J^Z.C,J2^<^.^^^ 2 ^ •ff'; « - .'•1 'ii HET RAPPORT DER ENGELSCHE ZILVER-COWIHISSIE. Het Parlements „Eeporfc froui the select committee on depreciation of silver", dd. 5 Julij, is in onze handen (*). Wij geven daarvan het navolgend resumé: De jaarlijksche productie van zilver over de geheele aarde, is volgens de beste handelsopgaven, sedert 1852 ongeveer verdubbeld. Van 8 a 9 millioen P. S. in evengenoemd jaar, was de waarde in 1867 tot 10.8 mm. gestegen, dan volgt een geringe afneming, maar over 1875 was ruim 16 millioen P. S. bereikt, welk laatste cijfer evenwel waarschijnlijk te groot is. Door controlering met de officieele mijn-statistieken der Ver. Staten, stelt de commissie het cijfer voor 1875 op ruim 14 m. P. S. Volgens de beste informatien komt de vermeerdering grootendeels, en sedert 1870 geheel, voor rekening der Ver. Staten, die in 1862 nog niet 1 millioen, en in 1875 6^ mill. P. S. zilver produceerden. Een kort over^igt van andere zilverlanden toont ongeveer stationnaire productie aldaar. Het rapport geeft voorts uitvoerige overzigten van den toestand der zilver-productie in de Ver. Staten, voornamelijk de Nevada-mijnen en de groote opbrengsten die daarvan verwacht worden. Er op wijzende dat de opbrengst van zilvermijnen dikwijls de verwachtingen teleur stelt, schijnt toch vooral op zeer rijke leveringen uit de Compstock lode gerekend te kunnen worden. De Ver. Staten exporteeren niet het volle bedrag hunner ontginningen — een gedeelte blijft, en de meer-uitvoer dan invoer van zilver in de Ver. Staten bedroeg in de laatste jaren ca é a 5 mill. P. S. (over 1875 nog minder, slechts 3^ m.) Tweede hoofdfeit in de zilverkwestie is de munthervormiug in Duitschland. Tot 31 Maart 1876 heeft Duitschland aan oude zilvermunt ingetrokken een bedrag ad 22 mill. P. S., ca 438 mill, mark. Nieuwe zilvermunt is aangemunt tot 17 Junij 1876, voor 12.2 mill.; aan zilver is verkocht voor ca 6 mill, P, S, (*) De Commissie werd 3 Maart 11. benoemd, en bestond uit de HH. Baxter, B. Denison, Goschen, K. Hodgson, Hubbard, Lord G. Hamilton, Massey, Mulholknd, Fawcett, Gave, Shaw, Hermon, Sir Oh. Mills. 696 Tot 17 Junij 1876 was voor 70 mill. P. S. aan gouden munt geslagen (of 1400 mill, mark.) Van de 438 mill, mark ingetrokken zilvermunt was ruim de helft, (243 mill, mark), aan ihalers en onderdeden, en de kleinere helft (195 mill, mark), aan guldens-circulatie, kroon-thalcrs en munt der kleinere Staten, (Saxen, Mecklenburg, Hamburg etc.) Nog blijft een aanzienlijk bedrag der thaler-circulatie in te trekken. DeMonehsahe daarvan heeft nog niet plaats gehad. Hoeveel er in 't geheel aan zilvermunt nog blijft in te trekken is moeijelijk na te gaan ; de berekeningen verschillen omtrent de hoeveelheid die te loor is gegaan. Van 1750 tot Dec. 1871 is in totaal voor 89 mill. 1\ S. aangemunt. Minstens i daarvan, p. m. 30 mill. P. S., kan geacht worden te zijn vciloren gegaan, blijft Ca 60 mill. Daarvan is reeds 6 mill, verkocht. Men kan rekenen dat 21^ mill. P. S. voor de pasmunt zal noodig zijn, zoodat 31^ mill. P. S. (of voor ruim 370 mill, guldens) nog te verkoopen, op de zilvermarkt blijft dreigen. Het meerdere aanbod van zilver door Scandinavie's ontraunting wordt voor de drie rijken op 1,800.000 pd. st. of ruim 21 mill, gulden gesteld. Naast deze groote aanbiedingen op de zilvermarkt komt nu, 3o het overwegende feit dat Engelsch Indic tegenwoordig veel minder zilver opneemt dan vroeger. Zeer belangrijke gegevens vinden wij daaromtrent in het Verslag, 't Is niel zoozeer, dat de gewone handelsh&hxm van Indie zoo geheel zou