An Orchidist`s Glossary - Nederlandse Orchideeën Vereniging

advertisement
Moeilijke woorden-boek voor de Orchideeën liefhebber.
Engels-Nederlands.
Samengesteld door P.A.v.Toorenenbergen
A
Abaxial
Aberrant
Abortive
Abrupt
Abscission
Acaulescent
Acicular
Acid
Acotyledonous
Acropetal
Aculeate
Acuminate
Acute
Adaxial
Adiabatic
Adhesive disk
Adnate
Adventitious
Adventive
Aerial
Aerial Root
Agar
Aggregate
Aigrette
Air Capacity
Albino
Alga
Alkali
Alleles
Alliance
Alternate
Amorphous
Amplexicaul
Analagous
Ancipitous
Androecium
Anerobic
Aneuploidy
Van de steel af, onderzijde van het blad.
Afwijkend van het normale type.
Vertraagd in de ontwikkeling.
Afgeknot, plotselinge verandering in vorm of afmeting.
Loslaten van blad of andere plantdelen door ontleden van plantweefsel aan de basis van
het deel door b.v. omgeving omstandigheden of bevruchting, die een tot hormonale
verandering leidt.
Zonder steel
Naaldachtig
Vaak een vloeistof, die een overmaat van H+ ionen oplevert. Zuur reagerend.
Zonder kiemblad of zaadlob.
De volgorde, waarin plantdelen groeien, de bloemen, in opeenvolging groeiend vanaf een
stengel.
Bezet met prikkels, gestekeld.
Spits toelopend
Plotseling in een scherpe punt eindigend.,
Naar de steel toe, bovenzijde van het blad.
Een verplaatsing van lucht of gas zonder warmte-/energie-uitwisseling.
Hechtschijf.
Hechten, verenigen Samensmelting van een deel met een ander deel, samen voegen.
Terloops verschijnend of op ongebruikelijke plaatsen. Adventief (-plantje / -wortel)
Toevallig aangevoerd uitheemse plant, die een vaste plaats in de plaatselijke natuur heeft
ingenomen.
Levend en groeiend in de lucht
Een luchtwortel, een wortel, die buiten het groeimedium blijft groeien.
Gelatine, verkregen uit zeewier.
Totale massa, bij elkaar genomen, samenstelling.
Zaadpluis.
Ruimte tussen de massa’s, het volume percentage van het pot/plantmedium, dat met lucht
is gevuld.
Een orchideeënplant, die erfelijk de mogelijkheid mist om het rode pigment aan te maken,
waardoor de plant alleen witte, groene of gele bloemen krijgt.
Een groene plant gewoonlijk zonder gespecialiseerde plantendelen. Een meercellig
plantenlichaam zonder wortels, bladeren of stengels. Behorende bij de Thallophyta .
Een basische substantie, die in water OH- ionen vormt.
Verschillende vormen van één gen gelegen op overeenkomstige chromosomen. Door
mutatie kunnen zij onderling van plaats verwisselen. Een of meer genen van een
heterozygoot, een organisme, ontstaan uit twee genetisch ongelijke geslachtscellen
(gameten).
Een groep planten, in een geslacht, van species met vergelijkbare karakteristieken.
Wisselend geplaatst, niet twee aan twee of tegenover elkaar geplaatst aan weerszijden van
een rechte lijn of steel.
Niet kristallijn, zonder een regelmatig kristal- / molecuulrooster.
Bladeren, die aan de basis de stengel omvatten
Met gelijke functie en gebruik, maar van verschillende bouw en oorsprong.
Dubbel gerand, zoals bij de pseudobulben van Oncidium en andere orchideeën.
Meeldraden, mannelijke deel van de bloem.
Vermijdt vrije zuurstof of verdraagt de afwezigheid van zuurstof.
Verlies of extra verkrijgen van een chromosoom van de normale hoeveelheid.
1
Annual
Annulate
Anterior
Anther
Anthesis
Anthocyanidin
Anthocyanin
Antrorse
Apex , apices (mrvd)
Aphyllous
Apical
Apiculate
Apomixis
Appressed
Approximate
Arachnoid
Archomatic
Arcuate
Articulate
Ascending
Asexual
Asteroid
Attenuate
Auricle
Autogamy
Axenic
Axil, Axile
Eenjarig, jaarlijks
Gemarkeerd met ringen, zoals b.v. bij de dikke stelen van de Phaius.
De voorzijde.
De helmknop, de top van de kolom, het gedeelte van de meeldraden, die de pollen, de
stuifmeel korrels, bevatten..
Volle bloei tot vruchtzetting.
De pigmentcel van een anthocyaan, in het celvocht opgeloste kleurstof, de molecuul is
instabiel.
In het celvocht opgeloste kleurstof, rood, blauw of paars, die bloemen en overige
plantdelen kleuren.
Vooruitstekend.
De top, tip of gepunte boveneinde.
Van nature zonder bladeren.
Aan de punt, aan het eind.
Heeft een onbeduidend, kleine top, tip of gepunte boveneinde.
Ongeslachtelijk voortgeplant, op vegetatieve wijze.
Aangedrukt, over de gehele lengte plat
Niet verenigd, maar dicht bij elkaar geplaatst.
Spinachtig
Ongekleurd.
Gebogen, boogvormig.
Geleed.
Naar boven groeiend, opstijgend. .
Ongeslachtelijk.
Stervormig.
Lang, smal en spits toelopend.
Een lob, aanhangsel.
Zelfbevruchting
Een populatie van slechts één soort, verkregen van een enkele plant.
De bovenhoek, die gevormd wordt door de steel of stengel en een blad of zijtak.
B
Back Cros
Backbulb
Barbate
Barbed
Bark
Barren
Basipetal
Basal
Bearded
Berry
Biaxial
Bibracteate
Biennial
Bifid
Bifoliate
Bigeneric
Bigeneric
Binary
Bipinnate
Een kruising tussen een hybride en één van de ouder-planten.
