Quiz Arbeid Verricht Katrien Duck hier arbeid op de tafel? 1. Ja; 2. Nee. J. de Bruijn Praedinius Gymnasium, Groningen Quiz Arbeid Zowel warmte als arbeid wordt gemeten in Joules. 1. Juist; 2. Onjuist. J. de Bruijn Praedinius Gymnasium, Groningen Quiz Arbeid Je tilt een massa van 5 kg met constante snelheid 10 m omhoog. Hoeveel arbeid verricht je daarbij? 1. 50 J; 2. 100 J; 3. 500 J. J. de Bruijn Praedinius Gymnasium, Groningen Quiz Arbeid Een kracht die loodrecht op de bewegingsrichting werkt levert, 1. Geen arbeid; 2. Wel arbeid; 3. Dat kun je zo niet zeggen. J. de Bruijn Praedinius Gymnasium, Groningen Quiz Arbeid Lars en Simon zijn even sterk en duwen tegen een muur. Lars stopt na 10 minuten, Simon stopt na 15 minuten. Vergelijk de arbeid die beide jongens verrichten met elkaar. 1. Simon verricht 50 % meer arbeid dan Lars; 2. Simon verricht 67 % meer arbeid dan Lars; 3. Simon verricht 75 % meer arbeid dan Lars; 4. De jongens verrichten beiden helemaal geen arbeid. J. de Bruijn Praedinius Gymnasium, Groningen Quiz Arbeid Een bal slingert aan een touw. De arbeid die het touw op de bal verricht is 1. nul; 2. ongelijk aan nul. J. de Bruijn Praedinius Gymnasium, Groningen Quiz Arbeid In welke situatie wordt de meeste arbeid verricht? 1. In de situatie linksboven; 2. In de situatie rechtsboven; 3. In de situatie linksonder; 4. In de situatie rechtsonder; 5. In alle situaties wordt evenveel arbeid verricht. J. de Bruijn Praedinius Gymnasium, Groningen Quiz Arbeid Je wilt een bal 3 m omhoog brengen. Op welke manier verricht je daarbij de minste arbeid? Verwaarloos weerstandseffecten. 1. Op de linker manier; 2. Op de middelste manier; 3. Op de rechter manier; 4. Bij alledrie de manieren verricht je evenveel arbeid. J. de Bruijn Praedinius Gymnasium, Groningen Quiz Arbeid Om een steen met bovenstaande hefboom op te tillen moet je minstens een kracht van 200 N uitoefenen op het uiteinde van de hefboom. Hoe groot is de zwaartekracht die op de steen werkt? 1. 50 N; 2. 67 N; 3. 200 N; 4. 600 N; 5. 800 N. J. de Bruijn Praedinius Gymnasium, Groningen Quiz Arbeid Je ziet hierboven een hydraulisch hefwerktuig. Als je zuiger B (met een oppervlak van 1 dm2 ) omlaag duwt, druk je de grijze vloeistof weg waardoor de vloeistof zuiger A (met een oppervlak van 5 dm2 ) omhoog duwt. De druk in deze vloeistof is overal gelijk. Hoe groot is de kracht waarmee zuiger A omhoog beweegt als je zuiger B met een kracht van 16 N omlaag duwt? 1. 3,2 N; 2. 16 N; 3. 80 N. J. de Bruijn Praedinius Gymnasium, Groningen Quiz Arbeid Je duwt een winkelwagentje over een afstand van 10 m. Hierboven zie je de kracht die je op het winkelwagentje uitoefent. Hoeveel arbeid heb je op het wagentje verricht? 1. 0 J; 2. 12,5 J; 3. 25 J; 4. 50 J. J. de Bruijn Praedinius Gymnasium, Groningen Quiz Arbeid In het apparaat op een bowlingbaan moet een bal langs een helling van 1,0 m omhoog worden geduwd naar een plateau dat 0,50 m hoger ligt. Hoeveel kracht moet er hier ongeveer op een bal van 5,0 kg worden uitgeoefend? 1. 200 N; 2. 50 N; 3. 25 N; 4. 5,0 N; 5. dit valt niet te zeggen. J. de Bruijn Praedinius Gymnasium, Groningen Quiz Arbeid Stel dat je een steen met een massa van 1 kg laat vallen van een hoogte van 5 m boven de grond. Met welke kracht treft de steen dan de grond? 1. 0,2 N; 2. 5 N; 3. 50 N; 4. 100 N; 5. dit valt niet te zeggen. J. de Bruijn Praedinius Gymnasium, Groningen Quiz Arbeid Een verhuizer tilt een piano met constante snelheid omhoog. Met welke kracht moet hij ongeveer trekken? 1. 2000 N; 2. 1000 N; 3. 750 N; 4. 500 N; 5. 200 N. J. de Bruijn Praedinius Gymnasium, Groningen Quiz Arbeid Om deze massa op te takelen moet je aan het touw trekken met een kracht van, A. 37,5 N; B. 75 N; C. 150 N; D. 300 N; E. 600 N; F. 1200 N. J. de Bruijn Praedinius Gymnasium, Groningen Quiz Arbeid Iemand van 50 kg staat op een platform van 25 kg en trekt het touw met constante snelheid naar beneden. Met welke kracht trekt hij ongeveer aan het touw? 1. 125 N; 2. 250 N; 3. 375 N; 4. 500 N; 5. Dit kan helemaal niet. J. de Bruijn Praedinius Gymnasium, Groningen