Omgekeerd gemengd bestuur is prettig, maar wel wennen Maarten van Wijk Pensioen Pro 28 oktober 2016 Pensioenfondsen die een omgekeerd gemengd bestuur hebben ingevoerd, ervaren dit als een verbetering. De rol van de nietuitvoerend bestuurder kan wel lastig zijn. Dat concluderen Paulien Siegman en Selma Smit van adviesbureau GPSS, na een onderzoek onder negen fondsen met dit one-tier model. Foto: iStock In het omgekeerd gemengde systeem zitten uitvoerende bestuurders (ubbers) samen in een bestuur met niet-uitvoerend bestuurders (nubbers). De eersten regelen de dagelijkse gang van zaken, de tweede gaan over strategie en beleid én houden toezicht. ‘Omgekeerd gemengd’ is een van de vijf bestuursmodellen die in 2014 mogelijk zijn gemaakt, met de invoering van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen. Zowel opf’en als bpf’en hebben gekozen voor het one-tiermodel. Voorbeelden zijn de opf'en ABN Amro, IBM Nederland en Philips en de bpf’en PME en Zorgverzekeraars. In praktijk benoemen fondsen vaak de directie van hun bestuursbureau tot ubber, waarna (een deel van) het bestaande paritair bestuur tot nietuitvoerend bestuurder wordt benoemd. Soms worden er ook externen aangetrokken als uitvoerend bestuurder. Verbetering Alle fondsen die overgestapt zijn op dit model, vinden het een verbetering ten opzichte van het oude paritaire bestuur, zegt Siegman. GPSS heeft zestien ubbers en nubbers geinterviewd. ‘Men vindt het prettig dat de gang van zaken die er toch al was, nu is geformaliseerd en transparant is gemaakt. Het bestuursbureau voerde al veel taken uit onder de vlag van het bestuur, maar formeel was het niet verantwoordelijk. Nu zijn deze mensen ook bestuurders.’ Paulien Siegman Dat betekent dat de algemene bestuursvergaderingen meer op hoofdlijnen gevoerd kunnen worden. ‘Veel lopende zaken kan het uitvoerend bestuur zelf afhandelen in de eigen vergadering’, zegt Siegman. Minder belasting, sterker toezicht De belasting voor de huidige paritaire bestuurders vermindert in hun nieuwe rol als nubber. Dat geldt des te meer voor de fondsen waar nog geen bestuursbureau was, en waar externen als ubber zijn aangetrokken. ‘Het is vervolgens makkelijker bij sociale partners bestuurders te vinden’, aldus Selma Smit. De overgang naar het gemengde model versterkt ook het intern toezicht. ‘Alle fondsen die overschakelen op dit model hadden voorheen een visitatiecommissie.’ De directe aanleiding voor overstap zijn soms vragen van DNB over het intern toezicht, aldus Siegman, naast grote drukte voor het bestuur. Dubbelrol Het model heeft ook kanten waaraan bestuurders moeten wennen. De lastigste is de dubbelrol van de niet-uitvoerend bestuurders, zegt Smit. ‘Deze mensen zijn toezichthouder op het geheel, maar ook bestuurders als het gaat om belangenafweging, beleid en strategie.’ Wat de overgang moeilijker maakt, is dat de nubbers voorheen doorgaans ‘gewoon bestuurder’ waren en dus gewend waren aan een andere rol. Om deze reden toetst DNB de kandidaten ook opnieuw, om ze expliciet te vragen of ze goed voorbereid zijn op hun toezichthoudende rol. Selma Smit Wat maakt de overgang moeilijk? Smit: ‘Nubbers kregen in hun oude rol bijvoorbeeld altijd alle stukken. Maar nu blijven uitvoerende aspecten bij het uitvoerende bestuursdeel. De nubbers worden niet meer tevoren betrokken bij elke beleggingsbeslissing of elke pensioenkrant.’ Vertrouwen Siegman: ‘Nubbers vragen ze zich in het begin vaak af ‘waarom heb ik dat stuk niet gekregen?’