als bij de overheid ontevredenheid; bij de laatste omdat het niets liever wilde dan de volgens de DDR kapitalistische en zelfs neo-fascistische West-Duitse staat voorbij te streven met een communistische economie. Het volk was door de ontvangst van West-Duitse media, waarvan televisie de voornaamste werd, op de hoogte van de hogere levensstandaard in het Westen, hetgeen ontevredenheid met de eigen levensstandaard veroorzaakte.12 Samen met het drastisch opschroeven van de productiehoeveelheden per jaar, en dus de hoeveelheid werk die de arbeidersklasse per jaar moest verrichten, kwam het in juni 1953 tot een staking van werklieden. Wat begon als een besluit om, als protest tegen de nieuwe productiequota, het werk tijdelijk neer te leggen, stond er een paar dagen later een grote menigte voor het Ministerienhaus in Oost-Berlijn, met serieuze eisen: het terugtrekken van de nieuwe regels rondom de productiequota, lagere prijzen, maar ook het aftreden van de voltallige SEDregering en nieuwe, vrije verkiezingen.13 De staking kon alleen de kop ingedrukt worden door binnenrollende Sovjet-tanks. Dit onderschrijft een punt dat Peter W. Sperlich maakt in zijn boek Oppression and Scarcity (2006): de DDR ontleende haar bestaansrecht aan de Sovjet-Unie, en kon ook niet zonder deze ‘grote broer’ als beschermer overleven. 14 Gedurende de jaren 1950 werd ook duidelijk welke vorm het DDR-beleid jegens intellectuelen zou krijgen. In deze kringen werden meerdere ontwikkelingen met betrekking tot de communistische staat als fenomeen, met interesse gevolgd. Bij het uiten van een afwijkende mening werden DDRburgers echter gestraft: bepaalde dingen konden iemand in het dagelijks leven ontnomen worden, zoals bijvoorbeeld een fatsoenlijke woning, maar ook konden er processen en daarop volgend gevangenisstraffen plaatsvinden.15 Als gevolg hiervan waren er twee ontwikkelingen: er vond een exodus plaats van ongeveer een derde van de academici en intelligentsia uit de DDR. Zij die bleven werden gedwongen een manier te vinden om zich aan te passen, zodat ze hun werk konden blijven doen.16 Zoals Mary Fulbrook het in haar boek Anatomy of Dictatorship verwoordt: ‘(…) the story is essentially one of a degree of accommodation and intimidation as the 1950s proceeded.’17 Dit strenger worden van de staat culmineerde in 1961 in de versteviging van de Duits-Duitse grenzen en de bouw van de Berlijnse Muur. Nu voor DDR-burgers de mogelijkheid om naar West-Duitsland te emigreren verdwenen was, en zij 12 Fulbrook, The divided nation, 161. Mary Fulbrook, Anatomy of a dictatorship. Inside the GDR: 1949-1989 (Oxford 1995) 180 – 187. 14 Sperlich, Oppression and Scarcity, 59 – 60. 15 Fulbrook, Anatomy of a dictatorship, 176 – 177. 16 Kitchen, History of modern Germany, 340. 17 Fulbrook, Anatomy of a dictatorship, 176. 13 9 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis letterlijk binnen de grenzen van de DDR werden vastgehouden, werden zij gedwongen om te roeien met de riemen die ze hadden, en er in de DDR voor zichzelf en hun families het beste van te maken.18 In de vroege jaren 1960 verbeterde de economie langzaam maar zeker; het kwam zover dat andere Oost-Europese landen met jaloezie de levensstandaard in de DDR bekeken. Dit was mede mogelijk door de invoering van de Nieuwe Economische Standaard in diezelfde periode, als gevolg van de door Nikita Chroesjtsjov ingezette destalinisering na Stalins dood in 1953.19 Met het aansterken van de economie werd het DDR-regime eveneens milder. Een voorbeeld hiervan zijn de grotere vrijheden die de jeugd in die periode kreeg.20 Als gevolg hiervan besteedde de staat minder aandacht aan het overspoelen van haar burgers met socialistische waarden en idealen.21 1971 - 1982: Van Ulbricht naar Honecker Dit veranderde echter toen in 1971 Ulbricht aftrad en er een nieuwe leider kwam in de persoon van Erich Honecker. Er werd een omslag merkbaar in intellectuele en academische kringen, die een hoogtepunt vond in 1976, tijdens de verbanning naar de BDR van zanger en dichter Wolf Biermann, wiens werk tevens in dit onderzoek is opgenomen. Hij was al enige tijd niet populair bij de SED-partijtop, maar zijn uiteindelijke verbanning liet blijken dat er in die periode minder ruimte was voor opvattingen waar de staat het niet mee eens was. Opvallend is dat deze ontwikkelingen plaatsvonden in een periode waarin het minder goed ging met de economie: de economische groei die de DDR in de jaren 1960 had gekend, was in de jaren 1970 gestagneerd. De levensstandaard was daarmee drastisch achtergebleven. De ontevredenheid over deze ontwikkelingen zou zich in het volgende decennium manifesteren, en ze zou mede verantwoordelijk zijn voor de protesten en ontwikkelingen die leidden tot de val van de Berlijnse Muur. 18 Fulbrook, The divided nation, 171. Kitchen, History of modern Germany, 341 – 342. 20 Ibidem 342; Sperlich, Opposition and Scarcity, 220 – 222. 21 Fulbrook, The divided nation, 171. 19 10 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis Hoofdstuk 2 DDR-historici en het naziverleden Nu duidelijk is geworden hoe de periode van 1965 tot 1980 in de DDR verliep, zowel in het algemeen als wat betreft het politieke en intellectuele klimaat, kan bekeken worden hoe er door historici en intellectuelen met het naziverleden werd omgegaan. Deze analyses worden over twee hoofdstukken verdeeld: in het nu volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de manier waarop historici in hun werken omgingen met het Duitse naziverleden, en in het hoofdstuk daarna op de manier waarop verschillende intellectuelen dit deden. Dit hoofdstuk gaat om te beginnen echter in op het beleid en de ideeën die de partijtop van de SED ten opzichte van het naziverleden van Duitsland hadden. Deze partijlijn wordt namelijk niet alleen in dit hoofdstuk, maar ook in het volgende hoofdstuk als maatstaf gebruikt, gezien zowel de behandeling van het naziverleden door de historici als die door de intellectuelen ermee vergeleken worden. Vervolgens worden op historiografische wijze drie werken geanalyseerd, van historici die leidend waren in de periode van dit onderzoek. Alle drie deze werken behandelen, in hun geheel of deels, de nazi-jaren van de Duitse geschiedenis. Het eerste werk dat wordt behandeld, is het boek Klassenkampf Tradition Sozialismus (1974). Vervolgens wordt het boek Deutschland von 1939 bis 1945: Deutschland während des zweiten Weltkrieges (1975) geanalyseerd. Het derde werk is het boek Geschichte des Alltags des Deutschen Volkes (1982). Deze werken komen in dit hoofdstuk in chronologische volgorde aan bod. Gedurende de analyses van deze werken zullen voortdurend vergelijkingen worden gemaakt met het beleid van de SED, om daaruit de invloed die dit beleid op de bovengenoemde historici had, af te kunnen leiden. De opvattingen van de SED omtrent het Duitse naziverleden Voordat welk werk dan ook in dit onderzoek wordt geanalyseerd, is het noodzakelijk om te bekijken wat de ideeën van de heersende partij in de DDR, de SED, waren ten opzichte van het Duitse naziverleden. In de eerste plaats is daarbij de notie interessant dat historici binnen de DDR een zeer belangrijke rol vervulden, omdat zij de socialistische samenleving en -staat die de DDR belichaamde, met behulp van het verleden konden legitimeren – dat is althans waar de SED naar streefde. De bevindingen en publicaties van historici werden binnen de SED dan ook zeer serieus genomen.22 Verder wordt getracht de ideeën van de SED te achterhalen door het partijprogramma van de destijds net opgerichte SED uit 1946, de Oost-Duitse grondwet van Georg G. Iggers, ‘Einige Bemerkungen zu neueren historischen Studien aus der DDR‘ in: Alexander Fischer en Günther Heydemann (red.), Geschichtswissenschaft in der DDR. Band I: Historische Entwicklung, Theoriediskussion und Geschichtsdidaktik (Berlin 1988) 155 – 175, aldaar 160. 