Een oude pseudobuld, vaak zonder blad maar nog levend en die nog één of meer slapende
groeiogen/-knoppen bevat, achter het actief groeiende plantendeel van een met een
kruipende wortelstok voortgroeiende orchideeën plant.
Baardvormig.
Stekelig, scherp, met weerhaken.
Schors
Steriel, onvruchtbaar, dor.
Ontwikkeld zich vanuit de top.
Basis, fundamenteel.
Met baard.
Zachte vrucht zaden bevattend, bes.
Twee-assig
Bevat twee tegenover elkaar liggende schutbladeren, waarvan de ene gewoonlijk groter is
dan de ander, zoals bij Paphiopedilum callosum en P. niveum.
Tweejaarlijks, tweejarig.
Verdeeld in twee gelijke delen. Twee lobben of segmenten, die gevorkt zijn.
Met twee bladeren.
Betreft twee verschillende verwante geslachten in de afkomst.
Een hybride, die ouders hebben uit twee aparte geslachten.
Tweetallig, tweevoudig, dubbel.
Dubbel geveerd.
2
Biometric
Blade
Blunt
Bracheate
Bract
Bracteole
Brassavola
Brassia
Bristly
Bud
Buffer
Bulbose
Bunch
Statistische analyse van levende organismen.
Ontvouwde deel van een blad of petaal.
Stomp, abrupt.
Delen, die in een rechte hoek staan en afwisselend zijn gerangschikt.
Een klein bladachtig deel onder de bloem, schutblad.
Een klein schutblaadje, gewoonlijk van een bloemsteeltje.
Een orchideeën geslacht, verwant aan Laelia en Cattlea, waarmee het vaak wordt
gekruisd.
Een orchideeën geslacht van de Oncidium-groep, die vaak “spinnen orchidee” wordt
genoemd door zijn smalle, staartachtige sepalen en petalen.
Borstelig, stekelig.
Knop, uitbotten
Een zout of zacht zuur, die de verandering van de pH weerstaat.
Aan de basis opgezwollen, met een knol / bol.
Tros, bos, groep. Vouwen.
C
Caespitose , Cespitose
Calcarate
Calceolate; Calciform
Calli
Calyx
Callosity
Callus
Campanulate
Canaliculate
Capitate
Capitulum
Capsule
Carinate
Carnose
Carotenoid
Cation
Cattleya
Cauda
Caudicle
Cauline
Chlorosis
Chromosome
Ciliate
Cladode
Clavate
Claw
Cleistogamous
Clinandrium
Clone
Coherent
Collenchyma
Column
Groeit in grote bossen, groepen.
Met een spoor, gespoord.
Als een pantoffel gevormd.
Meervoud van callus.
Bloemkelk.
Deel, dat is verdikt en gehard of robuuster, taaier.
Een hard uitsteeksel, gezwel, uitwas.
Klokvormig.
In langsrichting gegroefd, of van geulen voorzien.
Met een bloeiwijze in hoofdvorm
Hoofdje.
Zaadpeul
Kielvormig
Dik, vlezig.
Geel en rode pigmenten, kleurstoffen, niet in water oplosbaar, zoals bij de herfstbladeren
is te zien
Een positief geladen ion, b.v. H+ , K+ , Ca++ .
Een orchideeën geslacht met opvallende, opzichtige, orchideeënbloemen uit tropisch
Amerika, vaak in corsages en bloemstukken gebruikt.
Staart
Kleine steel van de polliën.
Van of behorende tot de steel, stengel.
Verlies van chlorofyl, vergelen van weefsel.
Een staafvormig of korrelvormig deel in de cel, dat de genen bevat, de erfelijke
eigenschappen. Delen, die zichtbaar worden tijdens de celdeling en die betrokken zijn bij
de overdracht van de erfelijke kenmerken.
Franje van haren, haarachtige franje.
Platte steel, dat als blad fungeert.
Knots/knop-vormig
Smalle steelachtige basis van petaal of labellum, lip.
Bevruchting in een ongeopende bloem.
De ruimte aan de bovenzijde van de kolom, waarin de polliniën zich bevinden.
Planten, verkregen door een vegetatieve vermeerdering van één plant.
Samen gevoegd.
Versterkt, dragend weefsel in de stengel.
Het centrale orgaan van de bloem, dat de manlijke- (meeldraden) en de vrouwlijke-
3
Comose
Complicate
Compressed
Conduplicate
Confluent
Congeneric
Congested
Connate
Connivent
Conspecific
Convolute
Cordate
Corm
Corymbose
Costate
Cotyledon
Crenate
Crenulate
Crest
Cristate
Crock
Cross
Cucullate
Cultivar
Cuneate
Cupular
Cymbidium
Cymbiform
Cypripedium
Cytology
Cytoplasm
(stamper) delen bevat, de gynostemium en gynandrium.
Harige kwastjes.
Deel van het blad, dat opgevouwen is.
Afgeplat. .
In de lengte over het midden gevouwen bladeren.
In één punt samensmeltend, bijelkaar komend.
Van de zelfde genus, geslacht.
Sterk samengepakt.
Bij orchideeën, betrekking hebbend op twee gelijke plantdelen, die samen naast elkaar
groeien.
Samen komend, samen vallend.
Identiek aan, synoniem met.
Opgerold, de randen overlappend.
Hartvormig.
Een knolvormig weefsel, een vergroting van een ondergronds steel om voedsel op te slaan
Een wijziging van de bloeiwijze/tros, waarbij de bloemsteel progressief korter wordt naar
de top.
Geribbeld.
Eerste blad van de zaailing, kiemblad.
Rand gekarteld, geschulpt.
Fijn gekarteld/geschulpt.
Een getande, gefranjerde of gerande verfraaiing op de lip van sommige orchideeën.
In de vorm van een kam, kuif, golfkam.
