Rollen - Avanti Voorschoten

advertisement
Rollen
A=
V=
M=
Min =
Kal =
K=
Alfred Jodokus Kwak
Vos
Mol
Minister
Kalkoen
Koning
P=
L=
R=
B=
Postbode
Ladder
Rivier
Bijen
 = komt op.  = gaat af.
Decor
Decor is ± 6 meter lang. Met apart het paleis. Dit wordt als nodig is voor decor geschoven.
Sommige scène’s spelen zich af in het paleis. Dit is zichtbaar door het raam in het paleis.
Het kippenhok wordt ook tijdens het spel bij het decor geschoven.
Alfred Jodokus Kwak.
- muziek Tekst:
Alfred Jodokus Kwak was een heel bijzondere eend. Toen hij nog op de lagere
school zat, was hij de enige die al in de 3e klas met z’n ogen dicht naar de
overkant kon zwemmen zonder iets aan te raken, koppeltje te duiken of te
niezen. Dat is voor een eend in de 3e klas heel knap. En hij kreeg daarvoor dan
ook altijd een extra portie waterkroos.
- muziek + lied A
Alfred:
*zingt lied* Rommelt wat: vegen, plant water geven.
P
Postbode:
Môge, lekker weertje hè Alfred? *praatje* Ik kom je de krant brengen - tot
morgen maar weer hè.
P
Alfred:
*bekijkt krant* Brandje in bos - weerbericht – extra bericht: Er is een ver land
waar bijna geen water is om te zwemmen. Zo weinig zelfs dat sommige dieren
van dorst dood gaan. - erg – helpen – vijver graven – hulp van vriend Mol –
Mol!!
M
Alfred:
*vertelt bericht en plan* - Wat zou dat gaan kosten?
Mol:
*gemurmel* Honderd - Dat gaat plus reis en verblijfskosten ± 100 goudstukken
kosten *overleg*
M
Alfred:
*verzint plan om 100 goudstuken te verdienen* - Postbode helpen? - Tuintjes
aanharken? - Idee! - Kroos verzamelen uit de sloot en die ga ik verkopen!
A
A
*rommelt wat heen en weer tijdens tekst:*
Tekst:
En zo ging Alfred meteen aan de slag. Elke dag van ‘s morgens vroeg tot ‘s
avonds laat snaterde hij kroos op. Je weet wel van die kleine ronde stukjes
groen die op het water liggen. Eenden zijn daar dol op. En Alfred verkocht dat
kroos elke woensdag en zaterdag in zakjes van één ons. Dat was een
verschrikkelijk slim idee, want vooral de wat oudere eenden die wat slecht ter
water waren, vonden dat erg handig. En na 6 zomers had Alfred al 97
goudstukken bij elkaar gespaard. En hij kreeg er nog 3 van tante Annie.
A
- paleis op Tekst:
De koning van het land was een heel merkwaardig dier. Hij wilde altijd
ganzenborden, van heuvels rollen en in de limonade liggen. Regeren dat vond
hij maar niks. Regeren vond hij saai en ouderwets. En op een dag zag de
K
koning dat zijn geldkist bijna leeg was. En hij riep zijn minister om te vragen
hoe dat nou kon.
Koning:
Minister! Kom eens even hier!
Min 
Koning:
De geldkist is bijna leeg. Hoe kan dat gebeuren?
Minister:
Tja, inderdaad. Nu u het zegt, de schatkist is bijna leeg. Het was me nog niet
opgevallen.
Koning:
En wat gaat u daaraan doen? En een beetje vlug, want ik wil terug naar mijn
ganzenbord. Heeft iedereen zijn belasting betaald?
Minister:
Koning:
Minister:
Koning:
Minister:
Koning:
Minister:
Koning:
Minister:
Ja, koning.
Krijgen wij nog niet het één en ander uit het buitenland?
Nee, koning
Kunnen wij dan niets verkopen?
Wat, koning? Alles is al verkocht, behalve het paleis, het koninklijke
ganzenbord en het limonadezwembad. Hé koning, misschien kunnen wij het
limonadezwembad wel verkopen.
Wat een verschrikkelijk slecht idee!
Ja, dan zullen we het moeten lenen koning.
Lenen? Van wie dan wel?
Ik heb gehoord dat één van uw onderdanen, eend Alfred Jodokus Kwak, wel
meer dan 100 goudstukken heeft.
