Voogdij overdracht van de voogdij-instelling naar de pleegouder(s)

advertisement
Notitie voogdijoverdracht van Bureau Jeugdzorg naar pleegouders
Inhoudsopgave
Inleiding
2
A.
Inhoudelijk
1. De bijzondere positie van het pleegkind
2. De consequenties van voogdijoverdracht naar pleegouders
2.1 De consequenties voor het minderjarige pleegkind
2.2 De consequenties voor de ouder(s) zonder gezag en overige familieleden
2.3 De consequenties voor de pleegouder(s)
3. De te nemen besluiten door BJZ en de pleegouder(s)
4. Het besluit tot voogdijoverdracht door BJZ
2
2
3
3
3
3
5
6
B.
Procedureel
1. De praktische procedure binnen BJZ
1.1 Bureau Jeugdzorg is niet akkoord
1.2 Bureau Jeugdzorg is wel akkoord
2. Het in gang zetten van de juridische procedure
3. De gang van zaken tijdens en na de zitting bij de kantonrechter
7
7
7
8
9
9
Bijlage 1
Bereidverklaring pleegouder(s)
Notitie voogdijoverdracht van Bureau Jeugdzorg naar pleegouders – versie 0.4. – d.d. 28 augustus 2006
10
pagina 1
Inleiding
Deze notitie is een bewerking van een notitie van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam en de
Voorziening voor Pleegzorg te Amsterdam en maakt deel uit van het Protocol externe overdracht
voogdij, dat is vastgesteld door de Branchecommissie Bureaus Jeugdzorg van de MO Groep.
De notitie dient als richtlijn bij de besluitvorming rondom de overdracht van de voogdij over een
minderjarig pleegkind van Bureau Jeugdzorg (hierna: BJZ) naar de pleegouder(s). De notitie bestaat
uit twee delen.
In deel A wordt de inhoudelijke kant van een voogdijoverdracht naar pleegouders toegelicht. In
paragraaf A1. zal stil worden gestaan bij de bijzondere positie van het pleegkind en in paragraaf A2.
bij de consequenties van een voogdijoverdracht naar pleegouders voor het pleegkind zelf, de ouder(s)
zonder gezag (en overige familieleden) en de pleegouder(s).
In paragraaf A3. wordt vervolgens ingegaan op de twee besluiten die moeten worden genomen,
voordat kan worden overgegaan tot overdracht van de voogdij aan pleegouders. Immers, niet alleen
BJZ moet besluiten dat zij de voogdij wil overdragen, maar ook pleegouders moeten besluiten of zij de
voogdij op zich willen nemen. Wanneer pleegouders besluiten de voogdij op zich te nemen, dan zal
door hen nog moeten worden gekozen voor eenhoofdige of gezamenlijke voogdij.
In paragraaf A4. wordt tot slot uitgebreider ingegaan op het besluit van BJZ tot overdracht van voogdij.
Er wordt aangegeven wie bij het besluit moeten worden betrokken en welke criteria moeten worden
getoetst.
In deel B wordt de procedurele kant van een voogdijoverdracht naar pleegouders besproken. Hiertoe
worden in paragraaf B1., B2. en B3. respectievelijk de praktische procedure binnen BJZ, het in gang
zetten van de juridische procedure en de gang van zaken voor en na de zitting bij de kantonrechter
besproken.
A.
Inhoudelijk
1.
De bijzondere positie van het pleegkind
Een pleegkind leeft in een uitzonderingssituatie. Dit vereist extra aandacht voor zijn ontwikkeling en de
relatie met de eigen familie. Zowel de pleegzorgwerker als de medewerker van BJZ (voogdijwerker)
komen op bezoek in het pleeggezin. Zij bespreken het wel en wee van het pleeggezin en het
pleegkind. Zolang BJZ de verantwoordelijkheid over het pleegkind heeft, dienen de belangrijke
beslissingen rondom het kind met de voogdijwerker besproken te worden.