Stukjes gebroken aardewerkpot, die onderin een pot worden gelegd om de drainage te
bevorderen.
Kruisen van plantensoorten. Of het nageslacht van een kruising.
Met een kap, bedekt..
Bij orchideeën vaak de zelfde betekenis als ‘clone’ (kloon). Een bepaalde plant en de
vegetatieve vermeerderingen ervan in de kweek, een plantkundige variëteit
Wigvormig, geleidelijk smaller wordend naar de basis toe.
Komvormig
Een populaire orchideeën geslacht van semi-aardorchideeën, die als snijbloemen in vele
delen van de wereld gekweekt worden.
Boot- / schuitvormig.
Een orchideeën geslacht van semi-aardorchideeën, vrouwen-schoen orchidee. Vroeger de
benaming voor de Paphiopedilum.
De studie van cellen en hun vorming.
Protoplasma buiten de celkern.
D
Damping-Down
Deciduous
Declivitous
Decumbent
Decurrent
Decussate
Deflexed
Dehiscent
Deltoid
Dendrobium
Dentate
Wordt door kaskwekers gedaan: nat maken van de paden, grond en wanden, zonder de
potinhoud te gieten.
Bladverliezend in een bepaald seizoen.
Aflopend, glooiend.
Liggend, maar aan de punt omhoog gaand.
Naar beneden verlengen, groeien.
Tegenover elkaar liggende bladeren, die paarsgewijze met 90º ten opzichte van het vorige
paar bladeren gedraaid staan.
Naar de buitenzijde gekeerd of gebogen.
Het open barsten van een rijpe zaadpeul om het zaad te verspreiden.
Driehoekig, deltavormig.
Een groot epifytisch orchideeën geslacht van Aziatische oorsprong met een grote
verscheidenheid in grootte en vorm van bloemen en planten.
Getand.
4
Denticulate
Dew Point
Dialysis
Dichotomous
Dicotyledon
Diphyllous
Diploid
Disc
Distichous
Diurnal
DNA
Dolabriform
Dominant
Dorsal
Bezit kleine tandjes aan de randen. Getand.
De temperatuur, waarbij waterdamp uit de lucht als mist,nevel of dauw neerslaat
Bij orchideeën, betrekking hebbend op twee gelijke plantdelen, die gewoonlijk met elkaar
verbonden zijn, maar uit elkaar raken. Het tegendeel van ‘connate’.
In paren uitgroeiend.
Dubbel kiemblad.
Stelen en pseudobulbs, die twee bladeren aan de top groeien.
heeft alle chromosomen in tweevoud (2n). Diploïde
Het aanzicht of het vlakke gedeelte van de bloeiwijze. Bij orchideeën gewoonlijk
middengedeelte van de lip.
twee rijen aan weerszijden van de steel.
Dagelijks
Deoxyribonucleic acid, desoxyribonuclëinezuur
In de vorm van een bijl.
Overheersend kenmerk.
Behoort bij de achterzijde, of het deel, dat van de as, het middelpunt, is afgekeerd.
E
Ecology
Ecotype
Edaphic
Elongated
Emarginate
Endemic
Endoclimate
Ensiform
Entomophilous
Enzyme
Epiclimate
Epidermis
Epiphyll
Epiphyte
Epithet
Equitant
Evapotranspiration
Exergonic
Exotic
Extrorse
De wetenschap, die zich bezig houd met de relatie tussen levende organismen en hun
omgeving.
Een specie of een groep species, die een onmiskenbaar verschil te zien geven ten gevolge
van omgeving verschillen en isolatie
Samenhangend met de grond.
Lang in verhouding met de breedte, lang toegespitst.
Heeft een ondiepe inkeping aan het eind.
Wordt uitsluitend in die omgeving gevonden.
Het klimaat in het blad weefsel.
Recht, smal en met een hoekige punt, als een zwaard.
Bestuiving door insecten.
Een eiwitachtige stof, die katalytisch remmend of activerend op de reactiesnelheid van
processen werkt, b.v Mg++ en Ca++ en Cl- werken activerend, zware metalen werken
remmend. Gevoelig voor temperatuur en pH. De namen van enzymen eindigen op ‘-ase’.
Het klimaat op het bladoppervlakte.
Het buitenste weefsel, opperhuid.
Een plant, die epifytisch op een blad, op mossen of op algen groeit.
Een epifyt is een plant, die op een ander plant, b.v. een boom of liaan, groeit zonder er
haar voedsel direct aan te ontlenen
Een bijnaam, bijvoeglijk naamwoord.
Bladeren, die aan de basis over elkaar liggen.
Het verlies van vochtigheid aan de lucht vanuit de grond en plantdelen.
Het proces, waarbij vrije energie wordt gemaakt en vrij komt, zoals b.v. bij de
ademhaling.
Uitheems.
Naar buiten gekeerd vanuit de steel / as.
F
F1
F2
Facultative
Falcate
Fasciation
Fertilisation
De eerste generatie van een bepaalde kruising
De tweede generatie van een kruising, verkregen door F1 generaties met elkaar te kruisen.
Niet verplicht.
Sikkelvormig.
Abnormale groei, gewoonlijk zijn de stengels afgeplat en met elkaar vergroeid.
Bandvorming.
a) de bevruchting van een bloem b) de plant van kunstmest voorzien.
5
Filament
Filiform
Fimbriate
Fir Bark
Flabellate
Flavonoids
Fluted
Foleaceous
Foot-Candle
Fringed
Fruit
Fruitless
Funicle
Funnel-shaped
Furrowed
Fusiform
Helmdraad, vezel.
Draadachtig, draderig.
randen voorzien van fijne haartjes of franje..
Dennenschors, in stukjes, te gebruiken als potmedium voor het kweken van orchideeën .
Waaierachtig.
In water oplosbare bloempigmenten, zoals geel, oranje en rood, gewoonlijk in het
plantencelvocht aanwezig.
