Ingenieursproject 2: meten van de lichtsnelheid Begeleiding: Prof. Dirk Poelman Inleiding Over de jaren heen zijn veel methodes bedacht om de lichtsnelheid te meten, waarvan de meeste veel te complex zijn om in een kort project te verwezenlijken. Met moderne middelen (een snelle functiegenerator, een snelle oscilloscoop en een gepulste laser) is dit echter vrij eenvoudig. In dit project gaan jullie eerst de snelheid meten van een elektrisch signaal in een coaxkabel (kleiner dan de lichtsnelheid!). Deze meting heb je nodig voor de volgende experimenten, omdat je rekening moet houden met de looptijd van de elektrische signalen in de gebruikte kabels (en dus ook met de lengte van de kabels). Daarna wordt – zo nauwkeurig mogelijk – de lichtsnelheid in lucht gemeten. Tenslotte probeer je de brekingsindex van water te bepalen via de snelheid van het licht in water. Deel 1: snelheid van een elektrische puls in een coaxkabel Voor dit experiment start je met een korte elektrische puls uit een snelle Agilent functiegenerator: maak je vertrouwd met dit toestel, en stel een korte puls in (lengte van enkele ns) met een zo kort mogelijke stijg- en daaltijd. De uitgang van de generator sluit je met een BNC-coaxkabel rechtstreeks aan op het ene kanaal van een Rigol 300MHz oscilloscoop. Met een T-stukje sluit je aan de oscilloscoop een extra lengte coaxkabel aan (meet de lengte hiervan!). Sluit deze kabel aan op het 2 e kanaal van de oscilloscoop. Mits het kiezen van de correct instellingen (tijdbasis en gevoeligheid) kan je beide signalen in beeld brengen en het tijdsverschil tussen de 2 signalen meten: De oscilloscoop heeft de mogelijkheid om dit tijdverschil rechtstreeks te meten: zoek dit uit! Je kan het tijdsverschil ook rechtstreeks meten op het scherm door ‘hokjes’ te tellen, maar je kan via de USB-aansluiting van de oscilloscoop de signalen ook uitlezen en opslaan, dit is ongetwijfeld veel nauwkeuriger. Op het eerste kanaal zie je een tijd na de puls nog een bijkomende puls, ná de puls op het 2ekanaal: dit is de reflectie van het signaal aan het uiteinde van de extra coaxkabel. Je kan deze reflectie onderdrukken door de ingangsweestand van de oscilloscoop aan te passen van 1 MΩ naar 50 Ω. Bereken de snelheid van het elektrisch signaal uit het tijdsverschil tussen de pulsen op kanaal 1 en 2, en de lengte van de kabel. Experimenteer met verschillende kabellengtes! Je kan de snelheid van de puls ook bepalen met één enkel oscilloscoopkanaal: hiervoor sluit je een extra lengte coaxkabel aan op de ene oscilloscoop-ingang maar laat het andere uiteinde open. In dit geval kan je de rechtstreekse puls opmeten én de puls die gereflecteerd is aan het open uiteinde van de kabel. De vertraagde pulsen zien er qua vorm een beetje anders uit dan de originele puls: hoe zou dit komen? Je kan hier inspiratie opdoen (maar jullie kunnen dit beter!): http://www.physics.usyd.edu.au/teach_res/projects/papers/tptjan2003mak.pdf Deel 2: snelheid van het licht in lucht en in water Voor deze experimenten heb je de pulsgenerator niet meer nodig, maar de oscilloscoop wel. Je gebruikt nu een optische puls van een stikstoflaser, en gaat meten hoe lang deze puls in de lucht (of in water) onderweg is: De stikstoflaser zendt pulsen van minder dan 1ns lengte uit, met een golflengte van 337nm. Dit is in het UV, en dus onzichtbaar met het blote oog … maar nog steeds gevaarlijk, wees dus in alle gevallen voorzichtig! Om een zichtbare laserpuls te krijgen, plaats je een dye (kleurstof)-laser aan de uitgang van de stikstoflaser: je kan hier een leuk kleurtje kiezen door de dye te verwisselen. Je kan de laserpuls opmeten met een fotodiode: je hebt 2 types snelle fotodiodes ter beschikking, type SFH203 en SFH213 (Google helpt je om de specificaties hiervan te vinden). De makkelijkste manier om het signaal van een fotodiode uit te lezen is de volgende schakeling: De diode is in sperrichting geschakeld, en laat in het donker geen stroom door. Wanneer er licht op de diode invalt, gaat ze geleiden; dezelfde stroom die door de diode loopt, loopt nu ook door de weerstand en levert een spanningsval over de weerstand op: De maximale spanning die over de diode mag staan, kan je terugvinden op het datablad van de diodes. Experimenteer gerust welk van beide types diodes het beste resultaat oplevert. Hoe groter de weerstand, hoe groter de uitgangsspanning … maar tegelijk hoe trager de schakeling werkt: de diode in sperrichting heeft een bepaalde capaciteit (datablad!) en in serie met de weerstand vormt dit een laagdoorlaatfilter. Kies de waarde van de weerstand dus wijs! Gebruik een netvoeding voor de benodigde gelijkspanning, en sluit de oscilloscoop aan over de weerstand. Meet nu de laserpuls op met fotodiode + oscilloscoop. Welke pulsduur vind je? Welke factoren bepalen allemaal de gemeten pulsduur? Pas de opstelling nu zodanig aan dat je tegelijk de rechtstreekse laserbundel kan meten én de laserbundel die via een omweg (met lenzen en spiegels) gemeten wordt. De extra afgelegde weg zal dan (net zoals in het geval van de kabel) een tijdsverschil opleveren. De ‘omweg’bundel kan gemeten worden met ofwel dezelfde fotodiode of met een tweede fotodiode (waarschijnlijk is dit het makkelijkst). In het tweede geval: let op de lengtes van de verschillende kabels! Meet zorgvuldig de extra afgelegde weg van de laserbundel en bereken daaruit de lichtsnelheid. Gebruik makend van dezelfde opstelling kan je nu de laserbundel door een grote waterbak laten gaan … als alles goed gaat, kan je daaruit de snelheid van het licht in water, en dus ook de brekingsindex van water bepalen. Succes ermee! Prof. Dirk Poelman