Het is voor de ontwikkeling van het pleegkind van belang om een zo ‘normaal’ mogelijke leefomgeving
aan te bieden. In een normale opvoedingssituatie hebben de ouders de zeggenschap over de
minderjarige. Zij kunnen belangrijke beslissingen nemen over het kind zoals beslissingen over
bijvoorbeeld medische behandeling, schoolkeuzes e.d. Pleegouders die niet de voogdij over hun
pleegkind hebben kunnen deze beslissingen niet nemen en dienen te allen tijde BJZ te vragen om
deze beslissingen te nemen en uit te voeren.
Om de situatie voor het pleegkind en de pleegouders zo ‘normaal’ mogelijk te maken kan worden
besloten de voogdij van BJZ naar de pleegouders over te dragen. Daar kan alleen toe worden
besloten als het langdurige plaatsingen betreft, terwijl er géén zicht meer is op een terugkeer naar de
eigen ouder(s). Voogdijoverdracht kan gezien worden als een uitdrukking van de wens van alle
betrokkenen dat het kind tot volwassenheid opgroeit in het pleeggezin.
Uitgangspunt bij de besluitvorming zijn de rechten van het kind. Het recht op continuïteit in de
verzorging en opvoeding en het recht op identiteit en afstamming moeten gewaarborgd zijn en blijven.
Notitie voogdijoverdracht van Bureau Jeugdzorg naar pleegouders – versie 0.4. – d.d. 28 augustus 2006
pagina 2
In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat, na stabilisering van de verzorgings- en
opvoedingssituatie gedurende een aantal jaren én nadat duidelijk is geworden dat de belangen van de
minderjarige ook zonder BJZ door de pleegouders kunnen worden gewaarborgd, BJZ terug dient te
treden en de voogdij aan de pleegouder(s) overgedragen kan worden, uiteraard indien de
pleegouder(s) dit wenst.
Een en ander is overeenkomstig art. 42 lid 4 Uitvoeringsbesluit Wet op de Jeugdzorg (UbWjz), waarin
wordt gesteld dat BJZ de opdracht heeft rekening te houden met het belang dat voor de minderjarige
kan zijn gelegen in de overgang van de voogdij naar de pleegouder.
2.
De consequenties van voogdijoverdracht naar pleegouders
In de gesprekken over een mogelijke voogdijoverdracht is het van groot belang dat de consequenties
van de overdracht met alle betrokkenen worden besproken.
2.1 De consequenties voor het minderjarige pleegkind
Het pleegkind is wat betreft alle belangrijke beslissingen voortaan alleen nog maar afhankelijk van de
pleegouder(s). Dit kan zowel een voordeel als een nadeel zijn. Het voordeel is dat de lijnen kort zijn en
de zaken, net als in een gewoon gezin, met elkaar geregeld kunnen worden. Het nadeel kan zijn dat
BJZ niet meer kan beslissen in het belang van het pleegkind. Het vertrouwen van het pleegkind in de
pleegouders dient aanwezig te zijn.
Als er sprake is van begeleiding door pleegzorg is bemiddeling tussen de pleegouders en het
pleegkind natuurlijk mogelijk, maar het nemen van de beslissingen kan niet worden overgenomen.
2.2 De consequenties voor de ouder(s) zonder gezag en overige familieleden
Na een voogdijoverdracht naar de pleegouders zijn de ouders/familieleden afhankelijk van de
medewerking van de pleegouders als zij contact met het kind wensen. BJZ heeft geen contact meer
met het pleeggezin en kan niets meer opleggen of bemiddelen. Als er sprake is van begeleiding door
pleegzorg kunnen de ouders/familieleden om bemiddeling van de pleegzorgwerker vragen, maar
uiteindelijk beslissen de pleegouders over het contact tussen ouders en het pleegkind. Natuurlijk staat
voor de ouders of andere belanghebbenden de gang naar de rechter open als pleegouders en
ouders/familieleden niet tot overeenstemming kunnen komen over de omgangsregeling.
Ook blijft het recht van de ouders op informatie over het pleegkind bestaan.
De ouder die uit het gezag is ontheven of ontzet blijft wel onderhoudsplichtig, maar hoeft geen
ouderbijdrage te betalen aan het LBIO (ook niet als de voogdij overgedragen wordt naar de
pleegouder(s)). Als de ouder echter niet ontheven of ontzet is, maar op een andere manier geen
gezag (meer) heeft, bij tijdelijke voogdij, dan moet er door de ouder formeel wèl ouderbijdrage betaald
worden, óók als de voogdij naar een pleegouder gegaan is en de pleegouder nog een
pleegvergoeding ontvangt.