Gegroefd, geplooid.
Bladgelijkend in uiterlijk en in structuur.
De eenheid van licht, overeenkomend met het licht van een kaars op een afstand van 1
foot, 30,5 cm.
Gefranjerd.
Dat plantendeel, dat het zaad bevat.
Onvruchtbaar, steriel.
de bevestiging van het vrucht beginsel.
Trechtervormig.
gerimpeld, gegroefd.
Spoelvormig.
G
Galeate
Gametes
Generic
Genetics
Genotype
Genus (Pl. Genera)
Germ
Glabrous
Gland
Glandular
Glaucous
Gregarious
Grex
Gymnostemium
Helmvormig.
Manlijke of vrouwelijke geslachtscellen.
Geslachts-, generiek.
Erfelijkheid leer, houdt zich bezig met erfelijkheid en varianten.
Erfelijke aanleg, alle erfelijke eigenschappen.
Een natuurlijke verzameling van aan elkaar verwante, doch duidelijk verschillende,
species, soorten.
Ziektekiem, bacil.
Glad, onbehaard.
Een wratachtig uitwas, klier, gezwel.
Klierachtig
Bedekt met een witachtige,groenige of blauwachtig waas.
Groeit in bosjes of groepjes.
De naam van een familie planten, die verkregen zijn door een kruising van dezelfde twee
of meer species. De naam wordt in rechte letters, met een hoofdletter beginnend,
geschreven. B.v. Phragmipedium Sedenii (= P. schlimii x P. longifolium ).
Het deel van de bloem, waar de stijl en de meeldraden zijn samengegroeid.
H
Hybrid
Hybridisation
De karakteristieke vorm, aanzicht of groeiwijze van een plant.
De standplaats, waar een plant normaal groeit.
Spiesvormig, in de vorm van een hellebaard.
Bezit beide, mannelijke en vrouwelijke karakteristieken.
Bedekt met korte, stijve haren.
Een, volgens de regels van de taxonomie foute naam, omdat deze reeds voor een ander
specie uit de zelfde familie is gebruikt.
Het resultaat van een kruising tussen ouderplanten van genetisch ongelijke soorten.
Kruisen van planten van genetisch ongelijke afkomst.
Imbricating
Indigenous
Inflorescence
Intergeneric
Internode
Dakpansgewijs.
Inheems, aangeboren.
Het bloeiende deel van een plant, de bloeiwijze.
Tussen twee of meer duidelijk verschillende, species, soorten.
Deel van de stengel tussen twee knooppunten of verbindingen.
Habit
Habitat
Hastate
Hermaphrodite
Hispid
Homonym
I-J
6
Involucre
Involute
Isthmus
Joule
Omkranst door schutblaadjes.
De zijranden van een sepaal, petaal, enz. zijn naar binnen gerold.
Het nauwe, smalle gedeelte van een bloemdeel.
De Internationale Standaard (SI) eenheid voor energie. Één Joule /sec= 1 watt.
K
Keel
Keiki
Kinesis
Een uitstekende ribbel of midden ribbel van een vlak, kiel.
Het woord voor ‘Baby’ in Hawaï, een plantje, dat ontspruit aan een, vaak bovenste,
knooppunt van een stengel van een orchidee. B.v. aan een Phalaenopsis bloemstengel of
een lange Dendrobium bulb.
Een delingsproces. Karyokinesis is een deling vanuit de celkern. Cytokinesis is een deling
vanuit de celplasma.
L
Labellum
Labile
Laelia
Lamellate
Lamina
Lanceolate
Larva (p1. Larvae)
Lateral
Lead
Leaf axil
Leaf Trace
Ligular
Linguiform
Linkage
Linnear
Lip
Lipid
Lithophyte
Lobate
Lobe
Locule
Locus
De derde, vaak sterk gewijzigde, petaal, de lip.
Onstabiel, labiel, vaak veroorzaakt door warmte, water, zuurstof of zuren.
Een populaire orchideeën geslacht van opvallende epifytische orchideeën uit tropisch
Amerika, die gerelateerd zijn aan en vaak gekruist worden met, Cattleya’s.
Samengesteld uit dunne plaatjes of schalen.
Het vlakke, uitstekende deel van een bloemdeel of blad.
Lanspuntvormig, op zijn breedst in het midden.
Jeugdstadium van een insect, rupsen, larven,en maden.
De zijkant, zijdelings. Bij orchideeën zijn dat vaak de laagste tepalen, onder de sepalen en
aan weerszijden van de lip.
Bij epifyten een nieuwgroei; gedeeltelijk gerijpt, dat een nieuwe pseudobuld zal worden.
Blad oksel.
Een band van vaatweefsel , dat een uitbreiding vormt van het primaire vaatweefsel van
een stengel, steel of blad
Tongvormig, bandvormig.
Tongvormig
De voorkeur van sommige genen, die bij de zelfde chromosoom zitten, om bij elkaar te
blijven.
Smal, met evenwijdige zijkanten.
De labellum, een veranderde petaal van een orchideeënbloem, die zich duidelijk
onderscheidt van de twee andere petalen.
Een substantie, die oplosbaar is in organische oplosmiddelen, b.v. ether, maar
onoplosbaar is in water. Vaak een ester van een combinatie van een alcohol en een of
meer vetzuren. .
Op steen of rots groeiende plant
Gelobd.
Een afgerond uitsteeksel van een deel van het blad of ander weefsel
Een holte ontstaan door deling , in het bijzonder in het vruchtbeginsel.
Plaats van een gen op de chromosoom.
M
Maculate
Median
Meiosis
Mentum
Mericlone
Meristematic
Gevlekt.
De middennerf van een symmetrisch blad.’
Halvering van het aantal chromosomen, b.v. bij de vorming van gameten,
geslachtscellen.