’t is niet waar! Ga die 100 goudstukken onmiddellijk lenen!
Maar koning, wanneer betalen we ze dan weer terug?
Dat zien we wel, dat zien we wel.
Koning:
Minister:
Koning:
K  Min 
- paleis weg –
Tekst:
Alfred Jodokus Kwak sprak met de minister af dat de koning hem het geld over
4 zondagen terug zou geven. En Alfred was natuurlijk ontzettend trots dat de
koning bij zo’n eenvoudige eend geld kwam lenen. En Alfred voelde zich een
ietsie pietsie belangrijk. Maar na 6 zondagen had Alfred nog niets van de
koning gehoord.
A
Alfred:
Er zijn nu al 6 zondagen voorbij *ongerust* Er zal toch niets gebeurd zijn geld nodig voor de familie Mol, want die vertrekt al over één week naar het
verre land om een vijver te gaan graven. Ze kunnen toch niet zonder centjes
weg. Er zal toch niets gebeurd zijn? Weet je wat, ik ga naar het paleis en ik ga
gewoon bij de koning vragen of ik m’n geld terug kan krijgen, want ik ben wel
goed maar ik ben niet gek. - Kwek, kwek, kwek, ik ben wel goed maar ik ben
niet gek! 2x - Dat gaan we eens een keertje met z’n allen doen. Ik geef 4 vooraf,
1 2 3 4, - 2x niet hoorbaar, 1 2 3 4 - 2x. Het is wel de bedoeling dat ze het in
Rotterdam ook horen! 1 2 3 4 - 2x.
A
Alfred:
Zo, eens kijken, m’n pet, jas - Zo nu kan ik op weg.
A
- muziek V
*loopt wat rond tijdens muziek, strijkt zijn vacht glad, maakt z’n nagels
schoon*
A
Vos:
Goedemorgen Alfred, waar ga jij zo vroeg naar toe?
Alfred:
Ik ga naar de koning van Rumpelrug, want ik wil mijn geld terug.
Vos:
Hé, mag ik met je mee? Ik zou ook graag eens de koning van dichtbij willen
zien. En ze zeggen dat de koning waanzinnig goed kan ganzenborden. En je
weet dat ik een enorme kampioen ben in ganzenborden, dus misschien win ik
dan wel.
Alfred:
Maar als de koning het nu niet goed vind dat je komt? Wat dan?
Vos:
Dan verstop ik me toch in de tuin van het paleis.
Alfred:
Ik weet al wat: Rol je maar zo klein op als je kunt en kruip in het holletje onder
mijn vleugels, dan smokkel ik je zo het paleis in.
Vos:
Daar gaat hij dan!
Alfred:
A
- muziek L
A
Alfred:
Ladder:
*met rug naar publiek, jas wijd, vos verdwijnt* Kwek, kwek, kwek, 2x.
*loopt rond tijdens muziek*
Hé Ladder, lekker aan het bakken in de zon? Krijg je alle tonen lekker bruin?
Hoi vriend Alfred. Ja, het is wel lekker in de zon. Zeg, waar ga jij zo vroeg
naar toe?
Alfred:
Ik ga naar de koning van Rumpelrug, want ik wil mijn geld terug.
Ladder:
Òh, mag ik met je mee? Dan kan ik eens door de ramen van het paleis naar
binnen gluren.
Alfred:
Goed, nog een vriend erbij is niet erg. Maak je maar klein en verstop je in het
holletje onder mijn vleugel.
Ladder:
*verdwijnt net als vos*
- muziek + lied A
R
- muziek + lied A
Rivier:
Hé eend, waar ga jij naar toe?
Alfred:
Ik ga naar de koning van Rimpelrug, want ik wil mijn geld terug.
Rivier:
Mag ik met je mee? Ik heb altijd al eens zo graag langs het paleis willen
stromen.
Alfred:
Goed, maak maar een draaikolk van jezelf en golf door mijn keel naar binnen
en kruip maar in mijn maag. Dan kom je zonder dat iemand je ziet bij het paleis.
Rivier:
*verdwijnt als vos en ladder*
A
- muziek + lied B
Bijen:
*vliegen heen en weer*
A
Bijen:
Zeg eend, zoem, waarom, zoem, zo vroeg al, zoem, op pas, zoem, is er wat,
zoem.
