University of Groningen Charge exchange processes that make comets radiate Juhász, Zoltán IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below. Document Version Publisher's PDF, also known as Version of record Publication date: 2004 Link to publication in University of Groningen/UMCG research database Citation for published version (APA): Juhász, Z. (2004). Charge exchange processes that make comets radiate Groningen: s.n. Copyright Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Take-down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim. Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum. Download date: 18-07-2017 B Nederlandse samenvatting In 1996 nam de satelliet ROSAT sterke röntgenstraling waar van komeet Hyakutake, iets wat onverwacht was daar kometen koude objecten zijn. Sindsdien zijn er nog veel meer kometen ontdekt in het röntgengebied en het werd duidelijk dat hoogenergetische emissie een algemene eigenschap is van kometen. Tegenwoordig is het meest geaccepteerde scenario dat deze emissie resulteert uit ladingsoverdracht tussen hooggeladen, zware zonnewindionen en neutrale deeltjes in het uit de komeetkern stromende gas. Bij snelheden typisch voor de zonnewind domineert elektronoverdracht de interaktie tussen meervoudiggeladen ionen en neutrale gassen. Deze ladingsoverdrachtsprocessen zijn een sterke bron van hoogenergetische fotonen omdat voornamelijk aangeslagen toestanden bevolkt worden, welke vervolgens vervallen onder uitzending van een foton. Deze ladingsoverdrachtreacties kunnen als volgt beschreven worden: A q B o ( AB ) q o A (q s ) ( nl ) B s o A (q s ) (n'l') B 'E s 'E hQ , waar Aq+ staat voor een ionenprojectiel, bijvoorbeeld een zonnewindion, waar B staat voor het molekulaire- of atomaire doelwit, bijvoorbeeld een molecuul in de atmosfeer van een komeet, waar 'E staat voor de verandering in kinetische energie ten gevolge van de botsing, en waar hQ het uitgezonden foton voorstelt. Het projectiel vangt een zeker aantal elektronen (s) weg van het doelwit. De weggevangen elektronen komen meestal terecht in een aangeslagen toestand, welke vervolgens vervalt middels uitzending van een foton. Dit impliceert de aanwezigheid van emissielijnen in kometaire spectra. De EUVE satelliet heeft heliumlijnen in de spectra van verscheidene kometen ontdekt. De waargenomen He (1s2po1s2) en He+ (2po1s) lijnen bij respectievelijk 58.4 en 30.4 nm, worden toegeschreven aan elektronenoverdracht tussen 129 He2+ ionen, afkomstig uit de zonnewind en neutrale kometaire stoffen. In ons werk worden de bovenstaande processen bestudeerd in het laboratorium. Met behulp van fotonenemissiespectroscopie zijn we in staat toestandsspecifieke informatie over ladingsoverdrachtsprocessen te verkrijgen. Deze informatie is niet alleen belangrijk voor astrofysische toepassingen maar ook voor onderzoek naar thermonucleaire fusie en voor het toetsen van theoretische modellen. Fotonenemissiespectroscopie kan gebruikt worden als diagnostisch hulpmiddel voor het volgen van temperaturen en dichtheden van thermonucleaire fusieplasma’s, waarvoor nauwkeurige, toestandsspecifieke werkzame doorsnedes voor ladingsoverdracht noodzakelijk zijn. Theoretische modellen verschillen vaak onderling, met name voor lagere botsingsenergieën (een aantal eV). Dit is juist het gebied dat relevant is voor fusieonderzoek en voor vele toepassingen in de astrofysica. Onze experimentele opstelling is beschreven in hoofdstuk 2. We hebben een vacuüm-ultraviolet (VUV) spectrometer gebruikt, die ons in staat stelt de verschillende spectraallijnen, die resulteren uit ladingsoverdracht te onderscheiden. Hiermee kunnen toestandsspecifieke werkzame doorsnedes voor ladingsoverdracht bepaald worden. De ionen voor ons experiment worden geleverd door een Elektron Cyclotron Resonantie (ECR) ionenbron. Om data te verkrijgen voor energieën die relevant zijn voor de astrofysica, moeten de ionen vertraagd worden van hun oorspronkelijk energie, een aantal keV, naar energieën van slechts enkele eV’s. Om de toenemende radiële divergentie van de ionenbundel tengevolge van het afremmen van de ionen te sturen, hebben we een Radio Frequency Octopole ionengeleider gebruikt. In hoofdstuk 3 wordt kort de theorie van RF-multipolen beschreven en presenteren we onze berekeningen met betrekking tot dichtheidsverdeling en beweging van ionen in onze octopool. Deze berekeningen geven ons meer inzicht in het sturen van ons experiment. Het blijkt dat bij laag energetische bundels krachten tengevolge van ruimtelading een zeer grote invoed hebben op de bundeldivergentie. De berekeningen tonen aan dat het toch mogelijk is te meten aan langzame ionen, mits de radiofrequente 130 spanning die aangeboden wordt aan de octopool voldoet aan een aantal criteria. In hoofdstuk 4 presenteren we onze