INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING 1 INLEIDING 4 H1 DE DOCUMENTAIRE IN NEDERLAND 1.1 ONTWIKKELING NEDERLANDSE DOCUMENTAIRE 1.2 INTERNATIONAL DOCUMENTARY FESTIVAL AMSTERDAM 1.3 HET BELANG VAN DE KINDERDOCUMENTAIRE 7 7 18 20 H2 DOCUMENTAIRE DOELEN EN VORMEN 2.1 MICHAEL RENOV 2.2 BILL NICHOLS 2.3 DEFINITIE KINDERDOCUMENTAIRE 23 24 28 36 H3 KINDERDOCUMENTAIRES BIJ DE OMROEPEN 3.1 HET PRODUCTIEKLIMAAT IN NEDERLAND 3.2 DE SITUATIE VAN DE NEDERLANDSE KINDERDOCUMENTAIRE 3.3 VPRO 3.4 NCRV 3.5 IKON 41 41 42 45 47 50 H4 ANALYSE 4.1 DAT ANDERE LAND 4.2 MAROKKAANS MET EEN ZACHTE G 4.3 HELD VAN DE DAG 4.4 TOEN HET VLIEGTUIG VIEL 4.5 VREDE IN MOSTAR 4.6 HET INTERNAAT 4.7 DAG PAPA, HALLO PAPA 4.8 DE DAG DAT IK BESLOOT 4.9 TOMMIE 4.10 CONCLUSIE ANALYSES 53 56 59 61 63 65 68 69 72 73 76 H 5 CONCLUSIE 80 BIJLAGE I BIJLAGE II BIJLAGE III 86 88 91 1 BIJLAGE IV BIJLAGE V BIJLAGE VI BIJLAGE VII BIJLAGE VIII BIJLAGE IX BIJLAGE X BIJLAGE XI 93 95 96 98 100 101 103 104 LITERATUURLIJST 106 NOTENAPPARAAT 108 2 SAMENVATTING De vraagstelling van mijn onderzoek luidt: Hoe heeft de Nederlandse kinderdocumentaire zich vanaf 1998 bij de omroepen ontwikkeld in inhoud en vorm, en welke infrastructurele context is gecreëerd om die ontwikkeling te stimuleren? Nederland kent een rijke documentaire geschiedenis en ook de kinderdocumentaire is het IDFA niet ontgaan, bewijst het programma Kids & Docs en bijbehorende prijsvraag (die wordt gefinancierd door het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties). Het belang van de kinderdocumentaire is groot. Zowel de vorm als inhoud zet mensen aan het denken over dingen uit de wereld, over culturen, normen en waarden, emoties. Een kind leert op deze wijze verbanden zoeken en interpreteren. En dat alles op een leuke, ontspannen manier. Om onderzoek te kunnen doen de inhoud en vorm van de kinderdocumentaire heb ik gebruik gemaakt van de theorieën van Michael Renov en Bill Nichols. Michael Renov onderscheidt vier functies die een documentaire kan hebben. Vier manieren waarop een maker zijn doel met de documentaire kan bereiken. Dat zijn de registrerende functie, de overtuigende functie, de kennisverwervende functie en de esthetische functie. Bill Nichols maakt onderscheid tussen vier vormen die een documentaire kan hebben. Vier manieren waarop een maker zijn tekst kan etaleren. Dat zijn de verklarende vorm, de observationele vorm, de interactieve vorm en de reflexieve vorm. Alle vormen en functies komen in meer of mindere mate voor in een documentaire. Ik wilde graag weten welke vormen en functies bij de Nederlandse kinderdocumentaire voorkomen. Is daar iets over te zeggen? Ik heb een inventarisatie gemaakt van wat er aan documentaires is uitgezonden en daaruit documentaires geselecteerd van de IKON, NCRV en 1 VPRO. Deze documentaires heb ik geanalyseerd aan de hand van de kenmerken die Renov en Nichols aan hun theorieën toekennen. Hieruit bleek dat de Nederlandse kinderdocumentaires op de eerste plaats een interactieve vorm en op de tweede plaats een observationele vorm hebben. De functie van de Nederlandse kinderdocumentaire is allereerst de kennisverwervende functie en daarna de registrerende functie. De vormen en functies van de documentaires van de verschillende omroepen kwamen grotendeels overeen. De IKON hangt iets meer aan de overtuigende functie en de VPRO en in iets mindere mate ook de NCRV maken vaker gebruik van de esthetische functie van de documentaire. Ook was er nauwelijks verschil tussen de documentaires die voor de komst van Kids & Docs (1998) en na 1998 waren uitgezonden. De resultaten van de analyse komen overeen met de kenmerken die de omroepen graag willen zien in hun documentaires. Dus ondanks dat er weinig op papier staat over de ideeën van de kinderdocumentaire bij de omroepen, lukt het ze toch die ideeën in de praktijk te brengen. Ook voldeden alle geanalyseerde documentaires aan de definitie die ik zelf heb gegeven van de kinderdocumentaire: De kinderdocumentaire is een specifieke representatiemethode van sociale en culturele aspecten uit de realiteit, die tot doel heeft het stimuleren van kennis en begrip door een beroep te doen op de rede of emotie van een kind binnen zijn of haar specifieke leeftijdscategorie. De infrastructurele context bestaat voornamelijk uit het programma Kids & Docs, dat het voor de omroepen goedkoper maakt om een kinderdocumentaire te produceren en tevens krijgt de maker/omroep waardering voor zijn werk, kan het in première laten gaan en kan extra persaandacht vragen. Daarnaast bestaat er nog de EBU (European Broadcasting Union), die uitwisseling van programma’s tussen Europese en Noord-Afrikaanse landen mogelijk maakt. 2 Zowel Kids & Docs als EBU zijn een stimulans voor omroepen om toch door te gaan met de productie van kinderdocumentaires, ook al is dat financieel soms lastig. Tot een structurele verhoging van de productie bij de omroepen heeft het nog niet geleid. Met dit onderzoek heb ik geprobeerd de situatie van de Nederlandse kinderdocumentaire tussen 1995 en 2001 te schetsen. Dat heb ik zowel op basis van inhoud en vorm gedaan als op basis van de productionele context van dat moment. Verder onderzoek naar andere kinderdocumentaire of andere periodes is aan te bevelen. 3 aspecten van de INLEIDING Een scriptie schrijven. Ik begon eind 2000 met mijn scriptie, met als doel om hem dat jaar ook in te leveren. Gezien het feit dat het nu 2007 is, mag duidelijk zijn dat me dat niet is gelukt. De KRO bood me in dezelfde tijd een baan aan en omdat het zo moeilijk was om zonder veel ervaring bij de omroepen binnen te komen, maakte ik de keus om me eerst op de baan te storten. Naarmate de tijd verstreek werd het steeds moeilijker om die scriptie weer op te pakken. Eind juni 2007 nam ik me voor om in mijn vakantieperiode die scriptie dan toch echt eens af te maken, tot grote vreugde van ouders, vrienden en collega’s. Toen bleek dat afstuderen oude stijl (doctoraal) deze zomer ook nog maar voor het laatst kon. Voor begeleiding was de deadline geweest, dus ik heb hem zonder verdere begeleiding afgemaakt. Gelukkig was mijn scriptiebegeleidster van toen, dr. Sonja de Leeuw, nog wel bereid om mijn scriptie voor eind augustus na te kijken, waarvoor ik haar heel dankbaar ben. De consequentie van die tussenliggende jaren is dat ik alle informatie al in 2001 had verzameld, inclusief interviews met de toenmalige Hoofden Jeugd bij de omroepen en de toenmalige communicatiemanager van het IDFA. Vanwege het korte tijdsbestek waarin ik mijn scriptie nu moet afronden heb ik daarom besloten dat ik met die informatie mijn scriptie zou schrijven. Bij het lezen van de scriptie dient men dus rekening te houden met het feit dat het gaat om de situatie zoals die was medio 2001. Het kan zijn dat feiten en situaties inmiddels anders zijn, maar dat laat ik dan aan een ander over om te onderzoeken. Het onderwerp van mijn scriptie kwam tot stand doordat ik zelf geïnteresseerd ben in de documentaire en in televisie voor kinderen. Maak een combinatie van die twee en voilà, de kinderdocumentaire. Ik had al wel zo’n vermoeden dat daar nog niet zoveel over geschreven was, waardoor het nog interessanter werd. Het feit dat het IDFA een speciaal programma voor de 4 kinderdocumentaire was gestart deed mij vermoeden dat er wel mensen waren die belang hechtten aan documentaires voor kinderen. Maar hoe keken de omroepen tegen de kinderdocumentaire aan? Werden er documentaires voor kinderen geproduceerd en zo ja, hoe zagen die eruit? Ik wilde me niet richten op het educatieve aspect, omdat ik dat een te voor de hand liggende gedachte vond, maar wilde me echt richten op wat een documentaire voor kinderen nou is, hoe die eruit ziet en of die qua vorm en functie zo anders is dan de documentaire voor volwassenen. Al die vragen samen omvatte ik in één grote vraagstelling, namelijk: Hoe heeft de Nederlandse kinderdocumentaire zich vanaf 1998 bij de omroepen ontwikkeld in inhoud en vorm, en welke infrastructurele context is gecreëerd om die ontwikkeling te stimuleren? Ik heb voor het jaar 1998 gekozen omdat dat het jaar is dat het IDFA begon met Kids & Docs, het programma voor kinderdocumentaires. Ik vermoedde dat de komst van Kids & Docs wel eens een omslagpunt zou kunnen zijn voor de kwantiteit en kwaliteit van Nederlandse kinderdocumentaires die door de omroepen werden geproduceerd. Of dat zo is zal blijken uit mijn onderzoek en mijn conclusie. Omdat Nederland een rijke documentaire geschiedenis heeft, waarin vele vormen en functies zijn ontstaan, bespreek ik in Hoofdstuk 1 kort de geschiedenis van de Nederlandse documentaire en de bestaande definities van een documentaire. Tot slot van Hoofdstuk 1 geef ik mijn eigen definitie van een documentaire, en een definitie van een kinderdocumentaire. In Hoofdstuk 2 bespreek ik de theorie van Michael Renov, die verschillende doelen van de documentaire op een rijtje heeft gezet. Vervolgens beschrijf ik aan de hand van de theorie van Bill Nichols de verschillende vormen die een documentaire kan hebben. 5 In Hoofdstuk 3 beschrijf ik het productieklimaat (rond 2001) in Nederland voor de productie van kinderdocumentaires en beschrijf ik kort de programmering van de publieke omroepen als het gaat om de kinderdocumentaire. Zelf heb ik een inventarisatie gemaakt van alle informatieve/documentaireprogramma’s die door de publieke omroepen zijn uitgezonden in de seizoenen van september 1995 tot en met augustus 2001. Dat zijn dus enkele jaren voor de komst van Kids & Docs en enkele jaren na de komst van Kids & Docs. De drie omroepen die de meeste documentaires uitzonden/produceerden bespreek ik uitgebreid. Het zijn ook die drie omroepen waarvan ik documentaires heb uitgekozen voor mijn analyse. In Hoofdstuk 4 bespreek ik de programma’s die ik heb geselecteerd en analyseer ze vervolgens aan de hand van de theorieën van Renov en Nichols. Ook daar heb ik gekozen voor programma’s die gemaakt/uitgezonden zijn voor 1998 en programma’s die na 1998 zijn gemaakt/uitgezonden. Ten slotte sluit ik mijn scriptie af met een conclusie, waarin ik de resultaten van de analyses en mijn vraagstelling met elkaar zal combineren om tot een antwoord op de vraag te komen. Was mijn gevoel over de komst van Kids & Docs juist en is dat naast kwantiteit ook terug te zien in inhoud en vorm? 6 HOOFDSTUK 1: DE DOCUMENTAIRE IN NEDERLAND 1.1 ONTWIKKELING NEDERLANDSE DOCUMENTAIRE De conclusie is gemakkelijk getrokken en klinkt dan ook met regelmaat: ‘de documentaire is terug van weggeweest.’ Zo’n kreet leidt in eerste instantie tot scepsis. Hoezo weggeweest? Hoezo terug? Maar het is waar. Na een periode waarin documentaires door de omroepen werden genegeerd en zelden in de bioscoop werden vertoond, is het tij gekeerd. Mede dankzij het succes van het International Documentary Festival Amsterdam en de publiciteit rond interessante documentaires in de bioscoop neemt de publieke belangstelling voor de documentaire toe. De documentaire heeft in de jaren negentig haar status als creatief en eigenzinnig filmgenre heroverd.a Dit citaat geeft heel beknopt de geschiedenis van de Nederlandse documentaire weer. Om een wat duidelijker beeld van die geschiedenis te schetsen zal ik hem hieronder uitgebreider beschrijven. Ik beperk me tot de Nederlandse geschiedenis, aangezien de algemene geschiedenis van de documentaire al in genoeg literatuur is terug te vinden. Hierbij maak ik voornamelijk gebruik van het boek Feit, fictie, fake: documentaire in beweging van J. van der Burg, M. Duursma en F. Stienen. Allereerst bespreek ik de jaren tien tot en met dertig, daarna de jaren veertig tot en met zestig en vanaf de jaren zeventig bespreek ik de geschiedenis per decennium, aangezien er over deze recentere decennia meer gedetailleerde informatie voor handen is. DE JAREN 10-30 In de jaren tien, twintig en dertig werden er aanzienlijk meer documentaires dan speelfilms geproduceerd in Nederland. Er waren veel documentaire productiemaatschappijen die het tientallen jaren volhielden. Het maken van a Burg J. van der, Duursma M., Stienen F.,Feit, fictie, fake: documentaire in beweging p. 7 7 een documentaire kostte veel minder dan het maken van een speelfilm, en omdat documentaires vaak gemaakt werden in opdracht van derden, was er minder financieel risico.1 Documentaires werden zowel in als buiten de bioscopen vertoond. Op enkele uitzonderingen na werden documentaires in deze jaren gefinancierd door voornamelijk zuilgebonden opdrachtgevers, zoals politieke partijen, vakbonden, coöperaties, omroepen en andere verenigingen. Daarnaast was ook het bedrijfsleven een grote opdrachtgever.2 Omdat de financiële drempel bij de documentaire laag was bood het genre talentvolle cineasten de kans zich te bewijzen. Bovendien profileerden verschillende documentaire groepen zich al vanaf het begin van de jaren twintig middels hun artistieke kwaliteiten.3 Bert Hogenkamp onderscheidt in zijn boek De Nederlandse documentaire film 1920-1940 vier stadia van de ontwikkeling van de documentaire in deze periode. De eerste periode gaat over de jaren vlak na WO I. De erkenning van het documentaire genre stond centraal, de documentaire moest zich in commercieel en artistiek opzicht bewijzen. Vlak na de opkomst van de cinematografie maakten de gebroeders Mullens onder de naam Albert Frères in iedere standplaats opnamen van lokale gebeurtenissen, die bijzonder populair waren bij het publiek. Ook de Hollandia Filmfabriek (opgericht in 1912) in Haarlem was actief op dit gebied. Rond 1910 kregen vertoningen van dat soort actualiteiten in Frankrijk een vaste vorm in een wekelijkse bioscoopjournaal, maar in Nederland liet een dergelijk journaal nog op zich wachten. Willy Mullens opereerde vanaf 1918 onder de naam Haghe Film en richtte zich zowel op het vastleggen van diverse gemeenten in Nederland op film, als het maken van films voor het Nederlandse bedrijfsleven, dat zich na WO I in binnen- en buitenland wilde bewijzen. 8 In maart 1920 verscheen voor het eerst een regelmatig terugkerend filmjournaal, uitgebracht door Mullens in samenwerking met HAP Film. De eerste aflevering van dit ‘Eerste Nederlandsche Bioscooptijdschrift’ ging onder meer over de opening van de Jaarbeurs in Utrecht. In 1920 ontstond ook het fenomeen schoolbioscoop. Met name Hollandia produceerde films voor de schoolbioscoop. Naast het filmjournaal ontstond het genre van de documentaire, een naam die in eerste instantie aan reis- of ontdekkingsfilms werd gegeven.b Al snel werd het een begrip voor de niet-speelfilm in het algemeen. Begin jaren 20 werden er ook films gemaakt over Nederlands Indië. Onder andere Mullens en Polygoon-cameraman I.A. Ochse maakten dergelijke films. De in 1919 opgerichte Ned. Mij. Voor Cinematografie Filmfabriek Polygoon (voorheen de documentaire afdeling van Hollandia) maakte oorspronkelijk tussentitels voor stomme films, maar vanaf 1921 begon het bedrijf met het zelf produceren van opdrachtfilms. Echt bekend onder het grote publiek werd Polygoon vanaf 1924 met het bioscoopjournaal Hollands Nieuws, dat eerst tweewekelijks en vanaf begin jaren dertig wekelijks in de bioscoop te zien was.4 De inhoud van Hollands Nieuws volgde een vaste formule: ‘gebeurtenissen van aktueel belang en technische nieuwsgierigheden. Verder wil men het publiek nog onderrichten en opvoeden door te wijzen op allerlei misstanden’. Ook werden er gefilmde portretten van belangrijke personen vertoond. Er waren vijf kopieën van Hollands Nieuws in omloop, die in dertig bioscoopzalen te zien waren. Een van de films die Polygoon aanzien gaf in onderwijskringen was De Rijn van Lobith tot aan zee. b In 1926 werd de term documentaire voor het eerst gebruikt door John Grierson voor de film Moana (1925) van Robert Flaherty. 9 De volgende periode is een periode van experimenteren. Het probleem voor Mullens was dat zijn esthetiek (met duidelijke beelden een duidelijk verhaal vertellen) achterhaald was door die van de Filmliga generatie. Mullens raakte zijn monopolypositie kwijt op het gebied van de bioscoopjournaals (o.a. Polygoon) en de wetenschappelijke films, maar ook op het gebied van de industriefilms. In de nacht van 12 op 13 mei 1927 werd de grondslag gelegd voor één van de meest invloedrijke organisaties in de Nederlandse filmgeschiedenis, de Nederlandse Filmliga. Ook al heeft zij slechts kort bestaan (tot 1933), haar invloed was tot ver na de WO II merkbaar. De Nederlandse Filmliga heeft een kunstzinnig filmklimaat in Nederland tot stand gebracht, op het gebied van vertoning, receptie, kritiek en productie. De Nederlandse Filmliga slaagde erin het medium film te verheffen tot een vorm van kunst. Joris Ivens was technisch adviseur van de Filmliga. Hij werd bekend met avant-garde documentaires als De brug (1928), Regen (1929) en Zuiderzee (1930), waarin hij experimenteerde met bewegingen en ritmes. Hij behoorde tot de voormannen van de internationale filmavant-garde van die jaren. Later raakte hij steeds meer geïnteresseerd in sociale kwesties en werd hij overtuigd communist. Hij maakte onder meer films over een mijnwerkersstaking in België (Borinage, 1934), over de Spaanse burgeroorlog (Spaanse aarde, 1937) en over de strijd die China voerde tegen Japanse bezetting (De vierhonderd miljoen, 1939).6 De derde periode wordt gekenmerkt door de komst van de geluidsfilm en ging gepaard met enorme veranderingen in de manier waarop films worden gemaakt (zowel in financieel als esthetisch opzicht). Dat alles in een tijd van economische crisis. Bioscopen moesten investeren in nieuwe afspeelapparatuur. De musici en explicateurs die de stomme film begeleidden verloren hun baan. Kopieën van buitenlandse films moesten vertoningsgereed gemaakt worden. Mullens zag een gat in de markt en kocht een patent aan, waarmee ondertitels konden 10 worden aangebracht. Zo specialiseerde Haghe Film zich in de jaren dertig meer op laboratoriumwerkzaamheden. De laatste periode was een periode van consolidatie, waarbij het thema was als organisatie of individueel filmmaker te overleven en toch de vrijheid van expressie te behouden. DE JAREN 40-60 De poëtische documentaire is een steeds terugkerend genre in de geschiedenis van de documentairefilm. Het zijn experimentele films waarin de choreografie van beeld en geluid het belangrijkste kenmerk is. Die documentaires hebben niet tot doel de beschouwer te informeren. De titel van de Hollandse Documentaire School wordt door buitenlandse critici gegeven aan een aantal documentairefilms die in het buitenland succesvol zijn in de jaren vijftig, zoals Herman van der Horst met Het schot is te boord (1952 Grand Prix Cannes), Bert Haanstra met Glas (1960 Oscar) en Jan Vrijman met De wereld van Karel Appel (1960 Gouden Beer Berlijn).7 In de jaren vijftig raken ook de televisies in opkomst. Televisie wordt in de jaren vijftig gemaakt door radiomensen. De televisiedocumentaire is dus aanvankelijk een ‘plaatje met een praatje’. Ze worden vooral gemaakt door journalisten. De vormgeving stelt weinig voor en staat ver af van de beroemde Nederlandse documentaire traditie van de Hollandse School. Programma’s die de jury van de Televisieprijs in 1961 met een misprijzende ondertoon ‘commentaarrubrieken’ noemde, waren eind jaren vijftig, begin jaren zestig volop aanwezig, zoals Televizier, Attentie, Memo, Achter het Nieuws, Brandpunt, Flits. 8 Medio jaren zestig, toen meer dan de helft van de huishoudens een televisie had, was de mening in de pers over het gehalte van de informatie op televisie nog ronduit negatief.9 11 Toch waren het de actualiteitenrubrieken die de verandering in de ‘roerige’ jaren zestig het beste weergaven. Die waren al begonnen aan hun opmars als ‘venster op de wereld’ en als taboedoorbrekend medium. 