WAJONG Inleiding Wajong, wat is dat? Jonge mensen die nog niet gewerkt hebben, krijgen geen WIA-uitkering als ze arbeidsongeschikt worden. Om arbeidsongeschikte jongeren toch een inkomen te geven, is er daarom de Wajong. Wajong staat voor Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten. De Wajong is bedoeld voor jongeren die al voor hun zeventiende, óf tijdens hun studie, arbeidsongeschikt zijn geworden. De Wajonguitkering is een percentage van het minimumloon. Het is dus een uitkering op minimumniveau. De hoogte van de uitkering hangt af van uw leeftijd en van het aantal procent arbeidsongeschiktheid. De Wajong is een sociale voorziening, net als bijvoorbeeld de bijstand. U hoeft voor de Wajong geen premie te betalen. Het UWV voert de Wajong uit. Jonggehandicapt Wanneer bent u jonggehandicapt? Met jonggehandicapten worden mensen bedoeld die voor hun 17e al geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn. Ook mensen die tijdens hun studie, vóór hun 30e, arbeidsongeschikt worden, zijn volgens de wet jonggehandicapt. Zij moeten wel minstens zes maanden gestudeerd hebben. Recht Wanneer hebt u recht op een Wajonguitkering? Mensen die al op jonge leeftijd ziek of gehandicapt zijn geworden, kunnen vaak niet voldoende werken om van te leven. Een Wajong-uitkering kan dan uitkomst bieden. Op jonge leeftijd wil zeggen: voor uw 17e verjaardag of tijdens uw studie (maar voor uw 30e verjaardag). U moet in dat geval in het jaar voorafgaand aan uw arbeidsongeschiktheid minstens zes maanden hebben gestudeerd. U krijgt alleen een uitkering als u door uw ziekte of handicap veel minder kunt verdienen dan een gezond iemand. U krijgt een Wajong-uitkering als u: op uw 17e arbeidsongeschikt bent, of tijdens uw studie arbeidsongeschikt bent geworden; na 52 weken nog steeds voor ten minste 25% arbeidsongeschikt bent (deze periode van 52 weken wordt de wachttijd genoemd); en in Nederland woont. De Wajonguitkering eindigt als u 65 jaar wordt. De Wajong kijkt niet naar uw vermogen. Dus ook als u spaargeld hebt of een eigen huis, kunt u een uitkering krijgen. De Wajong kijkt ook niet naar inkomsten van uw partner. U kunt dus ook Wajong krijgen als u een partner hebt met een baan of uitkering. 1 Wachttijd Wanneer gaat de Wajong-uitkering in? De Wajong-uitkering kan pas na 52 weken arbeidsongeschiktheid ingaan. De eerste 52 weken zijn de 'wachttijd' voor de Wajong. Was u al arbeidsongeschikt op de dag dat u 17 werd? Dan krijgt u vanaf uw 18e verjaardag een Wajonguitkering. Bent u na uw 17e arbeidsongeschikt geworden? Dan begint de Wajong-uitkering 52 weken na uw eerste arbeidsongeschiktheidsdag. Onderbreking wachttijd Iemand kan tijdens de wachttijd tijdelijk beter zijn. Duurt dat korter dan vier weken, dan gaat de wachttijd daarna gewoon verder. De periode van herstel telt niet mee voor het bereiken van de 52 weken. Is de periode van herstel vier weken of langer, dan begint er daarna een nieuwe wachttijd te lopen. Wie na 52 weken niet arbeidsongeschikt is, maar wel binnen vier weken daarna, kan vanaf dat moment een uitkering krijgen. Er begint dan geen nieuwe wachttijd. Hoe komt u aan inkomen tijdens de wachttijd voor de Wajong? Een Wajong-uitkering krijg je pas als je een jaar arbeidsongeschikt bent. Het eerste jaar is de 'wachttijd'. In dat jaar krijg je dus nog geen uitkering. Hoe kom je toch aan geld als je niet kunt werken of studeren? Ben je 17 jaar? Dan kunnen je ouders nog kinderbijslag voor je krijgen. Je ouders moeten je onderhouden. Ben je 18 jaar of ouder en studeer je? Dan kun je kiezen of je je studiefinanciering laat doorlopen of stopzet. Stopzetten is vaak verstandiger: je schrijft je uit en verliest