22 11 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis 1949 en de Oost-Duitse grondwetswijzigingen van 1968 en 1974 met elkaar te vergelijken. In een vergelijking tussen deze vier documenten zijn veel overeenkomsten en verschillen te vinden – waaronder die over de mogelijke eenheid van Duitsland – maar hier wordt geconcentreerd op de opvattingen omtrent het Duitse naziverleden. Wanneer deze documenten naast elkaar gelegd worden, zijn er drie algemene standpunten, die uit bijna alle documenten naar voren komen. Het eerste standpunt dat de SED jegens het Duitse naziverleden lijkt in te nemen, is dat het in de naziperiode de regering was die fascistisch was, en niet het Duitse volk. De terreur die uit het nationaalsocialisme voortvloeide, werd dan ook gepleegd door de regering, en het Duitse volk had hieronder te lijden. Deze stelling is voornamelijk terug te vinden in het partijprogramma: hier wordt in de introductie uit de doeken gedaan hoe het Duitse volk geleden heeft, en dat de arbeiders het zwaarst geleden hebben.23 Ook is het een doel van de partij om alle ‘fascistische en reactionaire’ ambtenaren, met de nadruk op degenen met hoge posities, uit hun functie te ontzetten. Ook in de grondwet van 1949 kan een uitwerking gevonden worden van het lijden van het Duitse volk onder het naziregime: in artikel 26 staat dat de regering alle slachtoffers van het fascisme dient te huisvesten.24 Een tweede standpunt is de gelijkstelling van fascisme aan kapitalisme en imperialisme. Zo worden in het SED-partijprogramma van 1946 het verwijderen van ‘kapitalistische monopolies’ en het overdragen van de bedrijven die in het bezit waren van oorlogscriminelen en fascisten naar de overheid, gelijk aan elkaar gesteld, en wil de partij dat het ‘reactionair militarisme’ wordt vernietigd.25 Dit wordt bijna letterlijk herhaald in artikel 24 van de grondwet van 1949, met de uitzondering dat niet de staat, maar het volk de afgenomen bedrijven in handen dient te krijgen.26 Deze bronnen impliceren hiermee dat kapitalisme en fascisme in dezelfde mate ongewenst zijn en bestreden dienen te worden, en dat ze samenhangen. In de grondwetswijziging van 1968 wordt verder het imperialisme, zoals volgens de SED gepresenteerd door de Verenigde Staten en de BRD, weggezet als de tegenhanger van de socialistische, antifascistische DDR.27 Het derde SED-standpunt dat uit deze vergelijking op Sozialistische Einheitspartei Deutschlands, ‘Grundsätze und Ziele der Sozialistischen Einheitspartei Deutschlands‘ (21 april 1946), in: Deutsche Geschichte in Dokumenten und Bildern, http://germanhistorydocs.ghi-dc.org/sub_document.cfm?document_id=2989 (9 januari 2017), 1. 24 ‘Constitution of the German Democratic Republic’ (7 oktober 1949) in: Centre Virtuel de la Connaissance sur l’Europe (CVCE), http://www.cvce.eu/obj/constitution_of_the_german_democratic_republic_7_october_1949en-33cc8de2-3cff-4102-b524-c1648172a838.html (9 januari 2017). 25 SED, ‘Grundsätze und Ziele‘, 2. 26 ‘Constitution of the German Democratic Republic’ (1949). 27 ‘Constitution of the GDR’ (6 april 1968), in: Deutsche Geschichte in Dokumenten und Bildern, http://germanhistorydocs.ghidc.org/pdf/eng/Document%2012%20Constitution%20of%20the%20GDR%201968.pdf (8 januari 2017). 23 12 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis te maken is, hangt nauw samen met het tweede: het socialisme is de directe tegenhanger van het fascisme. Het SED-partijprogramma illustreert hoe het socialisme voor de SED de enige weg is naar een vredig Duitsland: Die Einheit der sozialistischen Bewegung ist die beste Gewähr für die Einheit Deutschlands! Sie wird den Sieg des Sozialismus sichern! Der Sozialismus ist das Banner der Zukunft! In diesem Zeichen werden wir siegen!28 Ook in de grondwetswijziging van 1968 komt dit standpunt terug, wanneer opgemerkt wordt dat het socialisme, en de burgers van de DDR die erin leven, verantwoordelijk zijn geweest voor de vredige, socialistische staat die de DDR nu is. In de grondwetswijziging van 1974 wordt dit ook benoemd, maar dan sterker: het Duitse volk zet de socialistische trend door vanaf de bevrijding van het fascisme.29 Dit kan worden geïnterpreteerd als een verwijzing naar het binnenvallen en vervolgens bezetten van Oost-Duitsland door de Sovjet-Unie. Uit de bovengenoemde documenten kunnen ook meerdere trends in de omgang met het Duitse naziverleden door de SED-top worden opgemaakt. Zo werd in het SED-partijprogramma uit 1946 en de DDR-grondwet uit 1949 vooral de nadruk gelegd op de gruweldaden die het naziregime begaan had jegens het Duitse volk. Dat is ook zeker niet vreemd, gezien de Tweede Wereldoorlog slechts enkele jaren vóór het ontstaan van deze documenten was beëindigd, en de sporen van die oorlog nog goed zichtbaar waren in het dagelijks leven. Ook is het niet vreemd dat de invloed van deze gruweldaden afnam naarmate deze sporen verdwenen, en dat ze daarom ook minder in deze documenten voorkwamen. De tweede trend die zichtbaar is, is het benadrukken van het socialisme als tegenhanger van het fascisme. Dit werd genoemd in het SED-partijprogramma van 1946, maar kwam daarna pas weer naar voren in de grondwetswijzigingen van 1968 en 1974. Dit duidt op een toenemende aandacht voor de tegenstelling tussen het socialisme en het fascisme, maar ook voor de gelijkstelling tussen het kapitalisme en het fascisme, hetgeen verklaard kan worden door de toegenomen invloed van de Koude Oorlog op het beleid van de SED. Het standpunt dat fascisme gelijkstond aan het kapitalisme en imperialisme, dat inhaakt op deze gelijkstelling, komt in zowel eerdere als latere SED, ‘Grundsätze und Ziele‘, 4. ‘The Definition of East German Identity in the Final GDR Constitution’ (7 oktober 1974), in: Deutsche Geschichte in Dokumenten und Bildern, http://germanhistorydocs.ghi-dc.org/pdf/eng/Chapter14Doc4.pdf (8 januari 2017). 28 29 13 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis documenten voor. Wel wordt het nadrukkelijker genoemd in de grondwetswijziging van 1968 dan in eerdere documenten. Zowel de hier genoemde trends als de drie algemene standpunten van de SED-partijtop kunnen na deze bespreking worden meegenomen in de analyses van de werken van de eerder genoemde historici, en daarna van enkele intellectuelen. Klassenkampf Tradition Sozialismus (1975) Het boek Klassenkampf Tradition Sozialismus is gezamenlijk geschreven door een grote groep historici in de DDR, die onder leiding stond van historicus Ernst Diehl. Diehl was in de DDR niet zomaar een historicus: hij was in 1969 voorzitter van de Rat für Geschichtswissenschaft, die toen werd opgericht als de instelling voor de geschiedwetenschap en al haar beoefenaars in de DDR. Daarnaast was hij als prominent SED-lid actief in het Centraal Comité, een machtig politiek orgaan dat onder andere leden van het eveneens machtige Politburo koos.30 Diehl was dus een persoon die niet alleen goed lag bij de partijtop, maar daarbinnen ook veel macht had en, in zekere mate, zelfs tot die top behoorde. Dit kan hem bij het publiceren van historische werken een grote mate van vrijheid hebben gegeven, maar het kan ook zeker het geval zijn geweest dat hij bij een publicatie aan het hoofd van een groep historici kwam te staan, om er zeker van te zijn dat de inhoud naar wens van de partij was. Dit kan niet bewezen worden, maar gezien de reputatie van de partijtop van de SED wat betreft censuur, is het een zeer waarschijnlijke optie. Bij een blik op de behandeling van de periode van het nationaalsocialisme in Duitsland, blijkt in de eerste plaats dat grotendeels de lijn van de SED, zoals die in 1946 in het eerste partijprogramma werd omschreven, is overgenomen, en zelfs versterkt, door de auteurs. Zo wordt de heroïsche rol van de KPD veelvuldig beschreven. Een voorbeeld hiervan is het niet meewerken van de KPD met Hitler en het oproepen tot protest na de beëdiging van de nieuwe regering in maart 1933. De SPD wordt, vanwege haar met de NSDAP meewerkende houding in deze periode, als zwak weggezet.31 Wanneer deze lijn wordt doorgetrokken, en in acht genomen wordt dat de SED een opvolger was van de KPD van toen, blijkt dat de auteurs de Oost-Duitse staat van hun tijd vrijpleitten van enige schuld aan de daden van het naziregime Iggers, ‘Einige Bemerkungen‘, 160; Tilman P. Koops, ‘Die Kritik der westdeutschen Methodendiskussion in der „Zeitschrift für Geschichtswissenschaft“ in: Alexander Fischer en Günther Heydemann (red.), Geschichtswissenschaft in der DDR. Band I: Historische Entwicklung, Theoriediskussion und Geschichtsdidaktik (Berlin 1988) 269 – 287, aldaar 283. 31 Zentralinstitut für Geschichte des Akademie der Wissenschaften der DDR, Klassenkampf Tradition Sozialismus. Von der Anfangen der Geschichte des deutschen Volkes bis zur Gestaltung der entwickelten sozialistischen Gesellschaft in der Deutschen Demokratischen Republik - Grundriß (Berlijn 1975) 444 – 445. 