Drs. J.J. ter Laak Civiele samenleving in DDR, Tsjechoslowakije en Polen In de OOR, Tsjechoslowak1je en Polen groeit het streven naar een onafhankelijk maatschappelijk middenveld. Kerken vormen daarbij de belangrijkste factor. Maatschappelijke organisaties in Nederland, waaronder politieke partijen, moeten nadenken hoe z1j die ontwikkeling kunnen steunen. De spectaculaire veranderingen die zich voltrekken in Oost Europa en met name in de Sowjet Unie, kunnen vanuit verschillende gezichtshoeken worden beschreven en gewaardeerd. We kunnen ze beoordelen op hun betekenis voor een meer ontspannen verhouding tussen Oost en West. Zullen ze bijdragen tot intensivering van economische relaties tussen Ianden van Oost en West Europa? Bieden zij het Westerse bedrijfsleven openingen om in Ianden van Oost Europa te gaan investeren? Ze kunnen bezien worden op hun betekenis voor het naleven van de rechten van de mens. Deze laatste benadering is overheersend in de notitie die minister H. van den Broek op 25 mei 1988 heeft voorgelegd aan de Tweede Kamer. In deze bijdrage zou ik willen ingaan op de vraag in hoeverre de veranderingen in Oost Europa (kunnen) bijdragen aan het doorbreken van de monopolie-positie die in de socialistische staten is toegedacht aan de overheid waarvan de macht samenvalt 296 met die van de socialistische partij. Niet voor niets is in Oost Europa de secretaris-generaal van de socialistische partij in feite de Ieider van het land. Zowel in de Sowjet Unie als in Hongarije wordt aangedrongen op meer afstand tussen staat en partij en op meer partijpolitieke plu riformiteit. Sociaal-democratische partijen worden opnieuw opgericht, maar hebben tot nu toe nag geen legale positie verworven. Het is nag geheel onduidelijk of de nieuwe ontwikkelingen ertoe zullen leiden dat oak andere partijen of groeperingen een wezenlijke invloed zullen verwerven op de regeringssamenstelling. In sommige socialistische staten bestaan naast de socialistische partij nag wei andere partijen, zoals bijvoorbeeld in de DDR een CDU en een liberale partij. Maar in de constitutie is de leidende rol van de socialistische partij vastgelegd. Een andere mogelijkheid om het monopolie van de staat c.q. partij te relativeren biedt de ontwikkeling van een tussenniveau tussen regering en de individuele burgers. lk bedoel hiermee het ontstaan van maatschappelijke organisaties die min of meer onafhankelijk zijn van de regering en een bepaalde mate van autonomie hebben. De vakbeweging Solidarnosc in Polen was een poDrs. J.J. ter Laak (1938) IS secretans van Pax Chr1sti Neder· land en voorzitter van het bednjfspastoraat biJ het b1sdom Utrecht Christen Democratlsche Verkenn1ngen 8/88 ging om zo'n maatschappelijke organisatie met een hoge mate van autonomie in een socialistische staat van de grond te tillen. Slechts door een militaire staatsgreep slaagde de Poolse socialistische partij erin zich van deze machtige tegenspeler te ontdoen. In Hongarije ziet men heel recent autonome maatschappelijke organisaties van de grond komen. De belangrijkste zijn het Demokratisch Forum, de jeugdorganisatie Fidesz, de vakbond van wetenschappers en het werkverband van Vrije lnitiatieven. Langzamerhand komt in Hongarije een ontwikkeling in de richting van een civiele samenleving op gang. Civiele samenleving is de benaming die in sommige Oosteuropese samenlevingen en met name in Hongarije wordt gebruikt om de ontwikkeling van zo'n tussenniveau aan te duiden. Zo'n tussenniveau kan zowel invloed uitoefenen op de regering alsop de basis. De organisaties en bewegingen die zo'n