2.3 De consequenties voor de pleegouder(s)
Het belangrijkste gevolg is dat de pleegouder(s) de voogdij, de zeggenschap, krijgt over het pleegkind.
De pleegouder(s) wordt wettelijk vertegenwoordiger, waardoor deze alles kan tekenen wat gewoonlijk
de ouders tekenen, zoals een paspoort, onderwijskaart, toestemming voor een medische behandeling,
verzoek tot naamswijziging e.d. De pleegouder(s) wordt volledig verantwoordelijk voor het pleegkind
en de plaatsing en begeleiding vanuit BJZ vervalt.
Notitie voogdijoverdracht van Bureau Jeugdzorg naar pleegouders – versie 0.4. – d.d. 28 augustus 2006
pagina 3
De voogdijoverdracht heeft daarnaast veel financiële gevolgen. Deze worden hieronder puntsgewijs
toegelicht.
Financiële gevolgen
 Onderhoudsplicht?
Bij gezamenlijke voogdij is sprake van een wettelijke onderhoudsplicht en is doorbetaling van de
pleegvergoeding niet mogelijk. Bij éénhoofdige voogdij bestaat geen wettelijke onderhoudsplicht
en is doorbetaling van de pleegvergoeding wèl mogelijk. Zoals hiervoor onder 2.2. al werd
aangegeven blijven de ouders wel onderhoudsplichtig, ook al zijn zij uit het gezag ontheven of
ontzet.
Indien wordt gekozen voor eenhoofdige voogdij, dan is het mogelijk dat de begeleiding vanuit
pleegzorg en de betaling van de pleegvergoeding door blijft lopen. Dit gebeurt uiteraard alleen als
de pleegouder hier prijs op stelt. De pleegouder dient zich dan tot BJZ te wenden als er een
indicatie jeugdhulp in de vorm van pleegzorgbegeleiding gewenst is. Paragraaf A3. gaat verder in
op het onderscheid tussen eenhoofdige en gezamenlijke voogdij.

Kinderbijslag?
De pleegouder(s) krijgt na voogdijoverdracht in principe recht op kinderbijslag. Als de pleegouder
echter nog steeds de pleegzorgvergoeding ontvangt, wordt er geen kinderbijslag uitgekeerd. Een
van de punten waaraan de Sociale Verzekeringsbank toetst om te zien of er recht op kinderbijslag
bestaat, is of de pleegouder(s) het onderhoud van het kind voor zijn/haar rekening neemt. Als er
een pleegvergoeding betaald wordt is dit niet het geval.

Halfwezenuitkering?
Als het pleegkind een van zijn ouders heeft verloren (halfwees is), kan de pleegouder als
verzorger/opvoeder recht hebben op een halfwezenuitkering. Een van de voorwaarden voor een
halfwezenuitkering is dat de overleden ouder verzekerd was voor de Anw (Algemene
Nabestaandenwet). Een andere voorwaarde is dat het kind niet ouder is dan 18 jaar.
Een aanvraag om halfwezenuitkering door pleegouders wordt door de Sociale Verzekeringsbank
echter standaard afgewezen als de pleegouder een pleegvergoeding ontvangt.
Mocht de pleegouder toch een halfwezenuitkering krijgen, dan wordt deze niet verrekend met de
pleegvergoeding1. Als de overgebleven ouder een bijdrage aan de pleegouder betaalt, wordt deze
echter wèl van de halfwezenuitkering afgetrokken.

Verrekening van wezenuitkering?
Een eventuele volle wezenuitkering of een andere uitkering die het pleegkind ontvangt wordt met
de pleegvergoeding verrekend. Sinds 1 januari 2005 mag de minderjarige een gedeelte van deze
uitkering behouden. De hoogte van dit bedrag is 1/4 van het minimumloon dat geldt voor de
leeftijd van de minderjarige. Als de minderjarige jonger is dan 15 jaar, dan geldt voor de
berekening 1/4 van het minimumloon van een 15-jarige.