30 14 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis vóór en tijdens de Tweede Wereldoorlog. De voorloper van de Oost-Duitse staat had volgens de auteurs immers als enige openlijk verzet gepleegd tegen de machtsovername van de NSDAP, en had gedurende de gehele oorlog tegen de nationaalsocialistische regering gestreden. Daarmee zou de DDR geen schuld betreffen als het aankwam op de ravages die de nazi’s hadden achtergelaten in heel Europa. Ook geldt dit stuk als een poging tot het legitimeren van de DDR als socialistische staat, en de macht van de SED. De voorloper van de SED zou immers niet schuldig zijn aan de terreur van het naziregime, maar zou zich er juist als enige tegen verzet hebben, en daarom was het de enige partij die, zeker moreel gezien, het recht had de bevolking naar een vredige toekomst te leiden. Wanneer de uitbraak van de Tweede Wereldoorlog in het boek wordt besproken, wordt deze omschreven als ‘een nieuwe etappe van de algemene crisis van het kapitalistische systeem’.32 Ook komt in dit werk ter sprake dat het naziregime volgens de auteurs al eind 1940 begon met de voorbereidingen voor de inval in de Sovjet-Unie. Daarbij wordt het vernietigen van de Sovjet-Unie als staat als het hoogste klassendoel van de – meest reactionaire – imperialistische staten bestempeld.33 Met deze imperialistische staten wordt niet alleen naziDuitsland bedoeld, dat dit klassendoel volgens de auteurs actief nastreefde, maar ook andere westerse kapitalistische machten. Volgens de auteurs hadden deze staten namelijk de hoop dat nazi-Duitsland, dat naar hun mening te veel invloed in Europa had gekregen en een direct gevaar voor hen vormde, en de Sovjet-Unie elkaar zouden afmatten aan het Oostfront.34 Dit geeft al enigszins aan hoe de auteurs de Sovjet-Unie behandelen: in lijn met de implicatie van de Sovjet-Unie als broederstaat, uit de grondwetswijziging van 1974, wordt er geen kwaad woord over de Sovjet-Unie genoemd in het boek van Diehl en zijn collega’s. Het geheel leest als een heroïsch verhaal, waarin de Sovjet-Unie en de Duitse communisten aan de goede kant stonden in moeilijke tijden en voor hun idealen streden, en dat aan het einde het kwaad – het naziregime – door hen overwonnen werd. Eigenlijk wordt in één zin de complete houding van de auteurs ten opzichte van het gedrag van de Sovjet-Unie tijdens de naziperiode getoond, namelijk dat deze verantwoordelijk was voor de ondergang van het fascisme in Duitsland: ‘Der wichtigste Faktor für die Niederlage des deutschen Faschismus war der heldenhafte Kampf der Sowjetarmeen und der Völker der UdSSR.‘35 Zentralinstitut für Geschichte, Klassenkampf Tradition Sozialismus, 464. Ibidem, 468. 34 Ibidem, 468. 35 Ibidem, 481. 32 33 15 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis Deutschland von 1939 bis 1945: Deutschland während des zweiten Weltkrieges (1974) Ook het boek Deutschland von 1939 bis 1945: Deutschland während des zweiten Weltkrieges is geschreven door meerdere auteurs: de historici Wolfgang Bleyer, Karl Drechsler, Gerhard Förster en Gerhart Hass. Zij waren alle vier gerenommeerde historici in de DDR, die elk, naast deze publicatie, ook vele andere werken op hun naam hebben staan. Dit grote aantal publicaties laat zien dat de SED-partijtop hen daarvoor de ruimte gaf; aan de andere kant bekleedden zij geen van allen een hoge, machthebbende positie binnen de partij of een instituut gericht op de geschiedwetenschap. Hier en daar komen er in het boek cijfers boven tafel, maar die gaan bijna ten onder in de zee van ideologische termen en beschrijvingen. Ook wanneer de auteurs ingaan op het ontstaan van de Tweede Wereldoorlog, gebruiken zij ideologische taal. Ze leggen uit hoe ‘ziek’ de ‘kapitalistisch-imperialistische’ maatschappijtop was in de decennia vóór de oorlog, en hoe op die manier de oorzaken voor de Tweede Wereldoorlog zich konden voordoen. In Duitsland streefden de kapitalisten een herverdeling van het wereldkapitaal, de grondstoffen en de productiemiddelen na, zodat ze de Duitse industrie tot de grootste konden maken.36 Interessant is dat de auteurs ook stellen dat de Tweede Wereldoorlog, net als de Eerste, werd veroorzaakt door Duits imperialisme, en dat Duitsland de hoofdveroorzaker van de oorlog was.37 De hele nazi-ideologie wordt vervolgens omschreven als een ideologie waarvan de karaktertrekken, zoals bijvoorbeeld het sociaal-darwinisme en het antisemitisme, allemaal uit het Duits imperialisme afkomstig zijn.38 De schuld van het toenmalige Duitsland aan het naziregime en de Tweede Wereldoorlog wordt door de auteurs dus ronduit erkend. Verder wordt ook hier benoemd dat, zoals tevens uit het partijprogramma en de grondwetten kan worden afgeleid, de KPD als voorloper van de SED als enige verzet zou hebben geboden tegen het naziregime : de KPD wordt letterlijk heroïsch genoemd.39 De nadruk ligt door het hele boek heen dan ook sterk op het communistisch verzet tegen de nazi’s. Ook wordt in het gehele boek veelvuldig de loftrompet gestoken over de Sovjet-Unie tijdens de oorlog. Deze volgens de auteurs vrijheidslievende staat zou zich maximaal in de oorlog tegen het fascisme hebben ingezet, terwijl de Verenigde Staten en Groot-Brittannië er in het boek van beschuldigd worden hun eigen oorlogsinspanningen minimaal te hebben Wolfgang Bleyer, Karl Drechsler, Gerhard Förster en Gerhart Hass, Deutschland von 1939 bis 1945: Deutschland während des zweiten Weltkrieges (Berlijn 1974) 17 – 19. 37 Bleyer, Drechsler, Förster en Hass, Deutschland von 1939 bis 1945, 16 – 17. 38 Ibidem, 39. 39 Ibidem, 26. 36 16 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis gehouden, om zo de Sovjet-Unie zoveel mogelijk te laten leegbloeden40 - iets wat ook naar voren is gekomen in het werk van Diehl et al. Er wordt in het boek geen mogelijkheid onbenut gelaten om de andere geallieerde krachten, vooral de VS en Groot-Brittannië, een steek onder water te geven, vooral als het gaat om de hoeveelheid ingezette troepen of het moment van actieve deelname aan een van de fronten.41 De Sovjet-Unie is volgens de auteurs dan ook het grootste slachtoffer van de Tweede Wereldoorlog geweest: ‘Die UdSSR, die seit dem 22. Juni 1941 die Hauptlast des Krieges trug, wurde zur führende Kraft der Antihitlerkoalition‘.42 Dit laat goed naar voren komen hoe de auteurs de rol van de Sovjet-Unie, als broederstaat van de DDR, wilden benadrukken. Vooral bij dit gedeelte lijkt het sterk alsof dat met een reden is gedaan, namelijk om door de partijcensuur heen te komen. Duidelijk wordt verder dat voor de auteurs de fascistische leiding van Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog compleet losstond van het Duitse volk als geheel, en zeker van de – communistische – verzetsstrijders, en dat het volk, net als de rest van bezet Europa, had moeten zuchten onder het juk van de fascistische nazitop.43 Dit is iets wat bijna letterlijk terugkomt in het SED-partijprogramma uit 1946, waarbij het enige verschil bedraagt dat de SED specifiek de arbeiders als grootste slachtoffers uitlicht. Al met al komt uit dit boek duidelijk naar voren dat de auteurs getracht hebben om de ideeën van de SED-partijtop zoveel mogelijk in hun boek te verwerken, en ze zelfs te versterken. Of dit gebeurde vanwege censuur, wat het meest realistisch lijkt, of omdat de auteurs er dezelfde opvattingen op nahielden als de partijtop, kan daarbij niet uitgewezen worden. Geschichte des Alltags des deutschen Volkes. Studien 5: 1918-1945 (1982) De laatste historicus wiens werk in dit onderzoek behandeld wordt, is Jürgen Kuczynski, economisch historicus. Ook hij heeft heel wat werken op zijn naam staan buiten dit boek: zo wordt hij de vader van de geschiedenis van het dagelijks leven genoemd 44 – een naam die hij met zijn serie Geschichte des Alltags des deutschen Volkes waarmaakte – en richtte hij in 1960 Bleyer, Drechsler, Förster en Hass, Deutschland von 1939 bis 1945, 225. Ibidem, 375. 42 Ibidem, 177. 43 Ibidem, 393-404. 44 Alexander Fischer en Günther Heydemann, ‘Weg und Wandel der Geschichtswissenschaft und des Geschichtsverständnisses in der SBZ/DDR seit 1945‘ in: Alexander Fischer en Günther Heydemann (red.), Geschichtswissenschaft in der DDR. Band I: Historische Entwicklung, Theoriediskussion und Geschichtsdidaktik (Berlin 1988) 3 – 30, aldaar 21. 