tussenniveau vormen kunnen verwoorden wat er aan onvrede bij de bevolking leeft en deze trachten te vertalen in voorstellen tot politieke en maatschappelijke vernieuwing. In de Oosteuropese samenlevingen is dit tussenniveau bijna geheel verdwenen. Vele organisaties zijn wei in naam blijven voortbestaan, maar hun beleid is geheel ondergeschikt gemaakt aan de partijlijn. In plaats van veranderingen te bedenken en te initieren, wachten functionarissen in deze organisaties af tot van bovenaf instructies voor veranderingen worden gegeven. De vernieuwing in de Sowjet Unie is er duidelijk op gericht aan dit tussenniveau een hoge mate van autonomie terug te geven in de hoop de creativiteit en het verantwoordelijkheidsbesef bij de werkers in deze instellingen te prikkelen. Het zal onvermijdelijk zijn dat daardoor het potentieel ontstaat voor een kritische oppositie tegenover de overheid c.q. de partij. In zekere zin is er een analogie te zien tussen deze ontwikkeling in de Sowjet Chnsten Democrat1sche Verkenningen 8/88 Unie en de versterking van 'het maatschappelijk middenveld' waarvoor de discussienota over de verantwoordelijke samenleving van het CDA een pleidooi voert. Tot nu toe is de kerk in Oost Europa de enige grote maatschappelijke institutie die na het aan de macht komen van de socialistische partij een belangrijke mate aan autonomie heeft behouden of terugveroverd op de staatsmacht. Men ziet dan ook in verschillende Oosteuropese Ianden onder het dak van de kerk culturele en politieke (en in Polen zelfs economische) initiatieven tot ontwikkeling komen die los van de kerk geen schijn van kans hebben om te overleven. Omdat overigens een maatschappelijk middenveld ontbreekt, functioneert de kerk als remplagant. Voor Westeuropeanen die in hun eigen samenleving een verlies aan maatschappelijke relevantie van de kerken (menen te) waarnemen kost het soms grote moeite het aan betekenis winnen van de kerken in de context van Oost Europa goed te waarderen. Een liberaallevende burger in een Westerse democratie beleeft kerken vaak als instellingen die hem levensregels en levenswijzen voorschrijven die hij als aantasting van persoonlijke vrijheid ervaart. Hij ziet dan dat in Oost Europa mensen uit het verlangen zich te bevrijden van door de staat opgelegde denk- en leefpatronen, zich wenden tot dezelfde kerktypen waarvan hij in eigen land afstand heeft genomen. Verwarrend is het dan voor hem om te ervaren dat de huidige paus, door velen in de Westerse samenleving gezien als symbool van regressie, in Oost Europa een symbool van bevrijding is. De sterk geseculariseerde burger in West Europa is zich er niet meer van bewust dat drijfveren voor veranderingen vaak voortkomen uit godsdienst (of uit levensovertuigingen die als godsdienst worden gepresenteerd, zoals het marxisme). Wil men de betekenis van de opleving van kerken en godsdienst in Oost Europa verstaan, dan ligt een vergelijking met bevrijdingstheologie in Latijns Amerika voor de 297 Buitenland hand. Anderen zien wellicht eerder verwantschap tussen het godsdienstige reveil in Oost Europa en de (conservatieve) evangelische c.q. charismatische beweging die, in de Verenigde Staten ontstaan, ook sterke aantrekkingskracht uitoefent in Ianden van de Derde Wereld. Wellicht is het eigene van de geloofs- en kerkvernieuwing in Oost Europa de combinatie van persoonlijke beleving (daarin gelijkend op evangelisch-charismatische geloofstypen) en maatschappelijke orientatie en engagement (daarin analoog met christelijke basisgemeenschappen in Latijns Amerika). Voor zover ik kan overzien is het contactenbeleid van het CDA met (politieke) groeperingen in Oost Europa ternauwernood ontwikkeld. lk onderschrijf dan ook het pleidooi van Arie Oostlander om tot een aparte werkgroep Oost Europa binnen het CDA te kornen. 