gekeerd zijn, doch 't voorname feit is, dat de Engelsche regering tegenwoordig voor oneindig grooter bedragen op Indie trekt dan vroeger. De Indische regering in Engeland geeft wissels af ten bedrage van 15 mill. P. S. (of 180 mill, gulden) 'sjaars, op Engelsch Indie, terwijl vroeger b. v. voor 1863, het totaal bedrag dat uit Engeland op Indie getrokken werd, niet meer dan circa 4 mill. P. S. bedroeg. Voor c^ 11 mill. P . S. in die bills wordt dus thans in Engeland geromen door debiteuren die in Indie te betalen hebben, en vroeger zilver toezonden. Dat ontzaggelijke bedrag aan remise, dat niet verwacht wordt vooreerst te zullen verminderen, heeft de plaats der zilver-remitteeringen ingenomen, en voor datzelfde bedrag wordt dus thans doorgaands minder zilver gevraagd. Wanneer men nu ziet uit de import- en export-cijfers sedert 1 8 5 5 - 1 8 7 6 , dat Indie door saldo exports boven imports (exc. goud en zilver), 'in 1865 (gedurende den Amerikaanschen oorlog en groote katoen uitvoeren uit Indie) voor c-< 40 mill. P. S., en in de laatste jaren doorgaans voor 15 a 20 mill. P. S. crediteur bleef, dat grooten- j 697 deels door metaal-toezending werd vereffend, dan ziet men welk een invloed de toegenomen wisseltrekldng der regering op bet gebruik van zilver moet hebben. In de drie jaren 1869—72 werd verzonden voor 40 mill. P, S. in munt (treasure) tegen 291 mill, regeringswissels, en in de drie volgende jaren 1873—76 was die verhouding 16i treasure en 50i rnill. regeringswissels. De surplus van zilver-import in Indie, dat 1869—72 nog 23'r mill. P. S, bedroeg, daalde dan ook in de drie volgende jaren tot 9-^ mill, evenzeer de saldo-invoer van goud van 16^ mill. P. S. tot 7T lïiiH. De invloed van dezen staat van zaken is eerst inde allerlaatste jaren ten volle gevoeld. Zoolang als er spoorwegen op groote schaal in Eagelsch Indie werden aangelegd, moest er op de een of andere manier veel meer geld uit het moederland worden verstrekt. Leeuingen werden in Engeland gesloten, en bijna het volle provenu, behalve 't geen voor aankoop van materialen e^c. in Europa strekte, ging naar Indie om het werk van den aanleg te voldoen. Yan 1860 tot 1870 betaalden de geguarandeerde spoorwegmaatschappijen in Indie door tusschenkomst der Regering, p. m. 3i P. S. jaarlijks; sedert is dat vermindert, en na voltooijing der spoorwegen, waarvan de gewaarborgde opbrengst van regeringswege moet bijgepast worden, ontvangen diezelfde Compagnien van de Engelsche regering c-" 800,000 P. S. Het verschil waarvoor de regering meer had te zorgen bedioeg dus hiervoor alleen 4 millioen pond en dat werd gevonden gedeeltelijk door meer wisseltrekking, gedeeltelijk door leening. Bij de vermindering van 't geen Indie door den loop der handelsbalans als crediteur heeft te vorderen, voegt zich de omstandigheid dat door ambtenaren en andere personen gaandeweg meer naar Engeland wordt geremitteerd, hetgeen gelijk staat alsof er ook uit dien hoofde meer uit Engeland getrokken wierd. Ook langs dien weg wordt de vraag naar zilver verminderd. De Commissie vestigt speciaal de aandacht op deze feiten. In haar resumering doet zij opletten dat hetgeen thans voor zilver toezending naar Indie minder benoodigd is, nl. 10 m. P. S. (verschil van 5 m, •wisseltrekking in 1855 tot 15 m. thans) ruim de helft bedraagt van de geheele zilverproductie der wereld. De genoemde omstandigheden kunnen als hoofdfeiten beschouwd worden van het meerder aanbod en de mindere vraag. Beide schijnen blijvend te zullen zijn; althans het bedrag dat thans aan gouv. wissels getrokken