Fenologische waarnemingen bij de vegetatiestudie en -geografie, Wageningen) door H. Doing (Laboratorium Plantensystematiek voor In zijn artikel „Een vruchtbaar terrein veldwaarnemingen te doen meer zou zouden daarbij vele streven om JACOBS van onze vormen verzamelen die op niet algemeen verbreide, van een allerlei wijze op om goed passen in het zeer systematische wijze fenologische notities op ons vegetatiekundig onderzoek. Zij het van (1969) Nederlandse planten. amateur-floristen. aan vegetatiebeschrijvingen. Hierbij kan van gegevens verdieping naar onderdeelkunnen een goede gewoonte vervaardigen studie" wekt willen wijzen, dat dergelijke waarnemingen ook erop noodzakelijke zo van de vruchten heeft hij daarbij vooral gedacht Waarschijnlijk Ik omtrent in betrekkelijk men verwerkt maar maken bij te het korte tijd geïnterpreteerd kunnen en worden. Het enige dat waarin zijn 538), p. soorten van met „fenologische tweejarigen) een- en aangegeven van vingen „seizoenaspecten" van illustratie dergelijke de van vooral door FÜLLEKRUG, 1967, mate van van en typen. Voor de bestudering bloeitijd in het gedrag verschillende jaren of milieus, zaadproductie onder verschillende vegetatie- SISSINGH, activiteit der van door tekstbeschrij- 1950) dienen deze de algemene verschillen in dit opzicht van bloei, van uitgewerkt 1969). Evenals de vegetatietypen (b.v. van periodiciteit en (b.v. BRAUN-BLANQUET, de in verschillende seizoenen (nauwkeuriger methoden werden en diagrammen", vegetatietype stadia van een schematische aanduiding zeer 1957 in soorten het jaar bij benadering zijn een BOERBOOM, ter of „periodiciteitsschema's" vruchten, kiemingstijd (speciaal bij van groei in de loop 1964, de de belangrijkste (of alle) voor aanwezigheid ve dit gebied in de vegetatiekundige literatuur betrekkelijk regel- men op aantreft matig tussen plantesoorten, b.v. verschil schaarsheid of overvloedigheid omstandigheden, zijn zulke van aanduidingen niet voldoende gedetailleerd. ook in dit Hoewel het dus over statering dat een doch zelfs dit loren) tot opzicht juist is dat en in fenomenen soort gegeven nog het doen op mate voor waarnemingen groei, moment gegeven gaat in tabellen sterkere van een bloei en van heeft het grote voordeel dat aan De wijze kan en waarop de voor in bloei de bloei (alleen de staat komt regelmatig vegetatie-opnamen gewoonlijk vruchten veel zou voor meer con- voor, weer ver- dus Jacobs' opwekking willen uitbreiden althans vruchtzetting, men dan oppervlakkige waarnemingen ook de vegetatieve groei. Ik aspecten daarvan betreft. Dit behoeft niet tuur meer vruchtzetting schaars zijn, geldt dit eigenlijk zover tot het tijd of energie de de te drie hoofd- fenologische kosten en het de planten in hun geheel beschouwt. fenologie gewoonlijk wordt beoefend (op de betreffende litera- behoeft hier niet te worden ingegaan) is het doen 75 van nauwkeurige waar- nemingen wijdverbreide omtrent een of -variëteit, b.v. de of kleinere eenheid (vaak soort door paardekastanje) gewone een een groot aantal cultuurplant zoveel mogelijk verschillende klimaatsgebieden. Hiertoe wordt de ontwikkeling verdeeld in in waarnemers van groot aantal nauwkeurig omschreven fasen. bepaalde organen Wat wordt bedoeld, is in zekere zin juist het tegenovergestelde, n.1. het gelijk- hier tijdig waarnemen van gebied en door groot aantal wilde een aantal gering een vrij een (eventueel slechts in soorten