40 41 17 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis het tijdschrift Jahrbuch für Wirtschaftsgeschichte op.45 Daarnaast was hij een overtuigd marxist, en van joodse afkomst. Ondanks deze afkomst heeft hij nooit hinder ondervonden van de zuiveringsacties die binnen de academische wereld plaatsvonden,46 hetgeen een goede positie binnen deze wereld impliceert. Dit boek is het eerste van de drie historische werken waarin er wat meer op geschiedwetenschappelijke wijze wordt gewerkt. Er is een voorwoord met de methodes en doelen van de auteur met dit boek, en er zijn veel voetnoten in het boek te vinden. Ook spreekt de auteur zijn eigen mening uit, en gaat hij in op de ideeën van andere marxistische historici, die hij bij naam en idee noemt, en daarna tegenover zijn eigen theorie zet. 47 Zijn eigen theorieën en definities werkt hij daarnaast goed uit. Zo ook bij de term fascisme: dat zit hem volgens de auteur in grote daden, maar ook in kleine. Zijn precieze definitie van de term neemt Kuczynski over van de XII. Tagung des Exekutivkomitees der Kommunistische Internationale (EKKI): ‘(…) der Faschismus [ist] „die offene terroristische Diktatur der am meisten reaktionären, chauvinistischen und imperialistischen Elemente des Finanzkapitals sei“‘.48 Hieruit valt al op te maken dat het boek duidelijk communistisch van aard is. Dat blijkt eveneens wanneer de auteur in detail beschrijft hoe communistische personen en instellingen voor het eerst het begrip fascisme onderzochten, het voor het eerst als gevaar aanwezen, en het tot een aparte politieke doelstelling maakten.49 Eveneens geeft de auteur hierbij aan dat het fascisme volgens hem een ‘klassenkarakter’ had; dit werkt hij echter niet verder uit. 50 Deze bevindingen komen ook weer grotendeels overeen met het SED-partijprogramma, de grondwet en de grondwetswijzigingen: deze documenten benadrukken eveneens het belang van het communisme tegenover het fascisme. Kuczynski beschrijft het ontstaan van het fascisme in Duitsland op economische wijze: het zou ontstaan zijn door het ‘monopoliekapitaal’. Van 1918 tot 1929 was in het bedrijfsleven de ‘kolen-ijzer-staalgroep’ de machtigste, maar na de beurskrach van 1929 werd dat de ‘chemieelektragroep’. Als reactie hierop werd de kolen-ijzer-staalgroep politiek reactionair, en begon Alexander Fischer, ‘Der Weg zur Gleichshaltung der Geschichtswissenschaft in der SBZ 1945-1949‘ in: Alexander Fischer en Günther Heydemann (red.), Geschichtswissenschaft in der DDR. Band I: Historische Entwicklung, Theoriediskussion und Geschichtsdidaktik (Berlin 1988) 45 – 75, aldaar 52. 46 David Childs, ‘Obituary: Professor Jürgen Kuczynski’, Independent (versie 13 augustus 1997), http://www.independent.co.uk/news/people/obituary-professor-jurgen-kuczynski-1245205.html (10 januari 2017). 47 Een voorbeeld hiervan is: Jürgen Kuczynski, Geschichte des Alltags des deutschen Volkes. Studien 5: 19181945 (Berlijn 1982) 59. 48 Kuczynski, Geschichte des Alltags, 53. 49 Ibidem, 53. 50 Ibidem, 54. 45 18 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis daarin samen te werken met de al eerdere economisch benadeelde Junkern. Zo kon het fascisme ontstaan, en door zijn vele mogelijkheden binnen het fascisme, werd de chemie-elektrogroep ook reactionair. Bovendien kon zowel de kolen-ijzer-staalgroep als de chemie-elektragroep bijdragen aan bewapening in een eventueel aankomende oorlog, waardoor ze die mogelijkheid niet in de weg stonden, en soms zelfs toejuichten.51 Dit is tevens in lijn met de ideeën van de SED, die het kapitalisme en de grote bedrijven daarbinnen als meewerkende factor voor, en zelfs onderdeel van het Duitse fascisme beschouwden. Kuczynski gebruikt minder felle woorden dan de hierboven behandelde auteurs om het kapitalisme, en zelfs het imperialisme, af te schilderen. Over het imperialisme is hij niet positief, maar hij beschouwt deze termen meer dan dat hij er een oordeel over geeft. Toch maakt hij duidelijk dat zijn boek vanuit marxistisch oogpunt geschreven is. Als het bijvoorbeeld aankomt op de gehele fascistische periode, die hij als klassenstrijd beschrijft, dan deelt Kuczynski deze in twee delen op. In het eerste deel, dat van 30 januari 1933 tot 21 juni 1941 loop, verflauwt de klassenstrijd, en in het tweede deel, dat zich uitstrekt van 22 juni 1941 tot aan 8 mei 1945 (de capitulatie van nazi-Duitsland) komt de klassenstrijd tot een hoogtepunt. Hier strijden het kapitalisme en het socialisme tegen elkaar, en uiteindelijk overwint het socialisme. 52 Deze beschrijving van een strijd tussen twee ideologieën, met het socialisme als uiteindelijke winnaar kwam ook in de twee hierboven behandelde werken terug, en de teleologie die uit deze beschrijvingen naar voren komt, geeft de marxistische invalshoek van de auteurs tekenend weer. Een vergelijkbare beschrijving is naar voren gekomen uit het SED-partijprogramma. Conclusie Bij de behandeling van zowel het SED-partijprogramma uit 1946, de grondwet van 1949 en de grondwetswijzigingen van 1968 en 1974, als van de publicaties van de drie historici hierboven, is gebleken dat deze grotendeels met elkaar overeenkomen, en dat de historici het ideologische element van de opvattingen van de SED-partijtop in hun publicaties zelfs aandikken. Hierbij gaat het vooral over de leidende rol die de voorloper van de SED, de KPD, zou hebben gespeeld bij het verzet tegen het naziregime. Dit kan hebben gegolden als manier om de censuur van de staat te ontwijken, maar tegelijk ook als manier om de staat en de SED te legitimeren. Ook wordt in zowel de publicaties van de historici als in het SED-partijprogramma, de grondwet en de grondwetswijzigingen de ideologische strijd naar voren gehaald tussen het Duitse fascisme en het socialisme. Daarnaast wordt ook in al deze werken en documenten een verband gelegd 51 52 Kuczynski, Geschichte des Alltags, 58. Ibidem, 78. 19 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis tussen het fascisme enerzijds en het kapitalisme en imperialisme anderzijds, omdat de grote kapitalistische bedrijfseigenaren het fascisme geholpen zouden hebben om de arbeiders te onderdrukken, en om goederen te produceren voor de aankomende oorlog. Al met al is uit bovenstaande analyses dus duidelijk geworden hoe historici in de DDR omgingen met het Duitse naziverleden: zij hielden er dezelfde opvattingen op na als de SED-partijtop. Dit wil zeggen dat zij de ideologische beschrijving van de naziperiode overnamen, de Oost-Duitse staat en het Duitse arbeidersvolk van schuld aan de naziterreur onthieven en de schuld afschoven op de West-Duitse regering, en soms ook op andere kapitalistische landen. In het volgende hoofdstuk zal blijken of deze stelling eveneens geldt voor Oost-Duitse intellectuelen. 20 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis Hoofdstuk 3 DDR-intellectuelen en de naziperiode Als volgende element in dit onderzoek wordt in dit hoofdstuk behandeld op welke manier er door DDR-intellectuelen met het Duitse naziverleden werd omgegaan in de periode van 1965 tot 1980. Hierbij worden de werken van drie prominente intellectuelen in de DDR binnen deze periode geanalyseerd. Als eerste komt een gedicht van de eerdergenoemde zanger en dichter Wolf Biermann, genaamd Deutschland – ein Wintermärchen (1965) aan bod. Het tweede werk dat wordt behandeld, is de film Ich war neunzehn (1968) van regisseur Konrad Wolf. Het derde werk is de roman Kindheitsmuster (1976) van schrijfster Christa Wolf. Deze drie intellectuelen zijn allen in dit onderzoek opgenomen wegens hun prominentie in de Oost-Duitse samenleving en de prominentie van hun werken daarin. Bij de analyses van de bovengenoemde werken worden telkens vergelijkingen gemakt met de opvattingen van de SED-partijtop, zoals beschreven in het vorige hoofdstuk aan de hand van het SED-partijprogramma uit 1946, de grondwet uit 1949 en de grondwetswijzigingen uit 1968 en 1974. Ook wordt in dit hoofdstuk aan de hand van een korte casus een cruciaal aspect uit het Duitse naziverleden besproken, dat in de vorige hoofdstukken nog niet ter sprake is gekomen, namelijk de vervolging van mensen op andere gronden dan enkel politieke. Het gaat hier dan om de vervolging van joden, maar ook om alle andere mensen die vervolgd werden vanwege hun etniciteit, religie, seksuele voorkeur of handicap. Als verzamelnaam wordt voor de massale vernietiging van deze slachtoffers de term ‘Holocaust’ gebruikt, in de bredere zin van het woord. Deutschland – ein Wintermärchen (1965) Het gedicht Deutschland – ein Wintermärchen, waarvan de titel een eerder gedicht van Heinrich Heine imiteert, werd in 1965 door de Oost-Duitse zanger en dichter Wolf Biermann geschreven. Biermann brengt het tevens ten gehore op zijn album Chausseestraße 131, dat in 1968 in WestDuitsland uitkwam. Biermann was één van de meest prominente dissidenten binnen de DDR, en zijn uitzetting naar de BRD in 1976 wekte dan ook veel beroering op in binnen- en buitenland. Andere prominente intellectuelen, waaronder de hier behandelde schrijfster Christa Wolf, tekenden er protest tegen aan.53 Sarah Kirsch, e.a., ‚Gegen die Ausbürgerung von Wolf Biermann‘ (17 november 1976), in: Deutsche Geschichte in Dokumenten und Bildern, http://germanhistorydocs.ghidc.org/sub_document.cfm?document_id=1172 (9 januari 2017). 