Een uitsteeksel, dat gevormd wordt aan de basis van de laterale sepalen en het centrale
orgaan van de bloem, dat de manlijke- (meeldraden) en de vrouwlijke- (stamper) delen
bevat.
Een plant, die ontstaan is in het laboratorium door het delen van weefsel, dat het
vermogen heeft zich te verder te delen.
Celweefsel, dat de mogelijkheid heeft verder te groeien, zoals in b.v. wortelpunten enz.
7
Mesophyll
Mesophyte
Microclimate
Micropyle
Miltonia
Mitosis
Molal/Molar
Mole
Monandrous
Monocotyledon
Monoecious
Monophyllous
Monopodial
Monotrophic
Monotypic
Morphology
Montane
Mucro
Multigeneric
Mutation
Mycelium
Mycorrhiza
Een sponsachtige cellaag in het blad, grenzend aan het oppervlak van de onderzijde van
het blad en onder het palissadeparenchym (-weefsel).
Planten uit het gematigde klimaat, die aangepast zijn aan de temperatuur en vochtigheid
verschillen.
De lokale atmosferische condities, die een beperkte groep planten beïnvloeden.
Kleine opening b.v. de opening in de zaadknop, waardoor het stuifmeel naar binnen
dringt.
Een epifytisch orchideeën geslacht uit tropisch Amerika, verwant aan de Oncidiums.
Wordt ook wel de ‘viooltjes’ orchidee genoemd.
Normale proces van kerndeling / celdeling, waarbij alle delen evenveel chromosomen
bevat als de originele kern / cel.
Een oplossing, dat één grammolecule (of een veelvoud daarvan) van een opgeloste stof
bevat, in water en totaal 1 liter in volume vormt
Een grammolecule, de internationale eenheid (SI), van een stof, de som van de atoom
gewichten van de alle atomen in die molecuul
Met één meeldraad.
Enkel zaadlobbig, met een enkel kiemblad.
Eenhuizig, op de zelfde plant, maar in verschillende bloemen, mannelijke en vrouwlijke
bloemen. Meeldraden en stampers in verschillende bloemen.
Pseudobulben en stengels, die slechts één blad op de top dragen. Enkel bladig.
Groeit uitsluitend vanuit één eindtop.
Dierlijke bestuivers, hoofdzakelijk solitaire bijen, die slechts de bloemen van één enkele
bloemensoort bezoeken en zowel honing als stuifmeel verzamelen.
Een geslacht, dat uit slechts één specie bestaat.
Vormleer van dieren en planten en de verschillende invloeden, die er op inwerken.
Behoort bij bergen
Een korte, harde doch flexibel punt van een blad.
Omvat meerdere geslachten.
Een wijziging in het genetische systeem van een cel, waardoor een variant ontstaat
(mutant)
Het vegetatieve deel van een schimmel, bestaande uit draadachtige vezels (hyfen).
Een relatie tussen plantwortels en schimmels, die beide tot voordeel strekt door de
uitwisseling en opname van verschillende voedingsstoffen
N
Necrophytic
Necrotic
Nectary, nectargland
Node
Nodule
Nomenclature
Non Resupinate
Nucellus
Nucleolus
Nucleus
Nicotinamide adenine dinucleotide phosphate. Werken als coënzymen, enzymen, die
waterstof aan hun omgeving onttrekken en dat weer doorgeven aan andere substraten.
Planten zonder bladgroen, die van dode plantresten leven.
Dood weefsel.
Honing, nectar, afscheidende klieren in bloemen of op de stengels.
Een knoop of knoest, waaruit een blad of schutblad uit ontspruit.
Een knoop of knobbel in de stengel.
Naamgeving
Een bloem, die niet ondersteboven groeit, b.v. met de labellum boven de stempelkolom.
Zaadkern
Lichaampjes in de celkern, die hoogwaardige eiwitten en RNA bevatten
Een celkern, DNA bevattend, omgeven door een dubbele membraan met
Obcordate
Oblanceolate
Obligate
Oblong
Obtuse
Odontoglossum
Smal aan de basis, eindigend met twee ronde lobben.
Het blad is tussen het midden en de punt breder.
Beperkt tot een bepaalde conditie, voeding of manier
Rechthoekig, langwerpig, enkele malen langer dan breed.
Stomp
Een geslacht van tropisch Amerikaanse orchideeën, verwant aan de Oncidium
NADP
O
8
Eenheid van elektrische weerstand.
Navel
Een groot geslacht van orchideeën, dat wijdverspreid groeit op de Amerikaanse continent
Oncidium
, van Florida tot in Brazilië.
De ontwikkelingscyclus van een organisme.
Ontogeny
Bolvormig
Orbicular
De orchideeën familie.
Orchidaceae
Op het niveau boven de familie, maar onder de klasse.
Order
Een lichaam in een cel, dat meer of minder onafhankelijk werkt, zoals b.v een chloroplast.
Organelle
Een organische zuurverbinding, dat een carboxyl-groep bevat (COOH).
Organic Acid
De werking, invloed en karakteristiek van het gebergte.
Orographic
De diffusie van watermoleculen door een semi-permeabele membraan en waarbij de
Osmosis
andere in het water opgeloste stoffen grotendeels achter blijven.
De gesneden vezelige wortels van de Osmunda-varen, die als groeimedium voor
Osmunda/Osmundine
orchideeën wordt gebruikt.
Het deel van de bloem, dat zich tot de zaadpeul ontwikkelt, vruchtbeginsel.
Ovary
Met een eivormig omtrek. Eirond, ovaal.
Ovate
Driedimensionaal eivormig.
Ovoid
De eicel, zaadknop.
Ovule
Ohm
Ombilic
P
Palmate
Panduri Form
Panicle
Paphiopedilum
Papillioaceous
Parasite
Parenchyma
Parthenogenesis
Passage Cell
Pathology
Pectinate
Pedicel
Peduncle
Peloria, peloric
Pendulous
Perfoliate
Perianth
Pericarp
Petaloid
Petals
Petiolate
Petiole
Phalaenopsis
Phenetic
Phenotypes
Photon
Pinnate
Pisti, Pistil
Handvormig, met vingers.