waarnemers) grond op klein een betrekkelijk klein van een aantal fasen waarin zoveel mogelijk de geheleplant betrokken wordt. Het directe doel hiervan is het verkrijgen en als de mogelijkheid van vollediger van een het trekken tot beeld de levenscyclus van vergelijkingen, zowel van dezelfde soort onder verschillende omstandigheden. intermediair enigszins gebruik wordt geheel alleen de mogelijkheid van soort onderling interessante methode, Een waarbij tevens gemotoriseerd onderzoeker een groot gebied in de vereiste korte betrekkelijk een dat iedere van soorten de beide hier genoemde werkwijzen, tussen gemaakt tussen tijd afwerkt, wordt beschreven door ELLENBERG (1945). Voorstellen DOING MAN, het kader is te gebruiken schalen te voor kundige betekenis en een korte omschrijving dergelijke waarnemingen werden reeds van van de vegetatie- gepubliceerd (BARK- & SEGAL, 1964). Een aantal waarnemingen, verricht duinplanten in aan vegetatie-onderzoek, dus geheel in de geest zoals hier gepropageerd, van een vinden in de tabellen, behorende bij andere Nederlandse publicatie (DOING, een 1966). De in beide publicaties wellicht niet bovendien de genoemde methoden verschillen onderling enigszins, zijn iedere lezer voor auteur in het kort nogmaals van „Gorteria" gemakkelijk dit artikel van niet m.i. verbeterd voorstel gedaan een toegankelijk in alle opzichten. meer om aan bevredigen en wordt Daarom te geven hoe hier men de gewenste waarnemingen zou kunnen standaardiseren. Aangezien vegetatieve ontwikkeling, dezelfde volgorde tot zekere hoogte onafhankelijk op bloei elkaar aflossende fasen in bruik van de levenscyclus van verder van verschillende dan Romeinse cijfers), commentaar Reeds eerder één er begrippen „vitaliteit" doch onafhankelijk proces, doen onafhankelijk en van (het is zelfs ziet mogelijk eveneens zetting soms leidt. gelijkbaar zijn van bovendien zijn mate van (zie en soort in een elkaar beschouwd er nog passen. enkele speciale Maakt van noteren. elkaar gescheiden dienen vegetatieve ontwikkeling, men drie aspecten dat niet alleen dat hiertussen een een te bloei van en worden nog de periodiciteit waarnemingen de mate over van sterke generatieve ontwikkeling tot een relatief even periodiciteitsverschijnselen de bloei enz. men goede vrucht- weet, volgt hier niet ver- eerst een eenvoudige schaal hiervoor. Voorgesteld worden de volgende schattingscijfers: 76 der sterke vegetatieve ontwikkeling bij een even niet een vruchtrijping antagonistische verhouding bestaat), doch overvloedige bloei, die niet ook en BARKMAN, DOING & SEGAL, 1964) dat de wel mogelijk is zonder een men ge- vegetatie-opname zonder cijfercombinatie o.a. onderscheiden als zo, zelfs zij niet als de Braun-Blanquet-methodiek geschiedt. Wij kunnen de Aangezien als dus bij iedere „fertiliteit" scherper elkaar zeer men bepaalde letter- plant. De situatie is immers sommige planten en soorten moeten symbolen (hoofdletters, kleine letters, Arabische op gewezen en dan dit gewoonlijk bij stap verder kan bij sommige en planten die niet in één daarvan soorten een werd vruchtrijping niet bij alle planten in elkaar kunnen verlopen, van worden. Men heeft dus drie schema's nodig, fasen en elkaar sterk kunnen overlappen gaan, 1. vegetatieve groei (planten niet levensvatbaar), geen 2. sterk gereduceerde groei, bloei, bloei, geen geen vruchtzetting. vruchtzetting. 