53 21 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis In het gedicht wordt in het begin beschreven hoe de ik-persoon met de tram over de Berlijnse Muur heen rijdt, en daar terugdenkt aan allen die het niet gelukt is om de muur te voet over te steken – te vluchten uit de DDR. In het tweede gedeelte (vanaf: ‘Na und?...)54 gaat Biermann echter in op de omgang met het naziverleden in de DDR. Daar maakt hij een metafoor, van Duitsland als de eeuwige ‘kont van de wereld’, die inmiddels in tweeën is gespleten. Als de ‘grote heren van de wereld’, waarmee hij waarschijnlijk doelt op de kapitalistische, heersende wereldmachten, dan buikpijn, oftewel problemen, krijgen, komt de narigheid, de ‘schijt’, er in Duitsland uit. Hier wordt vervolgens een interessante link gelegd tussen de kleur van zowel wat er uit het achterste van de wereld komt, als over het algemeen van de nazikostuums, die in beide gevallen bruin is. Hij concludeert vervolgens dat in WestDuitsland deze bruine gevallen, de nazi’s, die hij ‘deutsche Scheiße’ noemt, geparfumeerd zijn en opgepoetst tot goud, hetgeen duidt op de vele voormalige nazi-ambtenaren die in WestDuitsland na de oorlog goed carrière konden maken, en bijgedragen hebben aan de ‘gouden jaren’ daar. In Oost-Duitsland, schrijft Biermann, kan het nazisme niet meer terugkomen: wat op die helft van het Duitse achterste eerst bruin was, is met ‘Stalins harde bezem’ rood geschrobd.55 Dit wil zeggen dat volgens Biermann streng is opgetreden tegen de nazi’s in de Sovjetzone, en later de DDR, en dat ze met harde hand in een communistische mal zijn gedrukt. Van Wolf Biermann is bij uitstek bekend dat hij in zijn liederen en gedichten veelvuldig inging tegen wat de SED-partijtop voorschreef, en de partij en regering regelmatig belachelijk maakte. Er kan dus met zekerheid gesteld worden dat Biermann zich van mogelijke censuur en represailles weinig aantrok. Desondanks was hij een overtuigd communist, die de DDR als zijn vaderland beschouwde – hetgeen ook terugkomt in Deutschland – ein Wintermärchen. Ook in dit gedicht is het protest tegen de regering aanwezig, en wel in het eerste gedeelte, waar hij zich beklaagt over de Berlijnse Muur. In het tweede deel, waar dit onderzoek zich voornamelijk mee bezig heeft gehouden, wordt er echter niet zozeer negatief over de Oost-Duitse staat gesproken. Deze wordt tegenover de West-Duitse staat gezet, als de enige van de twee die het nazisme volledig heeft uitgeroeid.56 Waarschijnlijk is dit dan ook één van de weinige gevallen waarin Biermann het eens is met de manier van handelen van de SED-top, en in die zin komt het overeen met de partijlijn, die voorschrijft dat het nazisme/fascisme volledig uitgeroeid dient te worden, zoals in het SED-partijprogramma uit 1946. Wolf Biermann, ‘Deutschland – ein Wintermärchen‘ (1965) op de LP Chausseestraße 131 (1968), https://www.youtube.com/watch?v=yB2xHZvCWpk (11 januari 2017), 13‘42“ – 15‘08“. Zie ook bijlage. 55 Biermann, ‘Deutschland – ein Wintermärchen‘, 13‘42“ – 15‘08“. 56 Herf, Divided Memory,187 – 188. 54 22 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis Ich war neunzehn (1968) De film Ich war neunzehn is gebaseerd op de dagboeken van regisseur en scenarioschrijver Konrad Wolf uit de laatste dagen van de naziperiode57; hij was toen als Duitse vluchteling onderdeel van het Rode Leger. De film, en het verhaal dat vanuit hoofdpersoon luitenant Gregor Hecker wordt verteld, kan dus met recht worden gezien als een interpretatie van Wolf van de laatste dagen van de Tweede Wereldoorlog. In het begin van de film spreekt Hecker over zijn vaderland, Duitsland, dat voor hem niet als een vaderland voelt: ‘Das ist meine Heimat, sagt man.’ 58 In dezelfde monoloog vertelt hij als voice-over hoe hij als achtjarige uit Duitsland is gevlucht en in Moskou is opgegroeid. Hij spreekt in de film dan ook vloeiend Russisch met de andere Sovjetsoldaten, en alleen Duits met Duitse burgers, of als vertaler met nazi-officieren. Het lijkt erop dat Hecker mede om die reden de commandant wordt van het dorpje Bernau, onder de rook van Berlijn. Hij spreekt daar een jonge vrouw, een vluchtelinge, die niet weet wat het einde van de oorlog voor haar gaat betekenen, en waar ze naartoe moet. Ze is haar familie kwijtgeraakt tijdens haar vlucht uit Pommeren.59 Een Russische soldate uit even later haar woede over de Duitse inval in de SovjetUnie, en de wreedheden die daar gepleegd werden, op de vrouw wanneer die in het Sovjetkwartier van het stadje onderdak komt zoeken. De vrouw zegt angstig terug dat zij daar niet van wist en het ook niet heeft gedaan.60 Dit staat gelijk aan het SED-partijprogramma, dat het Duitse volk geen schuld toekent. Het zou zelfs gezegd kunnen worden dat de film in dit fragment overeenkomt met artikel 26 uit de Oost-Duitse grondwet van 1946, namelijk dat alle slachtoffers en vluchtelingen uit de oorlog gehuisvest dienen te worden: de Duitse jonge vrouw krijgt uiteindelijk onderdak in het Sovjetkwartier. Een andere interessante blik van Hecker, en dus ook van Wolf, is dat er wel mooie verhalen en uitspraken in boeken van onder andere Kant te vinden zijn, maar dat er in werkelijkheid weinig goeds en nobels aan Duitsland is: ‘Suchst du das Deutschland, das nur in Büchern steht?‘61 Wolf impliceert hiermee dat de Duitse cultuur inherent slecht is, en dus zaken als het nazisme voortbrengt. Zijn meerdere Wadim Gejman, in het gewone leven leraar Duits in Kiev, heeft hier moeite mee. Hij wil van een Duitse communist, en door de Sovjets bevrijde gevangene, weten hoe hij aan zijn leerlingen moet gaan uitleggen hoe het kan dat in Duitsland 57 Konrad Wolf, Ich war neunzehn (1968), http://cinema.arte.tv/de/ich-war-neunzehn (11 januari 2017). Wolf, Ich war neunzehn, 04‘44“. 59 Ibidem, 11‘26“ – 12‘42“. 60 Ibidem, 20‘07“ – 22‘30“. 61 Ibidem, 38‘44“. 58 23 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis het nazisme is ontstaan: ‚Aber wie soll ich das erklären? Auschwitz und Goethe, zwei deutsche Namen, zwei Namen, in allen Sprachen?‘. Waarop de communistische gevangene zegt: ‘Es ist auch meine Sprache.’62 Wat Wolf hiermee lijkt te willen zeggen, is dat de Duitse taal dan wel geassocieerd is met het nationaalsocialisme, maar het is dat ook met het socialisme. De vastberaden toon waarop de ex-gevangene dit uitspreekt, impliceert de overwinning van het socialisme op het nazisme, ook hierin. Dit is één van de grondslagen van de SED-partijtop, en komt in die hoedanigheid dan ook terug in het SED-partijprogramma en de grondwetswijzigingen van 1968 en 1974. De ex-gevangene geeft Gejman eerder overigens een antwoord dat neerkomt op de macht van de industrie en het kapitalisme in het militarisme en de vervaardiging van wapens etc., op de vraag hoe het nationaalsocialisme in Duitsland op kon komen.63 Ook dit is in lijn met de partij, aangezien het in alle in dit onderzoek onderzochte documenten voorkomt. Dit zijn slechts enkele voorbeelden uit de gehele film, maar wel de belangrijkste voor dit onderzoek. Gezamenlijk tonen zij aan dat Wolf bij het produceren van Ich war neunzehn wellicht in het achterhoofd heeft gehad dat de film voldoende socialistische elementen diende te bevatten, maar ook op een heldere manier zijn eigen verleden in de laatste dagen van de Tweede Wereldoorlog erin heeft verwerkt. Zo wordt duidelijk dat Wolf het verleden niet wil verdringen, maar het – binnen het kader dat de SED-partijtop heeft gesteld – wil verwerken. Kindheitsmuster (1976) In deze roman vertelt de bekende Oost-Duitse schrijfster Christa Wolf over haar eigen ervaringen in de naziperiode, als kind in de hoogtijdagen van het naziregime en aan het einde van de oorlog als Pruisische vluchtelinge.64 Om zichzelf te kunnen distantiëren van haar ervaringen, maar die toch te kunnen vertellen, vertelt ze het verhaal met behulp van de hoofdpersoon Nelly Jordan, die het als haar eigen ervaringen herinnert en aan haar dochter Lenka vertelt. Wolf spreekt in het boek Nelly zowel in de derde als de tweede persoon aan, wat haar distantiëring van het oorlogsverleden verder aantoont. Het verhaal is een afwisseling van de vertelling van de jeugd van Nelly, en haar latere bezoek, in de vroege jaren zeventig, aan de plaats waar ze vandaan komt. Zo beschrijft Wolf hoe Nelly’s ouders, die een succesvol bedrijf hadden en niets merkten van het verdwijnen van Wolf, Ich war neunzehn, 1:21‘15“ – 1:22‘20“. Ibidem, 1:21‘31“ – 1:22‘04“. 64 Odile Jansen, ‘Het onverwerkte verleden van Christa Wolf’, Trouw (versie 8 juni 2002), http://www.trouw.nl/tr/nl/4512/Cultuur/article/detail/2798869/2002/06/08/Het-onverwerkte-verleden-vanChrista-Wolf.dhtml (12 januari 2017). 