1 Juist van het CDA mag men verwachten dat het een goede antenne heeft voor hetgeen binnen de kerken op maatschappelijk gebied gaande is. Gezien de specifieke politieke situatie in Oost Europa zijn het vaak (hoewel niet uitsluitend) kerkelijke groeperingen waarbinnen vernieuwende politieke discussies worden gevoerd. DDR Mede dankzij de honderden kerkelijke gemeentecontacten bestaat er in Nederland een hoge mate van bekendheid met het gedachtengoed van de protestantse kerken in de DDR. Dankzij de inzet van deze kerken bestaat in de DDR al enige tientallen jaren de mogelijkheid Bau-Soldat te worden als men gewetensbezwaren heeft tegen de vervulling van de militaire dienst. Dankzij het bestaan van een Studienabteilung, verbonden met de Bund der Evangelischen Kirchen kan de protestantse kerkgemeenschap in de DDR regelmatig hoog gekwalificeerde bijdragen geven aan het politieke debat over vredesvraagstukken. De kerk heeft bij voortduring gewaakt over de Eigenstandigkeit 298 van deze bijdrage. De kerk wil de schijn vermijden zonder meer luidspreker te zijn van de regeringspolitiek. Legt de regering van de DDR sterk het accent op de ontwapeningspolitiek, daarbij aanknopend bij ideeen van de Commissie-Palme, de protestantse kerk sluit daar op aan maar combineert haar 'neen' tegen de logica en de praktijk van de afschrikking met een 'neen' tegen Abgrenzung. En daardoor legt de kerk een zeer kritische vinger bij de huidige praktijk in de DDR, waardoor burgers worden afgeschermd voor contacten met het buitenland door beperkingen van het reisverkeer. De kerk heeft zich bereid verklaard pastorale hulp te geven aan DDR-burgers die naar de Bondsrepubliek willen verhuizen. Maar tegelijkertijd doet de kerk een oproep aan haar lidmaten om in de DDR te blijven en mee te werken aan de opbouw van de samenleving. Onder het dak van de kerk kunnen vele (soms ook niet-kerkelijke) groeperingen die zich bezig houden met vredes- en milieuvraagstukken er een plaats krijgen, mits zij zich houden aan de wetten van de staat. Deze wijze van optreden verschaft de kerk een groot aanzien, maar roept tegelijkertijd ergernis op bij de autoriteiten. Grote opschudding veroorzaakte een inval van de politie in een kerk in Berlijn in januari 1988. Achteraf konden de autoriteiten de beschuldiging dat daar staatsondermijnende activiteiten plaatsvonden, niet bewijzen. In het gehele land vonden massale gebeds- (en protest-) bijeenkomsten plaats. De verhouding overheidkerk blijft ondanks gesprekken op het hoogste niveau gespannen, hetgeen er toe leidt dat met de regelmaat van de klok kerkbladen verhinderd worden te verschijnen. De positie van de protestantse kerk in de DDR wordt versterkt door haar oecumenische contacten, die vooral plaats vinden in het kader van de Wereldraad van Kerken. De idee van het Conciliair Proces is door de delegatie van de DDR-kerken in 1 Chnsten Democratische Verkenningen 5/88, 221 Christen Democratische Verkenningen 8/88 8u1tenland Vancouver 1983 ingebracht. Aan de uitwerking ervan zowel in de DDR als daarbuiten hebben de DDR-kerken een groot aandeel. De eerste grote nationale bijeenkomst (12 tot en met 15 februari 1988) in het kader van het Conciliair Proces vond dan ook in Dresden plaats. Belangrijkste onderwerp van gesprek was de interne situatie van de DDR. De katholieke kerk in de DDR is een minderheidskerk. Aanvankelijk