DIABETES MELLITUS In Nederland lijden naar schatting ongeveer 650.000 mensen aan diabetes mellitus (suikerziekte). Van de Nederlandse bevolking heeft 3,9 procent nu of binnenkort te maken met de diagnose diabetes. Deze aandoening wordt gekenmerkt door een te hoog glucosegehalte (bloedsuiker) in het bloed. In de begeleiding van diabetes mellitus is de laatste jaren veel veranderd. Tegenwoordig kunt u als patiënt, na uitgebreide voorlichting en instructie, zelf veel doen in de behandeling. Wat is diabetes? Diabetes is een chronische ziekte waarbij het lichaam geen of onvoldoende insuline produceert, of waarbij de lichaamscellen onvoldoende op insuline reageren. Insuline is een hormoon, aangemaakt in de alvleesklier, dat het lichaam helpt om bloedglucose in de lichaamscellen te krijgen. De spijsvertering Ons lichaam heeft voortdurend brandstof nodig. Maar voordat het lichaam brandstof uit voedsel haalt, moet alles eerst verteerd worden. Dit begint al in de mond tijdens het kauwen. Daarna komt het eten via de slokdarm in de maag terecht, waar het maagzuur het eten verder verteert. Vervolgens komt het voedsel in de dunne darm waar verdere vertering plaatsvindt. De voeding is nu zo fijn dat de brandstof in het bloed kan worden opgenomen. Dankzij het hart en de bloedvaten worden alle cellen in het lichaam via het bloed voorzien van verse brandstof om die te verbranden. Door de verbranding hiervan krijgt u nieuwe energie. Eten en drinken In het dagelijkse eten en drinken kunnen de volgende voedingsstoffen zitten: Koolhydraten: in brood, pasta, aardappelen, fruit en zoetigheid; Eiwitten: in vlees, vis, kaas en eieren; Vetten: in boter, olie, noten. Van deze voedingsstoffen zijn de koolhydraten de meest waardevolle leveranciers van energie. Dat komt doordat de spijsvertering er glucose (suiker) van maakt. En deze stof is niet alleen belangrijk om snel energie te krijgen. Het zorgt ook dat de hersens en het zenuwstelsel goed blijven werken. Bij diabetespatiënten is er iets mis met de verwerking van glucose in het lichaam. Omdat glucose een suiker is, wordt diabetes ook wel suikerziekte genoemd. Verwerking van glucose in het lichaam Glucose wordt vanuit de dunne darm in het bloed opgenomen, zodat alle cellen in uw hele lichaam van brandstof worden voorzien. De cellen van uw spieren bijvoorbeeld. Insuline helpt glucose om de cellen binnen te komen. Insuline is een hormoon dat in de alvleesklier wordt gemaakt en zorgt dat de cellen glucose opnemen. Daarnaast zorgt insuline dat een overschot aan glucose als reservevoorraad in de lever wordt opgeslagen. Na het eten van koolhydraten stijgt de hoeveelheid glucose in het bloed: de zogenaamde bloedglucosespiegel. De alvleesklier reageert hierop door extra insuline te maken totdat voldoende glucose in de cellen is opgenomen of als reservevoorraad in de lever is opgeslagen. Wanneer u een tijd niks eet, haalt uw lichaam brandstof uit de reservevoorraad. Zodoende schommelt de glucosespiegel tussen ‘normale grenzen’; niet te hoog, maar ook niet te laag. Een goede bloedsuiker Voor de maaltijd: tussen de 4,4 en 7,7; Na de maaltijd: tussen de 4,4 en 9,9 (een uur na de maaltijd). Wie krijgt diabetes? Iedereen kan diabetes krijgen, maar het risico dat u het krijgt is groter wanneer: u ouder bent dan veertig jaar; u te zwaar bent; diabetes in uw familie voorkomt; u zwangerschapsdiabetes heeft gehad; u een kind heeft gekregen dat zwaarder woog dan 4,5 kg. Type 1 en type 2 diabetes Diabetes patiënten kunnen we onderverdelen in twee types: diabetes type 1 en type 2. Diabetes type 1 Bij diabetes type 1 laat de alvleesklier het helemaal afweten en maakt deze dus geen insuline meer aan. Hoe dat komt is onbekend. Een erfelijke aanleg kan een rol spelen. Maar ook een infectie kan zorgen dat uw lichaam de insulineproducerende cellen als indringers beschouwt en ze vernietigt. Het gevolg hiervan is een voortdurend gebrek aan insuline. Door dit gebrek nemen uw cellen onvoldoende glucose op. U krijgt te veel glucose in uw bloed. Raakt de bloedglucosewaarde boven de 10 mmol/liter, dan voert uw lichaam het overschot samen met grote hoeveelheden water via de nieren af naar de urineblaas. Daardoor hebt u veel dorst en moet u vaak plassen. Type 1 diabetes kan optreden op iedere leeftijd, maar het openbaart zich meestal bij kinderen en jonge volwassenen. Symptomen treden vaak plotseling op, waardoor de diagnose onmiddellijk kan worden gesteld. Ongeveer tien procent van de mensen met diabetes heeft type 1. Symptomen van diabetes type 1: veel plassen; veel eten en drinken; gewichtsverlies; vermoeidheid. Type 2 diabetes Type 2 diabetes heeft meerdere oorzaken waarbij onder andere erfelijkheid, leeftijd, gewicht en omgevingsfactoren een rol spelen. Mensen met type 2 diabetes maken nog wel insuline aan, maar de hoeveelheid is onvoldoende en/of het lichaam is minder gevoelig voor de insuline. Gezonde voeding, gewichtverlies en voldoende beweging kunnen dit probleem voor een deel oplossen. Ongeveer negentig procent van de mensen met diabetes heeft type 2; Type 2 ontwikkelt zich vaak langzaam; De meeste personen met type 2 diabetes zijn te zwaar en ouder dan veertig jaar; Omdat klachten meestal pas laat en sluipend optreden, wordt type 2 diabetes vaak toevallig ontdekt via een routinebloedonderzoek. Symptomen van type 2 diabetes: vermoeidheid; wazig zien; droge mond en/of huid; grotere honger en dorst; vaker plassen; prikkelingen in handen of voeten; (schimmel)infecties die moeilijk genezen;