Alfred:
Ik ga naar de koning van Rumpelrug, want ik wil mijn geld terug.
Bijen:
Oh, zoem, mogen wij, zoem, met je, zoem, mee, zoem, dan kunnen we, zoem,
van de koning, zoem, bloemen, zoem, in de, zoem, paleis, zoem, tuin, zoem,
snoepen, zoem.
Alfred:
Tja, het wordt wel erg druk, maar waarom ook niet. Ga maar op de spikkels
van mijn billen zitten, dan kan niemand jullie zien en dan smokkel ik jullie zo
de paleistuin in.
Alfred:
*tilt jas op, bijen verdwijnen onder jas* Kwek, kwek, kwek, 2x.
A
- paleis op Tekst:
En zo kwam Alfred Jodokus Kwak met zijn onzichtbare vrienden, de vos, de
ladder, de rivier en de bijen in de hoofdstad aan en liep regelrecht naar het
paleis en klopte 3 maal heel voorzichtig op de deur.
A
Alfred:
*klopt*
Kal 
(via paleis op) *opent zogenaamd de deur en stapt naar buiten*
Kalkoen:
Ik ben portier hier, mijn naam is jonkheer Koen van Kalekoen. Wat kom jij
doen?
Alfred:
Ik ben Alfred Jodokus Kwak, ik wil de koning spreken.
Kalkoen:
De koning spreken? Acht, dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Zijne
majesteit gaat zojuist dineren, en wenst niet gestoord te worden.
Alfred:
Zeg maar dat ik het ben, Alfred Jodokus Kwak. Hij weet wel wie ik ben en hij
weet wel waarover het gaat.
Kalkoen:
*gaat paleis in, roept koning*
Koning:
Wie stoort mij tijdens mijn diner?
Kalkoen:
Ene Alfred Jodokus Kwak, majesteit. Hij wil u spreken.
Koning:
Alfred Jodokus Kwak? Oh, nee hè! Ik weet wel wie dat is, laat hem maar niet
binnen komen. Je moet …… *fluistert tegen Kalkoen*
Kalkoen:
*gaat paleis uit naar Alfred* Als u een moment heeft zal de koning u zo
ontvangen.
Kal 
(aan andere kant) *duwt kippenhok naar voren, terwijl Alfred rondkijkt.
Kalkoen:
Alfred, komt u maar met mij mee, hoor. Ja deze kant op, gaat u hier maar even
staan. *duwt Alfred in kippenhok* Zo dat is precies waar de koning u wilt
hebben.
Alfred:
Ja, maar dat kan toch niet, wat moet ik in een kippenhok? Dat is vast een
vergissing. Ik denk dat de koning een vergissing heft gemaakt. De koning dacht
zeker dat ik een kip was. Of zou de koning dat expres hebben gedaan? Koning!
Koning! Oehoe! Ik ben hier! In het kippenhok! Konging!
- muziek + lied Kippen:
*komen tot leven*
Alfred:
Oh, jee, wat moet ik nu doen? Wacht eens even, mijn vriend de Vos! Die is dol
op kippen! Eruit! Eruit! Vriend Vos en sla er flink op los!
Vos:
*komt tevoorschijn en gaat op de kippen af*
- muziek Alfred:
(als het weer rustig is) Kwek, kwek, kwek, 2x.
Kal 
Kalkoen:
*ziet Vos en Alfred in het kippnhok. Rent terug naar het paleis* Koning!
Koning!
K
(in paleis)
Kalkoen:
Koning, alle kippen zijn opgegeten.
Koning:
Wel potverdraaid, gooi die eend onmiddellijk in de diepe put, ik wordt
verschrikkelijk moe van die eend. En laat ik hem nooit meer horen!
Kalkoen:
*haalt Alfred uit het kippenhok en gooit hem in de put* Zo dat is precies waar
de koning je wil hebben.
Kal 
Alfred:
Oh, wat nu weer? Help, wie kan mij redden uit deze enge diepe put? Help!
Ladder! Ladder! Ik ga eraan als ik nu niet op je kan staan! Ladder!
Ladder:
*verschijnt omhoog uit de put*
Alfred:
*klautert omhoog uit de put* Oh Ladder wat fijn dat je er toch was. Kwek,
kwek, kwek, 2x.
K
(in paleis)
Koning:
Wel verdraaid, hoor ik die eend nu nog steeds?