stelde de katholieke kerk bij monde van de bisschoppen zich zeer terughoudend op ten aanzien van samenlevingsvragen. Vele Uonge) katholieken voelden zich zeer aangesproken door de wijze van optreden van de protestantse kerk, hetgeen er toe geleid heeft dat de katholieke kerk haar aarzelingen aan het meedoen met het Conciliair Proces heeft opgegeven en nu volop participeert. Door de autoriteiten in de DDR wordt deze groeiende samenwerking tussen protestantse en katholieke kerk niet zonder zorg gade geslagen. Ondanks haar gegroeide invloed tracht de Ieiding van de protestantse kerk met zorg (met te veel zorg, zeggen sommige kritische stemmen) te vermijden te vaak en te ernstig in aanvaring te komen met de autoriteiten. Voor een buitenstaander is het moeilijk te beoordelen of deze opstelling terecht is. In ieder geval is een gevolg dat contacten met sommige buitenlandse vredesorganisaties (zoals het Nederlandse IKV) ook door de kerk op een laag pitje zijn gezet. Tsjechoslowakije Is in de DDR de protestante kerk de belangrijkste speler op het 'maatschappelijke middenveld', in Tsjechoslowakije wint de katholieke kerk de laatste jaren snel aan maatschappelijke betekenis. In de tijd van de Habsburgers waren kroon en altaar nauw met elkaar vervlochten. Dit had tot gevolg dat de bisschoppen die vaak zelf grootgrondbezitters waren, niet populair waren bij de (grotendeels katholieke) bevolking van Bohemen en Moravie. Chnsten Democratische Verkenningen 8/88 Sinds 1918 (het ontstaan van de republiek Tsjechoslowakije), maar zeker sinds 1948 (machtsovername door de communistische partij) werd aan deze bevoorrechte positie een einde gemaakt. Het zeer katholieke Slowakije werd tijdens de Tweede Wereldoorlog geregeerd door een fascistisch regime, onder Ieiding van de priester Jozef Tisso. Het is opmerkelijk dat een kerk met zo'n kwalijk verleden in staat is geweest een bekeringsproces door te maken, aan vitaliteit te winnen en groat aanzien te verwerven bij de bevolking. De autoriteiten in de CSSR volgen deze ontwikkeling met grate zorg. De staatsgezinde priestervereniging Pacem in Terris, ooit opgericht met het doel om aan de buitenwereld dat deel van de kerk te tonen dat 'vrijwillig' aan de opbouw van het socialisme meewerkt, lijdt een kwijnend bestaan. Moeizame onderhandelingen tussen Vaticaan en staat hebben er toe geleid dat begin juni 1988 enkele hulpbisschoppen zijn gewijd, maar het merendeel van de bisschopszetels is nag onbezet. Kardinaal Frantisek Toma~ek (bijna 90 jaar) is tot verbazing van vriend en vijand onder invloed van de huidige paus uitgegroeid tot een alom gerespecteerd kerkleider. Hij riep priesters op hun lidmaatschap van Pacem in Terris op te geven. Steeds meer laat hij zich adviseren door priesters die oak verbonden zijn met de mensenrechtenorganisatie Charta '77. Juist vanuit Charta '77 wordt de laatste jaren bij voortduring geprotesteerd tegen de repressie die de katholieke kerk van overheidszijde heeft te verduren. Ten gevolge van deze repressie speelt het kerkelijke Ieven zich niet af in parochies en kerkgebouwen, maar in prive-woningen waar gebeden, gevierd en gediscussieerd wordt. De religieuze arden en congregaties zijn bijna aile verboden, maar in het geheim leggen velen hun kloostergeloften af. Er vinden clandestiene priesterwijdingen plaats. In de eerste helft van 1988 tekende een half miljoen burgers van Tsjechoslowakije een petitie van 31 punten waarin aangedron- 299 Buitenland gen werd op de scheiding kerk-staat. De kerk zou de mogelijkheid moeten krijgen zich vrij te uiten en onafhankelijk van de overheid, priesters en bisschoppen aan te stellen. Eind april 1988 nodigde kardinaal Toma~ek in een brief de andere kerkgenootschappen uit samen met de katholieke kerk naar wegen te zoeken om te werken aan de geestelijke vernieuwing van de Tsjechische samenleving. 