geen studieduur. De Informatie Beheer Groep kan je studieschuld dan ook kwijtschelden. Na het stopzetten van je studiefinanciering kun je een uitkering voor jongeren (WIJ) aanvragen bij de gemeente. Vraag meteen om vrijstelling van de werkleerplicht omdat je arbeidsongeschikt bent. Je hoeft dan geen werkleeraanod aan te nemen. Neem alle rapporten van het UWV en je artsen mee naar het gesprek met de gemeente. Tot je 21ste zijn je ouders 'onderhoudsplichtig': zij moeten bepaalde dingen voor je betalen. Daarom krijg je maar een lage uitkering voor jongeren, de rest moeten je ouders voor je betalen. Heb je geen contact meer met je ouders? Dan kan de gemeente soms extra geld geven. Dat heet bijzondere bijstand. Vanaf je 21ste krijg je een hoger bedrag aan uitkering. De beslissing over je studiefinanciering (door laten lopen of stopzetten) is best lastig. Wat het beste is, is voor iedereen anders. Vraag daarom advies aan Handicap + Studie, Expertisecentrum voor Onderwijs en Handicap. Zij kunnen je ook van alles vertellen over verlenging van je studieduur en het kwijtschelden van je studieschuld. Arbeidsongeschikt Arbeidsongeschikt voor de Wajong U bent arbeidsongeschikt volgens de Wajong als u door een ziekte of handicap niet hetzelfde kunt verdienen als een soortgelijke gezonde persoon (de 'maatman'). Omdat de meeste Wajongers nog niet gewerkt hebben, is de maatman meestal iemand die het minimumloon verdient. Maar voor jonggehandicapten die al hebben gewerkt, een studie hebben afgerond of in het laatste jaar zijn van hun studie, kan het maatmaninkomen hoger zijn. De mate waarin u minder kunt verdienen dan een gezonde persoon bepaalt hoeveel procent arbeidsongeschikt u bent. U krijgt een Wajong-uitkering als u 25% of meer arbeidsongeschikt bent. 2 Voorbeeld: Lisa is 22 jaar en heeft net een opleiding tot receptionist afgerond. Ze heeft reuma en kan slechts halve dagen werken. Een gezonde receptioniste in dezelfde omstandigheden kan twee keer zoveel verdienen als Lisa. Lisa is dus voor 50% arbeidsongeschikt. In Nederland wonen Wajong: alleen voor inwoners van Nederland Voor een Wajong-uitkering moet u in Nederland wonen. U hoeft niet de Nederlandse nationaliteit te hebben, maar u moet wel toestemming hebben om hier te verblijven. Als u hier illegaal bent, krijgt u dus geen uitkering. U hoeft niet in Nederland geboren te zijn. U moet wel voor uw 17e verjaardag in Nederland zijn komen wonen. Was u op dat moment al ziek of gehandicapt? Of werd u dat binnen zes maanden nadat u in Nederland kwam wonen? Dan kan het UWV de uitkering weigeren. Maar het UWV weigert de uitkering niet als u van uw 11e tot uw 17e jaar in Nederland of een land van de EU of EER hebt gewoond. Jonggehandicapt van buiten de EU/EER Kwam u na uw 11e, maar voor uw 17e naar Nederland vanuit een land buiten de EU/EER, en was u toen al gehandicapt? Dan kunt u misschien ook een Wajonguitkering krijgen. Bijvoorbeeld als u voor gezinshereniging naar Nederland bent gekomen, of als vluchteling. De uitkering gaat pas in als u zes jaar in Nederland woont. Dat kan dus ook na uw 18e verjaardag zijn. Het UWV kan u de precieze voorwaarden vertellen. Verhuizen naar het buitenland Wie naar het buitenland verhuist, raakt zijn Wajong-uitkering meestal kwijt. Aanvraag De Wajong-uitkering aanvragen Als u denkt dat u recht hebt op een Wajong-uitkering moet u zich melden bij het UWV. Doe dit: binnen 13 weken na de dag waarop u 17 jaar bent geworden óf binnen 13 weken na de dag waarop u als studerende arbeidsongeschikt bent geworden. Het UWV registreert uw aanmelding en eerste ziektedag (of uw 17e verjaardag). Acht maanden na uw eerste ziektedag stuurt het UWV u een