Inkomsten uit werk worden op dezelfde manier verrekend als het geval was vóórdat de
pleegouder(s) met de voogdij is belast (1/4 minimumloon + 1/4 van wat overblijft van het loon na
aftrek van 1/4 minimumloon).

Vergoeding bijzondere kosten door BJZ?
De Bureaus Jeugdzorg hebben zich altijd op het standpunt gesteld dat de bijzondere kosten, die
door BJZ vergoed werden, zoals schoolkosten en medische kosten, na de voogdijoverdracht niet
langer werden vergoed en aldus voor rekening van de pleegouders komen.
1
uitspraak Rechtbank Den Haag 31 januari 2002, LJN AEO150
Notitie voogdijoverdracht van Bureau Jeugdzorg naar pleegouders – versie 0.4. – d.d. 28 augustus 2006
pagina 4
Op 16 maart 2006 heeft het Gerechtshof Den Haag 2 in kort geding, op verzoek van pleegouders
die hoge medische kosten voor hun pleegkind maakten, in hoger beroep tegen het vonnis van de
voorzieningenrechter bevestigd dat de Staat de verplichting heeft om te waarborgen dat in de
verzorging en opvoeding van pleegkinderen wordt voorzien. Dit betekent ook de verplichting om
pleegouder-voogden in financieel opzicht in staat te stellen de minderjarigen adequaat te
verzorgen en op te voeden. Deze uitspraak is een belangrijke erkenning voor pleegouders en
tegelijk een uitdrukkelijke aansporing richting de Staat om zo snel te zorgen dat pleegouders de
noodzakelijke kosten die zij voor hun pleegkind maken en die niet gedekt worden door de
pleegvergoeding, vergoed krijgen. De Staat is echter in cassatie gegaan.

Studiekosten?
Het pleegkind heeft, net als ieder kind, recht op studiefinanciering als deze HBO- of
wetenschappelijk onderwijs volgt. Het pleegkind moet aangemerkt worden als uitwonend en er
wordt voor de aanvullende studiebeurs slechts gekeken naar het inkomen van de eigen ouders en
niet naar dat van de pleegouder/voogd(en). De studiebeurs wordt verrekend met de
pleegvergoeding met uitzondering van het collegegeld en de kosten van de boeken.
Bij het voortgezet onderwijs is het mogelijk om een tegemoetkoming in de studiekosten te krijgen.
Hier wordt wèl naar het inkomen van de wettelijk vertegenwoordiger gekeken en dit is de
pleegouder/voogd. Deze tegemoetkoming wordt niet verrekend met de eventuele
pleegvergoeding.

Aansprakelijkheidsverzekering?
De Aansprakelijkheids Verzekering Particulieren (AVP, de vroegere WA-verzekering) en de
ziektekostenverzekering vanuit BJZ vervallen bij een voogdijoverdracht naar de pleegouders. De
pleegouders moeten zelf hun pleegkind verzekeren. Dit is meestal geen probleem omdat het
pleegkind op de polis van de pleegouder(s) bijgeschreven kan worden.

Afleggen verantwoording over voogdij aan kantonrechter?
Net als BJZ is de pleegouder-voogd verplicht om verantwoording af te leggen aan de
kantonrechter over het financiële beheer van de bezittingen van het pleegkind en moet de
pleegouder-voogd toestemming aan de kantonrechter vragen als hij/zij het pleegkind voor langere
tijd mee naar het buitenland wil nemen.

Erfrechtelijke gevolgen?
Als een pleegkind vijf jaar of langer als eigen kind is verzorgd en onderhouden, dan geldt, bij
overlijden van de pleegouder(s), voor het pleegkind hetzelfde tarief ten aanzien van de
successiebelasting als voor een eigen kind. De pleegouder dient dan het pleegkind wel als
begunstigde (als eigen kind) in het testament vastgelegd hebben.
3.
De te nemen besluiten door BJZ en de pleegouder(s)
Bij de vraag of de voogdij moet worden overgedragen naar de pleegouder(s) zijn twee besluiten aan
de orde, te weten:
1.
2
Het besluit tot voogdijoverdracht door BJZ.
