Kracht en Moment: blok op een helling en tafel met antwoorden Blok op Helling Een blok ligt op een hellend vlak. Massa m = 5,0 kg en hellingshoek α = 20o. De stip is het zwaartepunt van het voorwerp. 1. Teken de zwaartekrachtsvector in (neem als lengte 5,0 cm). Zie figuur. Bij vraag 1 en 2 Fzx 20o Fzy Fz 2. Construeer de componenten loodrecht op, en evenwijdig aan het vlak. Zie figuur. 3. Bereken de grootte van deze componenten. ; 4. Noem de andere krachten op het blok en geef de grootte. Normaalkracht ; wrijvingskracht De twee net genoemde krachten grijpen aan in hetzelfde punt. 5. Gebruik de momentenwet om aan te tonen dat dit punt onder het zwaartepunt ligt. Samen vormen de wrijvingskracht en de normaalkracht een naar boven wijzende kracht die even groot is als de zwaartekracht. Omdat het blok niet kantelt om (bijvoorbeeld) S (zie figuur bij vraag 7) moet het moment van de zwaartekracht even groot zijn als het moment van de gecombineerde wrijvingskracht en normaalkracht. Dan moeten de armen ook even groot zijn. 6. Benoem zorgvuldig alle bijbehorende reactiekrachten, geef grootte en aangrijpingspunt. De reactiekracht op de zwaartekracht is de gravitatiekracht (of zwaartekracht) waarmee het blok aan de aarde trekt. Grijpt aan in het zwaartepunt van de aarde. De reactiekracht van de wrijvingskracht op het blok is de wrijvingskracht van het blok op de helling (het blok duwt de helling naar beneden, de helling duwt het blok omhoog). Grijpen aan in hetzelfde contactpunt. De reactiekracht van de normaalkracht is de gewichtskracht: de kracht waarmee het blok de helling loodrecht naar beneden duwt. 7. Bereken het moment van de zwaartekracht ten opzichte van het punt rechtsonder. Kracht en Moment: blok op een helling en tafel met antwoorden Bij vraag 7 Fzx rz .S 20o Fzy Fz Zie figuur voor de arm van de zwaartekracht. Je kunt de arm bepalen door of meten in de figuur als deze op schaal is, of goniometrie gebruiken: zie de driehoeken in de figuur. Je vindt dan een arm van 3,84 cm. En een moment van 1,88 Nm. Ook Bij vraag 7 Fzx rFy . Sr Fx 20o Fzy In de tweede figuur zie je een andere strategie: bereken de momenten van de componenten van de zwaartekracht en tel deze op: ; ; . Stel je duwt de bovenste punt van het blok naar rechts, zo dat het blok net (niet) kantelt om het punt rechtsonder. 8. Bereken de benodigde kracht. Zie figuur. Kracht en Moment: blok op een helling en tafel met antwoorden Bij vraag 8 F rF F rz .S 20o Op het moment van kantelen grijpen de wrijvingskracht en de normaalkracht aan in S, het enige contactpunt. Ten opzichte van S hebben dan alleen F en Fz een moment dat niet nul is. De arm van F kan weer met goniometrie of via meten in de figuur worden bepaald. Resultaat: F = 23,2 N. De helling wordt gladder gemaakt. De maximale wrijvingskracht op het blok is nu 15,0 N. 9. Bereken de versnelling van het blok. ; 10. Bereken hoe lang het blok erover doet om vanuit stilstand een snelheid van 1,3 m/s te bereiken. Het blok versnelt eenparig omdat beide krachten niet veranderen: . Het blok wordt opgetild door het aan een touw omhoog te trekken. Het touw is zo bevestigd dat als het blok van de helling af is, het blok netjes horizontaal hangt. 11. Bereken de arbeid die je moet verrichten om het blok net horizontaal te krijgen (het blok laat de helling net los). Bij vraag 11 sz 20o Fz Kracht en Moment: blok op een helling en tafel met antwoorden Neem aan dat alleen de verticale hijskracht arbeid verricht. Dan is alleen de verticale verplaatsing van het zwaartepunt van belang. Die bepaling kan weer met goniometrie of met meten in de figuur. Nieuwe hoogte boven helling: . Oude hoogte: . . 12. Bereken het vermogen dat nodig is om het blok vanaf deze positie met een snelheid van 1,5 m/s op te hijsen. Je verricht arbeid tegen de zwaartekracht: Stel je gebruikt een losse katrol om te hijsen, zie figuur. Dan hoef je minder hard te trekken. 13. Verklaar deze werking van een los katrol met behulp van de momentenwet t.o.v. het meest rechtse punt van deze katrol (massa katrol wordt verwaarloosd). De arm van de zwaartekracht is de helft van de arm van de spankracht van het koord. Aangezien het gezamenlijke moment nul moet zijn (bij beweging met constante snelheid), is de spankracht en dus de trekkracht half zo groot als de zwaartekracht. 14. Hoeveel vermogen moet de trekkracht nu leveren? Nog steeds 74 W! De kracht is gehalveerd, maar de verplaatsing (hoeveel touw je binnenhaalt) is verdubbeld. Door wrijvingskracht aan de katrollen is het rendement van het hijsproces 85%. 15. Bereken de energie die nodig is om het gewicht 50 cm op te hijsen. Nuttige arbeid: ; . 16. Hoe groot is dan de kracht waarmee je aan het touw moet trekken? Het touw moet dan 1,0 meter worden ingehaald: . Tafel Hiernaast zie je een tafel getekend. Voor het gemak is deze tafel op zijn kant getekend. Zwaartepunt Z ligt ergens op de stippellijn; x is de onbekende afstand van onderkant blad tot Z. De massa van het (homogene) blad is 15 kg, de (homogene) poten wegen samen 10 kg. 80 cm 17. Bereken x. Moment linksom: (x+5)15 Moment rechtsom: (40-x)10. Dus: 15x+45 = 400-10x 25x = 355 ; x = 355/25 = 71/5 = 14,2 cm x cm Als je deze tafel echt op zijn kant zou zetten zoals in de tekening, zou deze rechtsom kiepen tot de onderste poten de grond raken. 18. Hoe zwaar zouden de poten moeten zijn (bij gelijk formaat) opdat de tafel in de getekende positie net (niet) zou kantelen? Dan Z boven punt rechtsonder tafelblad: 15 x 5 = 40 x m; m = 75/40 = 3,75/2 = 1,875 = 1,9 kg. EINDE 10 cm Z