Vioolvormig
Een vertakte bloeistengel. Pluim.
Een populair orchideeën geslacht uit Azië, vrouwenschoen-orchidee, slipper-orchidee.
Vlindervormig.
Een organisme, dat op een ander organisme leeft en daar haar voedsel aan onttrekt.
Weefsel, dat de basisstructuur van de plant vormt, gewoonlijk dunwandige, levende cellen
A-sexuele voortplanting, reproductie zonder seks.
Cel in de wortel, die de water en voedingsstroom verzorgd
Leer van de oorzaken en genezing van ziekten.
Als de tanden van een kam.
De steel van een bloem, de zijtak van een bloemsteel, tros of pluim.
De onvertakte bloemsteel onder de bloem, de hoofdstengel van een samengestelde
vertakte bloeiwijze
Een abnormale groeiwijze van een bloem, afwijkend van de normale vorm.
Hangend.
Een schutblad, dat aan de basis geheel stengelomvattend is.
De bloemdelen, die de seksuele organen omsluiten, sepalen en petalen.
Vruchtwand, die de zaden omsluit.
Op een petaal, een bloemblad, gelijkend.
De twee binnenste bloembladen van een orchideeënbloem, waarvan de derde de lip vormt.
Bladeren, die een steeltje hebben.
Het steeltje van een blad.
Een opvallend monopodiaal groeiend orchideeëngeslacht uit tropisch Azië, vaak de
‘vlinderorchidee’ genoemd.
Een relatie, gebaseerd op waargenomen overeenkomsten.
Planten, die gelijke waargenomen kenmerken bezitten, gewoonlijk onder invloed van het
milieu op de erfelijke aanleg
Een bepaalde hoeveelheid zichtbaar licht (foton).
Vleugelvormig, geveerd, veervormig vertakt.
Stamper van een bloem, complete zaaddragende orgaan.
9
Pleurothallid
Plicate
Pod
Pollen
Pollinarium
Pollination
Pollinium (Pl. Pollinia)
Polyploid
Posterior
Primordia
Procumbent
Protoplasm
Pseudobulb
Pubescent
Pure Colour
Pure Line
Pyriform
Orchideeëngeslacht behorende tot de onderfamilie van de pleurothallidina.
In de lengte gevouwen als een gesloten waaier.
De peulvrucht van een orchidee, die reeds zaad kan bevatten.
Het stuifmeel, door de helmknop gemaakt.
Stuifmeelklomp, steel en kleefvoetje, datgene, dat door de bestuiver wordt meegenomen.
Het plaatsen van de stuifmeel op de stempel.
De stuifmeelkorrels in de helmknop, door een wasachtige massa bijeen gehouden.
Geeft aan, dat de plant één of meer extra sets chromosomen bezit behalve de normale
tweevoudige, b.v. 3n, 4n, 5n enz
Aan de achterzijde.
Heeft betrekking op weefsel in de rudimentaire fase, het allereerst gevormd in de groei.
Liggend, op de grond liggend.
Cytoplasma, de levende celinhoud, waaraan het leven is gebonden.
Het verdikte gedeelte van de stengel, dat bij veel orchideeën de voorraad bevat van water
en voedingsstoffen.
Harig, met zacht haar bedekt.
In Australië wordt hiermee een albino Cymbidium bedoeld.
De nakomeling van een enkele zelfbevruchte plant met alle ‘alleles’ homozygoten (die
gelijke vormen van bepaalde genen bevatten).
Peervormig.
Q-R
Rugose
Runner
Rupicolous
Ruitvormig.
Algemene term voor een bepaalde hoeveelheid van een ondeelbare eenheid.
Bloeiwijze, waarbij de bloemen op steeltjes om een as zijn geplaatst, bloemenkrans.
De as van de bloeiwijze, die de enkele bloemen of bloemen in groepen bevat.
Naaldachtige calcium oxalaat kristallen, die in cellen, gewoonlijk van orchideeën,
voorkomen.
De erfelijke eigenschap, die alleen kan optreden, wanneer die eigenschap van beide
ouders hetzelfde gen heeft mee gekregen
Achterover gebogen..
Terug gebogen.
Plotseling gebogen, neerwaarts of achterover.
Niervormig.
Omgekeerd gedraaid, lijkt onderste boven.
Netvormig
Achterom gedraaid onder het blad.
De verbindende stengel tussen de pseudobulben, waaruit de wortels groeien.
Celdeeltjes, die mRNA tot een bepaalde eiwit verbinden.
Schors, schil, korst.
Ribonucleïnezuur.
Een slank gedeelte van de bovenste rand van de stempel.
Snaveltje, bek.
Groeiend op overtollige gronden, zoals afvalstortingen, braakliggende gronden in de buurt
van menselijke nederzettingen, enz. Vaak eenjarige.
Met een gerimpeld oppervlak.
Uitloper, slingerplant.
Groeit op rotsen of tussen stenen.
Saccate , Sac
Saggitate, saggital
Saprophyte
Scabrous
Scandent
Heeft een holle, zakvormige verdieping, holte.
pijlpuntvormig.
Een organisme, dat van dood organisch materiaal leeft.
Een ruwaanvoelend oppervlak, door de aanwezigheid van kleine knobbeltjes.
Klimt door aanhechting aan objecten in de buurt.
Quadrangular
Quantum
Raceme
Rachis
Raphide
Recessive
Reclinate
Recurved
Reflexed
Reniform
Resupinated
Reticulate, retiform
Revolute
Rhizome
Ribosomes
Rind
RNA
Rostellum
Rostrum
Ruderal
S
10
Scale
Scaled
Scalopped
Scape
Scarious
Sciophyte
Sectile
Seedling
Sepals
Septate
Septum
Sericeous
Serrate
Sessile
Setose
Shaggy
Sheath
Shoot
Sigmoid
Silky
Sinuate
Sinus
Solute
Somatic
Spathe
Spatulate
Species (Sing. & Pl.)