aanvraagformulier. Ontvangt u niets, vraag dan zelf een formulier aan bij het UWV. Uiterlijk negen maanden na uw eerste ziektedag moet uw aanvraag voor de Wajong-uitkering binnen zijn bij het UWV. Bent u te laat met uw aanvraag, dan kan het UWV uw uitkering tijdelijk verlagen. Het UWV moet binnen acht weken na ontvangst van uw aanvraag een beslissing over uw uitkering nemen. De uitkering gaat 52 weken na uw eerste ziektedag in. De eerste 52 weken zijn de 'wachttijd' voor de Wajong. Bent u te laat met de aanvraag? Dan heeft het toch zin om een Wajong-uitkering aan te vragen. Ook als u veel te laat bent. U kunt zelfs na een paar jaar nog een uitkering aanvragen. Uw uitkering begint een jaar voor de aanvraagdatum. Had u een hele bijzondere reden om de uitkering te laat aan te vragen? Dan kan de uitkering eerder beginnen. 3 Berekening Hoe berekent het UWV het percentage arbeidsongeschiktheid voor de Wajong? Om te berekenen hoeveel procent arbeidsongeschikt u bent, zoekt de arbeidsdeskundige drie beroepen die u nog kunt doen. Die beroepen worden 'functies' genoemd. Elk beroep moet in elk geval drie keer voorkomen in Nederland (anders gezegd: drie 'arbeidsplaatsen' hebben). Kan de arbeidsdeskundige niet drie beroepen met drie arbeidsplaatsen vinden? Dan bent u volledig (80 tot 100%) arbeidsongeschikt. Voor het berekenen van het percentage arbeidsongeschiktheid zijn de volgende bedragen nodig: Uw maatmanloon. Dat is wat u zou verdienen als u gezond was. Hebt u al gewerkt, dan is het loon dat u verdient of verdiende uw maatmanloon. Werkte u in deeltijd, dan wordt uw loon omgerekend naar een voltijdsalaris. Hebt u nog niet gewerkt, dan wordt naar uw opleidingsniveau gekeken. Hebt u alleen middelbare school, dan is het minimumloon uw maatmanloon. Hebt u een hogere opleiding, of zou u die binnen een jaar afronden als u niet arbeidsongeschikt was geworden? Dan kan uw maatmanloon hoger zijn. Ook als u voor uw dertigste een opleiding afrondt terwijl u al een Wajong-uitkering hebt, kan uw maatmanloon omhoog gaan. Uw restverdiencapaciteit. Dat is wat u nu nog kunt verdienen. Voor dit bedrag wordt het loon van de 'middelste' van de drie beroepen gebruikt die de arbeidsdeskundige heeft aangewezen. De formule is: maatmanloon - restverdiencapaciteit / maatmanloon x 100%= arbeidsongeschiktheid. Hoogte Hoe hoog is de Wajonguitkering? De Wajong-uitkering is een percentage van het minimumloon. Hoeveel procent u van het minimumloon krijgt, hangt af van het aantal procent dat u arbeidsongeschikt bent. Hoe meer arbeidsongeschikt u bent, hoe hoger uw uitkering. Mensen die 80% of meer arbeidsongeschikt zijn krijgen 75% van het minimumloon. Arbeidsongeschiktheid Uitkeringspercentage 25-35% 21% 35-45% 28% 45-55% 35% 55-65% 42% 65-80% 50,75% 80% of meer 75% De hoogte van het minimumloon hangt af van uw leeftijd. Tot uw 23e wordt het elk jaar wat hoger. Leeftijd Bedrag per 1 juli 2009 Bedrag per 1 januari 2009 18 jaar € 29,26 € 28,89 19 jaar € 33,76 € 33,34 20 jaar € 39,55 € 39,06 21 jaar € 46,62 € 46,04 22 jaar € 54,66 € 53,98 23 jaar of ouder € 64,30 € 63,50 4 Maandbedrag Als u de uitkering per dag vermenigvuldigt met 21,75 krijgt u het maandbedrag. Indexering De regering kan het minimumloon op 1 januari en 1 juli verhogen. Dat heet indexeren. Als het minimumloon omhoog gaat, gaat ook uw uitkering omhoog. Vakantiegeld Bovenop de maandelijkse uitkering krijgt u 8% vakantiegeld. Dit betaalt het UWV in mei uit. Stopt uw uitkering eerder, dan betaalt het UWV het vakantiegeld meteen uit. Hogere Wajong-uitkering bij volledige arbeidsongeschiktheid Wajongers die volledig (80-100%) arbeidsongeschikt zijn en thuis worden verzorgd, kunnen soms een