10 En omdat de actualiteitenrubrieken niet de plicht van objectiviteit hadden, waren zij vanaf het begin al vrijer in de presentatie en vormgeving van het genre van de documentaire of film.11 DE JAREN 70 In een tijd van internationaal studentenverzet kwam ook de eerste generatie afgestudeerde filmmakers van de Nederlandse Filmacademie in opstand tegen de oudere generatie filmmakers. Ze weigerden nog langer films te maken in de traditie van de Hollandse School. Daarnaast hadden de bioscopen in die tijd grote problemen. Onder invloed van de komst van de televisie kwamen er steeds minder bezoekers, waardoor in de jaren zeventig veel bioscopen de deuren moesten sluiten. Bovendien durfden veel filmverhuurders geen risico meer te nemen, zodat kunstzinnige en documentaire films vaak op de plank bleven liggen. Als reactie daarop ontstond wel een alternatief filmcircuit voor moeilijkere en kunstzinnige films, maar dat de documentaire daar ook een plekje zou krijgen was helemaal niet zeker. En terwijl de televisiejournaals en actualiteitenprogramma’s steeds meer de rol van bioscoop als ‘venster op de wereld’ overnamen, was het evenmin vanzelfsprekend dat documentairemakers daar werk zouden vinden. Zeker niet toen bleek dat de kracht van televisieverslaggeving in snelle reportages en live-uitzendingen lag. De VPRO was de enige omroep die de documentaire consequent een plaats in zijn programmering toebedeelde. Het is dan ook niet zo raar dat stijl, thematiek en benaderingswijze van de door deze omroep geproduceerde documentaires standaard werden. Met name de groep journalisten en filmakers die meewerkte aan het van 1972 tot 1974 wekelijks uitgezonden 12 actualiteitenprogramma Het gat van Nederland en zijn opvolger Berichten uit de samenleving, zou naam maken als de VPRO-school. De VPRO-school kenmerkte zich door een journalistieke en vaak licht ironiserende kijk op de werkelijkheid. Geïnspireerd door de ‘cinéma vérité’ en de ‘direct cinema’c probeerden filmmakers de waarheid te betrappen in het alledaagse en onverwachte. Zo herinnerde VPRO-eindredacteur Blokker zich in 1976: “Een paar jaar geleden ging ik samen met Wim van der Linden, (…) de filmregisseur Pasolini interviewen. Achteraf blijkt Pasolini op de hele film precies een minuut in beeld te zijn. Op de rest van de film zie je een vlieg over Pasolini’s bankstel lopen.”12 De werkelijkheid werd ondervraagd in plaats van deze alleen maar af te beelden. Deze verschuiving van het weergeven van de werkelijkheid naar de manier waarop we die werkelijkheid kunnen weergeven, is zeer kenmerkend voor de documentaires uit de jaren zeventig. Voor het eerst stelde men zich de vraag waar men die werkelijkheid in zijn meest pure vorm kon vinden. Men vond die pure werkelijkheid in het gewone en het alledaagse. De stijlmiddelen van de VPRO-school hebben blijvend hun stempel gedrukt op de Nederlandse non-fictiefilm. Elke hedendaagse televisiereportage bevat inmiddels wel een uitspraak van de ‘gewone man’, sfeerbeelden van wat er achter de schermen gebeurt of ‘afdwalende’ close-ups van koffiekopjes en boekenkasten. Een ander belangrijk kenmerk van de VPRO-documentaires was hun sociale bewustzijn. Er werden sociale documentaires gemaakt. Als spreekwoordelijke ‘vlieg op de muur’ slaan de filmmakers van die sociale documentaires gebeurtenissen geduldig en genadeloos gade en interrumperen op cruciale momenten vanachter hun camera met vragen en commentaar. Hoewel ze direct cinema: observeren zonder enige vorm van ingrijpen (de spreekwoordelijke ‘vlieg op de muur’) cinema vérité: observeren, maar met openlijke relatie maker/crew-object ‘The direct cinema artist aspired to invisibility; the Rouch cinéma vérité artist was often an avowed participant. The direct cinema artist played the role of an uninvolved bystander; the cinéma vérité artist espoused that of provocateur’ (Winston B., The documentary film as scientific inscription. In: Michael Renov (ed.): Theorizing documentary. New York, Routledge, 1993 p. 51) 13 zelden in beeld komen zijn de makers zeer aanwezig in hun films. Naast de VPRO-school ontstond er in de jaren zeventig nog een tweede documentaire stroming van belang, namelijk het Amsterdams Stadsjournaal (ASJ). Dit filmcollectief presenteerde in 1974 zijn eerste productie Overloop = sloop. Om de belabberde situatie voor non-fictiefilms in de bioscoop te doorbreken én vanuit politiek-idealistische overwegingen besloten de ASJ-filmmakers iedere maand een ‘journaalfilm’ te produceren met een sociaal getint onderwerp. De ‘kritische bewustwording’ van de toeschouwer stond daarbij voorop. Het ASJ meende dat film een rol zou kunnen spelen in het veranderen van de werkelijkheid. Het maakte zogenaamde ‘doelgroepenfilms’, in een poging films weer onder de mensen te brengen. Het waren politieke pamfletten die werden vertoond in culturele centra en buurthuizen. In 1984 werd het ASJ officieel opgeheven. Uit het ASJ ontstonden de filmproductiebedrijven Studio Nieuwe Gronden en Yuca Film, tot op heden twee toonaangevende productiemaatschappijen van geëngageerde documentaires. DE JAREN 80 Toen braken de individualistische jaren tachtig aan. Hadden de Nederlandse documentairemakers een decennium lang naar manieren gezocht om de werkelijkheid, hetzij journalistiek, hetzij ideologisch weer te geven, in de jaren tachtig bleek ook dat er niet langer één verhaal over die werkelijkheid te vertellen was. Onder invloed van het postmodernisme werden de ‘grote verhalen’ failliet verklaard. De werkelijkheid werd religieus, ideologisch, cultureel en zelfs historisch uiteengeslagen. Als gevolg daarvan ging de eigen blik van de documentairemakers op de werkelijkheid deel uitmaken van de verhaallijn van hun films. Dat levert 14 werken op met steeds wisselende perspectieven en waarheden, die illustreren hoe lastig het is om greep te krijgen op iets dat voortdurend in beweging is. De tijd was rijp voor de ontwikkeling van documentaires, die zowel de persoonlijkheid van de maker als hun tijd weerspiegelden. Waren in de jaren zestig en zeventig documentaires politiek-idealistisch gekleurd, halverwege de jaren tachtig maakte dat politieke standpunt plaats voor het standpunt van de maker. Het uitgangspunt was nog even geëngageerd als voorheen, maar nu was het de relativerende blik van de cineast die zichtbaar werd en niet langer een absolute waarheid. De maakbaarheid van de wereld en de kenbaarheid van de werkelijkheid raakten een beetje in diskrediet. Veel documentairemakers richtten zich op het portretteren van individuen. Kunstenaars, misdadigers en verborgen geschiedenissen worden door hen gedocumenteerd in de hoop in het leven van een individu de hele wereld te kunnen weerspiegelen. Ondanks de inspanningen van de VPRO en het ASJ was de vertoningssituatie voor documentaires halverwege de jaren tachtig nog slechter dan rond 1970. De documentaire leek definitief uit de bioscoop verdreven en de afdelingen documentaire die er nog bij de omroepen bestonden werden opgeheven of ondergebracht in het veel bredere pakket van de informatieve programma’s. Ook de overheidssubsidies lieten steeds meer te wensen over. Ten slotte liet ook het publiek, gewend geraakt aan snelle verslaggeving van actualiteiten, het afweten. Tegenover de televisiereportage leek de documentaire alleen nog overlevingskansen te hebben als zij zich zou ontwikkelen tot de ultieme auteursfilm: persoonlijk getinte observaties over de werkelijkheid, zonder ook maar een schijn van objectieve verslaggeving. In 1981 werden voor het eerst de Nederlandse Filmdagen georganiseerd - de voorloper van het huidige Nederlands Film Festival. Een jaar later werd het 15 eerste Gouden Kalf voor de beste documentaire uitgereikt. Vanaf 1993 wordt er onder invloed van het sterk toegenomen aanbod ook een Gouden Kalf uitgereikt voor de beste korte documentaire (minder dan zestig minuten). Door dit jaarlijkse festival kreeg de documentaire tenminste een maal per jaar een behoorlijke hoeveelheid publiciteit en bovendien waren de winnende films vaak verzekerd van een bioscooproulement. Pas halverwege de jaren tachtig leek het tij voor de Nederlandse documentaire te keren. De budgetten van de subsidiegevers gaven een lichte stijging te zien, het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproductiesd (1988) werd opgericht en voor het eerst in tien jaar slaagde een Nederlandse documentaire erin om door te dringen tot de selectie van een buitenlands festival. In 1988 werd voor het eerst in Nederland een documentairefestival gehouden, het International Documentary Festival Amsterdam (IDFA). Rond 1990 werden voor het eerste de gunstige effecten van een jaarlijks documentairefestival zichtbaar. De productie van non-fictiefilms steeg, de financieringsmogelijkheden namen toe, evenals het aantal documentaires dat in de bioscoop werd uitgebracht. Al waren voor dat laatste wel wat stimuleringsmaatregelen van de verschillende filmtheaters nodig. De meeste omroepen riepen een wekelijkse documentairerubriek in het leven, die achtergrondreportages moest gaan verzorgen bij de haastiger gemaakte items uit de actualiteitenrubrieken. Er werd echter over het hoofd gezien dat de films die hun weg naar deze rubrieken vonden weinig te maken hadden met wat de ‘creatieve documentaire’ was gaan heten: persoonlijke films die zowel een inhoudelijk, esthetisch als documentair standpunt van de maker weerspiegelen. Reden Producties van ‘bijzondere culturele aard’, ‘in overwegende mate van Nederlandse origine’ en van een ‘hoogwaardig artistiek gehalte’ komen in aanmerking voor extra bijdragen uit het Stimuleringsfonds d 16 voor een aantal filmmakers te protesteren tegen de zoveelste vermindering van het aantal uitzenduren voor documentaires op televisie. DE JAREN 90 In de jaren negentig wordt het individuele perspectief van de Nederlandse documentairemakers op de werkelijkheid voortgezet. Documentairefilms werden steeds meer een commentaar op de werkelijkheid zoals die zich aan de filmmaker voordeed. Aanvankelijk leidde dat tot twee soorten films, namelijk portretten van individuen en specifieke situaties waarin zich het algemene zou weerspiegelen en anderzijds films die expliciet het standpunt van de maker verbeelden. In de jaren negentig blijken met name portretfilms een aantrekkelijke vorm om een verhaal in te vertellen. In 1992 verschijnen er kort achter elkaar vier portretfilms, die eveneens alle vier in de bioscoop worden uitgebracht.13 Ook keert in de jaren negentig de aandacht voor de geschiedenis van Nederland weer terug. Rond 1995 wordt met name het taboe op de koloniale periode in Nederlands-Indië doorbroken. De opvallendste tendensen in de Nederlandse documentaire in de jaren negentig zijn echter het ego-document en de fake-documentaire. Met name jonge filmmakers richten de blik naar binnen, daartoe niet in de laatste plaats aangezet door workshops (onder andere de scenarioworkshops van het IDFA) waarin omroepen nieuw documentair talent hopen te ontdekken. De opkomst van de fake-documentaire maakt de speurtocht naar de werkelijkheid rond. De eerste fake-documentaire veroorzaakte grote opschudding doordat nergens werd vermeld dat de film geënsceneerde en gedramatiseerde scènes bevatte. Vijf jaar later zijn de films die gedeeltelijk of geheel in scène zijn gezet en die zelfs als doel hebben om de toeschouwer daarover in het ongewisse te laten, aan de orde van de dag. Deze zogenaamde fake-documentaires of mockumentary’s trekken de uiterste consequentie uit het steeds fragmentarischer en ongrijpbaarder worden van de werkelijkheid: als de werkelijkheid niet langer wáár kan zijn, dan maakt 17 het ook niet uit of je haar als onwaar presenteert. Ware en bedachte verhalen kunnen zo een beeld van de werkelijkheid opleveren.14 Nederlandse documentairemakers zijn primair verhalenvertellers. Hoe wáár datgene is wat zij vertellen, wordt sinds eind 21e eeuw door de toeschouwer bepaalt. Het wegvallen van de grens tussen feit en fictie heeft tot gevolg dat er over de werkelijkheid niets stelligs meer beweerd kan worden. Elke werkelijkheid wordt door de filmmaker gevonden, opgebouwd, afgebroken en teruggevonden. Het is aan de toeschouwer of hij bereid is om dat te geloven. Een plaats waar eerder genoemde tendensen van de afgelopen jaren konden worden waargenomen was het IDFA. Sinds zijn oprichting in 1988 heeft het IDFA een gunstige invloed gehad op de productie van documentaires in Nederland. Omdat het IDFA voor de kinderdocumentaire ook een belangrijke rol speelt bespreek ik het IDFA hieronder wat uitgebreider. 1.2 INTERNATIONAL DOCUMENTARY FESTIVAL AMSTERDAM Het IDFA ontwikkelt zich sinds zijn oprichting meer en meer tot een internationaal georiënteerd documentaire-instituut waar naast het vertonen van creatieve documentaires ook de productie, financiering en verkoop van documentaires aandacht krijgt. Aan IDFA gelieerde organisaties als het FORUM (co-financieringsmarkt) en de documentairemarkt Docs for Sale, dragen bij tot het realiseren van IDFA’s primaire doelstelling: het verbeteren van het (inter)nationale documentaireklimaat.15 IDFA heeft de afgelopen jaren daarom ook afzonderlijke educatieve projecten ontwikkeld met als doelen het opleiden en begeleiden van jonge documentairemakers, een brug slaan tussen filmopleiding en filmpraktijk en jongeren laten kennismaken met de documentaire film op het witte doek. De komende jaren zal educatie (in de meest ruime zin van het woord) een steeds 18 belangrijkere rol gaan spelen binnen IDFA. Steeds meer zal IDFA zich gaan opwerpen als initiator van en adviseur bij het ontwikkelen van educatief materiaal voor basis- en voortgezet onderwijs.16 SCHOLIERENPROGRAMMA Al sinds 1993 verzorgt IDFA jaarlijks speciale documentairevoorstellingen voor scholieren van de bovenbouw van de basisschool en de onder- en bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Sinds 1998 heeft IDFA de schoolvoorstellingen uitgebreid naar meerdere steden buiten Amsterdam. Film Educatie Nederland (FEN) heeft de organisatie van deze schoolvoorstellingen die worden aangeboden buiten de festivalperiode op zich genomen.17 Met de schoolvoorstellingen probeert IDFA een nieuw publiek aan zich te binden en te enthousiasmeren voor de creatieve documentaire. Uitgangspunt daarbij is dat de documentaires aansluiten bij de belevingswereld van de leerlingen. Daarbij bieden documentaires voor scholieren interessant lesmateriaal, zowel thematisch als vanuit filmeducatief oogpunt.18 Naast het bioscoopbezoek, het lesmateriaal en het videolabel (voor voorstellingen in de klas zelf) organiseert IDFA, in samenwerking met FilmSet, een masterclass op school. Leerlingen maken dan kennis met filmmakers uit de praktijk die vertellen over hun ervaringen.19 Het IDFA Scholierenprogramma wordt georganiseerd in samenwerking met VPRO, NCRV, AVRO, Cinemien Homescreen en Selfmade Films.20 KIDS & DOCS Kids & Docs is een initiatief van IDFA dat in 1998 werd gepresenteerd in samenwerking met Cinekid, het internationaal film- en televisiefestival voor de jeugd. Kids & Docs komt voort uit de schoolvoorstellingen. Voor deze voorstellingen hadden en hebben ze nog steeds moeite om 19 goede jeugddocumentaires te selecteren, aldus Cees van ’t Hullenaar, marketingcommunicatie manager van het IDFA. Doel van Kids & Docs is het stimuleren van de productie van de (inter)nationale creatieve jeugddocumentaire door dit genre een podium te bieden. (Inter)nationale professionals blijken grote belangstelling te hebben voor het programma Kids & Docs. Men waardeert het zeer dat IDFA een internationaal platform voor de jeugddocumentaire heeft gecreëerd.21 Met eveneens het doel jongeren kennis te laten maken met de creatieve documentairefilm is er in 1998 een jaarlijkse prijsvraag in het leven geroepen. Jongeren tussen de tien en dertien jaar kunnen een idee voor een documentaire insturen. Daaruit worden tijdens het festival vijf nominaties bekend gemaakt. Deze vijf ideeën worden geadopteerd en verder uitgewerkt door ervaren documentairemakers van verschillende omroepen. De winnaar ontvangt de Stimuleringsfondsprijs Kids & Docs van € 27.500,-. Met dit geld wordt het idee verfilmd. Vervolgens is deze documentaire te zien op televisie bij een van de publieke omroepen en tijdens de eerstvolgende Cinekid en IDFA. De Kids & Docs prijsvraag is een initiatief van IDFA en Cinekid en wordt mogelijk gemaakt door het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties en een steeds groter wordend aantal publieke omroepen. 1.3 HET BELANG VAN DE KINDERDOCUMENTAIRE Kinderen vormen een aparte maatschappelijke categorie op grond van hun kind-zijn en verdienen daarom aparte aandacht. Kinderen zijn bezig de wereld te verkennen en te leren begrijpen en gewild of ongewild speelt de televisie daarbij een grote rol. Naast de ouders, de school en de buurt is de televisie een mede-opvoeder van de jeugd geworden. Elke omroep of zender heeft daarom de verantwoordelijkheid een aanbod van jeugdprogramma’s te verzorgen van een zo hoog mogelijk niveau, dat voldoet aan de specifieke behoeften van jeugdige kijkers. 20 Het kind moet niet als een nieuwe afzetmarkt, als een soort mini-volwassene worden benaderd, maar als een mondig wezen, met een eigen mening en eigen televisiebehoeften en –voorkeuren. Het kind heeft, net als de volwassene, recht op een eigen televisiecultuur.22 Kinderen zijn ontzettend nieuwsgierig, hun dorst naar kennis is groot. Op jonge leeftijd zijn kinderen nog erg georiënteerd op hun eigen omgeving en belevingswereld, maar oudere kinderen zoeken antwoorden op abstractere vragen, buiten hun eigen alledaagse leven.23 De documentaire is hier een uitermate geschikt medium voor. Een documentaire bevredigd niet alleen de honger naar kennis, wijst niet alleen naar nieuwe perspectieven, geeft niet alleen maar een gevoel van zelfbewustzijn en eigenwaarde, maar geeft kinderen ook het plezier van kijken, mee-ontdekken en meedenken.24 Volgens Peter Nikken (1994) speelt televisie ook een belangrijke rol in de emotionele ontwikkeling en de persoonlijkheidsontwikkeling van jeugdige kijkers door voldoende en herkenbare identificatiemodellen aan te bieden. Een manier waarop dat kan is met de documentaire. Kinderen leren op die manier kennismaken met andere culturen en normen, en met andere leeftijdsgenootjes die dezelfde emoties hebben als zij. Zoals al is op te maken uit de geschiedenis van de Nederlandse documentaire is de documentaire een middel om een boodschap over te brengen. Het is een educatief middel dat in verschillende vormen kan worden gegoten, al naar gelang de bedoeling van de filmmaker. Zowel de inhoud als de vorm van een documentaire zet mensen en dus ook kinderen aan tot het nadenken over dingen uit de wereld, over culturen, normen en waarden, emoties. Een kind leert op deze wijze verbanden zoeken en interpreteren. En dat alles op een leuke, ontspannen manier. En als er in Nederland hoogwaardige documentaires voor volwassenen worden gemaakt, waarom dan niet voor kinderen? Als een kind van jongs af 21 aan vaker wordt geconfronteerd met de documentaire, zal het op latere leeftijd ook vaker naar een documentaire kijken, is mijn mening. Niet voor niets heeft het IDFA ervoor gekozen de kinderdocumentaire een speciaal plekje te geven binnen het festivalprogramma. In het volgend hoofdstuk bespreek ik theorieën die ik later zal toepassen op Nederlandse kinderdocumentaires en ik probeer zelf een passende definitie van de kinderdocumentaire te geven. 22 HOOFDSTUK 2: DOCUMENTAIRE DOELEN EN VORMEN In dit hoofdstuk bespreek ik in paragraaf 1 en 2 de theorieën die ik in dit onderzoek wil gebruiken. Daarbij heb ik gebruik gemaakt van de boeken Theorizing Documentaries van Michael Renov en van Representing Reality van Bill Nichols. In paragraaf 3 bespreek ik verschillende definities van de documentaire en probeer daarin kenmerken te ontdekken die een basis kunnen vormen voor een definitie van de kinderdocumentaire. Tot slot zal ik dan ook proberen tot een hanteerbare definitie van de kinderdocumentaire te komen. Al snel werd mij duidelijk dat er over de kinderdocumentaire weinig geschreven is, zeker niet op het gebied van de theorie. Het enige concrete wat ik ben tegengekomen is de scriptie van een medestudente over de kinderdocumentaire. Daarin bespreekt zij het educatieve aspect van de kinderdocumentaire en behandelt de cognitieve ontwikkeling van kinderen daarbij. Ook geeft zij in haar scriptie twee definities van de kinderdocumentaire, die in paragraaf 3 besproken zullen worden. Natuurlijk is het educatieve aspect van de kinderdocumentaire maar een klein gedeelte van wat een kinderdocumentaire is en teweegbrengt. Omdat ik mij niet wil toeleggen op het educatieve aspect, maar meer op de doelen en vorm van de documentaire, maak ik in dit hoofdstuk gebruik van de theorieën van Michael Renov en Bill Nichols. Zij beschrijven respectievelijk de functies van een documentaire en de manieren waarop je documentaires kunt structureren. Daarmee wil ik, net zoals Renov (1993) zegt, wijzen op wat minder vaak onderzochte documentaire tendensen in de hoop een hulpmiddel te kunnen zijn voor verder onderzoek in de toekomst. 