Spermatophyte
Spike
Spindle
Spinous, spiny
Spotted
Spreading
Sprig, twig
Spur
Stalk
Stamen
Staminode
Stele
Stellate, stelliform
Stigma
Stipes
Stipule
Straggling
Striate
Style
Schildluis, aanslag, schaal.
Geschubd, geschilferd, geschrapt, gepeld.
Uitgeschulpt
Een bloemsteel, die direct uit de basis van de pseudobuld omhoog groeit met één of
meerdere bloemen.
Droog en als een vlies.
Een plant, die geheel aan een schaduwplaats is aangepast.
In delen gesneden, verdeeld.
Een jonge plant uit zaad verkregen en die eigenlijk nog voor het eerst moet bloeien.
De drie buitenste bloembladen, de enige bloembladen, die aan een ongeopende
bloemknop aan de buitenzijde te zien zijn.
Verdeeld door een scheidingswand.
Tussenschot
Zijdeachtig.
Als de tanden van een zaag, zaagvormig.
Zonder stengel, bij bloemen: zonder bloemsteeltje. Zittend.
Bedekt met borstelachtige haren.
Ruwharig, ruig, borstelig.
Een aangepast blad, dat nieuwe uitlopers en bloemknoppen ter bescherming omsluit,
bloem- of bladschede.
Uitloper, scheut
S-vormig.
Zijdeachtig, glad
Afwisselend gebogen en uitgehold, sinusvormig. Gelobd.
Een holte of spleet.
Een oplossing.
Lichamelijk, een lichaamscel in tegenstelling met een reproductieve cel.
Bloeischede, bloemschede
Lepelvormig, smal aan de basis en breder en afgerond aan de top, spatelvormig.
Een soort. Een groep planten, met dezelfde uitgesproken verschillende kenmerken ten
opzichte van andere groepen en die geen vermenging met die andere soorten toelaat. Een
onderverdeling van een geslacht. De basis eenheid van de biologische classificatie
Een zaadvormende plant.
Stengel, steel, bloemsteel, aar.
Spil, as, spoel, klos
gedoornd, doornig, gestekeld.
Gespikkeld, gevlekt.
Afstaand, uitgespreid, uitstrekking.
Takje, twijgje.
Een spoor, een slanke, holle, buisvormig aanhangsel, vergroeiing van sepaal of petaal,
gewoonlijk nectar bevattend.
Stengel, steel, schacht.
Meeldraden. Het tweedelige manlijke orgaan van een bloem bevattende de meeldraden
met het stuifmeel en de steel met helmknop.
Een onvruchtbare steriele meeldraad zonder helmknop.
De centrale cilinder van een wortel gestel.
Stervormig.
Het bloemdeel, dat ontvankelijk is voor het stuifmeel, bij orchideeën gewoonlijk de
kleverige holte aan de onderzijde van de kolom.
Steel.
Een steunblaadje.
Verspreid, afgedwaald.
Een oppervlak met in de lengterichting lijnen, groeven of ribbels
de steel van de stempel van een bloem.
11
Subgenus
Substrate
Subtribe
Subulate
Surfactant
Symbiosis
Sympatric
Sympodial
Synanthous
Synonym
Systemic
Een taxonomische verdeling van een groot planten geslacht. 1- zie beneden
Het materiaal, waarin of waarop een orchidee groeit, b.v. potmateriaal.
Één deel van de natuurlijke verdeling, waarin grote planten families meestal zijn verdeeld.
1- zie beneden
Priemvormig, cilindrisch.
Een oppervlakte ontspanner, een chemicalie, die de oppervlaktespanning van water
verlaagd, waardoor een betere spreiding van het water ontstaat, b.v. zeep o.a.
Het samenleven van verschillende organismen ten gunste van beide.
Een verdeling van planten in het zelfde gebied, of in overlappende gebieden.
Een groeivorm, waarbij iedere nieuwe scheut ontstaat uit de stengel, rhizome, die is
ontsproten aan de vorige scheut, pseudobulb, en die weer een zelfstandig compleet
groeideel vormt.
Bloei met de nieuwe groeischeut.
Een afgekeurde naam voor een specie ten gunste van een eerder gegeven naam.
Een chemische stof, die opgenomen en getransporteerd kan worden door het
plantweefsel.
T
Tactile
Tapetum
Taxon
Taxonomist
Taxonomy
Tepal
Teratology
Terete
Ternate, ternary
Terrestrial
Tessellated
Testa
Tetrad
Tetraploid
Thallus
Thermophilic
Thorn
Throat
Tissue
Tissue Culture
Tomentose
Tonoplast
Torose
Torus
Trailing
Transpiration
Trapeziform
Tree Fern
Tribe
Trichome
Tridentate
Trigonal, triangular
Triploid
Gevoelig voor aanraking.
Een voedingslaag in sporenweefsel.
Een systematische eenheid zoals genus, familie, orde klasse enz.
Een wetenschapper, die zich bezig houdt met de classificatie en benoemen van planten.
De leer van de classificatie van planten en dieren.
Sepaal of petaal
De studie van abnormale groeiontwikkeling, misvormingen.
Cilindrisch.
Drietallig, driedelig, drievoudig.
Groeit in of op de grond.
Heeft een mozaïek patroon; geruit of gemarmerd.
Heeft een harde zaadmantel.
Een groep van 4, viertal.
Heeft vier sets chromosomen..
Meercellig plantenlichaam, zonder onderscheid van een bepaald weefsel, zoals blad, steel
, wortel enz.
Verdraagt, weerstaat hoge temperaturen.
Doorn, stekel.
Keel, ingang, monding.
