BIJLAGE 2 Kompasfouten Oriëntatie op kompas is maar zo betrouwbaar als waarneming kan zijn. En omdat we de gewoonte hebben om bij nacht en ontij een kompas af te lezen, wordt die waarneming sterk beïnvloed door duisternis, regen en uitputtingsverschijnselen. Naast deze fouten zijn er nog drie andere mogelijke oorzaken van een foute aflezing. Het verschil tussen magnetisch en geografisch noorden Het kompas richt zich naar het magnetisch noorden. Dat ligt op dit moment in Noord-Canada en staat vanuit Nederland gezien iets ten westen van het geografische noorden. Op de stafkaart kan je deze ‘regelmatige’ fout altijd terugvinden. Denk er wel aan dat de magnetische noordpool eeuwig op reis is rondom de geografische noordpool. Dat gebeurt onder invloed van allerlei processen in en op de aarde: bewegingen in de aardkern, wisselend gewicht van de poolijskappen …. Hierdoor is de magnetische declinatie (afwijking) niet vast. Ze is wel voorspelbaar. Om de magnetische declinatie te kennen, moet je ook rekening houden met de tijd. De omgevingsfout De invloed van het aardmagnetisch veld en dus de nauwkeurigheid van de kompasaflezing kan beïnvloed worden door plaatselijke factoren, zoals metalen voorwerpen (een bijl, een mes, een auto), hoogspanningskabels … Blijf dus uit de buurt van zichtbaar storende invloeden: draag geen bijl als je op kompas loopt, leg een kompas nooit op een auto of op een metalen tafel en blijf uit de buurt van hoogspanningskabels! Houd echter ook altijd rekening met onzichtbare invloeden zoals ondergrondse kabels, tunnels en dergelijke. Vertrouw nooit op één enkele meting maar voer meerdere metingen uit. De kompasfout Net zoals ieder toestel kan ook een kompas een mechanische fout, eigen aan het toestel, hebben: de kompasnaald kan gebogen zijn, er kan een scherfje metaal aan het kompashuis hangen waardoor je een magnetische invloed met je meedraagt, de pen waarop je kompastafel draait kan teveel wrijving geven … Enfin, te veel om op te noemen. Besluit Hieruit besluiten dat kompassen volstrekt waardeloze prullen zijn, die ons onbetrouwbare aanwijzingen geven ten opzichte van een constant veranderend vast punt, is onzin. Neem wel iedere gelegenheid te baat om je kompasfout te leren kennen. Meten is nog altijd weten en wat je weet kan je gebruiken! Het bepalen van de richting Een kompas werkt volgens het principe dat de naald van het kompas altijd naar het noorden wijst. Daardoor kun je dus uitrekenen in welke richting je loopt. Om dat rekenen te vergemakkelijken hebben bijna alle kompassen een ring die draaibaar is, zodat je kunt aflezen in welke richting je gaat. Om een kompas te kunnen gebruiken moet je beschikken over een goede kaart. Deze moet minimaal de noord-zuid as vermelden, zodat je zelf kunt bepalen waar het noorden op de kaart wordt aangegeven. Heb je dit op de kaart gevonden, dan kun je als volgt te werk gaan om je koers te bepalen: Plaats het kompas op de kaart op een dusdanige wijze dat de lange kant ervan over de as ligt van positie (1) naar bestemming (2). Let er hierbij op dat de pijlen op het kompas van positie naar bestemming wijzen en niet andersom. Druk nu het kompas stevig op de kaart, terwijl je de ring ronddraait. Deze draai je net zolang totdat de noord-zuid as van de ring evenwijdig loopt met de noord-zuid as van de kaart. Ook hier geldt dat de N of 0 graden die naar het noorden wijst op de ring, tevens naar het noorden op de kaart moet wijzen. (3) Neem nu het kompas in de hand en houdt het op ooghoogte. Hierbij moet het kompas horizontaal worden gehouden en moeten de pijlen op de plaat recht vooruit wijzen. Draai nu met je lichaam rond totdat de pijl van de ring in dezelfde richting wijst als de naald van het kompas. Het (vaak) rode uiteinde van de naald moet nu in dezelfde richting wijzen als de N of 0 graden op de ring. De pijlen op de plaat wijzen nu in de richting waar je naartoe moet lopen. Zoek nu in de verte een object waar de pijlen naartoe wijzen en loop er naartoe. Ben je er aangekomen herhaal dan de voorgaande stappen opnieuw en bepaal opnieuw je richting.