23 2.1 MICHAEL RENOV Michael Renov spreekt in zijn boek Theorizing Documentaries over de poetics van de documentaire; de principes van constructie, functie en effect die kenmerkend zijn voor de non-fictie film. In het kader van die poetics kent hij vier fundamentele tendensen/functies toe aan de documentaire praktijk. Met de introductie van deze vier functies hoopt Renov een maatstaf te hebben gecreëerd, die in staat is zowel historische als politieke stromingen te omvatten. Deze vier functies zijn: 1. de registrerende functie 2. de overtuigende functie 3. de kennisverwervende functie 4. de esthetische functie Deze functies hoeven niet perse los van elkaar te worden beschouwd. Ze kunnen elkaar raken, overlappen of zelfs een gemeenschappelijke richting hebben. Hieruit blijkt dat de non-fictie vormen in de beeldende kunsten steeds aan veranderingen onderhevig zijn. Op sommige momenten en in het werk van sommige uitvoerenden is één of zijn meerdere van die functies vaak over- of ondergewaardeerd. Het is niet de bedoeling dat er een ideale balans tussen deze functies moet worden bereikt. Er is niet één ‘beste’ functie, maar er zijn vier manieren om op een creatieve manier een bepaald effect te bewerkstelligen. Uiteindelijk is het immers de bedoeling bij de kijker een bepaalde reactie los te maken. Op welke wijze de tendensen dit effect proberen te verkrijgen, zal ik hieronder per functie bespreken. DE REGISTRERENDE FUNCTIE Dit is waarschijnlijk de meest elementaire van de documentaire functies en wordt gebruikt sinds de ‘actualités’ van de gebroeders Lumières. De nadruk 24 ligt hier op het kopiëren van de historische werkelijkheid, iets wat de basis is van de gehele cinema. Een belangrijke bepalende voorwaarde voor de documentaire echter is de waarheidsclaim. Een van de eerste personen die wees op de verschillende effecten die de geschiedenis had op het publiek en hun reacties op filmische expressie was Bazin. Hij schreef: “since World War II we have witnessed a definite return to documentary authenticity … that can be tested by the other media of information, namely, radio, books and the daily press. … the prevalence of objective reporting following Word War II defined once and for all what it is that we require from such reports.25 Heden ten dage, een tijd van ontelbare tv-commercials die misbruik maken van hun documentaire ‘look’ (schokkerig beeld, zwart-wit), is een technisch ontsierde afbeelding van een bepaalde realiteit niet langer genoeg als visuele garantie van authenticiteit. Het wordt slechts gezien als weer een andere kunstmatige ingreep. Wat Renov daarmee wil zeggen is dat terwijl het instinct voor cultureel zelfbehoud constant blijft, de kenmerken van een documentaire historisch variabel zijn. Het doel wordt dus op verschillende manieren bereikt. Helemaal objectief kan geen enkele documentairemaker zijn, er moeten altijd keuzes worden gemaakt (welke hoek, take enz. zal het beste zijn?). Het uiteindelijke resultaat is het resultaat van meerdere tussenkomsten die noodzakelijkerwijs tussen het sign (filmisch teken; datgene wat we op het scherm zien) en zijn referent (wat in de wereld bestaat) komen. DE OVERTUIGENDE FUNCTIE Volgens Aristoteles zijn effectieve bewijzen (dus overredende technieken) een eerste vereiste voor het bereiken van persoonlijke of sociale doelen. Groot voorbeeld van deze tendens is documentarist John Grierson, de man die als eerste de term ‘documentaire’ zou hebben verzonnen. Voor hem was het 25 scherm een preekstoel en was de film een hamer waarmee hij de maatschappij er eerder inhamerde dan dat hij haar ermee weerspiegelde. Volgens Renov is de promotionele aanzet (het verkopen van waarden of producten, het verzamelen van support voor een sociale beweging of het verstevigen van subculturele identiteiten) een cruciale natuurdrift waaraan non-fictie film en video blijven beantwoorden. Ook Bill Nichols spreekt in zijn boek Ideology and the Image over de drieeenheid van Aristoteles van bewijzen die werkzaam zijn in een documentaire: ethiek, emotie en demonstratie. We kunnen worden overgehaald door de ethische status van de filmmaker of de geïnterviewde. DE KENNISVERWERVENDE FUNCTIE Analyse is een reactie op de registrerende functie; het is de openbaring ondervragen. Het is een antwoord op cognitieve behoeften, een uitbreiding van psychologische activiteiten die mensen zintuiglijke gegevens laat verwerken. Deze documentairevorm impliceert een theorie over de gebeurtenissen die zij beschrijft door middel van een fijne structuur van het profilmische naar een globaal geheel. Nichols noemt dit proces ‘mozaïsch’; elke scène is een semiautonome tijdelijke eenheid, terwijl het een bijdrage levert aan een totale maar non-narratieve afbeelding van het gefilmde instituut. Zo’n schema van gefilmde scènes gaat ervan uit dat gebeurtenissen meerdere oorzaken hebben en geanalyseerd moeten worden als webben van onderling verbonden invloeden en patronen. Dit kenmerk van de documentaire discourse (= verhandeling) is dus verbonden met zowel diepgewortelde cognitieve functies als een strikt informatieve functie. De documentaire richt zich daardoor behoorlijk anders op zaken van zien en weten dan zijn fictionele tegenhanger. Volgens deze tendens bestaat een presentatie niet automatisch uit ‘ondervraging’, ondanks dat ‘ondervraging’ een waardevol ingrediënt kan zijn voor elk non-fictie werk. Het echte succes van kunst kan worden afgemeten 26 aan zijn mogelijkheid zijn publiek te activeren, volgens Brecht. Kunst moedigt onderzoek aan, het biedt plaats aan oordelen en verschaft de middelen voor evaluatie en verdere actie, het moedigt dus een actieve respons aan. Renov zegt het naar mijn mening mooi in de volgende zin: ‘The film or videotape that considers its own processes rather than seals over every gap of a neverseamless discourse is more likely to engender the healthy skepticism that begets knowledge, offering itself as a model.’ De analytische impuls wordt niet zozeer bepaald door de filmmakers, maar door hen aangemoedigd voor de kijkers. DE ESTHETISCHE FUNCTIE Deze esthetische functie is nog steeds ondergewaardeerd binnen de nonfictie-afdeling, hoewel hij ruimschoots terug te vinden is in het verleden van de documentaire. Vaak wordt beweerd dat de creatie van mooie vormen en de documentaire taak van historische representatie onverenigbaar zijn. Helaas is dit tegenover elkaar zetten van ‘waarheid’ en schoonheid’ een gevolg van (Westers) dualisme dat verantwoordelijk is voor de kloof tussen wetenschap en kunst. Renov gebruikt een citaat van Hans Richter die eens zei: “Het werd duidelijk dat een feit niet echt een feit bleef als het in een te mooi licht verscheen.” Volgens Renov moet een werk dat op een uitdagende of innovatieve wijze de representatie van historische documentatie op zich durft te nemen, niet worden gediskwalificeerd als non-fictie. Elk werk heeft een bepaalde mate van expressiviteit in zich, het één alleen wat meer dan het ander. Het is een serie van auteurskeuzes, waardoor sommige documentaires meer ‘kunstig’ of puur expressief lijken dan andere. Het opwekken van een reactie bij de kijker op een uitgesproken esthetische manier moet niet worden gezien als afleiding van de realiteit. Aandacht voor het expressieve aspect versterkt juist vaak het communicatieve doel; de ‘kunstmatige’ film kan de mogelijkheden van zijn gekozen medium effectiever gebruiken om ideeën en gevoelens over te brengen. 27 Ten slotte kan de esthetische functie nooit helemaal losgemaakt worden van de didactische, omdat het doel van een documentaire ‘aangenaam leren’ is. Dit zijn de vier functies die Renov toekent aan de documentaire. Maar hoe komen die functies tot uiting? Bill Nichols bespreekt een viertal vormen van representatie van de documentaire vorm, die ik hieronder zal behandelen. 2.2 BILL NICHOLS Bill Nichols beschrijft in zijn boek Representing Reality vier basale manieren van representatie waarop teksten (met tekst bedoeld Nichols de documentairefilm, de wijze waarop het publiek wordt aangesproken) geordend kunnen worden in relatie tot vaak voorkomende kenmerken of conventies. In de documentaire film onderscheidt hij vier manieren waarop de meeste teksten zijn gestructureerd: 1. de verklarende vorm 2. de observationele vorm 3. de interactieve vorm 4. de reflexieve vorm Deze vier manieren zijn reacties op elkaar en bestaan al lange tijd ook naast elkaar. Elke manier heeft wel eens een dominantere rol gespeeld in bepaalde regio’s of perioden, maar ze worden ook gecombineerd en aangepast binnen individuele films. Nichols zegt daarover het volgende: “What works at a given moment and what counts as a realistic representation of the historical world is not a simple matter of progress toward a final form of truth but of struggles for power and authority within the historical arena itself.” Tekst en realisme zijn voor de documentaire gebruikelijke ‘ingrediënten’. Tekst kan een moreel, politiek of ideologisch perspectief introduceren van wat anders alleen maar chronologisch zou zijn. De vier manieren van representatie maken van deze ingrediënten verschillende typen tekst met 28 verschillende ethische onderwerpen, structuren in de tekst en verwachtingen van de kijker. Hieronder zal ik de vier manieren van representatie een voor een bespreken. Omdat Nichols bij zijn definitie van de documentaire een onderscheid maakt tussen maker, kijker en tekst zal ik zo veel mogelijk proberen die scheiding bij elke vorm duidelijk zichtbaar te houden. DE VERKLARENDE VORM Deze vorm vond zijn oorsprong vanaf 1920 door de onvrede over de entertainment kwaliteiten van de fictieve film. Men wilde met voice-of-God commentaar en poëtische perspectieven informatie over de wereld zelf geven, de echte wereld. De nadruk wordt gelegd op het gevoel van objectiviteit en van goed bewezen oordelen. Het doel van de maker van de verklarende documentaire is voornamelijk het overbrengen van zijn boodschap. In welke vorm dat gebeurt is hierbij van minder groot belang. De verklarende tekst wordt gevormd rondom het commentaar dat gericht is op de kijker. De verklarende tekst spreekt zijn kijker direct aan, met titels of stemmen die een argument over de historische wereld bevorderen. Beelden dienen als illustratie of als counterpoint. De argumenten van de commentator vormen dus de dominante tekst, die de overige teksten voortstuwt. De verklarende tekst kan elementen van interviews bevatten, maar deze worden meestal onderworpen aan een argument dat door de film zelf wordt aangeboden, vaak via een voice-of-God commentaar of een on-camera stem met autoriteit, die namens de tekst spreekt. Er is eigenlijk geen gevoel van geven en nemen tussen de interviewer en het subject. Andere stemmen worden op een logische manier verwoven in de tekst die ze leidt. Deze stemmen behouden weinig verantwoordelijkheid voor de argumenten die ze maken, want ze worden gebruikt als bewijs voor wat het commentaar, dus de filmmaker zegt. 29 Montage dient in de verklarende documentaire meestal voor het tot stand brengen en behouden van retorische continuïteit, dan voor continuïteit van ruimte of tijd. De kijker van een verklarende documentaire heeft meestal de verwachting dat een alledaagse wereld zal worden onthuld door middel van een logisch oorzaak-gevolg verband tussen de reeks gebeurtenissen. Steeds terugkerende beelden en zinnen functioneren als klassieke refreins, die de nadruk leggen op thematische punten en bijbehorende emoties. Daarnaast verwacht de kijker dat er wordt gewerkt naar een oplossing of een antwoord, zoals het presenteren van de consequenties van zure regen of het napluizen van de geschiedenis van een gebeurtenis of de biografie van een persoon. Vaak wordt dat door de verklarende documentaire opgelost door de kijker zich betrokken te laten voelen bij de noodzaak van zo’n oplossing. DE OBSERVATIONELE VORM Deze vorm ontstond door de komst van een meer mobiele uitrusting voor de crew en door ontevredenheid met de moraliserende verklarende documentaire. Direct cinema is een andere term voor de observationele vorm, maar omdat veel mensen de termen direct cinema en cinema vérité door elkaar gebruiken, gebruikt Bill Nichols liever de termen observationeel en reflexief. De filmmaker kan ongehinderd filmen wat mensen doen wanneer ze zich niet expliciet tot de camera richten. Maar de filmmaker wordt wel beperkt tot het heden en moet de discipline hebben om zich los te kunnen maken van de gebeurtenissen zelf. De nadruk ligt dus op het niet tussen beide komen van de filmmaker. Zulke films hebben vergeleken met de andere vormen de minste controle over de gebeurtenissen die voor de camera plaatsvinden. De observationele documentaires worden gekenmerkt door indirect optreden en meer gesprekken tussen de subjecten dan gesprekken gericht aan de 30 camera. Verder is er sprake van synchroon geluid en relatief lange takes. Door het gebruik van deze technieken wordt de gehele situatie ‘driedimensionaal’ weergegeven en wordt het een geheel voor de kijker. Elk shot ondersteunt het gehele systeem van oriëntatie. De aanwezigheid van de camera op de set getuigt van zijn aanwezigheid in de historische wereld, zijn vastlegging suggereert een verbintenis met de directheid, intimiteit en met het persoonlijke, wat vergelijkbaar is met wat een daadwerkelijke waarnemer/deelnemer zou kunnen ervaren. De geluiden en beelden die worden gebruikt zijn ook opgenomen op het moment van filmen, in tegenstelling tot de voice-over en illustratiemateriaal van de verklarende vorm. Dit maakt de verklarende film (en ook de interactieve film) geschikt voor historisch onderzoek, terwijl de observationele film zich gemakkelijker toelegt op hedendaagse ervaringen. De afwezigheid van commentaar en het zo min mogelijk gebruik van illustraties bevorderen een nadruk op de activiteiten van individuen binnen een specifieke sociale omgeving, zoals familie, de plaatselijke gemeenschap, een bepaald instituut of een aspect daarvan. Zulke observaties zijn vaak representaties van een proces (het ontrafelen van een aantal relaties binnen een bepaalde periode) of een crisis (het gedrag van individuen onder druk). Rare samenstellingen van shots of scènes fungeren als voorbeeld van een gemengde stijl waarin de filmmaker gebruik maakt van technieken die door een andere vorm worden gebruikt. Door de conventies van de observationele vorm zullen abrupte veranderingen van tijd of plaats niet zo snel worden gebruikt om de kijker nieuw inzicht te geven. Eerder zal gebruik worden gemaakt van abrupte, verrassende of onverwachte veranderingen in het perspectief of in de zelfpresentatie van een social actor. Deze term staat voor ‘individu’ of ‘mens’. Steeds terugkerende beelden of situaties neigen tot het versterken van het realiteitseffect. Ze leggen de film vast in de historische werkelijkheid van tijd en plaats. Deze refreinen voegen emotionele structuur toe aan een argument. 31 Hoewel observationele documentaires in het heden zijn geworteld, maken ze ook gebruik van de factor tijd. Zulke refreinen geven namelijk ook de indruk van narratieve ontwikkeling, van verandering door de tijd. In plaats van een structuur gebaseerd op het oplossen van een puzzel of probleem, probeert de observationele documentaire een structuur te vormen rondom een grondige afschildering van het alledaagse. Montage wordt in observationele films gebruikt als middel om de indruk van geleefde of real time te versterken. Elke cut of edit heeft tot doel het ondersteunen van de continuïteit van ruimte en tijd en niet zozeer de logische continuïteit van een argument of een bepaalde zaak. De observationele documentaire wordt vaak gebruikt als etnografisch middel, waarmee filmmakers de activiteiten van anderen kunnen observeren zonder gebruik te hoeven maken van verklarende technieken die de geluiden en beelden van de een gebruiken als medeplichtige aan het argument van een ander. In zijn puurste vorm worden voice-overs, externe muziek (muziek die later wordt toegevoegd), tussentitels, in scène gezette scènes en zelfs interviews vermeden. De observationele vorm geeft de kijker de mogelijkheid een blik te werpen in het leven van een ander, om een gevoel van de uitgesproken ritmes van het alledaagse leven te verkrijgen. Voor de kijker zet de observationele documentaire een referentiekader op dat dicht bij dat van de fictiefilm ligt. We zien en horen social actors. Degenen die we observeren zijn zelden getraind in of uitgelokt tot hun gedrag. Het optreden van social actors lijkt echter veel op het optreden van fictieve personages. Ze schotelen een meer of minder complexe psychologie voor en we richten onze aandacht op hun ontwikkeling of lot. Observationele cinema brengt een gevoel over van niet vooraf bedachte en vrije toegang tot de wereld. Het fysieke lichaam van een bepaalde filmmaker beperkt niet wat we kunnen zien. De persoon achter de camera en de 32 microfoon nemen de aandacht voor de social actors niet weg en bemoeien zich op geen enkele wijze met hen. De kijker verwacht de positie van de ideale waarnemer in te kunnen nemen, zich rondom mensen en plaatsen te kunnen bewegen om onthullende inzichten te kunnen vinden. De onmerkbare aanwezigheid van de filmmaker opent de weg naar emotionele identificatie, poëtische verdieping en voyeurisme. DE INTERACTIEVE VORM Deze vorm werd vanaf eind jaren vijftig steeds vaker gebruikt door de komst van nog beter hanteerbare geluidsapparatuur en door het verlangen het perspectief van de maker duidelijker zichtbaar te maken. De makers van interactieve documentaires wilden zich meer direct verbinden met de individuen zonder terug te vallen op de klassieke verklarende vorm. Bepaalde interviewstijlen (bijvoorbeeld het gemaskeerde interview) en tactieken van tussenkomst bloeiden op, waardoor de filmmaker actiever kon participeren in de huidige gebeurtenissen. De filmmaker kon ook gebeurtenissen uit het verleden oprakelen door middel van getuigen en experts die ook door de kijker konden worden gezien. Archiefmateriaal van gebeurtenissen uit het verleden werd toegevoegd aan dit soort commentaar om monotoon voice-of-God commentaar te voorkomen. Ook de stem van de filmmaker kon net zo makkelijk gehoord worden als de stem van een ander. Niet in een georganiseerde voice-of-God commentaar, maar ter plekke, in een face-to-face confrontatie met anderen. Onverwachte veranderingen kunnen grafische tussentitels zijn, ongebruikelijke kadrering (zoals tijdens een interview het wegdraaien van de camera van het hoofd naar een ander aspect van die persoon of ruimte), en onverenigbare of tegenstrijdige statements over hetzelfde onderwerp. Zulke onverwachte veranderingen dwingen de kijker tot herwaardering van een aantal statements in het licht van een andere, tegenstrijdige set 33 statements. Ze worden, naast het proces van interactie zelf, een sleutelmiddel in het beredenerende repertoire van de filmmaker. De interactieve tekst heeft vele vormen maar ze betrekken allemaal hun social actors in een confrontatie met de filmmaker. De stem van de filmmaker spreekt eerder de social actors op het scherm aan dan het publiek. Een variatie op een ‘normale’ conversatie is het ‘gemaskeerde interview’, dat minder goed door de filmmaker kan worden georganiseerd. In dit geval is de filmmaker offscreen en niet te verstaan. De geïnterviewde richt zich niet meer tot de filmmaker offscreen, maar gaat een gesprek aan met een andere social actor. De indruk die zo’n interview geeft is moeilijk te onderscheiden van de indruk die een interview in de observationele documentaire geeft. Maar een belangrijk onderscheid is dat we een geïmplementeerd gesprek waarnemen. Het onderwerp dat wordt besproken door de social actors en de globale strekking van zo’n gesprek zijn van tevoren doorgenomen. De verwachtingen van de kijker bij een interactieve documentaire verschillen behoorlijk van de verwachtingen bij een verklarende of observationele documentaire. Verklarende en observationele documentaires proberen de aanwezigheid van het productieproces te verdoezelen. In interactieve films is de reconstructie van mondelinge verhalen die samen een historische gebeurtenis of periode beschrijven altijd het resultaat van montage. Dat proces is meer geworteld in individuele perspectieven of persoonlijke herinneringen dan een voice-of-God commentaar en duidelijke montage zouden zijn. De kijker verwacht getuige te zijn van een historische wereld die wordt gerepresenteerd door iemand die daarin leeft en die dat feit tot een belangrijke dimensie van de tekst maakt. De tekst bepaald de ethiek en de strategie van de confrontatie. Dit is de confrontatie van de filmmaker met de social actor. Het gevoel van lichamelijke aanwezigheid plaatst en houdt de filmmaker in de scène, ook wanneer die gemaskeerd wordt door bepaalde interview strategieën. 34 DE REFLEXIEVE VORM Deze vorm is als laatste ontstaan en ontstond door een verlangen naar het duidelijker maken van de representatie-conventies zelf en het uitdagen van de indruk van realiteit die door de andere drie vormen zonder problemen wordt overgebracht. Het is de meest zelfbewuste vorm; het gebruikt dezelfde middelen als de andere drie vormen, maar gebruikt ze op zo’n manier dat de aandacht van de kijker gericht is op zowel het middel als het effect. Terwijl het merendeel van de documentaires zich bezig houdt met het praten over de historische wereld, worstelt de reflexieve documentaire met de vraag hoe we over de historische wereld spreken. Reflexieve documentaires zijn zelfbewust over niet alleen vorm en stijl, maar ook over strategie, structuur, conventies, verwachtingen en effecten. Zo horen we de filmmaker in gesprek met de social actors, maar daarnaast ook in een meta-commentaar, waarin hij niet zozeer tegen de kijkers praat over de historische wereld, maar over het proces van de representatie zelf. Vaak is de filmmaker zelf in beeld, echter niet als deelnemende waarnemer, maar als een persoon met een bepaalde macht. Het verlangen zich te richten op de conventies en esthetiek van representaties vereist een enorme aandacht voor en organisatie van wat er voor de camera gebeurt en voor het naast elkaar plaatsen van individuele shots of scènes. De reflexieve manier van representatie benadrukt eerder de confrontatie van de filmmaker met de kijker, dan de confrontatie van de filmmaker met het subject. In zijn meest extreme vorm spoort de reflexieve documentaire de kijker aan tot een versterkt besef van zijn of haar relatie tot de tekst en van de problematische relatie van de tekst met wat het representeert. Montage wordt vaak gebruikt om deze mate van bewustzijn te verhogen. Onverwachte veranderingen in deze vorm hebben het effect dat door de Russische formalisten is beschreven als ostreanie: het vreemd maken van het vertrouwde en het vertrouwd maken van het vreemde. Onverwachte veranderingen of stilistische afwijkingen van de normen van een tekst of de 35 conventies van een genre maken realisme en verwijzingen zelf vreemd. Ze draaien het zelfbewustzijn van de kijker om naar zichzelf, zodat het in contact komt met het werk van het filmisch apparaat in plaats van dat het ongehinderd toegang vindt tot een verbintenis met een representatie van de historische wereld. Verwachtingen van de kijker bij reflexieve documentaires verschillen van verwachtingen bij de andere vormen. In plaats van de representatie van een onderwerp (met of zonder aandacht voor de interactieve rol van de filmmaker) verwacht de kijker het onverwachte. Dat onverwachte heeft niet zozeer de surrealistische bedoeling om te shockeren en verrassen, maar dat onverwachte is bedoeld als middel om de film steeds terug te kunnen laten keren naar vragen over zijn eigen status en dat van de documentaire in het algemeen. Refreinen, mochten ze voorkomen, onderstrepen niet langer thematische rode draden en wijzen niet op de aanwezigheid van de camera en de filmmaker in de historische wereld, maar verwijzen naar de constructie van de tekst zelf. Reflexiviteit en bewustwording gaan volgens de reflexieve vorm hand in hand, want door een bewustwording van vorm en structuur en het bijbehorende effect, kunnen nieuwe vormen en structuren ontstaan, niet alleen in theorie, maar ook in de praktijk, sociaal gezien. Het steeds ontdekken van nieuwe vormen en structuren is nu juist datgene wat het zo moeilijk maakt een sluitende definitie te geven van de documentaire. Hieronder heb ik toch geprobeerd een definitie te geven van de documentaire en van de kinderdocumentaire. 