standaard van de nederlandse diplomatie na 1945

advertisement
Dr. Jan Herman van Roijen
STANDAARD VAN DE NEDERLANDSE DIPLOMATIE NA 1945
Zelden was iemand zo op zijn plaats in de Nederlandse geschiedenis als Jan Herman van Roijen. Bijna
eigenhandig verzette hij de bakens van het vooroorlogse neutraliteitsbeleid naar een politiek van
internationaal partnerschap. Zijn sleutelrol in het definitief beëindigen van de Nederlandse status als
koloniale mogendheid dient in dit licht te worden bezien.
De levensloop van Van Roijen suggereert dat zijn bestemming al bij zijn geboorte was bepaald. Hij
was de oudste zoon van een Nederlandse diplomaat, waardoor het leven in de buitenlandse dienst
hem met de paplepel was ingegoten. Bovendien had hij een Amerikaanse moeder, Albertina Taylor
Winthrop, uit een voorname – en zeer vermogende – familie in New England.
Dat diplomatie én een goede verstandhouding met Amerika na 1945 doorslaggevend zouden zijn
voor de internationale geloofwaardigheid van Nederland kon in 1905, het jaar van zijn geboorte, niet
worden voorzien. In de nadagen van de Europese keizertijd wees alles op het tegendeel. En zelfs in
de periode direct na de bevrijding wilde menigeen nog geloven in de voortzetting van ons bestaan als
kleine koloniale mogendheid zonder vaste verbintenissen op het wereldtoneel.
Maar het waren ook zijn onmiskenbare talenten waarmee Van Roijen zich vanaf het begin van
diplomatieke loopbaan in 1930 als gepromoveerd jurist onderscheidde. Voor zijn attaché-examen
slaagde hij ‘met lof’. Hij gold vanaf dat moment als de belangrijkste protegé van de top binnen de
buitenlandse dienst. Zijn huwelijk met Anna Snouck Hurgronje, een dochter van de secretarisgeneraal van het ministerie, bevestigde eens te meer deze – ogenschijnlijk – gepriviligieerde positie.
Zijn plaatsing in 1939 op het Haagse departement bezegelde zijn lot in bezettingstijd. Het was echter
gedurende de oorlogsjaren dat Van Roijen, actief in het verzet, zijn contacten legde in het brede
spectrum van de Nederlandse politiek. Juist zijn leven als Nederlander in deze periode maakte dat hij
voor de taken die hem na de oorlog wachtten in brede kring vertrouwen genoot als politiek
onbesproken figuur, met een wel zeer bijzonder vermogen om mensen tot elkaar te brengen.
Na in 1944 vanuit het bezette deel van Nederland te zijn ontvlucht naar het bevrijde zuiden werd hij
door de regering in London benoemd als lid van de Nederlandse delegatie bij de
oprichtingsvergadering van de Verenigde Naties.
Zijn financieel onafhankelijke positie gaf hem de mogelijkheid steeds zijn eigen afwegingen te maken.
Nadat hij ruim een jaar – tussen juni 1945 en juli 1946 - was opgetreden als minister (zonder
portefeuille, resp.) van buitenlandse zaken in het kabinet Schermerhorn, koos hij doelbewust voor
voortzetting van zijn diplomatieke carrière. Dit bracht hem korte tijd later in de cruciale positie van
Nederlandse ambassadeur op het Amerikaans continent, eerst als ambassadeur in Canada, en
vervolgens in Washington (1950 – 1964). Tevens trad hij tussen 1948 en 1950 op als Nederlandse
vertegenwoordiger bij de Veiligheidsraad.
In die laatste rol stond Van Roijen voor de uitzonderlijk moeilijke opgave om het Nederlandse
optreden in Nederlands-Indië te verdedigen. De leden van de Veiligheidsraad, waartoe ook
Nederland zelf behoorde, waren ongekend kritisch over de opeenvolgende politionele acties. De
heersende visie in Den Haag was dat de kwestie Nederlands-Indië een interne aangelegenheid was
van het Koninkrijk. De VN zou hierin geen bevoegdheid hebben. Dat dit een onhoudbaar standpunt
was besefte Van Roijen als geen ander.
In de nasleep van de Tweede Politionele Actie (december 1948 – voorjaar 1949) besluit de
Nederlandse regering Van Roijen naar Indonesië te zenden als leider van de – onontkoombaar
geworden – onderhandelingen met de Indonesische leiders. Eenmaal ter plekke zag hij hoezeer het
verlangen naar onafhankelijkheid breed gedragen werd onder de Indonesische bevolking. Het was
niet enkel een kleine groep intellectuelen die hiervoor vocht.
‘We moeten realisten zijn, dit is het maximale wat ik eruit kan halen’
Van Roijen tegen Beel (Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon), 1949
Met grote behendigheid wist Van Roijen ten slotte tot overeenstemming te komen met de Republiek
en daarmee tevens de Nederlandse regering voor een voldongen feit te plaatsen. Het akkoord van
mei 1949, dat bekend staat als de Van Roijen-Roem-overeenkomst, luidde het begin in van de
onderhandelingen over de soevereiniteitsoverdracht later dat jaar in Den Haag.
Van Roijens rol in de Nederlandse dekolonisatie was nog niet geheel uitgespeeld. Als ambassadeur in
Washington bleef hij betrokken bij de verdere afwikkeling van de betrekkingen met Indonesië, in het
bijzonder de nog niet opgeloste kwestie Nieuw-Guinea. De onderhandelingen die in 1962 tot
definitieve overdracht leidden werden onder zijn leiding gevoerd.
Zijn laatste diplomatieke post werd het ambassadeurschap in London. Voorts is Van Roijen nog een
keer als regeringsvertegenwoordiger bij de netelige kwestie van het Arabische olie-embargo in 1973.
Ten slotte vervulde Van Roijen diverse adviseurs- en bestuursfuncties en werden hem in Amerika
enkele eredoctoraten verleend.
Persoonsgegevens
Van Roijen, Jan Herman (Herman)
Constantinopel (Istanbul), 10 april 1905
Wassenaar, 6 maart 1991
Opleiding
Voortgezet onderwijs
Huisonderwijs van gouverneur in Tokio, Madrid en Rome
Tweede Stedelijk Gymnasium te 's-Gravenhage, van 1922 tot 1923
Academische studie
Nederlands recht, Rijksuniversiteit Utrecht, van september 1923 tot 9 november 1927
Promotie
Rechtsgeleerdheid, Rijksuniversiteit Utrecht, 26 april 1929
Eredoctoraten
Eredoctoraat Universiteit van New York
Eredoctoraat Princeton University
Eredoctoraat Hofstra College te Hampstead
Bronnen
Herman van Roijen (1905-1991) - Een diplomaat van klasse
door Rimko van der Maar, Hans Meijer (2013)
Parlement en Politiek – Dr. J. H. (Herman) van Roijen
(loopbaanoverzicht).
Download