Kal 
Koning:
Koen Kalekoen! Stook de oven gloeiend heet en gooi die eend in het vuur!
Kalkoen:
Ja, koning, maar….*praten zacht verder*
Alfred:
- muziek R
Koning + Kalkoen:
K  Kal 
- muziek + lied AR
K  Kal 
Koning:
K
Kalkoen:
Koning:
A  Kal 
Alfred:
Koning:
Alfred:
Koning:
Alfred:
B
- muziek Kalkoen + koning:
Bijen:
K  Kal  B 
Alfred:
Tekst:
A
Alfred:
Allen 
Allen:
Alfred:
Minister:
Minister:
Min 
Anderen:
Min 
Minister:
Allen 
Dat heb ik nu eens gehoord. Maar nu zal ik de koning even voor zijn.
Rivier! Rivier kom snel naar boven en spoel die vlammen uit de over.
*schrikken van het water, roepen, help! Gaan kopje onder, spartelen en
spoelen weg*
(Alfred zwemt in water)
(in paleis)
Ga die eend halen. Ik zal hem zelf wel eens te pakken nemen.
*haalt Alfred*
*ijsbeert in paleis*
Zo, dus de koning wil me nu wel ontvangen? Nou dat werd wel tijd zeg.
*stapt uit paleis* Kom hier eens Kwak, ik zal jou eens mores leren.
Maar koning, luister nu eens even.
Niks, jij moet eens naar mij luisteren!
*wend zich af* Oh jee, de koning is kwaad. Wat moet ik nu doen?
Misschien kunnen de bijen mij helpen. Bijen! Bijen! Kom me helpen en
prik die koning in z’n poten!
*achter Koning en Kalkoen aan*
*vluchten in het paleis*
*volgen*
(blijft alleen achter) Kwek, kwek, kwek, 2x. Tja, wat nu? Het geld! Ja,
natuurlijk de 100 goudstukken waar was ik eigenlijk voor gekomen.
*gaat op zoek in paleis*
Alfred zocht het hele paleis af naar zijn 100 goudstukken. Hij keek in
alle kasten en laden om de zak met geld te vinden. Maar er was
helemaal niet meer van over gebleven. De koning had alles opgemaakt
aan limonade met en zonder prik, nutsen en playmobil.
*komt teleurgesteld uit paleis*
Nu kan ik mijn plannetje wel vergeten. Nu kan de familie Mol niet naar
het verre land om een vijver te gaan graven *jammert*
(door paleis en gaan om Alfred staan)
De koning is dood, de koning is dood!
Wat? Is dat waar?
Ja, de koning is dood geprikt door de bijen. *iedereen praat door
elkaar*
Wacht! Stop! Ik heb een idee!
*praten zachtjes door tegen elkaar*
(met kroon)
Kijk eens, de kroon van de koning. We hebben nu toch een nieuwe
koning nodig? *zet kroon op bij Alfred* De konging is dood, leve de
koning!
*de koning is dood, leve de koning!*
Tekst:
Allen 
Alfred:
Minister:
Allen:
Alfred:
Allen:
Allen 
Tekst:
A
- muziek + liedje - slotmuziek -
En iedereen vierde feest. Het was een groot feest, met kermismuziek,
jonglerende kikkers, fluitende kanaries en zelfs een optreden van de
zangeres zonder naam. En er was een jodelende schildpad en er waren
patat frieten, frikandellen en vlaflippen en limonade met en zonder prik
en chocola in alle soorten.
*met toeters, ballonnen etc. feestvierend*
*maant ze tot stilte* Ik wil toch nog even wat zeggen. *vertelt van het
verre land waar geen water is en van de familie Mol die een vijver zou
gaan graven*
Luister eens Alfred, wij willen je helpen om het geld toch nog bij elkaar
te krijgen. We vragen of iedereen in het land 1 goudstuk wil geven.
Jullie helpen toch allemaal mee?
Ja natuurlijk!
Dat zou heel fijn zijn!
*applaus, stampen* Alfred! Alfred! Alfred!
ik heb laatst in een geschiedenisboek gelezen dat Alfred Jodokus Kwak
een hele goede koning was geweest. Die niet alleen goed voor zijn
eigen volk was, maar ook voor alle anderen die maar van alles een heel
klein beetje hebben.
Download