Junior Wiskunde Olympiade 2015-2016: eerste ronde 1. Welk getal kan je verkrijgen door twee puzzelstukken in elkaar te passen? 0 (A) 10 1 (B) 13 2 (C) 20 3 (D) 21 (E) 30 2. De hoeken van een driehoek, in graden uitgedrukt, zijn drie verschillende natuurlijke getallen. Wat is de grootste hoek die zo’n driehoek kan hebben? (A) 90◦ (B) 177◦ (C) 178◦ (D) 179◦ (E) 180◦ 3. Lars staat op de middelste trede van een ladder met elf treden. Hij doet achtereenvolgens een stap naar beneden, twee naar boven, drie naar beneden, vier naar boven enz. Op welke van de volgende plaatsen staat hij eerst? (A) De grond (B) De eerste trede (= onderste) (C) De tweede trede (D) De tiende trede (E) De elfde trede 4. Drie buren leggen de oogst van hun moestuin samen. • Annelies had drie tomaten en x paprika’s. • Boudewijn had y tomaten en drie wortels. • Claudia had vier tomaten, vijf paprika’s en z wortels. Na het verdelen heeft iedereen drie tomaten, twee paprika’s en vier wortels en is er geen overschot. Waaraan is x + y + z gelijk? (A) 4 (B) 6 (C) 8 (D) 10 (E) 12 5. Waaraan is de som 1,222 . . . + 3,444 . . . + 5,666 . . . gelijk? (A) 7,888 . . . (D) 10,222 . . . (B) 9,888 . . . (E) 10,333 . . . c Vlaamse Wiskunde Olympiade vzw 2016 (C) 10,111 . . . 6. Welke van onderstaande bewerkingen hoort er op de plaats van het vraagteken, zodat het hele rooster correct kan worden aangevuld voor alle waarden van x? · (x + 1) x +3 −1 +1 ? (A) vermenigvuldigen met x (B) vermenigvuldigen met x − 2 (C) vermeerderen met x 2 + 2x (D) verdubbelen (E) kwadrateren 7. In België wonen ongeveer 11 miljoen mensen. Het aantal spinnen wordt geschat op 500 000 per inwoner. Hoeveel spinnen zijn er ongeveer in België? (A) 5,5 · 1011 (D) 5,5 · 1014 (B) 5,5 · 1012 (E) 5,5 · 1015 (C) 5,5 · 1013 8. Welke van de volgende figuren is geen ontwikkeling van een regelmatige vierzijdige piramide? (A) (B) (D) (E) (C) 9. Vijf mannen staan aan te schuiven bij de bakker. Samen hebben ze 37 euro bij zich. De mannen die achter Jef staan, hebben samen 14 euro. De mannen die achter Bob staan, hebben samen 32 euro. De mannen die achter Leo staan, hebben samen 20 euro. De mannen die achter Ronny staan hebben samen 8 euro. Hoeveel heeft Ronny bij zich? (A) 5 euro (B) 6 euro (C) 7 euro (D) 8 euro (E) 9 euro 10. Vlad heeft vandaag (13 januari 2016) een tablet gekocht. Op ieder scherm van zijn tablet is er plaats voor 20 apps, maar op het eerste scherm staan reeds 16 apps geı̈nstalleerd (zie figuur). Door te swipen beschikt Vlad over vijf schermen. Als hij iedere maand (inclusief deze maand) precies één app installeert, in welke maand zal hij dan zijn laatste app installeren? • (A) december 2021 (D) januari 2023 (B) januari 2022 (E) april 2024 • • • • (C) december 2022 11. Luk ziet de top van de Eiffeltoren onder een hoek van 15◦ . Hij wandelt 600 meter in de richting van de Eiffeltoren en ziet hierna de top onder een hoek van 30◦ . Wat is nu de afstand tussen hem en de top? (A) 400 meter (D) 750 meter (B) 500 meter (E) 900 meter (C) 600 meter 12. Volgende uitspraak is vals: “Als de som van de cijfers van een natuurlijk getal n deelbaar is door 6, dan is n deelbaar door 6.” Welke van volgende waarden van n toont dit aan? (A) 0 (B) 30 (C) 33 (D) 40 (E) 42 13. In een zoo hebben de leeuwen, de slangen en de ooievaars samen 20 vleugels, 40 koppen en 60 poten. Hoeveel slangen zijn er in deze zoo? (A) 5 (B) 10 (C) 15 (D) 20 (E) 25 14. Om reuma in haar rechterhand tegen te gaan, doet oma oefeningen met haar vingers. Ze tikt haar duim achtereenvolgens tegen haar wijsvinger, middenvinger, ringvinger, pink, ringvinger, middenvinger, wijsvinger, middenvinger, ringvinger, pink, ringvinger enz. Welke vinger tikt haar duim aan bij de 2016de beweging? (A) pink (D) wijsvinger (B) ringvinger (E) duim (C) middenvinger 15. Op tafel liggen de volgende drie kaarten: 9 8 9 Door ze te verplaatsen en te draaien, kan je verschillende getallen vormen zoals 989, 998 en 689. Hoeveel getallen kan je zo met deze kaarten maken? (A) 6 (B) 9 (C) 12 (D) 15 (E) 18 16. Het getal |π − 1| − |π − 2| − |π − 3| − |π − 4| is gelijk aan (A) 0 (D) 2π − 6 (B) 8 − 2π (E) 2π − 8 (C) −2π − 8 17. Fabian en Josse voeren een gesprek. Ze reageren telkens op wat laatst gezegd