2.3 DEFINITIE KINDERDOCUMENTAIRE The most familiar, but most abused and most misunderstood term in the film lexicon, documentary, has been applied to everything from newsreels to instructional films to travelogues and television specials.e e Barsam R.M., Nonfiction film: a critical history p.1 36 Wanneer je je verdiept in de literatuur over de documentaire, zijn dit soort uitspraken aan de orde van de dag. Veel filmmakers geven ieder hun eigen interpretatie aan en definitie van hoe een documentaire eruit moet zien. Een sluitende definitie van de documentaire is tot nu toe nog niet gegeven. Dat een sluitende definitie voor onderzoek wel van belang is, bewijst een artikel dat ik las in VARA TV Magazine van 30 juni 2001, waarin stond dat een recent onderzoek door de NOS naar het aantal uitgezonden documentaires bij de omroepen was gestrand, omdat een duidelijke definitie ontbrak. Zonder definitie kun je geen programma’s selecteren als documentaire, wat toch de basis is van de meeste onderzoeken naar het genre documentaire. Dat probleem heb ik zelf ondervonden bij het inventariseren van informatieve kinderprogramma’s, om ze daarna te kunnen onderverdelen in weldocumentaire en niet-documentaire (zie hoofdstuk 3, paragraaf 3.2). Ik had me van tevoren gerealiseerd dat die definitie er nog niet was en dat er van een kinderdocumentaire al helemaal geen vaste definitie zou zijn gegeven. Ik wist dus dat ik die zelf moest gaan creëren . Om tot een dergelijke definitie te komen heb ik de definities die er zijn bekeken en daarin een selectie gemaakt van theorieën die me aanspraken. Met behulp van de kenmerken die daarin naar voren komen wil ik mijn eigen definitie van een kinderdocumentaire vormen. Ik ben me ervan bewust dat deze definitie niet allesomvattend is, omdat ik me in dit onderzoek richt op de inhoud en vorm van de documentaire en niet op alle aspecten van de documentaire. Maar voor dit onderzoek zal het een hanteerbare definitie zijn. BESTAANDE DEFINITIES Een van de oudere definities is die van de World Union of Documentary. Deze definieerde de documentaire film in 1948 als volgt: ... all methods of recording on celluloid any aspect of reality interpreted either by factual shooting or by sincere and justifiable reconstruction, so as to appeal either to reason or emotion, for the purpose of stimulating the desire for, and the widening of human knowledge and understanding, and 37 of truthfully posing problems and their solutions in the spheres of economics, culture, and human relations.26 Bill Nichols (1991) geeft niet één definitie, maar geeft voor zowel de maker, de tekst als de kijker een aparte omschrijving. Hij zegt het niet samenvattend in een zin, dus ik geef hieronder beknopt zijn ideeën weer. Voor een filmmaker kan de documentaire worden beschouwd als een institutionele formatie; het wijst de filmmakers erop dat het belangrijk is samen (met alle andere documentairemakers) een gemeenschappelijk gevoel en doel te hebben, namelijk het representeren van de historische wereld. Op welke wijze dat gebeurd is aan de documentairemaker. De documentaire is datgene wat de filmmaker ervan wil maken. Je zou kunnen zeggen dat deze groep zichzelf grotendeels definieert. Elke film is een tekst en deelt binnen een bepaald genre specifieke kenmerken, zoals normen, codes en conventies. Zo ook de documentaire. Elke film heeft zijn eigen interne normen of structuren, maar die worden geplaatst in een tekstueel systeem of organiserend patroon dat vaak gemeenschappelijk is met dat van andere documentaires. Enkele kenmerken van zo’n gemeenschappelijk tekstueel systeem zijn bijvoorbeeld een informatieve logica, die meestal bestaat uit het presenteren van een probleem en het uiteindelijke oplossen van dat probleem. Ook geluid (onder andere de soundtrack) of gesproken commentaar zijn zeer belangrijk voor de documentaire, belangrijker dan voor bijvoorbeeld fictie. Daarnaast is structuur (vaak door middel van montage) belangrijk, om het argument van de film te ondersteunen. Voor het kijken naar een documentaire is meestal een actief proces van begrip en interpretatie nodig van de kant van de kijker. Dat wordt vaak ook door de kijker verwacht. Die weet daardoor dat de beelden hun origine hebben in de historische wereld en hij/zij ziet wat de tekst ons duidelijk wil maken over de historische wereld zelf. Om dit proces op gang te houden is het wel belangrijk dat de documentaire de kijker steeds blijft motiveren. 38 Naast deze drie definities zegt Nichols ook dat we sociale onderwerpen en culturele waarden, huidige problemen en mogelijke oplossingen, actuele situaties en specifieke representatiemethoden daarvan voorgeschoteld krijgen in een documentaire. In deze bewering vinden we dus een groot gedeelte van de definitie van de World Union of Documentary terug. Christianne de Cock schreef een scriptie over de kinderdocumentaire in 1997. Zij onderscheidde twee soorten kinderdocumentaires: de instructieve en de vormingsgerichte documentaire. Hun definities luiden: Een vormingsgerichte kinderdocumentaire is een actuele en waarheidsgetrouwe weergave van sociale problemen en gebeurtenissen, bestaand uit holistische stimuli, die uitgaan van het gevoelsleven van een kind en waarbij de (vorm)kenmerken aangepast zijn aan een bepaalde leeftijdsgroep en gebruikt worden om bepaalde manieren van leren te ondersteunen. Een instructieve kinderdocumentaire bestaat uit linguïstische stimuli, die informatie geven of onderwijzen, geconstrueerd zijn rond het oplossen van een probleem en waarvan de (vorm)kenmerken gebruikt moeten worden voor een zo groot mogelijke objectiviteitsimpressie en aangepast moeten worden aan het begripsniveau van de beoogde doelen. Deze laatste definities neem ik mee in deze paragraaf, omdat ze de enige definities van de kinderdocumentaire zijn die ik ben tegengekomen. Alleen ben ik het niet eens met deze definities. Ten eerste vind ik de splitsing raar, want dan zou je voor alle verschillende documentairevormen wel een aparte definitie kunnen geven. In mijn opzicht zou er een definitie moeten zijn voor de ‘gewone’ documentaire, waaraan je dan toevoegt dat er rekening gehouden moet worden met het begripsniveau. 39 Daarnaast hoeft een documentaire helemaal niet een zo groot mogelijke objectiviteitsimpressie te hebben, omdat er tegenwoordig ook veel documentaires gemaakt worden waarin de point of view van de maker het belangrijkst is en die hoeft niet perse objectief te zijn. Wel ben ik het eens met de delen waarin staat dat er rekening gehouden moet worden met het gevoelsleven en begripsniveau van kinderen en dat de documentaire een middel is om kinderen iets te leren. MIJN DEFINITIE Enkele kenmerken die ik meeneem uit bovengenoemde definities in mijn eigen definitie van de (kinder-)documentaire zijn: - aspect van de realiteit (World Union of Documentary) - beroep doen op rede of emotie (World Union of Documentary) - stimuleren van kennis en begrip (World Union of Documentary) - representeren van de historische wereld (Bill Nichols) - specifieke representatiemethode (Bill Nichols) - sociale onderwerpen en culturele waarden (Bill Nichols) - aanpassing aan leeftijdsgroep en begripsniveau (Christianne de Cock) Mijn definitie van een documentaire luidt daarom als volgt: De documentaire is een specifieke representatiemethode van sociale en culturele aspecten uit de realiteit, die tot doel heeft het stimuleren van kennis en begrip door een beroep te doen op de rede of emotie van de kijker. Mijn definitie van een kinderdocumentaire luidt als volgt: De kinderdocumentaire is een specifieke representatiemethode van sociale en culturele aspecten uit de realiteit, die tot doel heeft het stimuleren van kennis en begrip door een beroep te doen op de rede of emotie van een kind binnen zijn of haar specifieke leeftijdscategorie. 40 HOOFDSTUK 3: KINDERDOCUMENTAIRES BIJ DE OMROEP In dit hoofdstuk bespreek ik de situatie van de Nederlandse kinderdocumentaire op dit moment. In paragraaf 1 ga ik in op het productieklimaat dat er in Nederland is voor de kinderdocumentaire. Hoe ziet dat eruit en wat wordt eraan gedaan om de productie van kinderdocumentaires te stimuleren. In paragraaf 2 bespreek ik de educatieve en informatieve programmering van Nederlandse kinderprogramma’s bij de publieke omroep van de afgelopen jaren, om te ontdekken of daar een tendens is waar te nemen. Daarnaast bespreek ik de resultaten van mijn eigen inventarisatie van uitgezonden documentaire programma’s door de publieke omroepen. Aan de hand van die inventarisatie kwamen er drie omroepen uit die ik uitgebreider zal bespreken in de paragrafen 3, 4 en 5. Tot slot van dit hoofdstuk zal ik proberen om gezamenlijke raakvlakken en verschillen tussen de omroepen op het gebied van de productie van kinderdocumentaires te omschrijven. 3.1 HET PRODUCTIEKLIMAAT IN NEDERLAND De jeugddocumentaire kreeg voor de komst van Kids & Docs te weinig aandacht en dat is nog steeds zo, aldus Cees van ’t Hullenaar, marketingcommunicatie manager van het IDFA. Hij kan nog niet zeggen dat de komst van Kids & Docs structureel tot een beter aanbod heeft geleid. Daarvoor is de drie jaar dat Kids & Docs nu bestaat nog een te korte periode. Het aanbod was en is nog steeds niet echt overweldigend groot en veelal op video, bedoeld voor televisie, vaak in serievorm. Wel is het zo dat makers die zich richten op kinderdocumentaires zich gevleid voelen door het programma en gesterkt worden door de aandacht die ze bij IDFA en Cinekid krijgen. De Kids & Docs prijsvraag die IDFA samen met Cinekid en Stifo organiseert heeft er ook voor gezorgd dat alle omroepen zich nu heel concreet gaan verdiepen in het genre via Z@ppelin (kinderzender 41 op Ned. 3). Bij Z@ppelin is een Kids & Docs-slot op komst, waarin kinderdocumentaires van 15 minuten elke woensdagmiddag op een vast tijdstip worden uitgezonden. Een andere stimulans is de European Broadcasting Union (EBU), een samenwerkingsverband van de publieke omroepen van voornamelijk alle Europese landen en enkele in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Producties worden uitgewisseld, waardoor je uiteindelijk goedkoper je zendtijd kunt invullen. Zo kunnen programma’s gemaakt worden die anders te duur zouden zijn of te weinig publiek zouden trekken. Al met al positieve maatregelen als het gaat om het bevorderen van de productie van kinderdocumentaires. Maar zijn al die maatregelen terug te zien in het aantal documentaires dat door de omroepen wordt geproduceerd? 3.2 DE SITUATIE VAN DE KINDERDOCUMENTAIRE BIJ DE PUBLIEKE OMROEP Peter Nikken heeft regelmatig de programmering van de Nederlandse kindertelevisie onder de loep genomen. Aan de hand van zijn gegevens kan ik hier een beeld schetsen van de jeugdprogrammering in 1993, 1995 en 1999. Ik heb gekozen voor deze jaartallen, omdat het een beeld schetst van een langere periode. Nikken onderscheidt 17 categorieën die zijn gebaseerd op de indeling die de afdeling Kijk- en Luisteronderzoek van de NOS ook hanteert.27 (zie bijlage III) Sommige categorieën voegt hij samen. De categorieën waar de documentaire onder zou kunnen vallen zijn: Educatie Info & Natuur, Lichte & Sport Info en Aktua & Zware Info. Hij heeft de verdeling van programmacategorieën voor kinderprogramma’s op een rijtje gezet. Helaas heeft hij niet bij elk onderzoek dezelfde uitgangspunten genomen. In 1993 maakt hij geen onderscheid tussen programma’s voor kinderen en kleuters, terwijl hij dat in 1995 en 1999 wel doet. In 1993 bekijkt hij de stand per omroep, maar in 1995 en 1999 bekijkt hij de stand per zender. Daarom is het niet mogelijk om de uitkomsten gedetailleerd te vergelijken. Ik heb daarom alleen gekeken naar de categorieën 42 Educatie Info & Natuur, Lichte & Sport Info en Aktua & Zware Info en voor de publieke omroep in zijn geheel. In 1993 werd 29% van de zendtijd van de publieke omroepen besteed aan Educatie Info & Natuur, Lichte & Sport Info en Aktua & Zware Info voor kleuters en kinderen. Het Jeugdjournaal zit hier ook bij inbegrepen. Dit percentage was ongeveer gelijk aan de voorafgaande jaren.28 In 1995 werd 35% van de zendtijd van de publieke omroepen besteed aan Educatie Info & Natuur, Lichte & Sport Info en Aktua & Zware Info voor kinderen (exclusief kleuters dus). Deze stijging is toe te schrijven aan een groot percentage educatieve programma’s dat door NOT werd uitgezonden. Een ander groot aandeel hadden de Jeugdjournaals en Het Klokhuis, uitgezonden door de NPS.29 In 1999 werd 34% van de zendtijd van de publieke omroepen besteed aan Educatie Info & Natuur, Lichte & Sport Info en Aktua & Zware Info, inclusief het Jeugdjournaal. Exclusief Jeugdjournaal is het resultaat 29%, maar omdat er in 1993 en 1995 alleen resultaten inclusief het Jeugdjournaal beschikbaar zijn, hou ik hier het percentage van 34% aan. Ook hier komt weer een groot deel van het percentage voor rekening van educatieve uitzendingen van Teleac/NOT.30 In Nederland zijn het vooral de VPRO, NCRV en IKON die op regelmatige basis documentaire(series) programmamakers produceren die zich en uitzenden. specifiek hebben Er zijn toegelegd enkele op kinderdocumentaires, volgens Van ’t Hullenaar. Om de situatie van de Nederlandse kinderdocumentaire te kunnen schetsen heb ik allereerst een inventarisatie gemaakt van alle mogelijk documentaire kinderprogramma’s die zijn uitgezonden door de Nederlandse publieke omroepen tussen september 1995 en augustus 2001. Met mogelijke documentaire programma’s bedoel ik alles wat overblijft nadat je de quizzen, shows, magazines, life-style programma’s, praatprogramma’s en dergelijke hebt verwijderd. Wat overbleef waren programma’s die in de televisiegidsen 43 documentaires, portretten, reisverslagen, reportages en dergelijke werden genoemd. Maar omdat die termen vaak door elkaar worden gebruikt wilde ik dat de omroepen mij er een definitief antwoord op gaven. Daarom heb ik de lijsten met overgebleven programma’s naar de betreffende omroepen gestuurd met de vraag of zij bij alle informatieve programma’s die nog op de lijst stonden een genre en korte inhoudelijke omschrijving wilden geven en of zij wilden aangeven of het een eigen of aangekochte productie was. Opvallend is dat de omroepen zelf van een aantal programma’s niet wisten wat voor een soort programma het was geweest. De VPRO bijvoorbeeld noemde alles wat op mijn lijst stond een documentaire, maar dat lijkt me niet waarschijnlijk. Het lijkt me eerder een bevestiging van het feit dat ook de VPRO moeite heeft met het definiëren van een documentaire. Van sommige omroepen heb ik uiteindelijk helemaal geen reactie gekregen of ze wilden niet meewerken, dus heb ik de gidsomschrijvingen gebruikt (voor zover die aanwezig waren). Hoewel de gidsomschrijvingen soms een andere genrenaam aan het programma gaven dan de omroepen, heb ik aan de hand van de informatie van de omroepen een definitieve lijst van documentaires kunnen maken. Programma’s waarvan mij nog steeds niet duidelijk was onder welk genre ze vielen heb ik wel in de lijst laten staan, omdat het in ieder geval wel informatieve programma’s zijn, mogelijk documentaires. Omroepen die niet in het overzicht voorkomen hebben geen documentaires voor kinderen uitgezonden. Het zeer beknopte resultaat van deze inventarisatie vindt u in onderstaand schema. Het uitgebreide schema met (indien aanwezig) inhoudelijke omschrijving vindt u in bijlage I. Documentaire AVRO EO HUMAN IKON KRO NCRV NIK VPRO 1 1 2 4 4 9 1 72 Overig 1 onbekend 4 onbekend 1 onbekend 2 onbekend 44 Uit de reacties van de omroepen op mijn lijsten is gebleken dat er los wordt omgegaan met het geven van een definitieve genrenaam aan een bepaald programma. Bij de NCRV valt alles wat niet als documentaire wordt beschouwd onder de naam ‘informatief’, terwijl de VPRO alles wat informatief is onder de noemer documentaire plaatst. Er wordt in elk geval nauwelijks onderscheid gemaakt tussen documentaire enerzijds en andere informatieve vormen anderzijds. Ik vind het jammer dat er niet meer aandacht wordt besteed aan het geven van een juiste genrenaam aan een programma. Terwijl bijvoorbeeld Peter Nikken een onderscheid aangeeft tussen educatieve en informatieve jeugdprogramma’s, waarbij hij eerder genoemde 17 categorieën onderscheid. Naar mijn mening blijft het dan nog enigszins vaag, maar het maakt in ieder geval een zoektocht zoals de mijne een stuk makkelijker. En op die manier komt er ook eenheid in een wirwar van termen die binnen de omroepen en programmabladen worden gebruikt. Vervolgens heb ik de drie omroepen die zich het meest met de kinderdocumentaire bezighouden volgens mijn inventarisatie een lijst met vragen toegestuurd. Dit waren de VPRO, de NCRV en de IKON, een bevestiging van wat Van ’t Hullenaar me al had verteld. Helaas waren niet alle omroepen even uitgebreid in het geven van antwoorden mondeling of via de mail. Voor met name de IKON heb ik niet veel informatie kunnen verzamelen. Ook oude jaarverslagen en beleidsplannen vertelden mij niets over het beleid voor kinder- en jeugdprogramma’s. Met behulp van de antwoorden die ik van de omroepen kreeg heb ik per omroep geprobeerd het (productie)beleid ten aanzien van de kinderdocumentaire te beschrijven. 3.3 VPRO Bij de VPRO vormen documentaires al jarenlang een vast en belangrijk onderdeel van de programmering. Documentaires voor kinderen horen daar ook bij, aldus Anna van der Staak, groepsredacteur Jeugd bij de VPRO. Doel van informatieve jeugdprogramma’s bij de VPRO is het verruimen van de blik 45 van een kind op de wereld, dichtbij en ver weg; kinderen zichzelf of hun leeftijdgenoten laten herkennen en kinderen zelf op verschillende manieren een directe bijdrage te laten leveren aan de programma’s.31 Dat is een programmavorm die andere zendgemachtigden niet vaak in hun programma-aanbod opnemen, terwijl die toch enorm gewaardeerd wordt door het publiek, volgens het VPRO Beleidsplan uit 1995. Ook het behalen van de Prix de Jeunesse voor de documentaire De dag dat ik besloot…Nina te zijn geeft de waardering voor dit genre weer.32 Volgens Van der Staak waren (kinder)documentaires bij de VPRO al ruim aanwezig in het aanbod, lang voordat het zo’n hype werd. De komst van Kids & Docs en de bijbehorende prijsvraag heeft bij de VPRO dan ook niet geleid tot een grotere productie van kinderdocumentaires. Of het van invloed is geweest op de andere omroepen durft ze niet te zeggen, maar volgens haar zijn kinderdocumentaires wel ‘hotter’ geworden. Wat betreft de productie van kinderdocumentaires is het beleid van de VPRO kort maar krachtig: er zo lang mogelijk mee doorgaan! De VPRO ontvangt meestal goed gemotiveerde voorstellen van makers of buitenproducenten. Als de VPRO vindt dat het voorstel bij Villa Achterwerk past, is de interesse daar. Soms geeft de VPRO zelf een thematische voorzet. Anna van der Staak omschrijft de (kinder)documentaire als een programmavorm waarin de betrokkenheid van de maker en de visie op de werkelijkheid wordt getoond, wat hopelijk zal leiden tot herkenning, verbazing of verwondering bij de kijker. Zij maakt ook onderscheid tussen een documentaire en reportage, maar maakt vervolgens niet duidelijk waar dat verschil hem dan in zit. In beide gevallen zie je volgens haar de invloed van de maker. De toon is nooit neutraal. Een van de doelen van de VPRO is het maken van programma’s vanuit de belevingswereld van kinderen, maar ook programma’s die hun venster op de wereld vergroten, in de ruimste zin van het woord.33 46 Daarnaast noemt Van der Staak nog de volgende doelen/kenmerken van een kinderdocumentaire: herkenning emotie (zij noemt de punten verbazing, verwondering en medeleven) inzicht geven goed gemaakt Volgens Van der Staak komt de identiteit van de VPRO zeker naar voren in de kinderdocumentaire. Dat is een bewuste keuze. De VPRO ontleent volgens de Meerjarenbeleidsplannen van de laatste jaren zijn identiteit aan de volgende drie punten: Benadering van mensen als mondige volwassenen Aandacht voor alles wat vernieuwend is Aandacht voor mensen en groepen in de samenleving die in hun mondigheid en in hun mogelijkheden belemmerd worden Over het beleid ten aanzien van de jeugd zegt de VPRO onder andere het volgende in het meerjarenplan 1998-2000: Een omroep die grote betekenis hecht aan een samenleving van mondige mensen, kan die mondigheid niet vroeg genoeg pogen te bevorderen. Daarom ruimt de VPRO een aanzienlijk deel van de zendtijd in voor de jeugd. Het jeugdaanbod bevat een rijk scala aan programma’s dat net zo divers van vorm en inhoud is als de doelgroep waarvoor ze is bedoeld. Er wordt niet alleen rekening gehouden met de diverse leeftijdsgroepen, maar ook met de diversiteit aan smaak en interesses van kinderen. Onder andere indringende documentaires, gepresenteerd in een verfrissende en verrassende vormgeving mogen blijvend worden verwacht van het jeugdaanbod van de VPRO-televisie. 