BJZ zal met alle belanghebbenden een afweging moeten maken of het in het belang van het
kind wordt geacht dat de voogdij wordt overgedragen naar de pleegouder(s). Anders
Vindplaats: LJN AV 5280
Notitie voogdijoverdracht van Bureau Jeugdzorg naar pleegouders – versie 0.4. – d.d. 28 augustus 2006
pagina 5
geformuleerd: of er redenen zijn om de voogdij nog langer bij BJZ te laten liggen. Het besluit tot
voogdijoverdracht wordt verder uitgewerkt in paragraaf B1.
2.
Het besluit van pleegouders om de voogdij op zich te nemen én, in geval er twee pleegouders
zijn, het besluit wie van de pleegouders de voogdij op zich zal nemen.
De voogdij kan opgedragen worden aan één van beide pleegouders of aan beiden. Één
pleegouder, die de eenhoofdige voogdij op zich neemt, kan op grond van de pleegouder-voogd
regeling de pleegvergoeding blijven ontvangen. Daar behoeft geen indicatie voor te worden
gesteld. Als de pleegouder echter tevens begeleiding door pleegzorg wil blijven ontvangen, dan
moet daarvoor wel een indicatiebesluit worden genomen, te weten ’jeugdhulp in de vorm van
pleegzorgbegeleiding’.
Bij gezamenlijke voogdij kan géén doorbetaling van de pleegvergoeding plaatsvinden, ook niet
bij een indicatiebesluit "jeugdhulp pleegzorgbegeleiding". De wet (art. 1:282 BW) geeft de
gezamenlijke voogden tijdens de minderjarigheid van het pleegkind namelijk een
onderhoudsplicht gelijk aan die van de ouders. De overheid meent dat de plicht tot onderhoud
strijdig is met het ontvangen van de pleegvergoeding en heeft de pleegouders die gezamenlijk
de voogdij uitoefenen uitgesloten van het ontvangen van de pleegvergoeding. Ook is
begeleiding door pleegzorg niet meer mogelijk, nu deze is gekoppeld aan betaling van de
pleegvergoeding. Het indiceren van jeugdhulp voor de jeugdige en zijn pleegouders bij
opvoedingsproblemen is uiteraard wèl mogelijk.
4.
Het besluit tot voogdijoverdracht door BJZ
Het besluit tot voogdijoverdracht wordt in principe in overeenstemming met alle partijen genomen. De
partijen bij dit besluit zijn:
 BJZ
 Pleegouder(s)
 Minderjarige pleegkind, voor zover dit in staat kan worden geacht terzake, gezien leeftijd en
ontwikkeling, een oordeel te vormen
 Eventueel ouder(s) zonder gezag en familie (als betrokkenen)
 Voorziening voor Pleegzorg (als adviseur)
Alle partijen kunnen het proces tot besluitvorming in gang zetten door de wens te uiten of het advies te
formuleren aan BJZ en/of de pleegouder(s).
Alleen BJZ, de pleegouder(s) en de Raad voor de Kinderbescherming kunnen bij de rechter het
verzoek tot voogdijoverdracht doen. Ouders of overige familieleden kunnen dit niet.
De criteria waaraan voldaan moet worden voordat tot voogdijoverdracht kan worden overgegaan zijn:
 Het is in het belang van het pleegkind dat de pleegouder(s) een verantwoordelijkheid ten opzichte
van het kind krijgt, die gelijk is aan die van ouders in een normale opvoedingssituatie.
 De plaatsing moet een perspectiefbiedend karakter hebben. Daarbij dient het nadrukkelijk de
wens van alle betrokkenen te zijn dat het kind tot volwassenheid in het pleeggezin opgroeit. Onder
betrokkenen wordt in ieder geval verstaan: de ouders, de pleegouder(s) en het pleegkind. Ook de
mening van verdere familie, zoals grootouders, ooms en tantes, kan van belang zijn. Het
pleegkind dient bij de keuze betrokken te worden op een wijze die bij de leeftijd past. Jongeren
boven de 12 jaar hebben het recht om door de rechter gehoord te worden.
 De rechten van het pleegkind dienen gewaarborgd te zijn en met name het recht op afstamming
en identiteit. Dit houdt in dat:
1.
De minderjarige weet wie zijn ouders zijn en wat de achtergrond van de plaatsing is;
Notitie voogdijoverdracht van Bureau Jeugdzorg naar pleegouders – versie 0.4. – d.d. 28 augustus 2006
pagina 6
2.