3. matig, 4. ongeveer 5. overvloedige (duidelijk sterker dan normale) groei, bloei, vruchtzetting. maar duidelijk gereduceerde groei, bloei, vruchtzetting. normale groei, bloei, vruchtzetting. Een bepaalde veldwaarneming kan fr 2 vruchtzetting). nemer Uiteraard zal De schaal is waarnemen. veel men aangeven (= gereduceerde vegetatieve ontwikkeling, men relatief die enige ervaring heeft lang niet altijd en kan is (wat de volgende wijze: op normale bloei, alle aspecten sterk gelijktijdig kunnen dus alleen gebruikt worden door „normaal"?). bewerkelijker methode is het verrichten van Een meer objectieve, zou resp. een nuttig aan te gegeven maat geven (kruiden) voor van de groeifase die is de hoogte der planten op een (b.v. vele grassen), of te letten om BARKMAN, gegeven op een & alle, van zeer deze is. Soms is het de bloeiwijzen afzonderlijk en dode bloeistengels te van het vorig jaar bereiken hoogte zal zijn. duidelijke „étagebouw" hebben, verdient het bij alle vegetatieopnamen de hoogte DOING bereikt moment waarschijnlijk de maximaal Aangezien lang niet alle vegetaties sterke aanbeveling Bij vegetatie- bij kruiden is — ook percen- afzonderlijk kunnen schatten. Een soort het vegetatieve deel der plant van om aan te geven wat melden (cf. een opzicht in velerlei de hoogte om enz. waar- maar b.v. bij in aanmerking komende gevallen de abundanties de bloeiende exemplaren belangrijk b.v. men een metingen of tellingen, b.v. tages der bloeiendeplanten, aantal bloeiwijzen of bloemen per plant opnamen 3 fl 4 v gereduceerde van alle soorten te ver- SEGAL, 1964; DOING, 1966). v A uitlopende bladknoppen (resp. assimilatie-organen). B voornamelijk jonge (onvolgroeide) bladen. C meer volgroeide dan jonge bladen aanwezig, lengtegroei der loten nog niet afgesloten. D lopende fase der vegetatieve ontwikkeling ± voltooid (lengtegroei der loten afgesloten), bladen normaal (groen) gekleurd. F bladen voor maar nog het merendeel verkleurend (alleen bij eenjarige bladen of naalden) niet dood of afgevallen. H bladen alle afgevallen (houtige J gehele plant is bovengronds afgestorven (vele kruiden ellen in de zomer gewassen met eenjarige bladen). in de winter, winterannu- etc.). K rozetstadium (een-, M stilstands- (winter-) fase twee- of van meerjarige kruiden). planten met meerjarige bladen (niet alleen in rozet). fl 1 bloemknoppen zichtbaar. 2 beginnende bloei (soms enkele bloemen reeds lang 3 vele bloemen (begin 4 van voor hoofdbloei). hoofdbloei). volle bloei (ongeveer evenveel bloemknoppen als uitgebloeide bloemen aan- wezig). 5 volle 6 eindstadium bloei gepasseerd (meer uitgebloeide bloemen dan bloemknoppen aanwezig). van bloei (soms enkele bloemen nog 77 lang na hoofdbloei). 7 uitgebloeid (oude bloemen of jonge vruchten aanwezig). 8 geen bloemen of bloemknoppen zichtbaar. fr I onrijpe vruchten (= uitgebloeide, zich verder ontwikkelende bloemen). II onrijpe + „rijpe" vruchten (zie III). III in meerderheid „rijpe" vruchten, d.w.z. vruchten die de grootte rijpheid hebben bereikt doch volledig nog kleur en van de plant aanwezig zijn. zaad- of vruchtverspreiding. IV rijpe vruchten, fase V lege vruchten (bij die planten waarbij van aan omhulsel o.i.d. een nog enige tijd aan de plant aanwezig blijft). VI geen vruchten of vruchtomhulsels enz. Speciale symbolen: jonge planten die nog nooit gebloeid hebben (alleen bij planten die j in hun leven bloeien); mogelijk zo zou men kunnen aangeven dan eens meer