experimentele data voor botsingen tussen He2+ en de moleculen H2, CO en CO2. In de waargenomen spectra blijken de emissielijnen behorend bij de He+ (2po1s) en de He (1s2po1s2) transities het meest intens te zijn. Deze lijnen ontstaan tengevolge van respectievelijk enkel- en tweevoudige elektroneninvangst Bij lagere energieën neemt tweevoudige elektroneninvangst de dominante rol over van ladingsoverdracht van één elektron; dit is in overeenstemming met theoretische modellen en eerder experimenteel werk. Verschillen in de relatie tussen snelheid en werkzame doorsnedes voor enkelvoudige elektronenoverdracht van de verschillende doelwitmoleculen kunnen kwalitatief begrepen worden met behulp van het ‘Over-the-Barrier’ model. In hoofdstuk 5 worden resultaten voor botsingen tussen + He en de moleculen H2, CO en CO2 gepresenteerd. He+ ionen ontstaan in kometaire coma’s wanneer He2+ een elektron invangt. Uit de werkzame doorsnedes die wij gevonden hebben, blijkt dat He+ ionen hoogstwaarschijnlijk een significante bijdrage leveren aan de VUV-emissie van kometen. Een simpel model dat de interactie tussen komeet en zonnewind beschrijft wordt gepresenteerd in hoofdstuk 6. Eerst worden de populaties van He+ en He2+ ionen, die een kometaire atmosfeer binnendringen, berekend. De verhouding tussen de abundanties van He+ en He2+ neemt toe door het proces van ladingsoverdracht. De berekeningen zijn vergeleken met direct waargenomen ionendichtheden in de atmosfeer van komeet Halley. Hoewel het gedrag in het algemeen goed vergelijkbaar is, treden er in bepaalde gebieden discrepanties op. Door de gevonden ionendichtheid te combineren met de door ons gemeten werkzame doorsnedes is het lichtgevend vermogen van de kometen Hale-Bopp en Hyakutake berekend en deze vermogens zijn vervolgens vergeleken met waarnemingen. Uit de simulaties volgt dat de verhouding tussen de He+ (2po1s) en He (1s2po1s2) emissielijnen primair afhankelijk is van de snelheid van de zonnewind. Door de waargenomen verhouding tussen deze emissielijnen te vergelijken met de berekende verhouding kunnen zonnewindsnelheden bepaald worden. De snelheden die hier voor de kometen Hale-Bopp en Hyakutake gevonden zijn, zijn typisch 131 voor de langzame zonnewind. Verschillen tussen waarneming en berekende vermogens kunnen waarschijnlijk toegeschreven worden aan fluktuaties in de dichtheid van de zonnewind. Concluderend kan gesteld worden dat onze metingen uitstekende data leveren voor kometaire modellen. We hebben de afhankelijkheid van werkzame doorsnedes voor emissielijnen onderzocht voor een groot aantal energieën (50 eV-10 keV). Een voordeel van onze experimentele methode is dat de verkregen (relatieve) relaties tussen energie en intensiteit niet afhangen van de ijkprocedures. De botsingssystemen die we onderzocht hebben zijn bij uitstek van belang voor interakties tussen kometen en de zonnewind. De resultaten zijn direkt toepasbaar in het modelleren van VUV-emissie door kometen, zoals we hebben gedemonstreerd met modelberekeningen. We hebben gevonden dat verhoudingen tussen emissielijnen gebruikt kunnen worden als een natuurlijk snelheidssonde in de zonnewind. In de toekomst zijn experimenten met andere doelwitmoleculen, zoals water, hydroxyl en atomair zuurstof aan te bevelen, om ons kometaire model verder te verfijnen. Water is het meest voorkomende element in het ijs van een komeet, maar onder invloed van zonlicht worden de watermoleculen snel afgebroken, eerst naar hydroxyl en vervolgens naar atomair zuuren waterstof. Deze laatste elementen domineren hierdoor de buitenste regionen van de kometaire atmosfeer, en data voor atomair zuurstof zijn dan ook zeer nodig. Theoretische berekeningen kunnen makkelijker verricht worden voor atomair zuurstof dan voor moleculaire doelwitten. Standaard éénelektronbenaderingen voldoen hiervoor misschien niet, omdat zuurstof vier equivalente elektronen in de buitenste schil heeft. Het is niet onwaarschijnlijk dat werkzame doorsnedes voor éénelektronoverdracht in de eerste plaats bepaald worden door de ionisatiepotentiaal van het doelwit en dat de elektronenstruktuur slechts een bescheiden rol speelt. Dit gedrag is waargenomen in het geval van een groot aantal molekulen en atomair waterstof. Om echter een generalisatie naar andere atomaire doelwitten te kunnen maken, is meer experimenteel bewijs vereist. Ten slotte kan de fotonenemissie van zwaardere ionen tegen het licht gehouden worden, zoals bijvoorbeeld voor O7+. Dit is een uitdaging voor ons model, omdat door elektroneninvangst de lading van dit soort ionen in de kometaire atmosfeer 132 stapsgewijs afneemt, wat leidt tot gecompliceerde emissiespectra. Kometaire röntgenspectra zijn dan ook een rijke bron van informatie over zowel de intensiteit als de samenstelling van de zonnewind. 133 134