Werkblad bladeren en vruchten Tamme Kastanje De vrucht van de tamme kastanje is een doosvrucht (bolster). De zaden (kastanjes) kunnen, nadat de stekelige bolster is verwijderd, worden geroosterd en gegeten, in tegenstelling tot de kastanjes van de giftige paardenkastanje, die overigens bij een geheel andere plantenfamilie behoort, de zeepboomfamilie Paardenkastanje De paardenkastanje heeft tegenoverstaande handvormige samengestelde bladeren. De voet van de centrale bladsteel is onderaan verbreed en heeft een typisch hoefijzervormig bladmerk met meer dan drie bladsporen. Aan deze hoefijzervorm, dankt de paardenkastanje zijn naam. De vrucht is een driekleppige doosvrucht (bolster). Zomereik Het blad van de zomereik is onregelmatig gelobd, met 3 - 7 diepe bochtige insnijdingen en heeft een asymmetrische vorm. Het blad is kaal en heeft zijn grootste breedte boven het midden. De bladsteel is kort (1-9 mm); de bladvoet is hartvormig en aan beide zijden oorvormig teruggebogen. De bladvorm is het makkelijkst te herkennen onderscheid met de nauw verwante wintereik. De bladeren zitten voornamelijk in kortloten, in groepjes nabij de toppen van de twijgen. Hierdoor en doordat de bladeren onregelmatig gericht staan, maakt de kroon een losse en rommelige indruk. De zomereik is eenhuizig. De mannelijke en vrouwelijke bloemen komen in aparte bloeiwijzen op de boom voor. De 2 - 3 cm lange eikels staan, vaak gepaard, op flinke (5 - 12 cm lange) steeltjes zomereikels en Amerikaanse eikels De wintereik: Het blad van de wintereik is ondieper en meer regelmatig gelobd dan de zomereik en de bladhelften vormen elkaars spiegelbeeld. De grootste breedte van het blad ligt ongeveer in het midden. De bladeren zijn meestal glanzend donkergroen van kleur en harder dan die van de zomereik. Ook de plaatsing van de bladeren van de wintereik is wat regelmatiger verdeeld dan bij de zomereik. De bladsteel is bij de wintereik meestal veel langer: 10-29 mm lang tegen 2-8 mm bij de zomereik. Ook staan de napjes van de eikels van de zomereik op een steeltje en die van de wintereik hebben geen of een zeer kort steeltje. De bloemen, en daardoor de eikels, van de wintereik zitten trosvormig bijeen. Amerikaanse eik De Amerikaanse eik (Quercus rubra) is een snelgroeiende boom uit de napjesdragersfamilie (Fagaceae). De bladeren zijn langwerpig en kunnen soms wel 20 cm lang worden. Ze hebben een wigvormige bladvoet en vier tot vijf spitse, getande lobben. De uiteinden lijken kleine kammetjes. De Amerikaanse eik heeft donkere, roodbruine eikels met een scherpe punt en een afgeplatte voet; ze zitten in ondiepe napjes. De napjes zijn voorzien van schubben die aan de randen naar binnen gekromd zijn. Beuk De beuk (Fagus sylvatica) is een plant uit de napjesdragersfamilie De plant is eenhuizig; er zijn dus mannelijke en vrouwelijke bloemen aan dezelfde boom. De knoppen zijn langwerpig en bestaan uit schubben. De bestuiving vindt plaats door de wind. De beukennootjes worden omsloten door een napje, dat gevormd wordt uit de vruchtbladen en de schutbladen. In elk napje zitten twee nootjes. Als de nootjes rijp zijn opent het napje in vier delen en vallen de beukennootjes op de grond. De beukennootjes worden onder andere verspreid door eekhoorns, die ze als wintervoorraad gebruiken. Hazelaar De hazelaar (Corylus avellana) is een in West-Europa autochtone heester uit de berkenfamilie (Betulaceae). De hazelaar is net als de forsythia een "naaktbloeier": de plant bloeit als deze nog geen bladeren heeft en is voor de bestuiving afhankelijk van de wind. Aan de hazelaar zitten de mannelijke en de vrouwelijke bloeiwijzen apart. De mannelijke bloemen zitten in katjes en zijn al in de zomer aanwezig in de oksels van de bladeren. Ze gaan pas bloeien in januari. De vrouwelijke bloempen zitten met drie tot vier stuks in een klein knopje bij elkaar. Tijdens de bloei zijn alleen de rode stijlen met de stempels te zien. De hazelaar wordt tot 6 m hoog en gaat pas na tien jaar vrucht dragen.