3.
4.
Indien de ouders op actieve wijze invulling geven aan hun ouderschap, de omgang tussen
de minderjarige en zijn ouders ook na voogdijoverdracht gewaarborgd dient te blijven;
Pleegouders uit eigen beweging bereid moeten zijn en het belang onderschrijven van het
bespreken van de achtergrond van het kind.
De pleegouders bereid zijn om afspraken met de ouders/familie te maken over de omgang
en het geven van informatie.
Voogdijoverdracht naar de pleegouder(s) is alleen wenselijk indien alle betrokkenen en dus ook de
ouders hier achter kunnen staan. Voor de ontwikkeling van pleegkinderen is het van groot belang dat
hun ouders kunnen accepteren dat de pleegouder(s) de verantwoordelijkheid voor hun kind krijgt.
Ofschoon BJZ juridisch in staat is de voogdij zonder de instemming van de ouders aan de
pleegouders over te dragen, verdient het de voorkeur dat BJZ de instemming krijgt van de ouders.
Wanneer ouders niet instemmen met de voogdijoverdracht, kan BJZ toch overgaan tot het indienen
van het verzoek tot ontslag van de voogdij van BJZ en tot benoeming van de pleegouder(s) tot voogd
bij de kantonrechter. In het verzoekschrift dient dan echter aan te worden gegeven waarom de ouders
niet instemmen. In het geval de ouders al geruime tijd spoorloos zijn is het niet mogelijk om ouders om
hun mening te vragen. Ouders kunnen dan niet meedenken in het proces van het zo ‘normaal’
mogelijk maken van de situatie van hun kind. In dat geval is het raadzaam de familie van het
pleegkind te raadplegen.
Als de ouders afwezig zijn dienen de pleegouders wel bereid en in staat te zijn om de afwezige ouder
een plaats te geven in het leven van het kind. Indien de afwezige ouder toch weer contact wenst met
het kind, dienen de pleegouders hier op een verstandige wijze mee om te kunnen gaan, met
inachtneming van de hierboven beschreven uitgangspunten.
Bureau Jeugdzorg bespreekt met de pleegouders en met de ouders/familie hoe de omgang en het
geven van informatie na de voogdijoverdracht gestalte dient te krijgen.
B.
Procedureel
1.
De praktische procedure binnen BJZ
De pleegouders vragen de voogdij over het pleegkind óf BJZ stelt een voogdijwijziging ten gunste van
de pleegouders voor. Ook de ouders, het pleegkind of de pleegzorgbegeleider kunnen het voorstel
aan BJZ en de pleegouders doen om tot een voogdijwijziging ten gunste van de pleegouders te
komen. In al deze gevallen wordt de situatie door de voogdijwerker besproken met zijn/haar
teamleider/werkbegeleider. Indien deze akkoord is, wordt de procedure verder in werking gezet.
1.1 Bureau Jeugdzorg is niet akkoord
Mochten de pleegouders de uitdrukkelijke wens hebben de voogdij over hun pleegkind te krijgen en
BJZ is het hier niet mee eens, dan volgt er een gesprek tussen de pleegouder(s), voogdijwerker en de
teamleider/werkbegeleider. Op verzoek van de pleegouders of BJZ kan de pleegzorgwerker hierbij
betrokken worden.
Het is te overwegen om de kantonrechter te verzoeken een bijzonder curator te benomen om de
belangen van het pleegkind te behartigen.
Als BJZ blijft bij het besluit geen voogdijwijziging in te dienen, dan kunnen pleegouders op grond van
art. 1:299a BW aan de kinderrechter verzoeken één van hen te belasten met de voogdij over hun
pleegkind. Dit verzoek behoeft overigens niet in alle gevallen een gezamenlijk verzoek te zijn. Het kan
Notitie voogdijoverdracht van Bureau Jeugdzorg naar pleegouders – versie 0.4. – d.d. 28 augustus 2006
pagina 7
ook door een van de pleegouders worden gedaan. Het verzoek kan echter alleen worden gedaan als
pleegouders langer dan een jaar met toestemming van BJZ voor hun pleegkind gezorgd hebben. De
kinderrechter willigt het verzoek van de pleegouders slechts in als deze dit in het belang van het kind
acht. Wanneer pleegouders op grond van art. 1:299a BW om voogdij verzoeken, kunnen zij er ook
voor kiezen gezamenlijke voogdij te verzoeken. Echter, in dat geval zal de mogelijkheid om de
pleegvergoeding en begeleiding te blijven ontvangen weer vervallen.
