Van thema tot toneelstuk T8.2

advertisement
Theater
Van thema tot toneelstuk
T8.2
Opdracht: Maak een toneelstuk aan de hand
van een thema.
Groep:8
Tijdsduur:
60 minuten
+ extra tijd voor punt 8, 9 en 10
Kijken:10
Maken: 40
Verwoorden10
Materialen: Groot vel papier en stiften.
Bijlage 7 Thema’s. (eventueel bijlage 6
Draaiboek voor voorstelling)
Spelelementen: De 5 W’s. Regieaanwijzingen.
Kijken!
Voorbereiding
• Bedenk welk KIJK- en LUISTER-leerdoel je wilt benadrukken:
- De leerling heeft kennis van verschillende stijlen en termen zoals: tableau vivant, rolopbouw, tijd, situatie, gebaar, handeling,
mimiek en beweging en kan deze herkennen en benoemen en gebruiken in eigenspel en dat van anderen.
- De leerling heeft kennis van de verschillende beroepen in theater; toneelschrijver, recensent, acteur, regisseur, decorbouwer, lichttechnicus.
- De leerling ontleent inspiratie aan een theaterbezoek en het spel van acteurs. Bekijkt theatervormen uit de eigen cultuur
en uit andere culturen.
- De leerling bezoekt een toneelvoorstelling buiten school. Hij gebruikt dit om zijn eigen kijk op theater te verdiepen.
Lessuggestie
Opwarming:
1. De leerlingen staan in een kring. De leerkracht begint en klapt in de handen waarna hij direct met gestrekte arm wijst naar
een leerling in de kring, die klapt vervolgens en wijst weer naar een ander kind, etc. Houd het tempo hoog.
2. De leerlingen staan in de kring. We gaan van 1 tot 4 (bij oneven aantal leerlingen en tot 5 bij even aantal leerlingen) tellen.
Leerkracht begint en zegt: ‘één.’ Leerling naast hem zegt: twee. Leerling daarnaast zegt: drie, enzovoorts. Nadat het tellen een
keer de kring is rondgegaan, wordt 1 vervangen door een klap in de handen. De volgende ronde wordt ook 2 vervangen
door een stamp op de grond, volgende ronde wordt ook 3 vervangen door een sprong in de lucht, en daarna 4 vervangen
door een draai om de eigen as. 5 vervangen door het schudden met de billen.
Bespreek een aantal thema’s die actueel zijn (zie bijlage 7 met suggesties). Onderzoek er een paar of die geschikt kunnen zijn
voor een toneelvoorstelling door er met de leerlingen over te praten wat voor scènes er gemaakt zouden kunnen worden en
of die haalbaar zijn. Kies uiteindelijk één thema. Pak een groot vel papier en schrijf het onderwerp van het gekozen thema in
het midden. Laat de leerlingen alles wat met dit thema te maken heeft er omheen schrijven. Bekijk welke onderwerpen elkaar
overlappen en kies daarna ongeveer vijf verschillende onderwerpen uit. Hiermee gaan de leerlingen straks een scène maken.
De volgorde is nog niet belangrijk.
➝
35
Theater
Maken!
Voorbereiding
• Bedenk welk MAAK-leerdoel je wilt benadrukken en wat hiervoor nodig is.
- De leerling kan een scène maken met de 5 W’s; wie, wat, waar, wanneer en waarom. En leert rollen te spelen met gebruik
van hoge- en lage status.
- Leerling leert werken met vaste tekst, zoals een dialoog.
- N.a.v. een thema, een zelfgemaakt of bestaand verhaal kan de leerling een groter toneelstuk maken bestaande uit verschillende scènes en kan daar persoonlijke keuzes in maken; hij maakt zelfstandig afspraken over inhoud, uitwerking en presentatie.