Een verzameling cellen afkomstig van dezelfde oorsprong.
Celweefsels kweken in een steriele voedingsbodem om hele planten te verkrijgen.
Bedekt met een verwarde massa haren, viltachtig.
Het semi-permeabele vlies, membraan, om de celvocht bevattende vacuole.
Knobbelig, weefsel zwelling.
Ring, uitsteeksel
Kruipend.
Verlies van waterdamp uit blad en plant.
Trapeziumvormig.
Boom varen, een tropische varensoort van de familie cyatheaceae, waarvan de stam wordt
gebruikt om opbindplankjes uit te zagen of versnipperd om als potmateriaal te gebruiken
. Een ruwe harde vezel. Op de Hawaï eil. bekend als ‘hapuu’.
Een geslacht, één of meer soorten bevattende. 1- zie beneden
Een haar op blad,enkel- of meercellig.
Eindigend met drie tanden.
Driehoekig..
Bezit drie sets chromosomen.
12
Triquetral
Tropism
Truncate
Tuber
Tuberous
Twig
Twining
Driekantig.
De neiging van een organisme om te reageren op omgevinginvloeden. Phototropic=
reageert op lichtinvloeden, enz.
Opeens afgebroken.
Knol
Een ondergrondse verbindende stengel tussen de pseudobulben, waaruit de wortels
groeien.
Twijgje, takje
Kronkelend, windend.
U
Umbel
Undulated
Unguiculate
Unifoliate
Bloeiwijze als scherm, bloemen waarvan de bloemstengeltjes allen vanuit hetzelfde
centrale punt uit groeien.
Gegolfd
Het bloemblad aan de basis vernauwd tot een korte doorn of haak.
Slechts een enkel blad bezittend.
V
Een door een membraam omsloten blaas met celvocht, waarin vele stoffen zijn opgelost,
in een plantencel.
Een orchideeënfamilie met monopodiale groei uit de Aziatische tropen.
Vanda
Een in het wild groeiende specie, die een afwijkende vorm vertoond t.o.v. de normale
planten. Dit kan veroorzaakt zijn door veranderde omstandigheden of erfelijk
Variety (Var.)
verschillende aanleg. De benaming van de variëteit wordt gegeven door een taxonomist
en wordt cursief geschreven achter de normale specienaam. 1- zie beneden
Een ziekte overbrenger. Vaak een insect.
Vector
Vegetative Propagation Vermeerdering door plantdeling of weefselkweek in plaats van door zaaien.
Nerf.
Vein
De dikke, uit sponsachtige dode cellen bestaande laag aan de buitenzijde van de wortels
Velamen
van epifytische orchideeën.
Fluweel
Velvet
Nervatuur.
Venation
Voorafgaande, voorste, eerste, oudere.
Ventral
Verwijst naar de bladeren en de wijze waarop zij in de knop zijn gerangschikt.
Vernation
Overblijvend of overlevend in een gedegenereerde, kwijnende of slechte staat.
Vestigial
Vlag, banier.
Vexillum
Ruwharig
Villous
Een submicroscopische verwekker van besmettelijke ziekten zonder eigen stofwisseling
Virus
en die zich slechts in een levende cel kunnen vermeerderen.
Kleverig, taai, viskeus.
Viscid; Viscous
Deel van de stempel bevestigd aan de stuifmeelklomp, gewoonlijk kleverig.
Viscidium
Vacuole
W
Watt
Wedge
Wetting Agent
Whorl
De internationale (SI) eenheid van vermogen.
Wig, (to -)vastklemmen
Een oppervlakte ontspanner, een chemicalie, die de oppervlakte spanning van water
verlaagd, waardoor een betere spreiding van het water ontstaat, b.v. zeep o.a.
Krans, van drie of meer bladeren of bloemen rond een middelpunt.
X-Z
Xanthophyll
Xaxim
Xeric
Xerophyte
Zygomorphic
Gele kleurstof, één van de vier kleurstoffen, aanwezig in de chlorofylkorrels van het blad.
Een zachte boomvaren vezel, vaak gebruikt als potmateriaal voor orchideeën in Brazilië.
Zeer droog, (klimaat)
Een plant, aangepast aan droge groei omstandigheden, kan met zeer weinig vocht
volstaan.
Symmetrisch in een enkel vlak, slechts te verdelen in twee gelijke delen.
19-05-2002
13
1-
Taxonomische beschrijvingen; voorbeeld:
Dendrobium (Callista) chrysotoxum var. suavissimum
Eindigend op:
Class
Family
Sub-family
Tribe
Sub-tribe
Genus
Section
Sub-section
Species
Variety
Form
Monocotyledon
Orchidaceae
Orchidoideae
Malaxidinae
Dendrobiinae
Dendrobium
Callista
-aceae
-oideae
-inae
chrysotoxum
suavissimum
Let wel: De geslachtsnaam ‘Dendrobium’ begint met een hoofdletter
De namen worden cursief geschreven, met uitzondering van het woord ‘var.’
Variëteiten, die ontstaan zijn door kweken worden ‘Typen’ genoemd.
Wanneer 2 verschillende geslachten worden gekruist, worden hun namen gecombineerd of een nieuwe naam
verzonnen, en die eindigen meestal op – ara.
B.v. Brassavola x Cattleya x Laelia x Sophronitis = Potinara
Alle nakomelingen van hybriden worden ‘Grex’genoemd.
Wanneer één bepaalde plant daarvan wordt uitverkoren om gereproduceerd te worden, en dat kan alleen door
delen of weefselkweek, hebben we een ‘Kloon’. De naam van een kloon wordt niet cursief geschreven.
De naam van de Grex en de kloon beginnen met een hoofdletter.
B.v. Vuylstekeara Cambria “Plush” :
Kruising 3 geslachten Cochlioda x Miltonia x Odontoglossum = Vuylsteara
Grex = Cambria Clone = “Plush” (Niet cursief!)
14
Download