3.4 NCRV De NCRV is succesvol gebleken in volwassen documentaires. Dat straalt af op de hele omroep en met zoveel documentairemakers in huis is het volgens 47 Suzanne Kunzeler, hoofd afdeling Jeugd TV bij de NCRV, logisch dat jeugd en documentaire elkaar vinden. Daarnaast heeft het beleid van de NCRV onder andere de uitgangspunten dat ze kinderen wil informeren en dat ze televisie wil maken die dicht bij het kind staat en verteld wordt vanuit het kind. Daarom is gekozen voor de documentaire vorm en niet voor bijvoorbeeld drama. Jaarlijks worden er bij de NCRV buiten de aankopen twee tot drie documentaires in eigen beheer gemaakt. Twee daarvan worden geproduceerd in het kader van Kids & Docs van het IDFA en de EBU-uitwisseling. De Kids & Docs wedstrijd stelt de NCRV in staat ieder jaar een nieuwe maker te vragen iets te schrijven. Je hoeft er niet zoveel geld in te steken en meestal worden de scenario’s toch wel verfilmd, omdat het zonde zou zijn een goed scenario niet verder uit te werken, aldus Kunzeler. Het Kids & Docs programma van het IDFA geeft zeker ook een meerwaarde, omdat je als omroep toch je film in première kan laten gaan, waardoor het genre wat serieuzer genomen wordt. Op die manier is het een wisselwerking tussen IDFA en omroep. Ook de nominatie van de film Zoeken naar Loedertje voor een Acadamy Award is zowel goed voor de bekendheid van de omroep als voor het genre kinderdocumentaire. Maar uiteindelijk blijft het toch een kwestie van geld. Er is bij de NCRV financieel ruimte voor twee documentaires per jaar en de derde hopen ze te kunnen financieren door het aanvragen van subsidies. Een officieel beleid kent de NCRV niet ten aanzien van de kinderdocumentaire. Susanne Kunzeler heeft voor zichzelf wel wat plannen op papier gezet. Zo moeten er twee of drie documentaires zelf worden geproduceerd, die ‘festivalwaardig’ zijn en geschikt om een bijdrage uit het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties te verwerven. Als meetpunten voor de productie van documentaires wil Kunzeler de volgende punten aanhouden: 1 eigen productie wordt genomineerd/wint prijs 48 1 eigen productie wordt gesubsidieerd uitzenddagen: 12% schooldagen, 15% zaterdag aandacht in pers (gids en bladen) Ondanks het feit dat de NCRV zoveel documentaires maakt en uitzendt is er geen definitie opgesteld van de kinderdocumentaire. Het blijft bij de vage omschrijving van ‘verhalen van kinderen worden omgezet in verbeelding; verhalen die gaan over wat zij dichtbij hebben meegemaakt; verhalen die herkenbaar zijn voor iedereen; verhalen die onderhouden doordat ze emotie oproepen’. In eerste instantie noemt Kunzeler de volgende kernwoorden voor de documentaires van de NRCV: herkenning emotie (Kunzeler noemt ontroerend, spannend) informatief Verderop in het gesprek noemt zij nog meer punten als kenmerk van de kinderdocumentaire: stevig scenario volgens de standaard scenariowetten, zoals goed beginmidden-einde mooie background story, zoals de vuurwerkramp in Enschede het kind moet een ontwikkeling doormaken vertellen vanuit de belevingswereld van een kind mooie beelden vormgeving moet zich aanpassen aan de inhoud, bijvoorbeeld door middel van verandering van tempo of door verandering van camerabewegingen. Op die manier kan iets gerelativeerd worden. De christelijke identiteit van de NCRV speelt een ondergeschikte rol bij de kinderdocumentaire, volgens Suzanne Kunzeler. Ze zal geen onderwerp laten 49 liggen omdat het niet NCRV zou zijn, of juist wel. In principe mag en kan alles, maar ze kiest wel een bepaald soort maker uit. Belangrijke aspecten van de identiteit van de NCRV zijn de normen en waarden die voortkomen uit de protestants-christelijke traditie. Een traditie die staat voor kritisch, onderzoekend en vernieuwend. En wat het geloof betreft: geen pasklare antwoorden, maar een zoektocht naar de herkenbaarheid en de betekenis ervan voor mensen in de samenleving. De NCRV wil mensen aansporen na te denken over de eigen verantwoordelijkheid en maatschappelijke betrokkenheid. De slogan van de NCRV is ‘ze laten mensen in hun waarde bij de NCRV’. Dit algemene beleid is wel terug te vinden in de kinderdocumentaires van de NCRV aldus Kunzeler. “Het zijn respectvol, mooi en goed gemaakte documentaires over herkenbare zaken die wij met respect willen brengen.” 3.5 IKON Volgens Lioni Schrederhof, Hoofd Jeugd TV bij de IKON, maakt de IKON kinderdocumentaires omdat zij het van groot belang acht dat kinderen bekend worden met het leven en denken van leeftijdsgenoten. Schrederhof ziet tussen een documentaire voor volwassenen of kinderen vaktechnisch geen verschil. Een kinderdocumentaire moet de belevingswereld van kinderen helder en van dichtbij weergeven en er moet identificatie zijn met de hoofdpersonen. Een documentaire kost volgens Schrederhof meer research- en draaitijd en heeft een ‘filmischer’ stijl dan bijvoorbeeld een reportage. Om de productie van kinderdocumentaires op gang te houden probeert de IKON goedkoop te werken, zonder dat dat de kwaliteit in gevaar brengt. De komst van Kids & Docs van het IDFA betekent voor de IKON een extra stimulans om kinderdocumentaires te blijven produceren. Kenmerken van een kinderdocumentaire zijn volgens Schrederhof: herkenbaar/identificatie filmischer dan bijvoorbeeld een reportage 50 De IKON wil programma’s maken omdat iets of iemand in de buitenwereld onze geest prikkelt. Ergernis, verontwaardiging, maar ook verwondering en vertedering zijn goede motivaties voor het maken van programma’s. De IKON wil mensen raken, onderstromen raken, zodat het denken en voelen in beweging wordt gezet.34 En volgens Schrederhof betreft dat ook de onderstromen in de kinderwereld. SAMENVATTEND Volgens alle drie de omroepen heeft de komst van Kids & Docs de productie van kinderdocumentaires binnen hun afdeling niet verhoogd. Echter, uit mijn inventarisatie is gebleken dat de NCRV beduidend meer documentaires is gaan produceren sinds 1998. Of dat ook daadwerkelijk met de komst van Kids & Docs te maken heeft is niet duidelijk, maar het blijft een opvallend feit. Wel geven de NCRV en IKON aan het als een aanmoediging te zien om kinderdocumentaires te blijven produceren, hoewel de IKON veel meer documentaires uitzond voor 1998 dan daarna. Dat heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat er rond die periode is gekozen voor een magazinevorm, waarbij korte reportages werden afgewisseld met studiogesprekken. Bij de VPRO was het aantal documentaires voor en na 1998 gelijk, alhoewel ik hier niet echt veel waarde aan kan hechten, omdat de meerderheid van die programma’s waarschijnlijk geen documentaire is. Uit de inventarisatie bij de andere omroepen blijkt dat niemand meer documentaires is gaan produceren, maar zij produceerden überhaupt al zeer weinig documentaires (gemiddeld 1,5 per omroep in een periode van 5 jaar). Alleen de AVRO gaf aan bezig te zijn met de productie van kinderdocumentaires, maar dat was in mijn overzicht nog niet zichtbaar, omdat die documentaires nog niet zijn uitgezonden tot en met 2001. De komst van Kids & Docs is voor de AVRO een stimulans het genre van kinderdocumentaire eindelijk op te pakken. De KRO heeft aangegeven dat het op een gegeven moment is gestopt met het maken van kinderdocumentaires in EBU-verband omdat het zich wilde richten 51 op de kleuterdocumentaire. Zij maken er inmiddels veel, maar de kleuterdocumentaire is voor mijn onderzoek niet relevant. Zowel de NCRV als de AVRO hebben ook aangegeven dat de EBUuitwisselingen extra stimulerend werken. Wat mij heel duidelijk werd is dat alle drie de omroepen geen duidelijke definitie van de kinderdocumentaire hebben. Ze hebben wel een beeld voor ogen wat ze met een kinderdocumentaire bedoelen en hoe die eruit moet zien, maar om dat ineens concreet te omschrijven blijkt lastig. Wel zijn er overeenkomsten in de kenmerken die zij noemen. Alle drie de omroepen hebben herkenbaarheid kinderdocumentaire. gemeenschappelijk Daarnaast zijn emoties als en kenmerk het voor de verkrijgen van inzicht/informatie belangrijke kenmerken. Opvallend is dat de IKON het kenmerk ‘emotie’ niet noemt. Ook geven alle drie de omroepen aan dat er aandacht moet zijn voor de vormgeving. De VPRO heeft het over een frisse, verrassende vormgeving en de NCRV zegt dat er mooie beelden moeten zijn en dat de vormgeving zich moet aanpassen aan de inhoud. Bij de IKON zegt men dat de vormgeving van een documentaire filmischer is dan van bijvoorbeeld een reportage. Die aandacht voor de vormgeving duidt op een esthetische functie. Daarnaast is het voor alle drie de omroepen van belang dat er door de documentaire een boodschap wordt overgebracht, waardoor inzicht verkregen wordt over het onderwerp. De NCRV en IKON geven tevens in hun beleid aan dat ze het van groot belang achten mensen aan het denken te zetten. Dat duidt op een actief denkproces van de kijker, wat een van de kenmerken is van de interactieve en reflexieve vorm. Ik denk zelf dat het de omroepen alleen om de interactieve vorm gaat als het aankomt op kinderdocumentaires. Uit bovenstaande maak ik op dat deze drie omroepen voornamelijk een kennisverwervende functie aan hun documentaires willen toedichten. Om dat te bewerkstelligen willen ze gebruik maken van de interactieve vorm. Door extra aandacht voor de vormgeving willen ze hun boodschap versterken. 52 HOOFDSTUK 4: ANALYSE Zoals aangegeven in hoofdstuk 3 is voor de omroepen, als het aankomt op kinderprogramma’s, het genre documentaire nog een vage term. Ook bij Kijken Luisteronderzoek wordt ook niet geregistreerd welk jeugdprogramma onder het genre documentaire valt. Uit mijn inventarisatie heb ik gekozen voor programma’s die door de omroepen zelf documentaires worden genoemd en die zich richten op kinderen vanaf 8 jaar. De reden daarvoor is dat kinderen volgens Nikken (1994) vanaf 8 jaar veel kritischer worden en beter afstand kunnen nemen van het vertoonde op televisie. Ze kijken naast de echte kinderprogramma’s ook meer en meer naar programma’s die voor volwassenen zijn bedoeld. Met name programma’s waarin sociale relaties het onderwerp vormen zijn populair. In deze fase gebruiken kinderen de televisie steeds vaker om hun eigen bestaan af te zetten tegen de informatie die zij uit allerlei programma’s halen. Hierdoor vielen voor mij bijvoorbeeld de kleuterdocumentaires af. Omdat voor mijn gevoel de komst van Kids & Docs een omslagpunt is, wilde ik per omroep twee documentaires van voor 1998 (uitzenddatum) analyseren, en twee documentaires van na 1998. Daarnaast heb ik gekeken naar documentaires met een lengte van tussen de 15 en 25 minuten, aangezien makers 15 minuten toch wel de minimaal noodzakelijke lengte vinden om tot een goed gevormd verhaal te komen. Helaas bleek dat het gebrek aan documentaires mij beperkte. Voor de NCRV kon ik maar één geschikte documentaire vinden in de periode voor 1998. Voor de IKON kon ik er geen vinden na 1998, op het programma Het andere gezicht na, maar die serie bleek niet in de archieven van Beeld & Geluid bewaard te zijn. De IKON is rond die periode ook overgestapt naar een jeugdprogramma in magazinevorm, met daarin korte reportages van enkele minuten. 53 Sommige documentaires zijn een deel van een tweeluik, maar omdat ze afzonderlijk ook een afgesloten geheel vormen, heb ik ze als ‘losse’ documentaire geanalyseerd. Uiteindelijk resulteerde het in de volgende documentaires: Uitgezonden voor of in 1998: Dat andere land; deel 1 (IKON) Marokkaans met een zachte g (IKON) Held van de dag; afl. Bashir (NCRV) Toen het vliegtuig viel (VPRO) Vrede in Mostar; deel 2 (VPRO) Uitgezonden na 1998: Het internaat; deel 1 (NCRV) Dag papa, hallo papa (NCRV) De dag dat ik besloot… Nina te zijn (VPRO) Tommie (VPRO) Ik zal elk programma kort inhoudelijk toelichten en daarna analyseren. (voor shotlist zie bijlage III t/m XI) Om de documentaires goed te kunnen analyseren heb ik de kenmerken die door Renov en Nichols (zie hoofdstuk 2) worden toegedicht aan bepaalde doelen en vormen van de documentaire, onderverdeeld in de volgende rubrieken: commentaar, positie maker, inhoud, vorm en doel (zie bijlage III). Ze zullen elkaar deels overlappen, maar dat lijkt me onvermijdelijk. Op deze manier wil ik onderzoeken welke doelen en vormen voorkomen bij de Nederlandse kinderdocumentaire. Om de theorieën van Nichols en Renov toe te kunnen passen in mijn analyses van de kinderdocumentaire is het makkelijker om een gezamenlijk raakvlak te zoeken. Renov beschrijft de vier functies die een documentaire kan hebben en Nichols beschrijft vier manieren waarop je documentaires kan representeren. Dan kom je al snel tot de conclusie dat een van die 54 representatievormen wel het beste zal passen bij een van die functies. Ik heb daarom gekeken welke representatiemethode het beste werkt voor een bepaalde functie en andersom. Schematisch ziet dat er zo uit: observationele vorm registrerende functie verklarende vorm interactieve vorm reflexieve vorm X X X overtuigende functie X kennisverwervende functie esthetische functie Dat wil niet zeggen dat bijvoorbeeld de verklarende vorm geen registrerende functie heeft, maar wanneer je kiest voor de observationele vorm is het voor de hand liggend dat de functie die daarbij het meest tot uiting komt de registrerende functie is. Mijn motivatie voor deze ‘conclusies’ is: Observationele vorm – registrerende functie: In de observationele vorm wordt geen gebruik gemaakt van commentaar en de aanwezigheid van de camera is niet merkbaar. Het is dus puur registratie van de historische wereld Verklarende vorm – overtuigende functie: In de verklarende vorm zijn interviews onderworpen aan het argument van het commentaar. De maker wil met zijn film een bepaald argument overbrengen, het publiek van zijn gelijk overtuigen. Interactieve vorm – kennisverwervende functie: De interactieve vorm dwingt de kijker na te denken en het doel van de kennisverwervende functie is het activeren van het publiek, dus het publiek na laten denken. 55 Reflexieve vorm – kennisverwervende functie: De reflexieve vorm draait om bewustwording over hoe we praten over de historische wereld. De kennisverwervende functie ondervraagt de openbaring en wil het publiek activeren. De ethische functie kan in elke vorm in meer of mindere mate voorkomen. 4.1 DAT ANDERE LAND, DEEL 1: DE KENNISMAKING Omroep: Regie: Uitzenddatum: Lengte: Overig: IKON Luciënne Groot 25-12-1997 25’09” 2-delige serie Vier Palestijnse kinderen, Iman, Mariam, Mohamad en Esmaeël, worden gevolgd in hun dagelijkse leven en tijdens oefeningen van een theaterproject. In de theaterworkshops, die worden gegeven door 2 Nederlandse docenten, wordt onder andere geprobeerd de verschillen tussen jongens en meisjes op te heffen. De kinderen vertellen over het leven in vluchtelingenkamp Dheisheh te Bethlehem, school, hun opvoeding en hoe zij wonen, wat ze willen voor de toekomst en de relatie met de Israeli’s. COMMENTAAR We horen twee keer een objectieve, alwetende verteller, mogelijk de maakster zelf. De ene keer legt zij uit waarom er theaterworkshops worden gegeven, de andere keer verwijst zij vlak voor het einde naar de volgende aflevering, waarin de Palestijnse kinderen een Nederlandse school zullen bezoeken. We horen ook stukken interview tijdens andere beelden, maar dat beschouw ik niet als commentaar, ik beschouw het als niet-synchroon geluid (dit geldt voor alle geanalyseerde documentaires). De kijker wordt ook direct aangesproken door titels, al beperkt het zich bij deze documentaire tot titels van namen en leeftijden als iemand voor het eerst in beeld komt. Qua commentaar neigt deze documentaire naar de verklarende vorm. 56 POSITIE MAKER Van indirect optreden van de camera/maker is geen sprake. Er wordt door de maakster één keer een vraag op camera gesteld en de kinderen richten zich voornamelijk tot degene die bij de camera de vragen stelt. Het perspectief van de maakster is zichtbaar, er wordt duidelijk rondom het thema jongens en meisje gewerkt. Dit alles wijst op een interactieve vorm. INHOUD In deze documentaire ligt de nadruk op activiteiten van individuen binnen een specifieke sociale omgeving, namelijk de theaterworkshop die de kinderen in een vluchtelingenkamp volgen op school. Tevens gaan zij een proces door, namelijk het veranderen van het gedrag tussen jongens en meisjes binnen het kamp. Er vindt ook een confrontatie plaats tussen de social actors en de maakster, wat met name duidelijk te zien is in de zogenaamde interviewsettings. Je merkt dat de kinderen zich richten op degene bij de camera die de vragen stelt, ook al hoor je die vragen niet op camera. Als kijker voel je duidelijk dat de maakster lichamelijk aanwezig is in de scène. Qua inhoud voldoet deze documentaire het meest aan de observationele en interactieve vorm. VORM De montage ondersteunt zowel de continuïteit van tijd en ruimte, als de retorische continuïteit. Door middel van de verhalen van de kinderen krijg je een goed beeld van hoe het is om in het kamp te leven, hoe zij de theaterworkshop ervaren en hoe die bijdraagt aan een beter verhouding tussen jongens en meisjes. De beelden dienen niet alleen als illustratie, zo kun je die verandering in gedrag tussen jongens en meisje veel mooier zien, dan dat iemand het vertelt. Tussen de reeks gebeurtenissen zitten logische oorzaak-gevolg relaties en als terugkerend refrein zien we steeds de workshops. Eerst alleen de jongens, dan 57 alleen de meisjes en naarmate de documentaire zich ontwikkeld doen ze steeds vaker samen oefeningen. Het gebruik van dit refrein legt de nadruk op het thema jongens en meisjes en de bijbehorende emoties. Dit refrein geeft ook een indruk van tijd, van narratieve ontwikkeling. Er wordt geen gebruik gemaakt van archiefbeelden, het blijft beperkt tot het heden. Van synchroon geluid is geen sprake. Stukken interview worden gebruikt onder andere beelden, waarin de geïnterviewde soms niet eens in beeld is. Het productieproces wordt niet verdoezeld, het is bijvoorbeeld duidelijk zichtbaar in de montage. Bovenstaande kenmerken behoren tot zowel de verklarende, de observationele als de interactieve vorm. Er is dus niet een specifieke vorm aan te wijzen als het om de vorm gaat. DOEL Naar mijn mening is het doel van de maker het overbrengen van de boodschap dat kinderen hun eigen wereld kunnen creëren, iets waarmee een van de workshopdocenten ook de week afsluit. Met een klein beetje hulp van anderen kunnen ideeën en tradities die niet meer van deze tijd zijn worden veranderd, waardoor de weg naar een betere toekomst makkelijker begaanbaar is. Je ziet het gebeuren in de workshops en je hoort het in de interviews met de kinderen. Dit alles zet je ook aan het denken, dat een betere wereld maakbaar is en dat je het als kijker hier in Nederland zo slecht nog niet hebt. In mijn ogen heeft deze documentaire zowel een overtuigende als kennisverwervende functie. SAMENVATTEND Alles bij elkaar opgeteld kun je zeggen dat deze documentaire de meeste kenmerken vertoond van de verklarende en interactieve documentaire, wat 58 overeenkomt met de overtuigende en kennisverwervende functie die deze documentaire heeft. 4.2 MAROKKAANS MET EEN ZACHTE G, DEEL 1 Omroep: Regie: Uitzenddatum: Lengte: Overig: IKON Antoon Sturkenboom 03-12-1998 24’49” 2-delige serie Tarik en Aziz, beiden uit Den Bosch, dragen het stigma van probleemjongere. Tarik zit in de gevangenis vanwege openlijke geweldpleging, waar hij probeert de tijd te doden met onder andere het schrijven van teksten. Aziz werkt in een boterfabriek als boteruitpakker om zijn schulden af te lossen na een te dure vakantie. Aziz vindt het Tariks eigen schuld dat hij in de gevangenis zit. Tarik is makkelijker te beïnvloeden door drank en ‘slechte vrienden’ dan Aziz. Aziz haalt veel steun uit de Islam. Beiden willen na hun moeilijke periode weer het rechte pad op. Aan de orde komen het criminele verleden van Tarik, toekomstplannen, hun huidige leven en de rol van de Islam. COMMENTAAR Er is geen sprake van een alwetende verteller, of enige andere vorm van commentaar. Wel horen we de maker op camera vragen stellen aan Aziz en Tarik, maar we zien hem niet. Titels worden gebruikt ter introductie van Tarik en Aziz en ook ter introductie van locaties en data. Hiermee zou je kunnen zeggen dat we te maken hebben met zowel de verklarende als de interactieve vorm. 59 POSITIE MAKER Doordat je de maker vragen hoort stellen is er al geen sprake meer van indirect optreden van de maker. De maker spreekt alleen de social actors aan en niet de kijker. Het perspectief van de maker is duidelijk zichtbaar. Er is hier sprake van de interactieve vorm. INHOUD Er wordt nadruk gelegd op de activiteiten van Aziz en Tarik binnen hun specifieke sociale omgeving, namelijk een allochtone probleemjongere aan het werk en een allochtone probleemjongere in de gevangenis. Ze gaan allebei door een proces/crisis heen. Aziz heeft schulden en moet die met een rotbaantje terugverdienen. Tarik zit in de gevangenis en wil zijn leven beteren. Beide jongens willen aan zichzelf werken om een betere toekomst te creëren. Er wordt ook getoond hoe Aziz en Tarik samen een reis naar Marokko hebben gemaakt aan de hand van archiefbeelden. Deze beelden vertellen wat over hun vriendschap, maar ook over het verschil in karakter tussen beide jongens. In de ‘interviewsettings’ (meestal cel en fabriek) is duidelijk te zien dat de jongens praten tegen de maker bij de camera. De social actors zijn dus in confrontatie met de filmmaker. De inhoud van deze documentaire vertoond kenmerken van de observationele en interactieve vorm. VORM De montage ondersteunt zowel de retorische continuïteit als de continuïteit van tijd en ruimte. Delen van het verleden van de jongens worden gereconstrueerd door mondelinge verhalen met archiefmateriaal. Als refreinen in deze documentaire zijn aan te wijzen de beelden van Aziz die dodelijk saai pakken boter uit dozen haalt en Tarik die zich verveelt in zijn cel. Deze refreinen geven een indruk van tijd en leggen de nadruk op de ‘boete’ (en bijbehorende emoties) die beide jongens op die manier betalen 60 voor hun wandaden en lijken een waarschuwing van de maker om niet dezelfde fouten te maken. Het productieproces wordt niet verdoezeld, onder andere door het gebruik van archiefmateriaal, niet-synchroon geluid en het gebruik van muziek onder beelden. Qua vorm valt deze documentaire onder de verklarende en observationele vorm. DOEL Naar mijn mening is het doel van de maker te laten zien dat niet alle allochtone probleemjongeren over één kam geschoren kunnen worden. Hij geeft de allochtone probleemjongere met deze documentaire een stem. En zelfs als ze de fout in gaan wil dat niet zeggen dat ze voor eeuwig een probleemjongere blijven. Hij laat zien dat het jongens met emoties zijn, die ook een goede toekomst willen opbouwen. Tevens roept hij een actief denkproces op bij de kijker, omdat de problemen die Aziz en Tarik hebben net zo goed Nederlandse jongeren kunnen overkomen. Door de probleemjongere een stem te geven moet de kijker misschien zijn beeld van de probleemjongere bijstellen. Naar mijn mening heeft deze documentaire dan ook een overtuigende en kennisverwervende boodschap. SAMENVATTEND Alles bij elkaar opgeteld kun je zeggen dat deze documentaire de meeste kenmerken vertoond van de interactieve documentaire, maar ook dicht tegen de verklarende vorm aanleunt. Dit correspondeert met de overtuigende en kennisverwervende functie die deze documentaire heeft. 