- De leerling kan een eenvoudig uitvoeringsplan maken voor een voorstelling m.b.v. decor, rekwisieten, licht- en geluidstechniek, kostuums, repetities, première
Instructie
1. Verdeel de leerlingen in net zo veel groepen als er onderwerpen voor het thema zijn.
2. Laat de kinderen een scène maken waarin minstens twee verschillende emoties voorkomen en de vijf W’s duidelijk aan bod
komen:
- Wie speel je?
- Wat is er aan de hand? (het conflict of gebeurtenis)
- Waar speelt het zich af? (de ruimte)
- Wanneer speelt het zich af? ( nu, vroeger, toekomst, oertijd?)
- Waarom?
(wat is de reden voor de emotie, of waarom gebeurt dit, waarom is het belangrijk om deze scène te spelen? etc.)
3. Geef de leerlingen 15 minuten voorbereidingstijd.
4. Laat elk groepje zijn scène spelen voor de rest van de klas (zie Showtime)
5. Als alle groepjes geweest zijn ga je met de leerlingen bespreken welke scènes er geschikt zijn om één verhaal van te maken.
6. Bepaal de volgorde en kijk wat er aan welke scène aangepast moet worden om het verhaal kloppend te maken.
7. Speel de scènes nu in de juiste volgorde.
Bij extra tijd of volgende les:
8. Weer nabespreken en suggesties en feedback verwerken. Geef de leerlingen hiervoor 5 minuten de tijd.
9. Je kunt er nu voor kiezen om het verhaal vast te leggen en uit te schrijven. Je hoeft niet per se de tekst letterlijk op te schrijven in dialogen. Je kunt er ook voor kiezen alleen de afspraken en de strekking van het verhaal vast te leggen.
10. Maak er een echte voorstelling van en nodig publiek uit. Bedenk wat er allemaal bij komt kijken, zoals decor, kleding, rekwisieten, uitnodigingen, posters, grime, techniek, etc. (Zie bijlage 6 voor een checklist.)
Showtime!
De leerlingen zitten aan een kant van het lokaal als publiek. Richt de rest van het lokaal zo in dat er voldoende ruimte is om
te spelen. Leg vervolgens uit dat het tijdens de presentaties van de scènes, net zo gaat als in het echte theater. Je bent dus stil
tijdens het optreden van de ander. Voor vragen en opmerkingen is er ná de gespeelde scène tijd. De scène begint pas als het
publiek stil is en de spelers klaar zijn. ‘Is het publiek stil? Zijn de spelers er klaar voor? ACTIE!’
Als het groepje gespeeld heeft vraag ze dan om nog even te blijven staan terwijl je aan de leerlingen een aantal vragen stelt die
te maken hebben met de opdrachten die aan het spel verbonden waren. (zie reflectie en verwoorden)
De reflectie komt voor een deel dus direct na de gespeelde scène en niet per se aan het einde van de les.
36
Theater
Verwoorden!
Voorbereiding
- De leerling geeft en ontvangt feedback en geeft suggesties hoe de feedback te verwerken in een vervolg spelopdracht.
- De leerling kan een mening geven en formuleren n.a.v. een toneelvoorstelling.
- De leerling kan reflecteren op vormen van drama uit eigen en andere culturen en kan het dramatische effect van het
gebruik van o.a. muziek, licht, decor, etc. benoemen.
- De leerling maakt gebruik bij het bespreken van drama van de volgende begrippen: emotie en spanning, verbaal en
non-verbaal, generale en première
Reflectie
- Hoe vond je het om feedback te krijgen op de door jou gemaakte en gespeelde scène?
- Was het gemakkelijk of moeilijk om de feedback te verwerken in de nieuwe scène?
- Lukte het goed om samen met je klasgenoten, van de scènes een kloppend verhaal te maken?
- Wat vind je leuker: werken met vaste tekst en afspraken of improviseren?
- Welke andere taken dan spelen vind je leuk om te doen? Denk aan decorbouwen, teksten schrijven, kostuums verzorgen, etc.
Beoordeling
Om de leerlingen eventueel te beoordelen kun je gebruik maken van de bijlage 3.
37
Download