62 63 24 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis de vrijheid van meningsuiting en de vervolgingen die met het naziregime meekwamen, steeds meer richting het nationaalsocialisme georiënteerd raakten.65 Wolf gaat met het naziverleden van Duitsland om op persoonlijke wijze: ze omschrijft haar eigen ervaringen binnen het nationaalsocialisme, maar heeft hier aanzienlijke moeite mee. Dit omdat zij nu weet, en in het boek ook erkent, hoe fout het naziregime was en welke gruwelen het heeft teweeggebracht. Zij had dat destijds, als jong meisje, echter niet in de gaten. Het nationaalsocialisme drong zo door in haar dagelijks leven, dat het normaal werd, en de desastreuze gevolgen ervan vonden ver bij haar vandaan plaats. Goede voorbeelden van het nationaalsocialisme in Nelly’s dagelijks leven vormen haar beschrijvingen van het nationaalsocialisme op school66, waardoor het in het dagelijks leven genormaliseerd werd, en haar lidmaatschap bij de Hitlerjugend, die op haar als kind als betoverend overkwam67. Verder behandelt Wolf ook personen die de naziperiode, de oorlog en de gruweldaden liever willen vergeten en verdringen, waarvan Nelly’s jongere broer Lutz68 het duidelijkste voorbeeld is. De roman gaat verder in tegen het beeld dat er na 1945 geen restanten meer van het nationaalsocialisme in de DDR te vinden zouden zijn: Wolf noemt meerdere personen die het Duitse naziverleden liever willen vergeten. Juist door het vergeten en verdringen, lijkt de schrijfster te impliceren, is het naziverleden nog sterk aanwezig in de Oost-Duitse samenleving; het is niet verwerkt. Ze illustreert dit aan de hand van de eerste zin van de roman: ‘Das Vergangene ist nicht tot; es ist nicht einmal vergangen. Wir trennen es von uns ab und stellen uns fremd.‘69 Deze implicatie druist in tegen de voornemens uit het SED-partijprogramma van 1946, om de samenleving te ontdoen van alle restanten van het nazitijdperk. Ook suggereert een onverwerkt verleden een mogelijk schuldgevoel dat DDR-burgers koesteren, hetgeen recht tegenover de beweringen uit het partijprogramma staat dat het Duitse volk enkel geleden heeft onder het naziregime, en dus geen schuld heeft aan de naziperiode. Daarbij komt dat Wolf ook ingaat op de verwerking van de ideologie van de naziperiode, wanneer ze haar hoofdpersoon Nelly tegen diens dochter Lenka laat zeggen: Christa Wolf, Kindheitsmuster (Leipzig 1976) 54 – 58. Wolf, Kindheitsmuster, 132 – 135. 67 Ibidem, 249 – 250. 68 Ibidem, 491 – 493. 69 Ibidem, 9. 65 66 25 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis Wir reden davon (…), daß es noch andere Wahrheiten gibt als: Zwei mal zwei ist vier. Und ich frage mich, warum man diese Wahrheiten so spät erkennt und warum es so schwierig ist, über sie zu sprechen.70 Op deze manier verbindt Wolf Nelly’s, en haar eigen, persoonlijke worsteling met het naziverleden aan dat van het gehele Oost-Duitse volk – hoe ongewenst dat ook geweest mag zijn voor de partijtop van de SED. Casus: herinneringen aan de Holocaust in de DDR In deze korte casus wordt ingegaan op de Holocaust, een gebeurtenis die bij een onderzoek dat de naziperiode behandelt, niet zomaar overgeslagen dient te worden. Op deze plaats wordt van alle werken die in het huidige en het vorige hoofdstuk behandeld zijn, gekeken naar de mate waarin zij de Holocaust hebben behandeld. Historicus Jeffrey Herf heeft zich hier al in eerdere werken op toegelegd, met het grote verschil dat hij voornamelijk de periode tot 1960 in beide Duitse staten in deze werken behandelde. Dit onderzoek gaat in deze korte ruimte in op de periode van 1965 tot 1982, en kijkt daarbij uitsluitend naar de DDR. Herf claimt in zijn boek Divided Memory: the Nazi past in the two Germanys (1997) dat de Jodenvervolging in het nazitijdperk niet of in elk geval veel te weinig werd herdacht, wat op te maken is uit zijn opmerking dat een benoeming van de joodse slachtoffers van het naziregime in de DDR ongebruikelijk was.71 Hij legt de nadruk dan ook vooral op het ontbreken van aandacht voor het lijden van joden door de Oost-Duitse staat. Dit is terug te vinden in alle in dit onderzoek behandelde documenten die betrekking hebben op de SED-partijtop: nergens wordt de Holocaust impliciet of expliciet genoemd. Er bestaat echter wel een memorandum van Volkskammer-lid Paul Merker, waarin hij de vervolging van de joden onder het naziregime erkent, en hen tot op zekere hoogte compensatie wil toekennen.72 De historici over de Holocaust Als gekeken wordt naar de werken van de historici die in dit onderzoek geanalyseerd zijn, blijkt dat zij allen op een andere manier met de Holocaust omgaan. Er wordt door Diehl et al. in Klassenkampf Tradition Sozialismus weinig over gesproken. Er is daar slechts sprake van de 70 Wolf, Kindheitsmuster, 493. Herf, Divided memory, 164 – 165. 72 Paul Merker, ‘Paul Merker an den Vorsitzenden der Sozialistischen Einheitspartei Deutschlands, Wilhelm Pieck, über das Entschädigungsgesetz in der Sowjetischen Besatzungszone‘ (4 mei 1948) in: Deutsche Geschichte in Dokumenten und Bildern, http://germanhistorydocs.ghidc.org/sub_document.cfm?document_id=4478 (12 januari 2017). 71 26 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis ‘Pläne für die Ausrottung ganzer Völker’73. Ook wordt, weliswaar slechts kort, de ‘Endlösung der Judenfrage’ aangestipt.74 In feite wordt in dit boek in één zin de Holocaust samengevat: ‘1939 lebten in Europa 9,5 Millionen Juden, 1945 nur noch 3,5 Millionen.’75 In Deutschland von 1939 bis 1945 van Bleyer et al. wordt er iets meer ingegaan op de Holocaust, hoewel nog steeds zeer summier. Zo wordt er wel gesproken over strengere straffen voor ‘mensen die de eenheid van het Duitse volk probeerden te breken terwijl het in een oorlog verwikkeld was’, maar hier wordt over de Holocaust niets genoemd. Dwangarbeid wordt wel veelvuldig aangehaald, en er worden massamoorden genoemd, maar volgens de auteurs werden die gepleegd op ‘Sovjetburgers’, en niet op joden. 76 Verder wordt in dit boek de Wannseeconferentie genoemd, wanneer beschreven wordt dat het om het lot van de joden ging dat daar besproken werd; om dat van mannen, vrouwen en kinderen: Mit der Genauigkeit von Buchhaltern berieten fünfzehn Personen über die Ermordung von über elf Millionen Menschen – Männer und Frauen, Kinder, Jugendliche und Greise – aus 27 Ländern: die Ausrottung der gesamten jüdischen Bevölkerung Europas.77 Even verderop worden de joden echter in één adem genoemd met respectievelijk communisten en burgers van talrijke Europese landen. Vervolgens maken de auteurs van de gelegenheid gebruik om de Sovjet-Unie nogmaals te prijzen voor haar rol in de oorlog, door te stellen dat zonder de overwinning van het Rode Leger, en de volkeren in de ‘Antihitlerkoalition’, het de nazi’s gelukt zou zijn om hun Endlösung te verwezenlijken. 78 Hoewel dit werk de Holocaust dus nog enigszins behandelt, sluit het die trend teleurstellend af door niet stil te staan bij de slachtoffers van de Holocaust, wanneer alle doden van tijdens de Tweede Wereldoorlog, en in het bijzonder die van de concentratiekampen, genoemd worden.79 In Geschichte des Alltags des deutschen Volkes rept Kuczynski met geen woord over de Holocaust. Dat kan te maken hebben met de economische aard van het boek, maar roept gezien zijn eigen joodse afkomst wel vragen op noemt helemaal niets. Een mogelijkheid is dat dat juist de reden is dat hij er hier niet over heeft geschreven. Gezien de eerdere antisemitische zuiveringsacties binnen de politieke- en de academische wereld, zou het Zentralinstitut für Geschichte, Klassenkampf Tradition Sozialismus, 466. Ibidem, 471. 75 Ibidem, 481. 76 Bleyer, Drechsler, Förster en Hass, Deutschland von 1939 bis 1945, 201 – 204. 77 Ibidem, 210. 78 Ibidem, 210 – 211. 79 Ibidem, 140. 