wordt, schijnt vrij wel overeen te komen met het bedrag der betalingen (disbursments) welke de Eng. regering voor de Indische moet doen, en die niet meer, zoo als vroeger bij den spoorwegen-aanleg, werden op- 698 gewogen door betalingen die de Indische regering voor rekening van of in het moederland deed, en waarvoor zij dus crediteur werd. Niettegenstaande deze oorzakeu van minder toezending naar Indie, mag op Indie toch bij, en gedeeltelijk door de zilverdepreciatie, nog als groote afnemer van zilver gerekend worden. In de laatste 40 jaren ging er ono'eveer 200 mill. P. S. of jaarlijks ongeveer 5 millioen heen. Grootendeels is dat vermunt; de officieele muntstateu van 1835—70 o-even aan dat voor 167 nom. P. S. aan baren werd vermunt. Bijna niets daarvan is weer uitgevoerd, en in vele streken van het onmetelijke land is het zilveruiunt-gebruik nog ongekend; een stelsel van ruiling van producten komt nog veelal voor , doch de munt, eens ontvangen en in gebruik gekomen b. v. voor aanleg van spoorwegen of andere publieke werken, wordt zeer op prijs gesteld en gaat dan niet meer weg. Welk bedrag aan zilver voor Indie als normaal noodig kan geacht worden is dus met geen mogelijkheid op te geven, waarbij nog komt het ruim gebruik voor sieraad, het oppotten, beide zoowel van goud als van zilver, — in de 40 jaren 1835—1876 valt een surplus goud-aanvoer van p. m. 100 millioen P. S. te constateeren, — e n bij dat veelvuldig gebruik van zilver ook voor andere doeleinden, is het dus bezwaarlijk te voorzien of de lage zilverprijzen wel zoo directelijk op de muntwaarde zullen invloed hebben, en of een aequivaleerende stijging van alle prijzen gelijken tred zal houden met het meerder aanbod op de wereldmarkt. Voorts geeft het rapport een kort overzigt van de laatste afspraken der Latijnsche u n i e , omtrent beperking der zilver-aanmunt, even als van de schorsingen der particuliere aanmunt in Nederland met opname van gouden standpenningen. Wat is nu echter in de laatste 5 jaren geschied met zooveel zilver dat meer geproduceerd en minder gevraagd werd dan voorheen? In de vier jaren 1868—71 werd geproduceerd ongeveer . . 41,500.000 en daarvan naar Indiè _23^4^0.000 blijft 18,100.000 P. S. en in de 4 volgende jaren 1872—75 werd geproduceerd P. S.: 54,700.000 waarvan voor Indië 9,100,000 blijft 45,600.000 P. S. waarbij te voegen zijn de 6 millioen pd. st. verkocht Duitsch zilver, en de 2 mill. P. S. van de Scandinavische munt. In totaal blijft dus p. m. 56 millioen P. S. of ongeveer 650 millioeu guldens aan zilver die in vier jaren abnormaal disponibel geweest zijn. Kan men dat nasporen? Niet wel met zekerheid, zegt de commissie, maar toch eeuigszins ; de statistieke gegevens nagaande meent zij te kunnen aannemen dat Frankrijk 33 millioen, Indië, als gezegd 9, overig Indië -/ 699 (incl. China en Japan) lOj m,, Engeland 5, Rusland 4 , Spanje en Portugal mede 4 m. P. S. hebben opgenomen. Het groote bedrag door Frankrijk opgenomen is treifend inderdaad. In 1868 had Frankrijk een zilvervoorraad van 60 mill. P. S. of 1^ milliard franken, het heeft die tot 88 m. P. S. vermeerderd, en van dat totaal was niet meer dan 22 P. S. bij de Fransche Bank. Overvoering der circulatie, zeggen de gehoorde deskundigen, laat zich niet bemerken. Men zal dus moeten aannemen dat de oude thesauriseringzucht van het Pransche volk, speciaal der plattelands bevolking, weer in volle kracht aanwezig is. De toevoer, zegt de commissie, is echter zoo groot dat men die niet wel als blijvend mag aannemen. Van het gebruik van zilver tot sieraad en andere bewerking valt geen berekening te maken. Ten slotte geeft de commissie als haar resumé de navolgende 12 punten: 1. De jaarlijksche productie van zilver is, van 8 a 9 millioen pond sterling in 1860, gestegen tot 14,000,000 P. S. 2. Van de 14,000,000 P. S. rekent men, dat de mijnen in de Vereenigde Staten 7,000,000 P. S. hebben opgeleverd; het vooruitzicht beslaat, dat de productie daar nog zal toenemen. Daarentegen moet, indien de prijs van 't zilver loo laag blijft, op andere plaatsen de p.oductie eenige vermindering ondergaan. 