Áls de pleegouders er voor kiezen gezamenlijke voogdij te verzoeken op grond van art. 1:299a BW,
dan kunnen zij wel weer verzoeken de familienaam van het pleegkind te wijzigen in hun eigen
familienaam (op grond van art. 1:282 lid 7 BW). Dit kan dus alleen als om gezamenlijke voogdij
worden verzocht. De rechter zal het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam in de familienaam van
de pleegouders alléén toewijzen als het belang van het kind zich hier niet tegen verzet en het
pleegkind van 12 jaar en ouder heeft ingestemd met het verzoek. Het pleegkind heeft dus een
beslissende stem.
1.2 Bureau Jeugdzorg is wel akkoord
Als de leidinggevende akkoord is gegaan met de voogdijoverdracht dan voert de voogdijwerker een
gesprek met de pleegouders, het pleegkind, de beide ouders en eventuele familieleden. In deze
gesprekken worden alle consequenties van de voogdij overdracht besproken.
Als de ouders spoorloos zijn kan de voogdijoverdracht toch door gaan, na een gesprek met de familie
van de ouders (indien aanwezig).
De voogdijwerker maakt vervolgens een Afsluitingsrapport met de volgende inhoud:
1. geschiedenis van het kind en gezin van herkomst tot aan de plaatsing in het pleeggezin;
2. de gezagssituatie en de geschiedenis hiervan;
3. de reden van de plaatsing in het pleeggezin;
4. de ontwikkeling van het kind in het pleeggezin;
5. de ontwikkeling van de relaties binnen en buiten het pleeggezin van het pleegkind;
6. de schoolontwikkeling;
7. het contact van het pleegkind en de pleegouders met de familie van het pleegkind (ouders, broers
en zussen, eventueel grootouders, ooms en tantes) en de ontwikkeling hierin;
8. de huidige situatie van de ouders;
9. de reden waarom de pleegouders, de ouders, het pleegkind en/of BJZ de voogdij overdracht
wensen;
10. de mening van de pleegouders, de ouders/ eventueel familie, het pleegkind en BJZ over de
voogdijoverdracht naar pleegouders.
11. Een voorstel hoe de omgang tussen pleegkind en ouders/familie vorm dient te krijgen en de
pleegouders informatie over het pleegkind geven aan de ouders/familie.
De voogdijwerker bespreekt het Afsluitingsrapport met alle betrokkenen, verwerkt de reacties in het
rapport en vraagt de pleegouders een bereidverklaring te tekenen. Zie voorbeeld in bijlage 1.
Als BJZ destijds de ‘tijdelijke’ voogdij heeft gekregen op basis van een uitspraak van de kantonrechter
(dus niet na een ontheffing of een ontzetting) en de pleegouder wil de voogdij overnemen, dan geeft
het de pleegouder meer bescherming als de ouder alsnog ontheven wordt van het gezag voordat de
voogdij wordt overgedragen. Een ‘tijdelijke’ voogdij is een schorsing van het gezag. De bedoeling bij
een ‘tijdelijke’ voogdij is dat het gezag weer terug gaat naar de ouder, als deze weer in staat is om het
gezag uit te oefenen. Dit geldt ook als de pleegouder inmiddels de voogdij overgenomen heeft van
BJZ. Als de pleegouder wat dit betreft geen problemen wil dan is het beter dat de ouder alsnog
Notitie voogdijoverdracht van Bureau Jeugdzorg naar pleegouders – versie 0.4. – d.d. 28 augustus 2006
pagina 8
ontheven wordt. Mocht de pleegouder het pleegkind te zijner tijd willen adopteren, dan is een
ontheffing van het gezag van de ouders vereist.
Een ontheffingsverzoek wordt door de Raad voor de Kinderbescherming gedaan en wordt behandeld
door de familiekamer van de Rechtbank. Het verzoek tot overdracht van de voogdij wordt behandeld
door de rechtbank, sector kanton.