73 74 27 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis namelijk een mogelijkheid zijn dat hij zich niet in een benarde positie wilde begeven door tegen de partijrichtlijnen – het gehele Duitse volk zou onder het naziregime geleden hebben, en niet een specifiek gedeelte daarvan – in te gaan. De intellectuelen over de Holocaust De in dit onderzoek behandelde intellectuelen blijken wat directer te zijn met herinneringen aan de Holocaust. Zo noemt Christa Wolf in Kindheitsmuster het feit dat joden het zwaarder hadden dan de gemiddelde burger. Ze vertelt bijvoorbeeld dat de dokter in Nelly’s dorp, dr. Leitner, zijn praktijk kwijtraakt omdat hij joods is.80 Daarnaast gaat ze in op het anders-zijn van joden, en de angst voor hen, die Nelly worden aangeleerd81, en ze wijdt haar elfde hoofdstuk aan overdenkingen over de Endlösung [sic].82 In de film Ich war neunzehn komen de Sovjetsoldaten onderweg naar Berlijn het concentratiekamp Sachsenhausen tegen. Het is verlaten, op zieken en stervenden na; de andere gevangenen zijn in de dodenmarsen door de SS weggevoerd. In een stukje documentaire dat kort volgt, legt een oud-wachter van het kamp uit hoe een vergassing in zijn werk ging. Daarbij wordt verteld dat de slachtoffers uit vele landen kwamen, maar dat een groot deel Russisch was. Zo werd naar zijn zeggen een aantal van 13.500 krijgsgevangenen in september en oktober 1941 daar vermoord.83 Ook het eerder genoemde citaat van de leraar Duits in het Rode Leger, Wadim Gejman, noemt de Holocaust, in de vorm van concentratiekamp Auschwitz. Op zijn vraag hoe hij dat uit moet leggen aan zijn leerlingen in Kiev, krijgt hij echter van zijn Duitse gesprekspartner geen eenduidig antwoord, behalve impliciet dat het socialisme nu gewonnen heeft.84 Ook het werk van Wolf Biermann is hier interessant, gezien het feit dat zijn vader joods was en tijdens het nazibewind in Auschwitz is vermoord. In het gedicht dat in dit onderzoek behandeld is, Deutschland – ein Wintermärchen, noemt hij niets over de Holocaust. In een interview met de krant Jüdische Allgemeine uit 2006 bespreekt Biermann echter wel zijn joodszijn, en hoe hij zich meer joods is gaan voelen nadat hij uit de DDR was vertrokken. Dat had ook te maken met het lot van zijn vader, dat hem vanwege zijn joodse afkomst overkwam. In het interview geeft Biermann eveneens aan waarom hij als burger in de DDR niet inging op zijn joodszijn en de Holocaust: Wolf, Kindheitsmuster, 107 – 110. Ibidem, 211 – 212. 82 Ibidem, 306 – 329. 83 Wolf, Ich war neunzehn, 32’20“ – 34‘55“. 84 Ibidem, 1:21‘15“ – 1:22‘20“. 80 81 28 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis Die DDR war ja ein Staat, in dem der Antisemitismus verboten war. Man mußte Antizionist sein. Das war die Form des Antisemitismus, die im SED-Staat nicht nur erlaubt, sondern gefordert wurde.85 Wel geeft hij aan dat hij onbewust in die periode niets slechts over Israël of joden heeft gezegd of geschreven.86 Conclusie Zoals in dit hoofdstuk is aangetoond, hanteerden de in dit onderzoek behandelde intellectuelen allen een andere manier om met het Duitse naziverleden om te gaan. Zo is Wolf Biermann, ondanks zijn op andere vlakken duidelijk aanwezige onvrede over de SED-partijtop, het grotendeels met hen eens als het aankomt op het naziverleden: de nazi’s waren slecht, en in de DDR vond er complete denazificatie plaats, in tegenstelling tot in de BDR. Konrad Wolf blijft eveneens in de lijn van de partij, maar combineert dit in zijn film met zijn persoonlijke ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Persoonlijke ervaringen zijn ook terug te vinden in de roman van Christa Wolf, maar zij maakt een andere connectie hiermee, namelijk tussen haar persoonlijke ervaringen tijdens de Duitse naziperiode en de collectieve verwerking van die periode in de DDR. Ook blijft zij minder in de lijn van de partij; hoewel ze de opvattingen van de SED-partijtop nergens direct betwist, wijkt ze er wel van af, doordat ze schuldgevoelens aan de naziperiode terecht acht, en met haar roman indirect een oproep doet om die periode te verwerken. Tenslotte is uit de korte casus over het herinneren van de Holocaust in de DDR gebleken dat voornamelijk de staat en de historici hier relatief weinig tot helemaal geen aandacht hebben in hun werken. De intellectuelen hebben dit wel, en dit scheidt hen meer van de staat dan de historici. Christian Böhme, ‘“Ich teilte mit ihnen das Lebensschicksal“. Der Sänger und Dichter Wolf Biermann über Israel, seine Heimat und einen roten Mond‘, Jüdische Allgemeine (versie 9 november 2006) http://www.juedische-allgemeine.de/article/view/id/6710 (12 januari 2017). 86 Böhme, ‘“Ich teilte mit ihnen das Lebensschicksal“. 85 29 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis Conclusie Het doel van deze scriptie was om de volgende vraag te onderzoeken: Hoe was de omgang met het naziverleden van de DDR door Oost-Duitse historici en andere intellectuelen in de periode van 1965 tot en met 1982, en wat was de wisselwerking hierin met de partijtop van de SED? Om deze vraag te beantwoorden, is in Hoofdstuk 1 een algemeen beeld geschetst van algemene ontwikkelingen in de DDR tussen 1945 en 1982, evenals de specifiekere ontwikkelingen in het politieke- en het intellectuele klimaat in de periode tussen 1965 en 1982. Naar voren is gekomen dat er fluctuaties waren in de mate van tolerantie door de SED-partijtop, die samenhing met haar invloed op, en macht over, de Oost-Duitse samenleving. Vervolgens is in Hoofdstuk 2 aangetoond dat de in dit onderzoek behandelde historici in hun werken allen overeenkomsten vertoonden met de opvattingen die naar voren kwamen in het SED-partijprogramma van 1946, de Oost-Duitse grondwet van 1949 en de grondwetswijzigingen van 1968 en 1974. Daarbij werden zowel het Oost-Duitse volk als de Oost-Duitse staat van alle schuld aan de naziperiode ontheven. Ook kwamen bij zowel de SED-partijtop als alle hier behandelde historici connecties tussen het fascisme en het kapitalisme terug, evenals de grote tegenstellingen en de vijandschap tussen het socialisme en het fascisme. Behalve Jürgen Kuczynski dikten alle auteurs de partijopvattingen in hun werken zelfs aan, zeker wat betreft de opvattingen jegens de vroegere KPD en de Sovjet-Unie. Tenslotte is in Hoofdstuk 3 eenzelfde vergelijking gemaakt tussen het partijprogramma, de grondwet en de grondwetswijzigingen aan de ene kant, en de werken van enkele prominente intellectuelen aan de andere kant. Daaruit is gebleken dat deze intellectuelen elk op een andere manier met het Duitse naziverleden omgingen. Zo bleven Wolf Biermann – hoewel hij het op vele andere vlakken niet met de SED eens was – en Konrad Wolf beide trouw aan de opvattingen van de SED-partijtop, en Christa Wolf veel minder. Biermann en Konrad Wolf leggen namelijk geen schuld voor de naziperiode bij het Oost-Duitse volk, net als de SEDpartijtop, terwijl Christa Wolf dat wel doet. En ook komt de connectie tussen het fascisme en het kapitalisme bij Biermann en Konrad Wolf wel, en bij Christa Wolf niet terug. Daarbij komt ook nog dat Konrad Wolf en Biermann net als de SED-partijtop het socialisme van de DDR en het fascisme van de naziperiode lijnrecht tegenover elkaar zetten, waar Christa Wolf impliceert dat het niet zo zwart-wit is als de partijtop het wil doen lijken, zeker niet op individueel niveau. Wel is er ook een vergelijking te maken tussen Konrad Wolf en Christa Wolf, gezien zij beiden hun persoonlijke ervaringen van tijdens de naziperiode hebben gebruikt in hun werk. 30 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis Aan het einde van Hoofdstuk 3 is tenslotte nog een korte casus in het onderzoek gepresenteerd, die de behandeling van de Holocaust als specifiek onderdeel binnen het Duitse naziverleden onderzoekt. Bij een korte analyse van de eerdergenoemde partij- en staatsdocumenten, plus een aanvullend memorandum, en alle eerder in het onderzoek behandelde werken van historici en intellectuelen, is naar voren gekomen dat de behandeling van de Holocaust binnen deze kringen niet zo eenduidig ligt als onder andere historicus Jeffrey Herf aangeeft. In alle genoemde kringen is er namelijk sprake van het noemen en behandelen van de Holocaust. Hierbij dient wel aangemerkt te worden dat die behandeling in het geval van de SED-partijtop en van de historici op zijn zachtst gezegd summier is. Ook zijn er in de kringen van de historici en van de intellectuelen twee auteurs, respectievelijk Kuczynski en Biermann, die zich onthouden van uitspraken over de Holocaust. Biermann wijt zijn gedrag in een later interview aan het bedekte antisemitisme in de DDR. Gezien de joodse afkomst van beide auteurs, komt het dan ook niet vreemd over dat juist zij zich in hun werk niet over de Holocaust uitlaten. Om een compleet beeld te verkrijgen van het in acht nemen van de Holocaust bij het herinneren van de naziperiode in de DDR in de periode van 1965 tot 1980, is echter aanvullend onderzoek nodig. Zo’n onderzoek zou verder gaan waar Jeffrey Herf is gestopt, en zou een goede aanvulling zijn op dit onderzoek. Om, tot slot, antwoord te geven op de vraagstelling aan het begin van dit onderzoek: het verloop van de omgang met het naziverleden van de DDR door Oost-Duitse historici en andere intellectuelen in de periode van 1965 tot en met 1982 liep niet volgens een éénduidig patroon. De Vergangenheitsbewältigung in de DDR, zoals die is beschreven door Andreas Dorpalen en Jeffrey Herf en in deze scriptie in de inleiding is genoemd, komt ook nauwelijks terug in de werken van zowel de historici als de andere intellectuelen die in dit onderzoek zijn meegenomen. Voor zover er al wordt gesproken van een schuldvraag, wordt deze