3. Duitschland heeft nog eene hoeveelheid zilver aan de markt te brengen, die stellig niet minder dan 8,000,000 P. S. bedraagt, maar mogelijk ook 20,000,000 P. S. te boven gaat. De mogelijkheid bestaat ook dat Duitschland veel meer zilver dan men aanvankelijk gerekend heeft, zal noodig hebben voor nieuwe aanmunting. 4. De Scandinavische Rijken hebben opgehouden zilver te gebruiken, maar het bedrag aan ontmunt zilver dat zij aan de markt hebben gebragt, of er op zullen kunnen brengen, is van geen beteekenis. 5. Oostenrijk heeft blijkbaar goud in- en zilver uitgevoerd, want het bedrag van zilver in de Nationale Bank is van 10,000 000 P S in 1 8 7 1 , tot 6,000,000 P. S. gedaald. 6. Italië heeft zich geleidelijk van zijne zilvercirculatie ontdaan. Sedert 1865 zijn belangrijke hoeveelheden uitgevoerd. Het papiergeld met gedwongen koers heeft blijkbaar al het metaal-geld doen verdwijnen. In het begin van 1866 was daar voor een bedrag van 17,000,000 P. S, in zilver in omloop. 7. Frankrijk daarentegen heeft in de laat&te jaren zijn voorraad aangevuld. Gedurende de laatste 4 jaren hebben de invoeien van zilver de uitvoeren met 33,500,000 P. S. overtroffen. 8. Engeland, Rusland en Spanje hebben met elkander eenige millioenea ponden zÜver gekocht. ^ ^ A f ^ 'C' 700 9 Japan en Clnna en andere landen in het Oosten hebben eenzeker bedrag van zilver geabsorbeerd 10. Indie trekt ook nog zilver, maar veel ™i«^ ^^^ 15 000,000 toegenomen. . ^^^roegen in ronde cijfers 12. De verzendingen - ^ ^ ; ; ; ; ; ^ / t ,,gen 28.900,000 P. S. in in de laatste vier jaren 15 600,OOU r D., g (Ie 4 voorafgaande jaren. , , .^ .^ j^appt., zijn Sommigen der - ^ ^ ^ - ' ^ ^ - ^ ^ ^ ^ f n e m l and re eehter'wel, en niet als van blij venden aard aan te « ' J ^^^ ^ , , , , . , e n de daaronder rekent de Commissie de " - 7™^;<' ^ , bedrag op , ,"i 1 -j ,1a.. "RpDPprino- om laariiiKS voor een g i " " noodzakelijkheid dei ^'^^^^'\ ^^ ^^^^ werken zij nadeelig, maar in den handel met O I. ^ ^ ^ ^""'dlr i t d n T a Uegeeiingen dei Lnden w nemen. De Conmus lieeft e ^^^^ ^^ „maatregelen die de - n t uaestie nog hangende is zullen ^^^ ^^^^ ^.^^ ^^ ^^^^^^ ^^^ ^^^ ^^^ ^.^^ Regeeringen. Intusschen ° t " " V l virs hi lend d cimenten die door het Departement van zullen uit de ver chillena . ^^^j,„ verstrekt, vele aanBuitenlandsehe Zaken / ^ _ , , , , , , . slechts dit wil de wijzingen omtrent dit punt ep . ^^ ^^^^^^^ ^^^^^^ Commissie doen ° P " ' f ^ ^ ^ / J / j ^ / g ^ n d Joor het zilver in de plaats .egeven wordt aan het denkbeeld om g ^oordeelen die e'stellen overal waar zulks doenl, -> - ' J » - ; ^ ^^^^^ , , ,„„,,eur goud in het internationaal . - r k e e i heeft, « ^^^ ^^^^,^^^, l geven bij die volden w^er ge r e en e^^^ ^^^ , , p , , i , e (die van het zilver zijn, en aldu ^fj^'^J^^ ^^^ circulatie-middel over l.et altijd heeft ingenomen) van te d en ^^^^^ - " ^ t ^ Z r ; : : Z ^ ^ - grenzen zouden z ^ . b e . : ^ i e t e ^ T « r d : : " : . -gekken maatregel, of over de noodzakelijkheid dien te nemen. y ^ r;i~.f.-..reii. JZZ fT-