. Als ze dan horen dat dat niet past bij hun nietuitvoerend rol, dan knikken ze. Maar soms zeggen ze: ‘stuur me dat stuk toch maar’. Als een uitvoerend bestuurder bepaalde stukken niet stuurt, omdat dat niet meer tot de taak van de niet-uitvoerende bestuurder hoort, terwijl die ander dat wel verwacht, dan kan dat tot irritaties en wantrouwen leiden, aldus Siegman. ‘De belangrijkste vaardigheid die niet-uitvoerende bestuurders in hun nieuwe rol moeten leren, is vertrouwen op de uitvoerend bestuurders, zo blijkt uit de interviews. Aan de andere kant moeten ubbers er aan wennen dat ze nog zorgvuldiger en vaker moeten communiceren, en hun beslissingen meer moeten vastleggen en verantwoorden. Zo kan dit vertrouwen ontstaan.’ Taakverdeling Een goede voorbereiding helpt bij de overgang. Smit: ‘Het is handig om uitgebreid tevoren te praten over wat de taken van uitvoerend bestuurders zijn en waar het algemeen bestuur als geheel over beslist. De vuistregel is: beleid, strategie, en alles waar belangenafweging mee gepaard gaat, is voor de hele bestuur. Uitvoering is voor de ubbers.’ Zo doet het algemeen bestuur bijvoorbeeld beleggingsbeleid, communicatiebeleid en uitbestedingsbeleid, maar regelen de ubbers de uitvoering van het selectieproces van vermogensbeheerders, de monitoring op de uitbestede taken en zaken als pensioenbrieven en website-updates. Smit: ‘Uiteindelijk komt iedereen wel grofweg op hetzelfde takenlijstje voor ubbers en nubbers uit. Maar er blijven grensgevallen. Dan kom je weer op het vertrouwen; als dat er is, kom je daar wel uit.’ Scheiding rollen Fondsen moeten ook nadenken over hoe de nubbers hun toezichtsrol scheiden van de bestuursrol. Smit: ‘Veel fondsen hebben daartoe aparte vergaderingen van het niet-uitvoerend bestuur. Daar zitten ze dan uitsluitend in hun toezichthoudende rol.’ Soms wordt het ook geknipt. ‘Een nubber is dan op een dossier de bestuurder en op ander dossier de toezichthouder.’ Een derde variant is het uitbesteden van het toezicht aan de auditcommissie. Wettelijk bestaat die om het niet-uitvoerend bestuur te assisteren bij ´vermogensbeheer, risico en financiële informatieverschaffing´, maar die taak kan ook worden uitgebreid. Externe voorzitter Bij het model is een goede externe voorzitter tot slot essentieel, zo blijkt uit het onderzoek. ‘Dat is ook verplicht en dat is heel goed.’ De onafhankelijk voorzitter moet het proces begeleiden, erop toezien dat ubbers ook echt uitvoeren en nubbers toezicht houden. ‘Fondsen zijn vaak huiverig om iemand van buiten te halen, maar achteraf is men er altijd positief over.’ Meer voor- dan nadelen Al met al noemen de fondsen die het omgekeerd gemengd model hebben ingevoerd drie keer zoveel voordelen als nadelen, concluderen Smit en Siegman. ‘En ze zeggen vaak spontaan dat ze het nieuwe systeem echt beter vinden.’ In 2014 hebben fondsen vaak besloten om voorlopig hun bestuur hetzelfde te laten, paritair dus, onder meer omdat ze het druk hadden met invoering van het nftk. Inmiddels neemt de belangstelling voor andere modellen toe. Het omgekeerd gemengde model is daarbij het populairst. Op dit moment zijn er, naast de tien fondsen het model al voeren, ten minste vijf fondsen bezig met een overgang naar dit model, zeggen Smit en Siegman. ‘We verwachten dat meer fondsen dit gaan doen.’ Aan voorbereidingstijd moeten fondsen ongeveer een jaar inrekenen.