afgeschoven op de BRD. Dit vanwege de ideologie die toch alle historici en intellectuelen aanhangen, namelijk dat het fascisme een uitwas is van het kapitalisme, of er zelfs aan gelijkstaat, en dat de BRD als kapitalistisch deel van Duitsland de schuld aan de naziperiode toekomt. Volgens hen was er dus geen sprake van schuld voor de Oost-Duitse bevolking, en hoefde er dus al helemaal niets verwerkt te worden. Alleen Christa Wolf komt nog terug op het Duitse naziverleden in de DDR, en lijkt te willen zeggen dat dat bij lange na nog niet verwerkt is. Wel kan uit het onderzoek worden opgemaakt dat de historici in grote mate de opvattingen van de partijtop van de SED weergaven, en dat dat minder het geval was bij de intellectuelen. In beide kringen was er sprake van invloed van de staat, waaraan Christa Wolf zich als enige nog 31 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis enigszins onttrok. Het is gebleken dat de macht van de SED-partijtop ook in dit deel van de intellectuele samenleving permanent aanwezig was. 32 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis Bijlagen Wolf Biermann - Deutschland - ein Wintermärchen Lyrics Deutschland - ein Wintermärchen Songtext 1. Kapitel Im deutschen Dezember floß die Spree Von Ost- nach Westberlin Da schwamm ich mit der Eisenbahn Hoch über die Mauer hin Da schwebte ich leicht übern Drahtverhau Und über die Bluthunde hin Das ging mir so seltsam ins Gemüt Und bitter auch durch den Sinn Das ging mir so bitter in das Herz - da unten, die treuen Genossen So mancher, der diesen gleichen Weg Zu Fuß ging, wurde erschossen Manch einer warf sein junges Fleisch In Drahtverhau und Minenfeld Durchlöchert läuft der Eimer aus Wenn die MP von hinten bellt Nicht jeder ist so gut gebaut Wie der Franzose Franz Villon Der kam in dem bekannten Lied Mit Rotweinflecken davon Ich dachte auch kurz an meinen Cousin Den frechen Heinrich Heine Der kam von Frankreich über die Grenz Beim alten Vater Rheine 33 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis Ich mußte auch denken, was allerhand In gut hundert Jahren passiert ist Daß Deutschland inzwischen glorreich geeint Und nun schon wieder halbiert ist Na und? Die ganze Welt hat sich In Ost und West gespalten Doch Deutschland hat - wie immer auch Die Position gehalten Die Position als Arsch der Welt Sehr fett und sehr gewichtig Die Haare in der Kerbe sind Aus Stacheldraht, versteht sich Daß selbst das Loch - ich mein' Berlin In sich gespalten ist Da haben wir die Biologie Beschämt durch Menschenwitz Und wenn den großen Herrn der Welt Der Magen drückt und kneift Dann knallt und stinkt es ekelhaft In Deutschland. Ihr begreift: Ein jeder Teil der Welt hat so Sein Teil vom deutschen Steiß Der größre Teil ist Westdeutschland Mit gutem Grund, ich weiß. Die deutschen Exkremente sind Daß es uns nicht geniert In Westdeutschland mit deutschem Fleiß Poliert und parfümiert Was nie ein Alchemist erreicht - sie haben es geschafft Aus deutscher Scheiße haben sie Sich hartes Gold gemacht Die DDR, mein Vaterland Ist sauber immerhin Die Wiederkehr der Nazizeit Ist absolut nicht drin 34 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis So gründlich haben wir geschrubbt Mit Stalins hartem Besen Daß rot verschrammt der Hintern ist Der vorher braun gewesen © 2000-2017 www.golyr.de 35 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis Literatuurlijst Primaire bronnen Biermann, Wolf, ‘Deutschland – ein Wintermärchen‘ (1965) op de LP Chausseestraße 131 (1968), https://www.youtube.com/watch?v=yB2xHZvCWpk (11 januari 2017). Bleyer, Wolfgang, Karl Drechsler, Gerhard Förster en Gerhart Hass, Deutschland von 1939 bis 1945: Deutschland während des zweiten Weltkrieges (Berlijn 1974). ‘Constitution of the GDR’ (6 april 1968), in: Deutsche Geschichte in Dokumenten und Bildern, http://germanhistorydocs.ghidc.org/pdf/eng/Document%2012%20Constitution%20of%20the%20GDR%201968.pdf (8 januari 2017). ‘Constitution of the German Democratic Republic’ (7 oktober 1949) in: Centre Virtuel de la Connaissance sur l’Europe (CVCE), http://www.cvce.eu/obj/constitution_of_the_german_democratic_republic_7_october_1949en-33cc8de2-3cff-4102-b524-c1648172a838.html (9 januari 2017). Golyr.de, ‘Wolf Biermann - Deutschland - ein Wintermärchen Lyrics‘, http://www.golyr.de/wolf-biermann/songtext-deutschland-ein-wintermaerchen-36335.html (11 januari 2017). Kirsch, Sarah, e.a.,‘Gegen die Ausbürgerung von Wolf Biermann‘ (17 november 1976), in: Deutsche Geschichte in Dokumenten und Bildern, http://germanhistorydocs.ghidc.org/sub_document.cfm?document_id=1172 (9 januari 2017). Kuczynski, Jürgen, Geschichte des Alltags des deutschen Volkes. Studien 5: 1918-1945 (Berlijn 1982). Lehnartz, Klaus, Mauerstück am Potsdamer Platz, Berlin (1973), http://germanhistorydocs.ghi-dc.org/sub_image.cfm?image_id=2504 (13 januari 2017). Merker, Paul, ‘Paul Merker an den Vorsitzenden der Sozialistischen Einheitspartei Deutschlands, Wilhelm Pieck, über das Entschädigungsgesetz in der Sowjetischen Besatzungszone‘ (4 mei 1948) in: Deutsche Geschichte in Dokumenten und Bildern, http://germanhistorydocs.ghi-dc.org/sub_document.cfm?document_id=4478 (12 januari 2017). Sozialistische Einheitspartei Deutschlands, ‘Grundsätze und Ziele der Sozialistischen Einheitspartei Deutschlands‘ (21 april 1946), in: Deutsche Geschichte in Dokumenten und Bildern, http://germanhistorydocs.ghi-dc.org/sub_document.cfm?document_id=2989 (9 januari 2017). ‘The Definition of East German Identity in the Final GDR Constitution’ (7 oktober 1974), in: Deutsche Geschichte in Dokumenten und Bildern, http://germanhistorydocs.ghidc.org/pdf/eng/Chapter14Doc4.pdf (8 januari 2017). 36 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis Wolf, Christa, Kindheitsmuster (Leipzig 1976). Wolf, Konrad, Ich war neunzehn (1968), http://cinema.arte.tv/de/ich-war-neunzehn (11 januari 2017). Zentralinstitut für Geschichte des Akademie der Wissenschaften der DDR, Klassenkampf Tradition Sozialismus. Von der Anfangen der Geschichte des deutschen Volkes bis zur Gestaltung der entwickelten sozialistischen Gesellschaft in der Deutschen Demokratischen Republik - Grundriß (Berlijn 1975). Secundaire literatuur Böhme, Christian, ‘“Ich teilte mit ihnen das Lebensschicksal“. Der Sänger und Dichter Wolf Biermann über Israel, seine Heimat und einen roten Mond‘, Jüdische Allgemeine (versie 9 november 2006) http://www.juedische-allgemeine.de/article/view/id/6710 (12 januari 2017). Childs, David, ‘Obituary: Professor Jürgen Kuczynski’, Independent (versie 13 augustus 1997), http://www.independent.co.uk/news/people/obituary-professor-jurgen-kuczynski1245205.html (10 januari 2017). Fischer, Alexander en Günther Heydemann, ‘Weg und Wandel der Geschichtswissenschaft und des Geschichtsverständnisses in der SBZ/DDR seit 1945‘ in: Alexander Fischer en Günther Heydemann (red.), Geschichtswissenschaft in der DDR. Band I: Historische Entwicklung, Theoriediskussion und Geschichtsdidaktik (Berlin 1988) 3-30. Fischer, Alexander, ‘Der Weg zur Gleichshaltung der Geschichtswissenschaft in der SBZ 1945-1949‘ in: Alexander Fischer en Günther Heydemann (red.), Geschichtswissenschaft in der DDR. Band I: Historische Entwicklung, Theoriediskussion und Geschichtsdidaktik (Berlin 1988) 45-75. Fulbrook, Mary, A history of Germany, 1918-2014. The divided nation (Chichester 2015). Fulbrook, Mary, Anatomy of a dictatorship. Inside the GDR: 1949-1989 (Oxford 1995). Herf, Jeffrey, Divided Memory: the Nazi past in the two Germanys (Cambridge 1997). Iggers, Georg G., ‘Einige Bemerkungen zu neueren historischen Studien aus der DDR‘ in: Alexander Fischer en Günther Heydemann (red.), Geschichtswissenschaft in der DDR. Band I: Historische Entwicklung, Theoriediskussion und Geschichtsdidaktik (Berlin 1988) 155-175. Jansen, Odile, ‘Het onverwerkte verleden van Christa Wolf’, Trouw (versie 8 juni 2002), http://www.trouw.nl/tr/nl/4512/Cultuur/article/detail/2798869/2002/06/08/Het-onverwerkteverleden-van-Christa-Wolf.dhtml (12 januari 2017). Kitchen, Martin, A history of modern Germany: 1800 to the Present (Chichester 2012). Koops, Tilman p., ‘Die Kritik der westdeutschen Methodendiskussion in der „Zeitschrift für Geschichtswissenschaft“ in: Alexander Fischer en Günther Heydemann (red.), 37 Emmalien Meijer 4034945 Eindwerkstuk Bachelor Geschiedenis Geschichtswissenschaft in der DDR. Band I: Historische Entwicklung, Theoriediskussion und Geschichtsdidaktik (Berlin 1988) 269-287. Sperlich, Peter W., Oppression and Scarcity: The History and Institutional Structure of the Marxist-Leninist Government of East Germany and Some Perspectives on Life in a Socialist System (Westport 2006). 38