Het heeft de voorkeur beide verzoeken op een en dezelfde dag/tijdstip te behandelen. Dit vereist
echter afstemming door de uitvoerend voogd en raadsonderzoeker richting rechtbank, sector
familierecht en sector kanton.
2.
Het in gang zetten van de juridische procedure
Wanneer de procedure om tot een besluit te komen is afgerond en de voogdijwerker het
Afsluitingsrapport heeft opgesteld, kan stuurt de voogdijwerker het door de bevoegde persoon
ondertekende verzoek met bijlagen3 naar de rechtbank sector kanton van de plaats van vestiging van
Bureau Jeugdzorg
3.
De gang van zaken tijdens en na de zitting bij de kantonrechter
Door de kantonrechter wordt de rapportage ter informatie naar de Raad voor de Kinderbescherming
gestuurd. De Raad kan contact opnemen met BJZ en/of de pleegouders als zij vragen hebben bij de
voorgenomen voogdijwijziging.
Dan komt er een oproep voor een zitting bij de kantonrechter. De pleegouders, de ouders, BJZ en het
pleegkind van 12 jaar en ouder worden opgeroepen voor de zitting. Indien gewenst kunnen de
betrokkenen op verschillende tijdstippen opgeroepen worden. De voogdijwerker moet hier bij de
kantonrechter om vragen.
Wanneer door de kantonrechter wordt besloten tot ontslag van BJZ van de voogdij en overdracht van
de voogdij aan de pleegouder(s), dan zal de voogdijwerker (ingevolge het protocol onder B2j.) binnen
5 dagen na de overdrachtsdatum, zoals bepaald in de rechterlijke uitspraak, een afspraak maken voor
een gesprek om de overdracht met de pleegouders te regelen en de nodige afspraken te maken over
verdere activiteiten in het kader van de overdracht. Pleegouders krijgen op basis van het
Privacyreglement Bureaus Jeugdzorg relevante stukken ter inzage en afschrift én de voor de
uitoefening van hun opvoedings- en verzorgingstaak noodzakelijk documenten;4
BJZ stelt een voorlopige overeenkomst op ten aanzien van de omgang en informatie en geeft deze
aan de pleegouders.
BJZ dient vervolgens rekening en verantwoording af te leggen tegenover de nieuwe pleegoudervoogd en tegenover de kantonrechter.
3
Bijlagen zijn: Afsluitrapport, kopie geldig legitimatiebewijs te benoemen voogd(en), diens bereidverklaring(en), geboorte
uittreksel kind, uittreksel GBA register woonplaats te benoemen voogd en pleegkind en eventueel akkoordverklaring ouder(s).
Als een kind 12 jaar en ouder is tevens akkoordverklaring kind.
4
Zoals paspoort, inentingskaart, financiële documenten (spaartegoeden) en indicatiebesluiten op grond waarvan de
minderjarige op dat moment zorg ontvangt.
Notitie voogdijoverdracht van Bureau Jeugdzorg naar pleegouders – versie 0.4. – d.d. 28 augustus 2006
pagina 9
De pleegouder kan, als hij/zij gebruik wil maken van de pleegouder-voogd regeling, zich aanmelden
bij de Voorziening voor Pleegzorg in de regio. Als de pleegouder begeleiding wenst, dient er een
indicatiebesluit te worden genomen door het BJZ in de provincie waar de pleegouder woont.
Notitie voogdijoverdracht van Bureau Jeugdzorg naar pleegouders – versie 0.4. – d.d. 28 augustus 2006
pagina 10
Bijlage 1
Bereidverklaring pleegouder(s)
Bereidverklaring
Hierbij [verklaart/verklaren] [naam en geboortedatum pleegouder(s)] zich bereid om [gezamenlijk] de
voogdij te aanvaarden over [naam pleegkind], [geboortedatum en –plaats]
[Naam pleegouder]
[Naam pleegouder]
[Datum], [plaats]
[Adres]
[Postcode] [Plaats]
Notitie voogdijoverdracht van Bureau Jeugdzorg naar pleegouders – versie 0.4. – d.d. 28 augustus 2006
pagina 11
Download