is. Fabian zegt: “Ik heb een roze trui aan.” Daarna zegt Josse: “Dat is een leugen.” Dan zegt Fabian: “Dat is een waarheid.” Dan zegt Josse: “Dat is een waarheid.” Dan zegt Fabian: “Dat is een leugen.” Dan zegt Josse: “Dat is een leugen.” Dan zegt Fabian: “Dat is een waarheid.” Dan zegt Josse: “Dat is een waarheid.” Dan zegt Fabian: “Dat is een leugen.” Dan zegt Josse: “Dat is een leugen.” Als je weet dat Fabian het meest gelogen heeft, hoeveel keer heeft Josse dan gelogen? (A) 0 (B) 1 (C) 2 (D) 3 (E) 4 “ de 18. In de gelijkbenige driehoek △ABC met top A snijdt de bissectrice van B overstaande zijde in P . Driehoek △ABC is gelijkvormig met △BP C. Hoe b groot is A? (A) 30◦ (B) 36◦ (C) 45◦ (D) 60◦ (E) 72◦ 19. Een school zamelt geld in voor een goed doel. De helft van de leerlingen van de eerste graad geeft 1 euro. Een derde van de leerlingen van de tweede graad geeft 1,50 euro. Een kwart van de leerlingen van de derde graad geeft 2 euro. Deze bijdragen brengen samen 319 euro op. Hoeveel leerlingen zitten in deze school? (A) 480 (B) 638 (C) 1126 (D) 1614 (E) 1914 20. De Spaanse schilder Joan Miró werd geboren in de negentiende eeuw en stierf in de twintigste eeuw. Hij werd 90 jaar. Zijn geboorte- en sterftejaar bestaan uit dezelfde vier cijfers. De som van deze cijfers is 21. Wat is het laatste cijfer van zijn geboortejaar? (A) 2 (B) 3 (C) 7 (D) 8 (E) 9 21. In het trapezium P QRS is P“ = 60◦ en P Q // RS. Bovendien is |RS| = |SP | = 1 |P Q|. 3 S R 60◦ ? Q P “ Hoe groot is de hoek Q? (A) 15◦ (B) 22,5◦ (C) 25◦ (D) 30◦ (E) 35◦ 22. An, Bo, Cobe, Dina en Ed maken het hun moeder niet gemakkelijk in de supermarkt. Moeder legt 6 peren en 1 appel in het karretje. De kinderen voeren de volgende handelingen uit, niet noodzakelijk in deze volgorde. • An neemt 2 peren uit het karretje. • Bo legt 1 appel in het karretje. • Cobe neemt 3 peren uit het karretje. • Dina neemt 1 peer en 1 appel uit het karretje. • Ed legt 4 peren en 2 appels in het karretje. Nadat vier kinderen hun handeling hebben uitgevoerd, liggen er precies 6 stukken fruit in de winkelkar. Wie van de kinderen voert de laatste handeling uit? (A) An (B) Bo (C) Cobe (D) Dina 23. Hoeveel vierkanten met verschillende oppervlakten hebben als hoekpunten vier van de roosterpunten in de figuur? (A) 4 (B) 5 (C) 6 (D) 7 (E) Ed • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • (E) 8 24. Colette schrijft op elk zijvlak van een kubus een getal. Voor elk hoekpunt telt ze de getallen op die op de drie vlakken staan die dat hoekpunt gemeenschappelijk hebben (bijvoorbeeld: voor hoekpunt B telt ze de getallen op het voorvlak BAEF , het bovenvlak BCDA en het rechterzijvlak BF GC op). Op deze manier schrijft Colette bij C het getal 14, bij D schrijft ze 16 en bij E schrijft ze 24. Welk getal komt ze uit voor hoekpunt F ? (A) 15 (B) 19 D C A B G E (C) 22 F (D) 24 (E) 26 “ = 90◦ en C “ = 135◦ . Wat 25. In vierhoek ABCD is |AB| = |BC| = |CD| = 1, B is de oppervlakte van de vierhoek? √ √ √ 3 2 1 + (A) 1 (E) 3 (C) 2 (D) (B) 2 2 26. Evenwijdig met een zijde van een gelijkzijdige driehoek worden twee rechten getekend die de hoogtelijn op die zijde in drie gelijke delen verdelen. Deze rechten verdelen de driehoek in een driehoekje en twee trapezia. Wat is de verhouding van de omtrekken van de trapezia? (A) 1 2 (B) 2 3 (C) 3 4 (D) 27. In △ABC is |AB| = 10, |BC| = 18 en |CA| = 13. Kies A′ op [BC], B ′ op [AC] en C ′ op [AB] zodanig dat de bissectrices van △ABC loodrecht staan op de zijden van △A′ B ′ C ′ zoals in de figuur. Hoe lang is [A′ B]? 4 5 (B) 8 (C) 8,5 5 7 A B′ C′ B (A) 7,5 (E) C A′ (D) 9 (E) 10,5 28. In de onderstaande vermenigvuldiging verschillende cijfers voor. · stellen verschillende letters ABCDE F 666666 Hoeveel is A + B + C + D + E? (A) 21 (B) 23 29. In de rechthoek ABCD is |AB| = 12 en |BC| = 5. Rechthoek AB ′ C ′ D ′ is het beeld van ABCD door een draaiing om A. Het punt B ′ ligt op de diagonaal [AC]. Noem S het snijpunt van [B ′ C ′ ] en [CD]. Wat is de omtrek van △B ′ CS? (C) 25 (D) 27 (E) 29 12 A B 5 D′ B′ D S C C′ (A) 1 (B) 2 (C) 2,5 (D) 3 (E) 4 2 3 4 1 + + + + . . . als een decimaal 30. Schrijf de oneindige som 10 100 1 000 10 000 getal. Welk cijfer komt niet voor in dit getal? (A) 5 (B) 6 (C) 7 (D) 8 (E) 9