4.3 HELD VAN DE DAG, AFL. BASHIR Omroep: Regie: Uitzenddatum: Lengte: NCRV Juul Bovenberg 29-09-1998 14’40” 61 Overig: Onderdeel van een serie die door de EBU is geïnitieerd. Elke aflevering wordt geproduceerd door een ander land. Dit is de Nederlandse bijdrage. We maken kennis met Bashir, een slechtziende jongen uit Somalië die in een internaat woont. Omdat hij later diskjockey wil worden, schrijft hij een brief aan Gijs Staverman waarna hij wordt uitgenodigd voor een bezoek aan Hitradio Veronica. Bashir wordt gevolgd bij onder andere de presentatie van zijn eigen radioprogramma op het internaat en bij het bezoek aan Hitradio Veronica, waar hij Gijs Staverman ontmoet. COMMENTAAR In deze documentaire is de voice-over van Bashir, van de social actor zelf. Je hoort dat hij hem opleest, dus waarschijnlijk is hij door de maker geschreven, of door de maker samen met Bashir. De kijker wordt direct aangesproken door Bashir. Interviews zijn er niet, het commentaar van Bashir is leidend. Dit zijn kenmerken van de verklarende vorm. POSITIE MAKER Er is sprake van indirect optreden van de maker, je merkt niets van zijn aanwezigheid in de documentaire. Bashir maakt op geen enkel moment contact met de camera. Qua makerspositie is er sprake van de observationele vorm. INHOUD De nadruk ligt op het leven van Bashir in het internaat voor slechtzienden en het proces van het schrijven van een brief aan Gijs Staverman tot en met de ontmoeting met Gijs Staverman. De gesprekken die in beeld plaatsvinden zijn nooit met de camera of de maker, maar altijd tussen subjecten onderling. Dit zijn allemaal kenmerken van de observationele vorm. 62 VORM De montage ondersteunt voornamelijk de continuïteit van ruimte en tijd. Het is een puur chronologische montage. De documentaire bestaat geheel uit logische oorzaak-gevolg relaties tussen gebeurtenissen, slechts onderbroken door het refrein. Het refrein bestaat uit het steeds terugkeren naar Bashir als dj achter de installatie van het internaat, met als bijbehorende emotie dat je als kijker merkt dat Bashir het dj-en echt serieus neemt en er een passie voor heeft. Daarnaast geeft het refrein een indruk van tijd die voorbijgaat. De camera ervaart wat een daadwerkelijke waarnemer zou kunnen waarnemen. Er worden geen archiefbeelden of illustraties gebruikt. Qua vorm voldoet deze documentaire het meest aan de observationele vorm. DOEL Naar mijn mening houdt het doel van de maker hier het midden tussen het volgen van Bashir in zijn proces en daarnaast de kijker laten zien dat ook een gehandicapte kind zijn doelen kan bereiken, als hij er zijn zinnen op zet. Daarmee heeft deze documentaire een registrerende en overtuigende functie. SAMENVATTEND Alles bij elkaar opgeteld kun je zeggen dat deze documentaire de meeste kenmerken vertoond van de observationele documentaire. Dit correspondeert met de registrerende en enigszins minder dominante overtuigende functie die deze documentaire heeft. 4.4 TOEN HET VLIEGTUIG VIEL Omroep: Regie: Uitzenddatum: Lengte: Overig: VPRO Ingeborg Jansen 17-10-1996 14’55” Kinderkast-nominatie Cinekid Festival 1996 (categorie nonfictie) 63 In deze documentaire maken we kennis met Miguel, die in de Bijlmermeer woont en ook de Bijlmerramp heeft meegemaakt. Hij vertelt over de ramp zelf, over zijn gevoel toen, over vriendjes die hij heeft verloren, over het monument en over dat hij sindsdien is veranderd. Ook vindt hij het nog steeds eng als een vliegtuig laag overvliegt. COMMENTAAR In deze documentaire is geen enkele vorm van commentaar aanwezig. Dit is een kenmerk van de observationele vorm. POSITIE MAKER Miguel richt zich in de interviewsettings tot de maakster bij de camera. De kijker ziet of hoort de haar echter niet. Wel is het perspectief van de maakster duidelijk zichtbaar, met name door de refreinen. Dit duidt op een interactieve vorm. INHOUD De Bijlmerramp wordt beschreven aan de hand van wat Miguel heeft gezien, gehoord en gevoeld. Dat was voor hem een crisis, waar hij nu nog last van heeft. Die representatie van een crisis duidt op de observationele vorm en de beschrijving van de gebeurtenis op de interactieve vorm. VORM Gekozen is voor een montage die de retorische continuïteit ondersteunt. Het gaat met name om het gevoel van Miguel. Tijd en ruimte zijn minder van belang in deze documentaire. De montage reconstrueert aan de hand van het verhaal van Miguel en archiefbeelden een historische gebeurtenis, namelijk de Bijlmerramp. Deze kenmerken behoren toe aan de verklarende en interactieve vorm. Er wordt gebruik gemaakt van refreins, namelijk het steeds terugkerende beeld van een laag overvliegend vliegtuig en het dreigende geluid van het 64 vliegtuig. Dit refrein geeft het verhaal van Miguel emotie, je kunt zijn angst voelen. Tevens geeft het een indruk van tijd, de vliegtuigen blijven over zijn huis vliegen, terwijl hij zijn leven leidt. Ook het steeds terugkerende beeld van Miguel op het balkon geeft een indruk van het passeren van tijd. Het productieproces is duidelijk zichtbaar, door het gebruik van archiefbeelden en met name het gebruik van geluid/muziek onder de beelden. Zo wordt het geluid van het vliegtuig af en toe harder gezet, zodat het dreigend overkomt. Het geluid van het vliegtuig contrasteert enorm met de vrolijke Antilliaanse muziek die te horen is onder de beelden van het alledaagse leven in de Bijlmer. Onder de foto’s van de Bijlmerramp wordt het geluid van sirenes en helikopters gezet zodra Miguel het daarover heeft en bij het monument ter nagedachtenis horen we een suizende wind. Een dergelijk gebruik van refreinen valt onder de observationele vorm en het duidelijk zichtbaar zijn van het productieproces valt onder de interactieve vorm. DOEL Naar mijn mening is het doel van de maker te laten zien hoe een kind van dichtbij een ramp heeft meegemaakt en wat voor een impact dat heeft gehad. Voor mijn gevoel komt deze documentaire het dichtst bij de kennisverwervende functie, met af en toe een esthetische functie (zoals het gebruik van geluid om emoties op te roepen of te versterken). SAMENVATTEND Alles bij elkaar opgeteld kun je zeggen dat deze documentaire de meeste kenmerken vertoond van de observationele en interactieve documentaire. Dit correspondeert ook wel met de kennisverwervende functie die hij heeft. 4.5 VREDE IN MOSTAR, DEEL 2 Omroep: Regie: Uitzenddatum: VPRO Biba Krklec 24-11-1996 65 Lengte: Overig: 20’17” 2-delige serie Sanjin en Dario zijn 2 vrienden in Mostar, een stad waar een rivier dwars doorheen stroomt. Door de oorlog die uitbrak moest Dario, die moslim is, vluchten naar de andere kant van de stad. In de oorlog werden alle bruggen over de rivier verwoest. Dario en Sanjin konden elkaar niet bereiken. Nu is de oorlog voorbij en zijn er weer wat bruggen over de rivier gebouwd. De zus van Sanjin is blij dat ze weer kan volksdansen sinds de oorlog voorbij is. Dario leeft nog steeds in Oost-Mostar en Sanjin in West-Mostar, maar de vriendschap tussen Sanjin en Dario is niet verloren gegaan. Ze zijn nog steeds vrienden en Sanjin komt regelmatig op bezoek bij Dario. Samen bezoeken en onderhouden ze ook de plek waar een vriendje van hen is omgekomen. COMMENTAAR De kijker wordt een paar keer direct aangesproken door een alwetende verteller. Het gaat dan om feitelijke informatie over de oorlog in Mostar. Qua commentaar, ook al is het maar weinig, neigt deze documentaire naar de verklarende vorm. POSITIE MAKER Dario, Sanjin en zijn zus richten zich in de ‘interviewsetting’ (meestal thuis op de bank) tot de maker bij de camera. We zien de maakster niet en horen haar maar één keer op camera een vraag stellen. Daarnaast is het perspectief van de maakster duidelijk zichtbaar, onder andere door het gebruik van refreinen en muziek. Dit duidt op een interactieve vorm. INHOUD In deze documentaire wordt een proces/crisis beschreven, namelijk de vriendschap van Dario en Sanjin die door de oorlog op de proef is gesteld, maar die alles overwon. 66 De kinderen spreken in de ‘interviewsettings’ tegen de maakster en er wordt gebruik gemaakt van archiefbeelden, namelijk foto’s uit de oorlog. Dit wijst op een voornamelijk interactieve vorm en een minder nadrukkelijk aanwezige observationele vorm. VORM De montage ondersteunt zowel de continuïteit van ruimte en tijd als de retorische continuïteit. Door middel van de verhalen van Sanjin en Dario wordt de periode voor de oorlog, in de oorlog en na de oorlog beschreven. Er wordt gebruik gemaakt van refreins, die zowel nadruk leggen op het thema als een indruk van tijd geven. Zo zien we terugkerende beelden van de rivier, die de stad in tweeën splitst en die tijdens de oorlog ook de grens tussen Oost en West Mostar was, dus tevens de grens tussen Dario en Sanjin. Ook de beelden van kapotgeschoten huizen komen steeds terug, ze vormen een contrast met de vriendschap van Dario en Sanjin, die ongeschonden uit de oorlog is gekomen. Het productieproces is duidelijk zichtbaar, doordat de verhalen van Dario en Sanjin samen een periode van hun vriendschap beschrijven, door de refreinen en door het gebruik van later toegevoegde muziek. Bovenstaande aspecten zijn kenmerken van de observationele en de interactieve vorm. DOEL Naar mijn mening is het doel van de maker te laten zien wat een oorlog betekent voor een stad en voor kinderen en wat de impact daarvan is in hun dagelijkse leven. Als kijker ontkom je er niet aan hierover na te denken. Daarom heeft deze documentaire een registrerende en kennisverwervende functie 67 SAMENVATTEND Alles bij elkaar opgeteld kun je zeggen dat deze documentaire de meeste kenmerken vertoond van de interactieve vorm en in iets mindere mate in van de observationele vorm. Dit correspondeert met de registrerende en kennisverwervende functie die hij heeft. 4.6 HET INTERNAAT, KINDEREN VAN ST. LOUIS, AFL. 1 BERESNOETEN Omroep: Regie: Uitzenddatum: Lengte: NCRV Yvonne Pelgrum 12-12-2000 24’41” Het begint bij de eerste dag van een nieuwe week. De kinderen worden door hun ouders naar het internaat gebracht, naar bed gebracht en dan nemen ze afscheid. Nancy vormt de rode draad in deze documentaire. Ze komt uit een schippersfamilie en zit samen met haar jongere broertje en zusje op het internaat St. Louis, afdeling Beresnoeten. Haar beste vriendin Desi kent ze al vanaf het begin van haar internaattijd. Na de zomer gaat Nancy alleen naar de Boycot, de afdeling voor middelbare scholieren van het internaat. COMMENTAAR In deze documentaire is geen commentaar te horen. Daarom is het wat commentaar betreft de observationele vorm. POSITIE MAKER De maakster is niet zichtbaar op camera, maar we horen haar wel in één scène veel vragen stellen aan het subject. Haar perspectief is duidelijk. Dit zijn kenmerken van de interactieve documentaire. INHOUD De nadruk wordt gelegd op het leven in een specifieke sociale omgeving, namelijk een internaat en dan specifiek het leven van Nancy op het internaat. 68 Naast gesprekken met de camera zijn er ook veel gesprekken tussen subjecten. Qua inhoud voldoet deze documentaire aan de observationele vorm, gecombineerd met een beetje interactieve vorm, omdat de social actors in contact zijn met de filmmaker tijdens de interviews. VORM Ook in deze documentaire vinden we refreins. Het gaat dan om de interviews, die een opvallende vormgeving (kader) en steeds een bepaald thema hebben. Dit is een onverwachte vormgeving die aan de kijker aankondigt dat er een nieuw thema besproken gaat worden. Het productieproces is door deze aparte vormgeving en het gebruik van later toegevoegde muziek duidelijk zichtbaar voor de kijker. Wat vorm betreft valt deze documentaire voornamelijk onder de interactieve vorm. DOEL Naar mijn mening is het doel van de maakster het leven op een schippersinternaat te laten zien en dat doet zij door Nancy te volgen. Deze documentaire is daarom een registrerende en kennisverwervende functie. SAMENVATTEND Alles bij elkaar opgeteld kun je zeggen dat deze documentaire de meeste kenmerken vertoond van de observationele en interactieve documentaire. Dit correspondeert dan ook met de registrerende en kennisverwervende functie van deze documentaire. 4.7 DAG PAPA, HALLO PAPA Omroep: Regie: Uitzenddatum: Lengte: Overig: NCRV Claudia Tellegen 01-11-2000 15’18” onderdeel van de programmering Kids & Docs 2000 69 Drie kinderen, Michaël, Raphaël en Charlotte worden gevolgd tijdens het maken van een videoclip met herinneringen aan hun overleden vader. Ze worden onder andere gevolgd tijdens het interviewen van de behandelend arts van hun vader, een optreden van Charlotte in haar kerkkoor en tijdens het monteren van de videoclip. Uiteindelijk wordt de hele videoclip vertoond. COMMENTAAR In deze documentaire is geen commentaar aanwezig, en past daardoor het meest bij de observationele vorm. POSITIE MAKER We horen de maakster een enkele keer vragen stellen, buiten beeld. De kinderen richten zich in de ‘interviewsetting’ (meestal thuis op de bank) tot de maakster bij de camera, die buiten beeld is. Hiermee lijkt de positie van de maker in deze documentaire te vallen onder de interactieve vorm. INHOUD De documentaire volgt de drie kinderen in een specifiek proces, namelijk het maken van een videoclip ter nagedachtenis aan hun vader. Gedurende dat proces wordt het verleden opgerakeld door middel van de verhalen van de kinderen en oude foto’s en beelden, die de kinderen bespreken met de maakster, die off-camera is. Omdat de kinderen in de documentaire zelf ook de camera ter hand nemen, ben je je als kijker zeer bewust van het productieproces, vooral omdat de beelden die de kinderen filmen ook onderdeel van de documentaire zijn. Op deze manier voldoet de inhoud van deze documentaire voornamelijk aan de interactieve documentaire, maar raakt ook de reflexieve vorm. VORM De montage ondersteunt eerder de retorische continuïteit dan de continuïteit van ruimte en tijd. Al meteen in het begin van de documentaire zie je snel 70 gemonteerde beelden op muziek en als kijker is het dan nog niet duidelijk wat die beelden betekenen. Gaandeweg de documentaire wordt de betekenis van die beelden duidelijker. Samen met de verhalen van de kinderen vormen die beelden een herinnering aan hun vader. Als refrein in deze documentaire zie ik de steeds terugkerende gesprekken op de bank. Daarnaast zijn er ook de steeds terugkerende beelden van de videoclip. Deze beelden zie je als kijker in het begin, maar dan hebben ze nog geen betekenis voor de kijker. Gaandeweg wordt de betekenis van die beelden (en bijbehorende emotie) duidelijk als je ze steeds weer ziet. Deze twee refreinen vormen samen ook de gehele structuur van de documentaire, ze verwijzen naar de constructie van de tekst zelf. Het productieproces is duidelijk zichtbaar en het feit dat de documentaire begint met beelden die voor de kijker totaal onverwacht zijn duidt op een reflexieve vorm. Dat is ook logisch, omdat je als kijker in eerste instantie geen videoclipbeelden verwacht in een documentaire. Daarnaast begint de documentaire met dezelfde beelden als waarmee hij eindigt. Qua vorm voldoet deze documentaire voornamelijk aan de interactieve en reflexieve vorm. DOEL Naar mijn mening wil de maker van deze documentaire een manier laten zien waarop kinderen om kunnen gaan met de verwerking van het overlijden van een dierbare. De kijker wordt geactiveerd na te denken over de betekenis van de beelden die hij ziet. Daarom heeft deze documentaire een voornamelijk kennisverwervende functie. SAMENVATTEND Alles bij elkaar opgeteld kun je zeggen dat deze documentaire de meeste kenmerken vertoond van de interactieve en reflexieve documentaire. Dit correspondeert ook met de kennisverwervende documentaire. 71 functie van deze 4.8 DE DAG DAT IK BESLOOT... NINA TE ZIJN Omroep: Regie: Uitzenddatum: Lengte: Overig: VPRO Ingeborg Jansen 26-11-2000 14’38” onderdeel van de programmering van Kids & Docs 2001 We maken kennis met Guido van 11 die besluit voortaan als Nina door het leven te gaan, omdat hij zichzelf een meisje voelt. Hij vertelt over zijn meisjesachtige uiterlijk, de reacties van andere mensen, wanneer hij zich zo is gaan voelen, de houding van zijn ouders, de kleiding die hij draagt, pesten, het bezoeken van een feestje in meisjeskleding en zijn toekomst. Hij wordt onder andere gevolgd bij het verzorgen van zijn paard en paardrijles, het kopen van kleding, gymles en de verjaardag van een vriendinnetje. COMMENTAAR In deze documentaire is geen commentaar te horen. Dit duidt op de observationele vorm. POSITIE MAKER De maakster is off-screen. Je hoort haar wel af en toe vragen stellen en Nina richt zich ook tot haar tijdens de interviews. Dit past het meest bij de interactieve vorm. INHOUD Deze documentaire laat het proces zien waarin Guido er voor kiest verder te leven als Nina en hoe de omgeving daarop reageert. Nina spreekt daarover met de maakster, die off-camera is, maar die wel het gevoel geeft van lichamelijke aanwezigheid. Deze kenmerken observationele en interactieve vorm. 72 behoren toe aan de VORM De documentaire bestaat uit logische oorzaak-gevolg relaties tussen de reeks gebeurtenissen. Als refrein zie ik de steeds terugkerende interviewsetting (op de slaapkamer), waarin Nina over haar gevoelens praat. De vorm beperkt zich tot het heden en er worden geen archiefbeelden of illustraties getoond. Het productieproces is echter wel zichtbaar, de verhalen van Nina beschrijven de voorafgaande en huidige periode in haar leven. Daarnaast zitten er wat vormgevingselementen in. Zo zie je, als Nina meisjesnamen bedenkt, de corresponderende initialen in de bak van de manege. En op het moment dat Nina de naam Nina aanneemt zit ze niet op haar bed, zoals daarvoor, maar zie je haar close vlak onder een plafond met wolkjes en sterretjes daarop. Hierin merk je de invloed van de maakster. Deze documentaire kent wat vorm betreft elementen van zowel de verklarende, observationele als interactieve vorm. DOEL Naar mijn mening is het doel van de maker mensen te informeren over een proces zoals dat van Nina en wat het met een kind doet. Als kijker ontkom je er niet aan hierover na te denken. Ik ken hieraan de registrerende en kennisverwervende functie toe. SAMENVATTEND Alles bij elkaar opgeteld kun je zeggen dat deze documentaire de meeste kenmerken vertoond van de observationele en interactieve vorm. Dit correspondeert ook met de registrerende en kennisverwervende functie van deze documentaire. 4.9 TOMMIE Omoep: Regie: Uitzenddatum: Lengte: VPRO Boudewijn Koole 12-11-2000 22’38” 73 Overig: Tommie Kerstens heeft het scenario van deze documentaire geschreven en daarmee de scenarioprijs “Kids & Docs 1999” gewonnen. Tommie is een documentaire over de bijzondere band tussen Tommie Kerstens en zijn vader, wijlen dirigent/componist Huub Kerstens. Tommie wordt gevolgd bij een bezoek aan de woonboot waar hij, voor de scheiding van zijn ouders, met zijn broertje Jeroen heeft gewoond. Hij vertelt over de dood van zijn vader, zijn verdriet daarover, de troost die hij put uit het zwemmen en de herinneringen die hij aan zijn vader heeft. Ook thuis wordt hij gevolgd. Daar vindt hij een partituur die zijn vader geschreven heeft naar aanleiding van zijn geboorte. Met deze partituur gaat Tommie naar een cellist van het Mondriaan Kwartet. Dit bezoek leidt tot een muziekuitvoering van de partituur. COMMENTAAR Ook in deze documentaire vinden we geen commentaar, dus lijkt daarmee tot de observationele vorm te behoren. POSITIE MAKER We horen en zien de maker niet, maar je merkt als kijker heel duidelijk dat Tommie een goede band heeft met de maker en zich in veel scènes spontaan naar de camera richt. Er is dus zeker wel een gevoel van interactie met de camera, ook al is die niet te horen. Dit duidt op de interactieve vorm. INHOUD De documentaire representeert het proces van Tommie die de dood van zijn vader verwerkt en die tevens probeert de partituur die zijn vader speciaal voor hem heeft geschreven tot leven te wekken. Ook praat Tommie over het verleden, toen zijn vader nog leefde en ze met het hele gezin op de woonboot woonden. Bovenstaande duidt op een observationele en interactieve vorm. 74 VORM Het refrein in deze documentaire is het beeld van een zwemmende Tommie. Dat refrein legt nadruk op de emoties die Tommie voelt tijdens het zwemmen en die zijn gevoelens over het verlies van zijn vader representeren. Tevens geven deze steeds terugkerende beelden een indruk van tijd. Het productieproces is goed zichtbaar door gebruik van bv. slow-motion, archiefbeelden en externe muziek. Het voelt alsof een groot deel van de gesprekken die Tommie heeft, zowel met de camera als met andere subjecten, in scène zijn gezet. Zo is bijvoorbeeld het gesprek dat Tommie heeft als hij voor de eerste keer met de cellist de partituur bespreekt een voorbeeld van een gemaskeerd interview. Ook voelt het alsof de maker soms Tommie iets in een shot laat zeggen wat vooraf is afgesproken. Alsof het nog een ontbrekende quote was die toch ‘gehaald’ moest worden. Vooral bij de opnames op de boot viel me dat op. Wat tevens opviel was dat sommige scènes voor een documentaire heel mooi waren uitgelicht, met name de openingsscène waarin Tommie verstoppertje speelt met twee vriendjes. De hele scène was gedramatiseerd en zou zo uit een speelfilm kunnen komen. Later in de documentaire zag het er niet meer zo gelikt uit, maar deze documentaire maakt wel veel gebruik van mooie filmische shots, zoals ook de onderwater-scènes. Wat dat betreft steekt deze documentaire er wel bovenuit, vergeleken met de eerder besproken documentaires. Qua vorm sluit deze documentaire het meest aan bij de observationele en interactieve vorm. DOEL Naar mijn mening wil de maker van deze documentaire laten zien hoe Tommie de dood van zijn vader verwerkt en door het zwemmen een manier heeft gevonden zich dicht bij zijn vader te voelen. Daarom heeft deze documentaire een voornamelijk kennisverwervende functie, met hier en daar een onderliggende esthetische functie. 