2 Aan de antwoorden op deze uitnodiging zal af te lezen zijn in hoeverre anti-katholieke sentimenten, zo begrijpelijk gezien de geschiedenis, overwonnen zijn. Uit artikelen in de regeringsgezinde Rude Pravo, blijkt hoezeer de autoriteiten nag hopen gebruik te kunnen maken van deze gevoelens. Kardinaal Tomasek (bij wie ik op 20 maart 1988 op bezoek was) liet weten hoe belangrijk voor hem internationale contacten en buitenlandse publiciteit zijn. De protestantse kerken genieten iets meer vrijheid. De Evangelische kerk der Boheemse Broeders, hoewel klein in vergelijking met de katholieke kerk, is de grootste protestantse kerk van Tsjechoslowakije. Een aantal van haar predikanten, onder wie de bekende theoloog dr. M. Rejchert, sympathiseren met Charta en werden door de staat uit hun ambt gezet. Rejchert kritiseert regelmatig de zijns inziens te volgzame opstelling van zijn kerk ten aanzien van de regering. Een toekomstige werkgroep Oost Europa binnen het CDA zou de ontwikkelingen in de CSSR nauwkeurig dienen te volgen en ondersteunen. Polen Meer dan 90% van de Poolse bevolking behoort tot de Rooms-katholieke kerk. In tegenstelling met Tsjechoslowakije stand (de Ieiding van) de katholieke kerk in Polen in tijden van overheersing door buitenlandse vorsten aan de zijde van de onderdrukte bevolking. De Poolse natie en de katholieke kerk werden daardoor bijna identiek. De wrede vervolging van de Nazi's leidde tot de dood van 6 miljoen 300 Polen van wie drie miljoen Joden. Oak enige duizenden priesters werden vermoord. In de nieuwe socialistische staat die in 1945 ontstond was de katholieke kerk met een zeer bekwame Ieiding van meet af aan een geduchte tegenspeler van de socialistische overheid. Slechts een zeer klein deel van de grate katholieke bevolking was mede ten gevolge van deze opstelling van de kerk bereid loyaal mee te werken aan de opbouw van een socialistische samenleving. Zij verenigden zich in de zogenaamde Paxgroepering, in de overtuiging dat een christelijke geloofsopvatting en een communistische maatschappij-visie elkaar niet uitsluiten. Het Poolse episcopaat onthield aan deze Pax-katholieken iedere steun en ontzegde hen zelfs het recht hun beweging katholiek te noemen. Vanaf 194 7 is Pax vertegenwoordigd in het Poolse parlement. Een bisschoppelijk goedgekeurde katholieke organisatie draagt de naam ZNAK. Oak deze beweging kreeg van de staat in 194 7 het aanbod in het parlement vertegenwoordigd te zijn, maar sloeg dit af. Men wilde zich niet corrumperen met het stalinistische systeem. Na 1956 aanvaardde de ZNAK-beweging een symbolische vertegenwoordiging in het parlement, niet om de socialistische staat mede te dragen, maar om in het parlement getuigenis af te kunnen leggen van de veelal afwijkende ideeen van de RK Kerk ten aanzien van politieke en maatschappelijke vraagstukken. Deze eigen Poolse variant van de verhouding Kerk-Staat heeft geduurd tot 1967. Daarna koos het ZNAK in feite weer voor afzijdigheid van de staat. Nag al wat individuele leden kozen voor verschillende vormen van oppositie, met name voor een actieve participatie aan Solidarnosc. De Poolse staat is na het 2. De teksten van de brieven van kardinaal F Tomasek aan de geestelijken en gelovigen van aile christelijke kerken (Pasen 1988), aan de katholieke gelovtgen (23 