Zwangerschapsdiabetes Zwangerschapdiabetes (diabetes gravidarum). Zwangerschapsdiabetes is een vorm van diabetes die tijdens de zwangerschap ontstaat, meestal na de 24ste week. Zwangerschapsdiabetes ontstaat doordat de hormonen die tijdens de zwangerschap worden aangemaakt de werking van insuline remmen. Insuline zorgt ervoor dat de hoeveelheid glucose in het bloed niet te hoog wordt. Normaal gesproken vangt het lichaam de verminderde werking van insuline op door extra insuline aan te maken. Bij zwangerschapsdiabetes gebeurt dat niet of onvoldoende. Daardoor wordt het glucosegehalte in het bloed (bloedsuiker) te hoog. Wat zijn de risico’s voor moeder en kind? Door te hoge glucosegehalten in het bloed kan de baby te zwaar worden (macrosomie), en kan er een grotere moederkoek (placenta) en meer vruchtwater ontstaan. Dit heeft tot gevolg dat de kansen op een vroeggeboorte en /of een lastige bevalling groter zijn. Verder is er een verhoogde kans op een keizersnede. Na de bevalling verdwijnt de diabetes meestal binnen 24 uur. Bij een volgende zwangerschap is er een grote kans dat er weer zwangerschapsdiabetes ontstaat. Vrouwen die zwangerschapsdiabetes hebben gehad hebben een kans van vijftig procent om in de tien jaar daarna diabetes mellitus type 2 te krijgen. Om het risico te beperken is het van belang om voldoende te bewegen, gezond te eten en te zorgen voor een goed gewicht. Het is verstandig om dit jaarlijks na te laten kijken door uw huisarts. Behandeling Meestal zijn vooral de bloedglucosewaarden na de maaltijden te hoog. Aanpassingen in de voeding leiden dikwijls al tot verbetering van de bloedglucosewaarden. Van de diabetesverpleegkundige ontvangt u uitleg over het zelf meten van uw bloedglucosewaarden. Het doel van de behandeling is het vermijden van te hoge bloedglucosewaarden en daardoor de genoemde risico’s te beperken of te voorkomen. Goede bloedglucosewaarden zijn: Voor de maaltijden: 4 tot 6.7 mmol/l 2 uur na de maaltijd: lager dan 6.7 mmol/l Zijn de bloedglucosewaarden ondanks de aanpassingen in uw voeding regelmatig hoger dan bovengenoemde streefwaarden dan kan behandeling met insuline nodig zijn. Dieetmaatregelen Het verminderen of vermijden van koolhydraatrijke dranken: zoals frisdranken en vruchtensappen, het verminderen van snoep en koek en het vervangen van zoet broodbeleg door kaas of vleeswaren kan een verbetering geven van de bloedglucosewaarden. Daarnaast is het belangrijk om voedingsmiddelen die koolhydraten bevatten goed te verdelen over de dag. De diëtist zal u uitleggen wat koolhydraten zijn en hoe u een goede verdeling van koolhydraten over de dag kunt bereiken. Hierbij zal gekeken worden naar uw voeding en de bloedglucosewaarden. U krijgt, zo nodig, een afspraak bij de diëtist nadat u gestart bent met het meten van uw bloedglucosewaarden. Deze voeding heeft u gemiddeld tijdens de zwangerschap nodig: Brood: 6-7 sneetjes (210-245 gram) Aardappelen, rijst, pasta of peulvruchten: 4-5 stuks of 4-5 opscheplepels (200-250 gram) Groente: 4 opscheplepels (200 gram) Fruit: 2 stuks (200 gram) Zuivel: 450 ml melkproducten en 30 gram (1 1/2 plak) kaas Vlees(waren) *, vis, ei en vleesvervangers: 100-125 gram (gaar gewicht) Halvarine, margarine, bak- en braadproducten: 30-35 gram (5 gram per sneetje brood) Dranken: 1,5-2 liter (inclusief melk) * Neem niet meer dan een boterham per dag met vleeswaren die lever bevatten zoals leverworst, leverpastei, paté, Hausmacher, Berliner en leverkaas en eet geen lever. Behalve foliumzuur en vitamine D is het tijdens de zwangerschap niet nodig extra vitamines en mineralen te slikken. Zwangeren die toch extra vitamines en mineralen willen gebruiken, wordt aangeraden een multi-preparaat speciaal voor zwangeren te kiezen en hiervan de aanbevolen dosis te gebruiken. Deze levert de goede hoeveelheid foliumzuur en vitamine D en is veilig. Voor overige voedingsadviezen bij zwangerschap zie www.voedingscentrum.nl