75 SAMENVATTEND Alles bij elkaar opgeteld kun je zeggen dat deze documentaire de meeste kenmerken vertoond van de observationele en interactieve vorm. Dit correspondeert ook met de registrerende en kennisverwervende functie van deze documentaire. 4.10 CONCLUSIE ANALYSES Allereerst vergelijk ik de resultaten van de analyses per omroep, daarna maak ik onderscheid tussen de resultaten van de documentaire van voor 1998 en van na 1998. Bij de IKON valt het commentaar onder de verklarende vorm. Er wordt gebruik gemaakt van een alwetende verteller, die objectieve informatie aan de kijker geeft zoals in Dat andere land of van titels in beeld die argumenten bevorderen, zoals de locaties en data in Marokkaans met een zachte g. De positie van de maker is interactief van vorm, de maker is niet in beeld te zien, maar we horen hem wel af en toe een vraag stellen en de social actors richten zich met name tijdens de interviews tot de maker. De inhoud is observationeel en interactief van vorm. Er wordt nadruk gelegd op de activiteiten van individuen in een specifieke sociale omgeving, zoals het vluchtelingenkamp in Dat andere land en het stigma van probleemjongere in de gevangenis in Marokkaans met een zachte g. De vorm/stijl is verklarend en observationeel van vorm. Er wordt gebruik gemaakt van refreinen die emotie en narratieve ontwikkeling bevorderen. Het doel is overtuigend en kennisverwervend. In beide documentaires lijkt het alsof de maker een boodschap mee wil geven, de kijker wil overtuigen van de invloed die je hebt op je eigen leven. Dat doet hij door te laten zien hoe anderen dat doen, de een wat beter dan de ander, zodat het de kijker aanzet tot nadenken. Over de documentaires na 1998 kan ik helaas geen uitspraken doen, omdat die niet aanwezig waren. 76 Bij de NCRV zien we dat het commentaar meestal observationeel is, door een gebrek aan commentaar. De positie van de maker heeft een interactieve vorm, we zien de maker niet maar horen hem wel af en toe en de kijker voelt zijn lichamelijke aanwezigheid, doordat de social actor zich tot hem richt tijdens interviews. De inhoud is observationeel en interactief van vorm, door de nadruk op activiteiten van individuen in een specifieke sociale omgeving, zoals Nancy op het schippersinternaat in Het Internaat en doordat de social actors zich tot de maker richten. Het oprakelen van het verleden aan de hand van getuigen en archiefmateriaal zoals in Dag papa, hallo papa is een voorbeeld van de interactieve vorm. De vorm/stijl heeft een interactieve vorm, door een duidelijk productioneel proces, zoals het gebruik van vormgeving en (externe) muziek in zowel Het Internaat als Dag papa, hallo papa. Het doel is registrerend en kennisverwervend van vorm. De makers registreren de levens van kinderen die door een bepaald proces gaan, met als doel de kijker na te laten denken. Uitzondering is wel de documentaire die voor 1998 is uitgezonden, Held van de dag, die voornamelijk observationeel van vorm is door onder andere het commentaar van Bashir en het indirecte optreden van de maker. Ook heeft deze documentaire naast een registrerende functie ook een overtuigende functie, het lijkt alsof de maker de kijker ervan wil overtuigen dat als je je best ergens voor doet je er ook voor wordt beloond. En dat je je niet moet laten tegenhouden door in dit geval een handicap. Of dit verschil met de andere documentaires van de NCRV toeval is kan ik helaas niet onderzoeken, bij gebrek aan meer geschikte documentaires van voor 1998. Bij de VPRO is het commentaar overwegend observationeel, bij gebrek aan commentaar. Alleen Vrede in Mostar wijkt daarvan af, omdat daar een alwetende verteller enkele feiten over de oorlog opnoemt. De positie van de maker is overal interactief, doordat in alle documentaires de social actor zich richt tot de maker tijdens de interviews. Ook is overal het perspectief van de maker duidelijk, met name door het gebruik van de refreinen, die de nadruk 77 op de emoties leggen, zoals beelden van het dreigende vliegtuig in Toen het vliegtuig viel, de brede rivier in Vrede in Mostar en de beelden van Tommie in het zwembad in Tommie. Mede hierdoor is de inhoud observationeel en interactief, en door bijvoorbeeld het gebruik van archiefbeelden zoals de foto’s van de oorlog in Vrede in Mostar, de foto’s van de Bijlmerramp in Toen het vliegtuig viel en de foto’s van de vader van Tommie in Tommie. Ook de vorm is daardoor interactief, maar hij is ook observationeel door het gebruik van de refreinen die ik eerder al noemde. Het doel is voornamelijk kennisverwervend en af en toe registrerend van vorm. De maker registreert de levens van kinderen, met als doel de kijker na te laten denken. Tevens wordt bij de documentaires van de VPRO iets meer gebruik gemaakt van de esthetische functie dan bij de andere omroepen, zo lijkt het. Zo zijn de belichting en de onderwater-scènes in Tommie opvallend te noemen en wordt in zowel Tommie als Toen het vliegtuig viel veel met (extern) geluid gewerkt. Tussen de documentaires van voor 1998 en na 1998 zit bij de VPRO geen verschil in vorm en inhoud. Wat opvalt is dat de documentaires van de NCRV en VPRO een registrerende en kennisverwervende functie hebben, terwijl de documentaires van de IKON naast een kennisverwervende functie een overtuigende functie kennen. Is er dan verschil in vorm en inhoud tussen de documentaires die zijn uitgezonden voor 1998 en de documentaires die zijn uitgezonden na 1998? Opvallend is dat de documentaires van voor 1998 bijna allemaal voor het commentaar een verklarende vorm hebben, terwijl dat na 1998 een observationele vorm is, omdat daar geen commentaar meer wordt gebruikt. De positie van de maker blijft in alle gevallen interactief, net als de inhoud die in bijna overal observationeel en interactief is. Qua vorm is er ook niet veel onderscheid te maken tussen voor of na 1998. Ook de doelen zijn voor en na 1998 ongeveer gelijk, met als uitzondering de documentaires van de IKON die ook een overtuigende functie kennen. 78 In het volgende hoofdstuk zal ik de resultaten van deze analyses meenemen in de gehele conclusie van dit onderzoek in de hoop een antwoord op mijn vraagstelling te kunnen geven. 79 H5 CONCLUSIE Toen ik aan mijn scriptie begon had ik een tijdje daarvoor een vak over documentaires gevolgd en was helemaal in de ban van de documentaire. Ook Kids & Docs bestond net een tijdje. Eenmaal aan het nadenken geslagen over de kinderdocumentaire realiseerde ik me dat ik geen flauw benul had van wat er bij de Nederlandse publieke omroepen aan kinderdocumentaires werd uitgezonden. Al snel kwam ik erachter dat de term kinderdocumentaire niet een gangbare term was binnen de publieke omroepen en de literatuur. Terwijl het zo’n logisch klinkende term is, die voor je gevoel al jaren bestaat. Toen vroeg ik me af, waarom die term zo weinig wordt gebruikt. Na gesprekken met de omroepen en na het lezen van wat literatuur is me duidelijk geworden dat die term waarschijnlijk niet wordt gebruikt omdat er geen goede definitie van bestaat. Niemand schijnt te weten wat er wel en niet onder valt. Terwijl voor de volwassenen men dat blijkbaar wel weet, gezien de rijke historie van de Nederlandse documentaire en de verschillende documentairerubrieken in de programmering. Dat vond ik raar, omdat een documentaire voor kinderen toch eigenlijk hetzelfde is als een documentaire voor volwassenen, alleen voor een andere leeftijdsgroep? Een documentaire is en blijft toch een documentaire, met dezelfde vormen en doelen? Of wordt er in Nederland niets geproduceerd en uitgezonden dat onder de noemer kinderdocumentaire valt? Tijd voor een onderzoek naar wat er in Nederland wordt geproduceerd en uitgezonden aan kinderdocumentaires, hoe die documentaires eruit zien en wat we er in Nederland aan doen om die productie te bevorderen. Zoals ik hierboven al aangaf lijkt het me logisch dat de basiskenmerken van een documentaire altijd gelijk blijven, ongeacht de doelgroep. De inhoudelijke invulling van die kenmerken kan wel anders zijn. Zonder goede definitie is het onmogelijk programma’s te selecteren, dus was mijn eerste taak het opstellen van een goede definitie. Na eerst voor mezelf een definitie van de 80 documentaire in het algemeen op papier te hebben gezet, heb ik die definitie aangepast voor de doelgroep van mijn onderzoek, namelijk kinderen. Mijn definitie luidt als volgt: De kinderdocumentaire is een specifieke representatiemethode van sociale en culturele aspecten uit de realiteit, die tot doel heeft het stimuleren van kennis en begrip door een beroep te doen op de rede of emotie van een kind binnen zijn of haar specifieke leeftijdscategorie. Daarna ben ik gaan inventariseren wat er bij de omroepen tussen september 1995 en augustus 2001 is uitgezonden aan programma’s die in aanmerking kunnen komen voor de term kinderdocumentaire. Omdat er nergens een dergelijke inventarisatie is gemaakt betekende dat een zomer lang spitten in omroepgidsen. Daaruit kwam een lange lijst met programma’s die of documentaire waren genoemd, of waarvan de omschrijving vaag, maar wel informatief leek. Bij navraag bij de omroepen kon ik een hoop programma’s van de lijst halen, maar er waren ook omroepen die blijkbaar geen idee hadden van hun eigen programmering in die afgelopen vijf jaar. Uiteindelijk bleef er een hanteerbare lijst over, met nog enkele twijfelgevallen. Uit de lijst bleek dat de IKON, NCRV en VPRO zich het meest met de kinderdocumentaire bezig hielden. Daarom heb ik enkele documentaires van die omroepen geselecteerd voor mijn analyse. Mijn analysemodel maakte ik met behulp van de theorieën van Michael Renov en Bill Nichols. Renov onderscheidt vier functies die een documentaire kan. Vier manieren waarop een maker zijn doel met de documentaire kan bereiken. Dat zijn de registrerende functie, de overtuigende functie, de kennisverwervende functie en de esthetische functie. Nichols maakt onderscheid tussen vier vormen die een documentaire kan hebben. Vier manieren waarop de maker zijn tekst kan etaleren. Dat zijn de verklarende vorm, de observationele vorm, de interactieve vorm en de reflexieve vorm. 81 Zowel de vier functies als de vier vormen zijn uitersten. Zij overlappen elkaar deels en komen in meer of mindere mate voor binnen één documentaire. Met behulp van die functies en vormen en de kenmerken die Renov en Nichols aan die functies en vormen toekenden kon ik de documentaires concreet toetsen. Uit die analyses blijkt dat de meeste kinderdocumentaires van de VPRO, NCRV en IKON een in eerste instantie interactieve vorm en in tweede instantie observationele vorm hebben. Dat komt met name doordat social actors zich richten tot de maker in gesprekken, waardoor je als kijker de aanwezigheid van de maker voelt. Daarnaast wordt er veel gebruik gemaakt van refreinen die als thematische rode draden verweven zijn in de tekst en die emotie en narratieve structuur toevoegen. Wat de functie betreft hebben de kinderdocumentaires een in eerste instantie kennisverwervende functie en in tweede instantie registrerende functie. Het komt vaak voor dat een maker de kijker actief wil laten nadenken en dat doet hij door de registratie van het leven van een ander. De overtuigende functie komt ook voor, maar in veel mindere mate. De esthetische functie komt af en toe in een enkele scène naar voren, maar als solitaire functie komt deze niet voor binnen de Nederlandse kinderdocumentaire. Grote verschillen tussen de functies en vormen van de kinderdocumentaires van de verschillende omroepen zijn er niet. De IKON hangt meer aan de overtuigende functie, wat overeenkomt met iets meer kenmerken van de verklarende vorm in commentaar en vorm/stijl. De VPRO en in iets mindere mate de NCRV maken meer gebruik van de esthetische functie van een documentaire, door bijvoorbeeld het gebruik van vormgeving, extern geluid, belichting en cameravoering. Ik heb ook onderscheid gemaakt in documentaires van voor 1998 en documentaires van na 1998 (voor en na de komst van Kids & Docs), om te onderzoeken of er verschil in vorm en inhoud tussen beide periodes bestaat. Op die manier zou dat kunnen betekenen dat de komst van Kids & Docs inhoudelijk invloed had op de Nederlandse kinderdocumentaire. Echter, er 82 bestaat nauwelijks verschil tussen beide periodes. Het enige verschil is dat er in de documentaires van na 1998 nauwelijks commentaar wordt gebruikt. Komen deze resultaten van de analyse overeen met wat de omroepen voor ogen hebben met hun documentaires? In Hoofdstuk 3 heb ik aangegeven dat voor de omroepen de kenmerken herkenbaarheid/identificatie, emotie, verkrijgen van inzicht, het overbrengen van een boodschap en aandacht voor vormgeving belangrijk zijn. Dat zou zich moeten uiten in een voornamelijk kennisverwervende functie. Uit de analyses blijkt dat inderdaad het merendeel een kennisverwervende functie heeft. Die kennisverwervende functie omvat de door de omroepen gewilde kenmerken als het verkrijgen van inzicht en het overbrengen van een boodschap. Door inderdaad voornamelijk gebruik te maken van de interactieve vorm en kinderen zelf hun verhaal te laten vertellen raakt de kijker betrokken, kan zich identificeren en op die manier ook emoties voelen. Zo wordt de kijker actief bij de tekst betrokken. Dus ondanks het feit dat het voor de omroepen moeilijk is een definitie te geven van de term kinderdocumentaire, blijkt uit mijn analyse dat de ideeën die de omroepen over de kinderdocumentaire hebben kloppen en dat wat ze met de documentaire willen bereiken in de praktijk ook lukt. Tevens sluiten de kenmerken die de omroepen graag toekennen aan hun documentaires ook terug te vinden in de definitie die ik heb opgesteld van de kinderdocumentaire. Alle geanalyseerde documentaires passen dan ook prima in deze definitie. Mijn gevoel was ook dat de kinderdocumentaire in opkomst was. Kids & Docs was een redelijk nieuwe programma van IDFA en de Kids & Docs prijsvraag was net in het leven geroepen. Anna van der Staak van der VPRO heeft het in een gesprek met mij ook over een hype. Desondanks geven alle drie de omroepen aan niet meer te zijn gaan produceren. Echter, zoals uit mijn inventarisatie blijkt is het aantal kinderdocumentaires dat de NCRV uitzond 83 na de komst van Kids & Docs aanzienlijk groter dan voor 1998. Of dat ook daadwerkelijk komt door de komst van Kids & Docs is niet te achterhalen. Marketing- en communicatiemanager Cees van ’t Hullenaar kon mij ook nog geen cijfers geven over een structureel beter aanbod van kinderdocumentaires, omdat Kids & Docs nog te kort bestond. De IKON is minder documentaires gaan produceren, maar dat had te maken met de keuze voor een andere programmavorm en zich meer te richten op kortere reportages en studiogesprekken. Wel geven de omroepen aan dat de komst van Kids & Docs een stimulering is en het makkelijker maakt om te blijven produceren. Het scheelt namelijk financieel ook veel geld als een scenario in het kader van de Kids & Docs wedstrijd kan worden verkregen. En als dat scenario er eenmaal is, is het zonde om het niet te verfilmen. Volgens Anna van der Staak zijn kinderdocumentaires sinds de komst van Kids & Docs wel ‘hotter’ geworden en ook de AVRO geeft aan de komst van Kids & Docs aan te grijpen om nu eindelijk eens het genre van kinderdocumentaires op te pakken. Naast Kids & Docs is ook het uitwisselingsproject van de EBU een goede motivator om kinderdocumentaires te blijven produceren. Ten tijde van mijn onderzoek in 2001 was er ook sprake van een kinderdocumentaireslot op Nederland 3, waarin op woensdagmiddag op een vast tijdstip wekelijks een documentaire van 15 minuten vertoond zou worden. Onder andere de NCRV zou daar veel voor gaan produceren. Al met al lijkt het erop dat men door de komst van Kids & Docs zich meer bewust is geworden van het genre kinderdocumentaire. Ook al heeft dat nog niet tot een groot verschil in kwantiteit laten zien, de vooruitzichten zijn goed. In mijn onderzoek met de vraagstelling: ‘Hoe heeft de Nederlandse kinderdocumentaire zich vanaf 1998 bij de omroepen ontwikkeld in inhoud en 84 vorm, en welke infrastructurele context is gecreëerd om die ontwikkeling te stimuleren?’ wilde ik de situatie van de Nederlandse kinderdocumentaire in Nederland onderzoeken. Ik denk dat dat wel gelukt is. In verband met het tijdsbestek van dit onderzoek zou ik graag nog wat meer jaren hebben onderzocht, om echt goed een inschatting te kunnen maken of Kids & Docs, dat nog steeds bestaat, heeft geleid tot meer producties bij de publieke omroepen. Inmiddels, anno 2007, weet ik dat het documentaireslot er gekomen is, maar inmiddels ook weer gesneuveld is. Vlak na de komst van dat slot in 2003 werden er grote bezuinigingen ingevoerd en de NCRV had me al gewaarschuwd dat de kinderdocumentaires daarvan de dupe zouden worden. Er kon dus niet meer worden geproduceerd voor het documentaireslot. Inmiddels hebben de meeste omroepen de grootste bulk bezuinigingen achter de rug. Ik zou het enorm interessant vinden om te bekijken hoe de stand nu is. Zijn we terug bij de stand van 2001, ten tijde van mijn onderzoek, of zijn we toch verder gekomen, ondanks wat tegenslagen. Ik meen dat ik in mijn onderzoek heb bewezen dat de omroepen uiteindelijk allemaal dezelfde kenmerken aan een documentaire toekennen en dat een passende definitie van de kinderdocumentaire niet onmogelijk is. Ik hoop dat de omroepen hier eens wat meer over gaan nadenken. Ik ben blij met een initiatief als Kids & Docs als platform. Het geeft de kinderdocumentaire kans op een goede toekomst, want het is voor kinderen een hele prettige manier om de blik op de wereld te verruimen. Verder onderzoek naar de kinderdocumentaire is zeker aan te bevelen. Ik heb me erover verbaasd dat er zo weinig over op papier staat, noch bij de omroepen, noch in de wetenschap. En ik ben erg benieuwd hoe het na 2001 is verlopen met de Nederlandse kinderdocumentaire. 