of deze zich ge- vestigd hebben door kieming (g) of door vegetatieve vermenigvuldiging (s). k kiemplanten (zaadlobben c cleistogame bloei. tj, $ uitsluitend mannelijke, resp. vrouwelijke bloei, t dode planten. nog aanwezig), De veldwaarnemingen kunnen vastgelegd worden in de combinaties achter iedere het systeem dragen Het en het gebruiken, zal wil men zou te ver voeren, een letter- van D 5 uiteraard het volledige schema hier dieper in te gaan kunnen optreden, soort gevonden verschillen van vegetatieopnamente maken heeft met een ± homogeen milieu, is het scheiden moeilijk dan bij het doen gelijkend onderzoek typen. Heeft men van dient en cijfer- I. Indien steeds men bij zich sommering tussen beide voor en een voorzichtig zeer uitwerking individuën of te zijn van een groepen onze men aantal individuen van bij in een oorzaken echter minder aan resp. methode met één basis een soort voor in een een ver- soorten, jaren, geografische gebieden, milieu- en vegetatie- tussen eenmaal men van tussen milieufactoren. Aangezien aan waarnemingen aan één plant een voldoende hoeveelheid ongetwijfeld de problemen zich blijken, dat de mogelijke wijzen op uitgestrekt gebied. In elk geval verschaft nemingen vorm vegetatieopname, b.v. Gezien de grote erfelijke verschillen die gegevens. dezelfde van toeschrijven meer in raadplegen. der verkregen klonen soortnaam gegevens verzameld, dan zullen vanzelf aandienen. Waarschijnlijk nadere verklaring der gegevens nog meer zal daarbij gedetailleerde dan waar- ook experimenten nodig zullen zijn. Literatuur BARKMAN, J. J., H. DOING & S. tiven Vegetationsanalyse. BOERBOOM, J. H. A., stelling van een Belmontia 1957. SEGAL, 1964. Kritische Acta Bot. Neerl. Kwalitatieve en duingraslandgedurende 13, p. Bemerkungen kwantitatieve een J., 1964. Pflanzensoziologie. veranderingen vegetatieperiode. II, 4. BRAUN-BLANQUET, 3. Aufl. 78 und Vorschlage 394—419. Belmontia II, in Acta Bot. zur quantita- 10. de botanische Neerl. 6, p. samen- 593—598. DOING, H., 1966. Landb. Beschrijving hogeschool ELLENBERG, H., schaftliche 1954. vegetatie 1967. Phanologische Diagramme p. Arbeitsgem. N.F. M., en Camperduin. Meded. Melioration und Landespflege (Landwirt- 14, 1969. Een SISSINGH, G., 1950. p. aus einem Mitt. Melico-Fagetum. flor.-soz. 142—158. PhanologischeDiagramme , der duinen tussen IJmuiden Naturgemasse Anbauplanung, Arbeitsgem. N.F. 11/12, JACOBS, de Pflanzensoziologie III). FÜLLEKRUG, E., 1969. van 66—13. Belmontia II, 13. von Glatthaferwiesen und Halbtrockenrasen. Mitt. flor.-soz. 255—273. vruchtbaar terrein Onkruid-associaties van in studie. Gorteria 4 Nederland. Diss. (12), p. 210—212. Wageningen. Versl. v. Landbouwk. onderzoek. Summary Referring to possibility references are Proposals flowering derived a paper are and from, in „Gorteria” (JACOBS, 1969) attention is phenological observations made to the treatment of this made for fruiting simple The as a routine standard scales for the estimation of to the importance of a scales sharp drawn to the aspect of importance and vegetation studies. Some problem in phytosociological literature. and their characteristic but not identical (see references). ned is recent of systematic stages proposed distinction emphasized. 79 during the earlier by degrees various of vegetative growth, seasons. the author and These some between the three aspects of of his scales are collegues plant life mentio-