april) en aan minister-prestdent L. Strougal (23 april) ziJn opgenomen in 1-2-1/nformatiebu//etin, Kerkeltjke documentatte, JfQ 16 (1988), no. 6. Christen Democratische Verkenningen 8/88 Buitenland uitschakelen van Solidarnosc op zoek gegaan naar ondersteuning vanuit de Poolse samenleving. Opnieuw werd gepoogd om van de door de kerk erkende en breed gerespecteerde ZNAK-beweging ondersteuning van het regeringsbeleid te krijgen. Begin 1987 besloot generaal Jaruzelski tot het instellen van een adviesraad om daarmee de patstelling tussen de regering en het grootste deel van de Poolse maatschappij te kunnen doorbreken. Paxmensen waren natuurlijk zonder meer bereid toe te treden. De ZNAK-beweging echter raakte over de uitnodiging intern verdeeld. ZNAK Krakau wees de uitnodiging af. In Warschau lagen de meningen verdeeld. Prof. Andrzej Swiecicki, de voorzittervan de K.I.K. (Kiub van de Katholieke lntelligentia), door de bisschoppen goedgekeurd en met de ZNAK verbonden, en enkele andere prominente katholieken besloten tot toetreding. Zij zouden deze stap niet gezet hebben als ze zich niet verzekerd wisten van de stilzwijgende goedkeuring van kardinaal Glemp. Hun keuze is wei te begrijpen. Een veranderingsstrategie zal stap voor stap moeten gaan en heeft in deze tijd van veranderingen in de USSR onder Ieiding van Gorbatsjow ook wei enige kans van slagen. Maar de meerderheid van ZNAK ziet niets in samenwerking met de regering. Het enige wat naar hun mening zin heeft is het opbouwen van een zo onafhankelijk mogelijke maatschappij tegenover de staat die op een gegeven moment zelf sterker wordt dan de staat. En terecht wijzen deze mensen op hun successen. Van aile Ianden in Oost Europa heeft Polen de meest vrije pers en het meest vrije culturele Ieven. Ook de katholieke kerk is verdeeld over de te volgen strategie. Pax Christi Nederland onderhoudt al sinds 1968 contacten met de ZNAK-beweging en de Klubs van Katholieke lntellectuelen en nodigt ook regelmatig vertegenwoordigers van hen naar Ne- Christen Democratische Verkenningen 8/88 derland uit. Op de studieconferentie die door het Wetenschappelijk lnstituut voor het CDA, het Buitenlandsecretariaat van de PvdA, Pax Christi en het IKV op 23 september 1988 in Driebergen wordt georganiseerd, zal een van hen spreken. lntensivering van de contacten met deze groeperingen door het CDA is van groat belang om enig inzicht te krijgen in de gecompliceerde Poolse verhoudingen. Conclusie Terecht is de publiciteit in het Westen geconcentreerd op de ontwikkelingen in de USSR. Veranderingen in de Sowjet Unie hebben hun invloed op de politieke ontwikkelingen in de Ianden in Oost Europa. Maar het is niet zo voor de hand liggend om te denken dat liberalisering van de Sowjet-samenleving ook direct zal leiden tot meer vrijheid in de Oosteuropese ianden. lntegendeel, het is eerder te verwachten dat de zittende regeringen zullen trachten opbloeiende vrijheidsverlangens onder controle te houden. Om die reden is van groat belang dat intern in die Ianden krachten van onderop die aandringen op meer liberalisering door een maatschappelijke tussenstructuur worden ondersteund. In Polen, Tsjechoslowakije en de DDR zijn tot nu toe de kerken de belangrijkste organisaties in deze tussenstructuur. Maatschappelijke organisaties in Nederland, waaronder politieke partijen, doen er goed aan te overwegen op welke wijze zij deze 'tussenstructuur' in diverse Oosteuropese Ianden kunnen ondersteunen. Goede communicatie met de betrokken kerken is nodig om te voorkomen dat ondersteuning wordt gegeven die averechts uitwerkt. 301