85 BIJLAGE I EDUCATIE natuurseries licht informatieve uitzendingen over vrijblijvende onderwerpen die door hun vormgeving als ‘educatief’ kunnen worden gekenschetst gevarieerde (spel- en praat)programma’s met licht informatieve of educatieve elementen, zoals quizzen fictieve producties welke door een educatieve opzet niet in de categorie ‘niet-actiefilms en -series’ vallen (zoals docu-drama) VERSTROOIING sport overig (reportages, documentaires met sportonderwerpen) kunstuitvoering (klassieke muziek en ballet en eigentijdse kunstuitingen op het terrein van de muziek, het ballet, het theater, de film en de letterkunde) actiefilms en –series (met avontuurlijke, gewelddadige elementen ter vermaak) niet-actiefilms en –series (films/series ter vermaak die niet in bovenstaande categorie vallen) muziek (programma’s waarin licht of zware muziek een overwegend element is, muziek als amusement en niet als kunst) gevarieerde (spel- en praat-)programma’s waarin muziek niet overheerst. INFORMATIE godsdienst (uitzendingen met een godsdienstig of geestelijk thema van informatieve of geloofsverkondigende aard) licht informatieve uitzendingen over zeer vrijblijvende onderwerpen die door hun vormgeving als ‘informatief’ kunnen worden gekenschetst 86 zware informatie (informatieve uitzendingen over politieke, sociale, economische en/of wetenschappelijke problematiek) actualiteiten (min of meer vaste informatieve rubrieken met gevarieerde actuele onderwerpen) journaal (nieuwsbulletins) kunstinformatie (informatieve uitzendingen over kunst(enaars). Niet die gevallen waarin het programma voornamelijk uit de uitvoering van het kunstwerk bestaat) informatieve sportprogramma’s met seriekarakter Deze 17 categorieën die Peter Nikken onderscheid zijn gebaseerd op de indeling die de afdeling Kijk- en Luisteronderzoek van de NOS ook hanteert voor het totaalaanbod 87 88 89 90 BIJLAGE III SHOTLIST DAT ANDERE LAND Pan vluchtelingenkamp + titel buiten: interview Iman, over vluchtelingenkamp Iman laat de bakkerij zien Iman loopt op straat en vertelt over school School: kinderen zingen volkslied op schoolplein Workshop: eerste les Uitleg docenten + tolk Buiten: Mohamad vertelt over zijn wijk Mohamad loopt op straat Mohamad vertelt over de ingang van de wijk en gaat het hek door Workshop: oefening op muziek (Mohammad) Thuis: Mariam veegt binnenplaats en vertelt over haar familie Moeder bakt brood en Mariam vertelt erover Interview Mariam over jongens/meisjes Workshop: oefening (Mariam) Thuis: interview Mariam over de workshop Voetballende kinderen op straat Workshop: uitleg docent over jongens/meisjes en dat het even wennen zal zijn Thuis: interview Mohamad over jongens/meisjes Workshop: oefening jongens/meisjes wennen aan elkaar Thuis: Iman laat het huis en de familie zien Haar zus doet haar huiswerk Iman is omgekleed, de hoofddoek af Woonkamer met familie Iman doet haar huiswerk Man met kruiwagen vol vuilnis loopt over straat Thuis: Mohamad toont zijn slaapkamer Interview Mohamad over scheiding ouders Mohamad loopt over straat Workshop: oefening met emoties uitbeelden Thuis: Esmaeël laat oosterse vechtsport zien Interview Esmaeël over doel workshops Esmaeël voetbalt op straat 91 objectieve voice-over quote Mohamad quote Mohamad maker stelt vraag quote Esmaeël Interview Esmaeël over workshops Kinderen op straat Workshop: oefening Iman laat zien hoe de post bij de kruidenier kan worden opgehaald Iman laat muurschildering zien Thuis: interview Mariam over de toekomst Workshop: oefening met meisjes en jongens Thuis: interview Mohamad over toekomst Thuis: interview Esmaeël over toekomst Iman op straat onderweg naar de laatste workshop Workshop: oefening met meisjes en jongens Thuis: interview Mohamad over verdwenen verschil tussen jongens en meisjes Workshop: afsluiting door docenten: jongens en meisjes samen, samen toekomst opbouwen Vuurwerk tijdens Oud & Nieuws, vrolijke mensen op straat Thuis: interview Mariam over Nederland Feestvreugde op straat 92 quote Mohamad quote Mohamad objectieve voice-over over deel 2 BIJLAGE IV SHOTLIST MAROKKAANS MET EEN ZACHTE G Tarik leest krantenartikel over allochtone jongeren voor Aziz loopt op straat Tarik leest artikel Aziz tekent een contract op het uitzendbureau Tarik leest artikel Tarik leest krantenartikel voor Cel: Tarik doet buikspieroefeningen op bed Tarik leest artikel Tarik leest krantenartikel voor Aziz en Tarik eten met vrienden Cel: Tarik leest zijn eigen tekst voor Tarik laat tekening van aardbol achter tralies zien Fabriek: Aziz in kleedkamer boterfabriek Uitzendbureau: Aziz leest contract voor titel Tarik titel titel Aziz ondertiteling ENG-NL titel lokatie + datum titel lokatie + datum Fabriek: Aziz in kleedkamer boterfabriek Cel: Tarik over brieven van meisjes interview Tarik over bezoek ontvangen Fabriek: Aziz loopt naar zijn werkplek Aziz pakt boter uit Interview Aziz over zijn schuld en dit werk Aziz pakt boter uit Cel: interview Tarik over hoe het is in de cel Tarik in cel, gefilmd door raam in celdeur Interview Tarik over psycholoog, beïnvloedbaar Binnenplaats: interview Tarik over foute vrienden Cel: interview Tarik over waarom hij vast zit Fabriek: interview Aziz over zijn schuld Aziz pakt boter uit Cel: Tarik toont foto’s van een project in Marokko Archiefbeelden (privé) van de reis in Marokko, met Tarik en Aziz Binnenplaats: Tarik voetbalt, praat over toekomst Cel: interview Tarik over CIOS, toekomst Voetbalclub: interview Aziz in kleedkamer met voetbalteam 93 Aziz leest contract maker stelt vragen maker stelt vragen titel lokatie + datum maker stelt vragen quotes Tarik muziek quote Tarik maker stelt vragen Aziz speelt wedstrijd Aziz pakt boter uit geluid voetbalwedstrijd Fabriek: interview Aziz over opleiding Cel: interview Tarik over discipline in gevangenis Fabriek: interview Aziz over verkeerde pad en eigen schuld Tarik Cel: interview Tarik over verkeerde keuzes maker stelt vragen Voetbalclub: Aziz speelt wedstrijd Aziz in kleedkamer voetbalteam Moskee: Aziz wast zich en bidt Archiefbeelden (privé) van reis in Marokko met Tarik en Aziz Binnenplaats: Tarik voetbalt, praat over foute keuzes Cel: interview Tarik, over eerder vrijkomen en toekomst Moskee: Aziz bidt Straat: Tarik is weer vrij en loopt met vrienden door Den Bosch Aziz pakt boter uit muziek quotes Tarik quotes Aziz Straat: Tarik met vrienden op straat Tarik over het voorval Moskee: Aziz over zich houden aan regels en bidden Straat: Tarik over grenzen stellen Tarik over grenzen stellen met alcohol Cliffhanger voor volgende aflevering: straf Tarik en zieke vader Aziz 94 quotes Tarik maker stelt vragen BIJLAGE V SHOTLIST HELD VAN DE DAG exterieur internaat Internaat: Bashir aan het dj-en Close van de ogen van Bashir Voorstellen huisgenoten en leiders Kinderen spelen Straat: Bashir krijgt mobiliteitsles op straat Internaat: Bashir aan het dj-en Voetballen met blinde vriendjes Bashir toont een foto van Gijs Staverman Bashir schrijft brief aan Gijs op de computer met zijn vriendjes Tijdens het diner leest Bashir zijn brief voor. Bashir doet de brief op de post Bashir aan het dj-en Bashir gaat met taxi naar huis voor het weekend Thuis: Moeder en broertjes worden voorgesteld Broertje laat Somalie zien in een atlas Bashir komt thuis, broertjes enthousiast Samen met broertjes luistert Bashir naar muziek Bashir speelt buiten met zijn broertjes Internaat: tijdens eten krijgt hij de brief van Gijs Met zijn vriendjes bekijkt hij de brief Bashir luistert naar de radio, naar Gijs Bashir wordt uitgezwaaid door zijn vrienden Veronica: aankomst bij Veronicagebouw Bashir loopt de trap op naar de studio Ontmoeting met Gijs in de studio Bashir luistert mee in de studio Bashir staat bij Gijs achter het mengpaneel Bashir krijgt wat uitleg en schuift nieuwe plaat in Hij presenteert even samen met Gijs Bashir krijgt een gesigneerde foto van Gijs Bashir komt weer op het internaat en wordt enthousiast begroet door zijn vriendjes 95 Bashir als dj Bashir als dj + muziek muziek voice-over Bashir voice-over Bashir voice-over Bashir muziek voice-over Bashir voice-over Bashir muziek muziek voice-over Bashir voice-over Bashir muziek radio muziek voice-over Bashir muziek titel BIJLAGE VI SHOTLIST TOEN HET VLIEGTUIG VIEL Exterieur van flats in de Bijlmermeer Kinderen fietsen en lopen door het park Laag overvliegend vliegtuig Balkon: Miguel kijkt naar de lucht Dagelijks leven op straat in de buurt Laag overvliegend vliegtuig Miguel op het balkon Dagelijks leven op straat in de buurt Miguel stelt zich voor, loopt in park en flat Balkon: Miguel kijkt naar de lucht Laag overvliegend vliegtuig Balkon: interview over de ramp Plek waar de ramp plaatsvond (heden) Archief: zw/w foto van ingestorte en brandende flat Balkon: interview over de ramp Archief: zw/w foto overzicht ramp Balkon: interview over de ramp Archief: zw/w foto blussende brandweer Balkon: interview over de ramp Miguel kijkt vanaf het balkon Archief: zw/w foto ingestorte flat Balkon: interview over de ramp, close op ogen Miguel Archief: zw/w foto enkele overlevenden Woonkamer: interview over ramp, over angst dat helikopters ook neer zouden storten Archief: zw/w foto brandweerwagens Miguel loopt buiten Archief: zw/w foto van de flat de volgende dag Archief: zw/w foto van verbrande spullen Archief: kapotte flat, met 2 meter daarnaast waslijn met schone kleding 96 muziek Antilliaanse muziek geluid vliegtuig geluid vliegtuig (dreigend) geluid vliegtuig Antilliaanse muziek geluid vliegtuig quote Miguel geluid vliegtuig quote Miguel Antilliaanse muziek quote Miguel geluid vliegtuig geluid vliegtuig quote Miguel quote Miguel geluid sirenes geluid sirenes geluid sirenes geluid sirenes quote Miguel geluid sirenes titel archief archief inzoom op foto geluid sirenes geluid sirenes geluid helikopters geluid sirenes archief archief geluid wind geluid wind archief archief archief Exterieur flats in de Bijlmermeer in de zon Miguel kijkt over het balkon Ingelijste foto’s van Gilbert en Marylin Miguel loopt in het park School: Miguel zit in de klas Klassenfoto met Gilbert erop Slaapkamer: interview Miguel over Gilbert School: Miguel kijkt afwezig tijdens de les Laag overvliegend vliegtuig Slaapkamer: Miguel praat over dromen Miguel in park met vriendje Slaapkamer: interview Miguel over Marylin Miguel op de fiets in het park Slaapkamer: Miguel leest briefje voor Marylin voor Interview over Marilyn Briefje voor Marilyn Interview over Marilyn Spelende kinderen en Miguel in het park Exterieur balkon met Miguel Woonkamer: Miguel aan het dansen Ritselende bladeren aan de bomen Monument Miguel bij monument Shot naar de lucht Exterieur balkon met Miguel Slaapkamer: Miguel speelt met vliegtuigje Laag overvliegend vliegtuig in het donker Miguel op balkon in het donker Laag overvliegend vliegtuig in het donker Miguel op balkon met overvliegend vliegtuig Exterieur getroffen flats in de zon Miguel aan het skateboarden Vliegtuig in de verte Miguel kijkt vanaf het balkon quote Miguel muziek quote Miguel quote Miguel quote Miguel geluid vliegtuig licht??? quote Miguel quote Miguel quote Miguel geluid vliegtuig quote Miguel quote Miguel quote Miguel quote Miguel quote Miguel muziek geluid vliegtuig geluid vliegtuig geluid vliegtuig geluid vliegtuig 97 BIJLAGE VII SHOTLIST VREDE IN MOSTAR Sanjin stelt zich voor Dario stelt zich voor De rivier + titel Kapotte brug Volksdansen Voorbij rijdende tanks, kapotte huizen Volksdansen Kapotte huizen Thuis: interview zus Sanjin over volksdansen Volksdansen Stadsbeelden Thuis: interview Dario Rivier en loopbrug Thuis: interview Dario Rivier Thuis: interview Sanjin Sanjin loopt langs een kapot huis Sanjin laat het kapotte oude huis van Dario zien Kapotte huizen Thuis: interview Dario Rivier en kapotte brug Stad, rivier en brug Thuis: interview Dario Rivier, brug, tanks over de brug Sanji op weg naar Dario Sanji op visite bij Dario, ze spelen een computerspelletje Dario kijkt door raam naar de stad School: leerlingen op trappen School: Dario in de klas, hij kijkt uit het raam Thuis: samen computerspelletje spelen Samen door de straten lopen, kapotte huizen Thuis: interview Dario Samen door de straten lopen Kapotte huizen Archief: foto’s uit de oorlog (van tentoonstelling) Dario en Sanjin bij de tentoonstelling 98 muziek muziek muziek muziek muziek muziek muziek quote Dario quote Dario quote Dario neutrale voice-over neutrale voice-over neutrale voice-over neutrale voice-over quote Dario quote Dario quote Dario quote Dario quote Sanjin maker stelt vraag quote Dario muziek quote Dario archief Archief: foto’s uit de oorlog (van tentoonstelling) Dario en Sanjin bekijken foto’s Thuis: interview Sanjin Dario en Sanjin bekijken foto’s Thuis: interview Dario Thuis: interview Sanjin Archief: foto van gewonde man close Thuis: interview Sanjin Dario en Sanjin bekijken foto’s Archief: foto van jongetje dat waarschuwt voor mortier Archief: foto van UN-tank met jongetje Samen bloemen kopen voor gedenksteen van een vriendje dat is omgekomen in de oorlog Thuis: interview Dario Samen bij gedenkplaats Thuis: interview Sanjin Samen gedenksteen schoonmaken Thuis: interview Dario Samen gedenksteen schoonmaken Klassenfoto met daarop de 3 vrienden Samen gedenksteen schoonmaken Dario en Sanjin doen een spelletje thuis Samen lopen op straat tussen de kapotte huizen Straatbeelden Samen lopen op straat De rivier Verschillende vlaggen op beide oevers Samen lopen op straat 99 muziek archief quote Sanjin archief muziek archief muziek archief quote Sanjin quote Dario quote Dario tune Kroatische nieuws op de radio muziek muziek muziek muziek muziek BIJLAGE VIII SHOTLIST HET INTERNAAT Kinderen bij elkaar in woonkamer Ouders nemen afscheid in slaapkamer Leader Rijder exterieur Rondleiding door Desi Interviews: Internaat? Met z’n allen aan tafel lunch Op schoolplein: Nancy en Desi Slaapkamer: wat is leuk aan vriendin Schoolplein: haren vlechten, wat is leuk aan vr. Nancy gesprekje met juf over Boycot Schoolplein: Nancy en Desi over Boycot Boot Nancy: wat is er leuk aan leven op schip Kappertje spelen in huiskamer internaat Jongens worstelen Interview: Leuk? Boot: wat is er leuk aan Zwembad, diploma A samen met alle kids Interview: Niet leuk? Met z;n allen aan tafel avondeten Desi en Nancy naar Boycot, slaapkamer kijken Zakgeld uitdelen Spulletjes kopen in dorp (3 andere kinderen) Nancy posters opruimen, knuffel mama Telefoongesprekken kinderen met ouders Interview: Heimwee? Boot: wat doen ze op de boot Opruimen kamers Klaarmaken voor de nacht, in bed Vrijdag: ouders komen kinderen ophalen, zomervakantie Boot: auto op boot, uitzwaaien 100 quote jongen quote Nancy vormgeving quotes Nancy en Desi quotes Nancy en Desi quotes Nancy muziek muziek quote broertje muziek vormgeving Muziek Vormgeving quote Nancy Veel vragen maker quote Nancy muziek muziek muziek muziek BIJLAGE IX SHOTLIST DAG PAPA, HALLO PAPA Titel Archief: oude foto’s van vader Charlotte zingt in haar kerkkoor Bloemen Gebouw Keukenhof (ontwerp vader) Foto van vader (gefilmd door Charlotte) Stuk uit videoclip (o.a. foto’s, bloemen, graf, arts) Thuis: Charlotte, Michaël en Rafaël oefenen met de camera Rafaël filmt + opnames van Rafaël: foto vader Charlotte filmt + opnames van Charlotte: foto vader Michaël filmt + opnames van Michaël: maquette en schelpen van vader gekregen Interview Rafaël en Michaël laten foto’s zien en vertellen herinneringen over hun vader Rafaël en Michaël spelen piano Interview alle 3: over de dag van de hartaanval Muziek uitzoeken voor de videoclip Muziek luisteren met moeder erbij Rafaël filmt de polikliniek en de kamer waar vader lag. Charlotte en Michaël zijn er ook bij Rafaël ontmoet de arts en filmt terwijl hij vragen stelt. Eigen beeld Rafaël ook 1 keer te zien Rafaël filmt in de kerk Charlotte vertelt welke liedjes ze gaat zingen Charlotte zingt in het kerkkoor Thuis: interview over laatste afscheid van vader Charlotte zingt in het kerkkoor De 3 kinderen bezoeken het graf van hun vader, Rafaël filmt Michaël neemt geluid van mesje over papier op Keukenhof: gebouw dat vader heeft ontworpen Charlotte en Rafaël vragen zich af wat de lievelingskleur van hun vader was Charlotte filmt bloemen Gezin gaat op de foto tussen de bloemen Thuis: gezin bekijkt oude videobeelden 101 muziek muziek + kerkkoor quote Charlotte quote Charlotte muziek quote Rafaël quote Charlotte quote/Rafaël quote/Charlotte quote/Michaël maker stelt vragen quotes Rafaël maker stelt vraag quote Charlotte quote Charlotte zang kerkkoor quote Michaël quote Charlotte quote Charlotte quote Rafaël archief Archief: oude videobeelden van vader met kinderen moeder geeft tapes aan de kinderen Montage: ontmoeting met editor quote Charlotte De kinderen leggen de betekenis van de titel uit Rafaël samen met editor aan het werk De kinderen bekijken samen met editor de videoclip Videoclip muziek + quotes BIJLAGE X 102 archief SHOTLIST DE DAG DAT IK BESLOOT Pashokje, we zien alleen benen Nina fietst naar de manege Manege: Nina verzorgt een paard Manege: Nina te paard stelt zich voor als Guido Manege: de juf noemt haar Guido Schoolklas: we horen Nina de brief voorlezen Thuis: Nina leest de brief voor Thuis: interview Nina Kledingwinkel: Nina zoekt kleding Kledingwinkel: Nina past een jurk Thuis: interview Nina School: omkleden in jongenskleedkamer, gymles School: Nina alleen in kleedkamer Thuis: meisjesnamen opschrijven Manege: we zien letters in de bak die corresponderen met de namen die Nina opnoemt Thuis: we zien Nina close als meisje met staart en oorbellen. Op het plafond zien we wolkjes en sterretjes om haar hoofd. Speeltuin: Nina speelt met vriendinnen Speeltuin: interview vriendin Thuis: Nina kleedt zich aan voor het feestje, jurk, panty Thuis: close van haar gezicht Thuis: nagellak, lipgloss, haren in staartje Naar feestje toe in haar jurk Feestje: gezellig met haar vriendinnen Na het feestje buiten met haar vriendin Nina speelt met vriendin, ze zingen een liedje Thuis: interview Nina over toekomst Manege: Nina te paard stelt zich voor als Nina BIJLAGE XI 103 quotes Nina we horen 2 meisjes een liedje zingen quotes Nina muziek muziek quotes Nina maker stelt vragen quotes Nina quotes Nina maker stelt vragen quotes Nina quotes Nina muziek vormgeving quotes Nina ‘gemaakt’ shot muziek maker stelt vragen quotes Nina quotes Nina maker stelt vragen maker stelt vragen muziek SHOTLIST TOMMIE Tommie telt tot 10, speelt verstoppertje Viool muziek strijkinstrument Tommie zoekt Viool Tommie vindt vriendjes Tommie en vriendjes rennen Cello Zwembad: Tommie onder water muziek strijkinstr. muziek strijkinstr. muziek Tommie zet badmuts op en duikt Tommie zwemt Thuis: interview Tommie, over dood vader Zwembad: kinderen duiken Thuis: interview Tommie, over dood vader Zwembad: Tommie duikt onder water Boot: Tommie leidt rondt op woonboot vader Archief: Tommie als baby, gefilmd door vader Boot: Tommie leidt rond Archief: Tommie als baby, gefilmd door vader Boot: Tommie leidt rond, werkruimte vader Archief: foto’s van werkruimte vader met kinderen Zwembad: Tommie duikt onder water, houdt adem in Thuis: interview Tommie eigen video-beeld Tommie: partituur voor Tommie Tommie bekijkt partituur met zijn broer Boot: Tommie vertelt over autootje dat vader stuk maakte Archief: Tommie achter piano Boot: Tommie vertelt over vliegtuigjes in de werkkamer Thuis: Tommie laat partituur aan moeder zien Geboortekaartje Bladeren door fotoalbum, foto’s Tommie + vader Zwembad: Tommie houdt onder water adem in Straat: Tommie skate met partituur, belt aan Bij cellist thuis: Tommie bekijkt met cellist de 104 quotes Tommie titel vormgeving in slow-motion archiefbeeld quotes Tommie muziek Tommie telt archiefbeeld eigen videobeeld archiefbeeld muziek strijkinstr. muziek strijkinstr. Tommie telt partituur Camera kijkt mee op papier tijdens uitleg Tommie en cellist spelen eerste stukje Camera kijkt mee op papier tijdens uitleg Cellist speelt nog een stukje en bespreekt het met Tommie Boot: Tommie toont zijn hutje Interview Tommie over gevoel na de dood van zijn vader Zwembad: zwemwedstrijd Close Tommie tijdens zwemmen Boot: Tommie op boot Boot: voorstelling strijkkwartet, Tommie luistert Zwembad: Tommie houdt adem in onder water quote Tommie quote Tommie muziek strijkkwartet Tommie telt Tommie komt weer boven water, haalt adem Boot: strijkkwartet krijgt applaus Borrel na afloop, Tommie bespreekt betekenis muziek met cellist Tommie praat met moeder over gevoel Archief: Tommie als baby gefilmd door vader; trekt samen met broertje de stekker uit de camera ‘Sneeuw’ Zwembad: Tommie zwemt muziek LITERATUURLIJST 105 titel ‘ter nagedachtenis’ Barsam, R. M., Nonfiction film: a critical history (Londen 1974) Burg, J. van der, Duursma, M., Stienen, F., Feit, fictie, fake, documentaire in beweging (Amsterdam 1997) Cock, C., De kinderdocumentaire: een onderzoek naar de (vorm)kenmerken en educatieve waarde van de documentaire speciaal gemaakt voor kinderen (Utrecht 1997) Debatte Kinderfernsehen: Analyse und Bewertung von TV-Programmen für Kinder (Berlijn 1998) Hogenkamp, B., De Nederlandse documentaire film 1920-1940 (Amsterdam 1988) IDFA, Fragmenten uit het Jaarverslag 1999 IDFA, Jaarverslag 1998 IKON Beleidsvisie 2002 p. 45 Kooyman, A.; Piët, S., Ze kunnen me niet horen want er zit glas tussen (Baarn 1979) Linssen, C.; e.a., Het gaat om de film! Een nieuwe geschiedenis van de Nederlandse Filmliga 1927-1933 (Amsterdam 1999) Nichols, B., Representing Reality (Indiana, 1991) Nikken, Peter, Van “1 for u” tot “ Zoekiejakkie”: Het op Nederland gerichte jeugdtelevisieaanbod van de commerciële en publieke omroepen in de Benelux in 1993 (Amersfoort 1994) Nikken, P., Van Tik tak tot Achtbaan en alles wat daar tussen zit. Het op Nederland gerichte televisie-aanbod voor kleuters, kinderen en jongeren bij de commerciële en publieke zendgemachtigden in Nederland en Vlaanderen in 1995 (Utrecht 1997) Nikken, P., Voor elk wat wils?: Inventarisatie van het aanbod van jeugdprogramma’s bij commerciële en publieke zendgemachtigden in Nederland en Vlaanderen in 1999 (Utrecht 2000) Renov, M., Theorizing Documentary (Routledge, Londen 1993) 106 Terreehorst, P., Daar, toen, hier, de films van Johan van der Keuken (Baarn 1988) Vara TV Magazine (30 juni 2001) VPRO Jaarverslag 1998, p. 32 VPRO Beleidsplan 1999 VPRO Jaarverslag 2002, p. 41 Wijfjes, H., Hallo hier Hilversum: driekwart eeuw radio en televisie (Weesp 1985) INTERNETSITES www.beeldengeluid.nl/template_subnav.jsp?navname=polygoon_geschiedenis &category=collectie_informatie (28-07-2007) http://nl.wikipedia.org/wiki/Joris_Ivens (28-07-2007) www.idfa.nl/programma/kids/iprog_kisd_prog.asp (10-06-2003) NOTENAPPARAAT 107 1 Hogenkamp, B., De Nederlandse documentaire film 1920-1940 (Amsterdam 1988) p. 7 2 Ibidem p. 7 3 Ibidem p. 7 4 www.beeldengeluid.nl/template_subnav.jsp?navname=polygoon_geschiedenis&category=colle ctie_informatie (28-07-2007) 5 Linssen, C.; e.a., Het gaat om de film! Een nieuwe geschiedenis van de Nederlandse Filmliga 1927-1933 (Amsterdam 1999) p. 23 6 http://nl.wikipedia.org/wiki/Joris_Ivens (28-07-2007) 7 Terreehorst, P., Daar, toen, hier, de films van Johan van der Keuken (Baarn 1988) p. 15 8 Wijfjes, H., Omroep in Nederland p.146 9 Ibidem p. 155 10 Ibidem p. 155 11 Ibidem p. 147 12 Wijfjes, H., Omroep in Nederland p. 157 13 Ibidem p. 25 14 IDFA, Jaarverslag 1998 p. 7 15 IDFA, Fragmenten uit het Jaarverslag 1999 16 IDFA, Jaarverslag 1998 p. 21 17 Ibidem p. 21 18 Ibidem p. 21 19 www.idfa.nl/programma/kids/iprog_kisd_prog.asp (10-06-2003) 20 www.idfa.nl/programma/kids/iprog_kisd_prog.asp (10-06-2003) 21 IDFA, Jaarverslag 1998 p. 15 22 Kooyman, A.; Piët S., Ze kunnen me niet horen want er zit glas tussen, (Baarn 1979) p. 7 23 Debatte Kinderfernsehen: Analyse und Bewertung von TV-Programmen für Kinder (Berlijn 1998) p.132 24 Ibidem p. 132 25 Renov, M., Theorizing documentary (Routledge, Londen 1993) p. 23 26 Barsam, R.M., Nonfiction film: a critical history (Londen 1974) 27 Nikken P., Van ‘Tik tak’ tot ‘Achtbaan’ en alles wat daar tussen zit: Het op Nederland p.1 gerichte televisie-aanbod voor kleuters, kinderen en jongeren bij de commerciële en publieke zendgemachtigden in Nederland en Vlaanderen in 1995 (Utrecht 1997) p. 3 28 Nikken P., Van ‘1 for U’ tot ‘Zoekiejakkie’: Het op Nederland gerichte jeugdtelevisieaanbod van de commerciële en publieke omroepen in de Benelux in 1993 (Amersfoort 1994) p. 19 29 Nikken P., Van ‘Tik tak’ tot ‘Achtbaan’ en alles wat daar tussen zit: Het op Nederland gerichte televisie-aanbod voor kleuters, kinderen en jongeren bij de commerciële en publieke zendgemachtigden in Nederland en Vlaanderen in 1995 (Utrecht 1997), p. 18 108 30 Nikken P., Voor elk wat wils?: Inventarisatie van het aanbod van jeugdprogramma’s bij commerciële en publieke zendgemachtigden in Nederland en Vlaanderen in 1999 (Utrecht 1999), p. 27 31 VPRO Jaarverslag 1998, p. 32 32 VPRO Jaarverslag 2002, p. 41 33 VPRO Beleidsplan 1999 34 IKON Beleidsvisie 2002 p. 45 109