hogere uitkering krijgen. Een hogere uitkering is mogelijk als aan twee voorwaarden is voldaan: De Wajonger heeft langere tijd veel hulp nodig bij een aantal essentiële, dagelijkse handelingen, zoals aan- en uitkleden, wassen, naar het toilet gaan en eten. De Wajonger heeft bijna voortdurend oppas nodig. Er moet dus iemand in de buurt zijn om op te letten dat er niets misgaat. De hogere uitkering is 85% of 100% van het minimumloon. Of iemand 85 of 100% krijgt, hangt van twee dingen af: De mate waarin de Wajonger oppas en verzorging nodig heeft, en Het aantal dagen dat hij of zij een dagverblijf of school bezoekt. Het UWV betaalt de hogere uitkering niet automatisch. U moet hem dus zelf aanvragen bij het UWV. Ook de verzorger kan dit doen. De verhoging telt niet altijd mee voor inkomensafhankelijke regelingen, zoals huurtoeslag. Soms moet u aantonen dat de verhoging opgaat aan extra kosten. Extra tegemoetkoming ziektekostenpremie voor jonge Wajongers Wajongers die jonger dan 23 jaar zijn, krijgen van het UWV extra geld voor de ziektekostenpremie. Dit geld hoeft u niet apart aan te vragen. Het UWV maakt het automatisch aan u over, tegelijk met uw uitkering. Het bedrag is vanaf 1 juli 2009 per maand: Bij een leeftijd van: Bedrag: 23 jaar en ouder € 0 22 jaar € 1,73 21 jaar € 4,19 20 jaar € 8,52 19 jaar € 14,21 18 jaar € 14,83 Minder arbeidsongeschikt Wat gebeurt er met de Wajonguitkering als u minder arbeidsongeschikt wordt? Het UWV kan bij een heronderzoek tot de conclusie komen dat u minder arbeidsongeschikt bent. Uw gezondheid is misschien beter geworden, of u kunt toch meer verdienen dan het UWV eerder had 5 berekend. U krijgt dan een lagere uitkering. Uw uitkering stopt als u helemaal niet meer arbeidsongeschikt bent. De ondergrens voor de Wajong ligt bij 25%. Het UWV verlaagt of stopt de uitkering meestal pas na twee maanden. U hebt dus twee maanden de tijd om aan de nieuwe situatie te wennen. In die twee maanden kunt u op zoek gaan naar werk of een andere uitkering aanvragen. Het initiatief voor het verlagen of stoppen van de uitkering ligt meestal bij het UWV. Maar het kan natuurlijk ook dat u uit uzélf weer aan de slag gaat. Of dat u meer uren gaat werken dan u al deed. Dan krijgt u eerst een proefperiode. In die periode houdt u recht op uw uitkering. Uw inkomsten worden wel verrekend. Pas als duidelijk is dat u het werk kunt volhouden, verlaagt of beëindigt het UWV uw uitkering definitief. Meer arbeidsongeschikt Krijgt u een hogere Wajonguitkering als uw ziekte erger wordt? Het UWV kan uw Wajonguitkering verhogen als u meer arbeidsongeschikt wordt. Bijvoorbeeld als een bestaande ziekte verergert. Of als u nieuwe gezondheidsklachten krijgt. U moet waarschijnlijk wel een aantal weken wachten voordat u een hogere uitkering krijgt. Meestal zijn dat 4 of 52 weken. U krijgt alleen een hogere uitkering als u door uw klachten ook meer arbeidsongeschikt bent. Belangrijk om te weten is dat u het UWV zélf kunt vragen om een nieuwe keuring. U hoeft dus niet te wachten tot het UWV u oproept. Wanneer een hogere uitkering? Of u een hogere uitkering krijgt en hoe lang u daar op moet wachten, hangt van twee vragen af: Voor hoeveel procent was u al arbeidsongeschikt? Door welke oorzaak bent u meer arbeidsongeschikt? Is een bestaande ziekte erger geworden? Of hebt u er nieuwe klachten bij gekregen, die niets met uw bestaande ziekte te maken hebben? De regels zijn voor iedere situatie verschillend. Ze zijn soms best moeilijk. Dit zijn de belangrijkste. U was al 45% of meer arbeidsongeschikt Het UWV verhoogt uw uitkering zodra u vier weken lang meer arbeidsongeschikt bent. U moet dus vier weken wachten. Het maakt niet uit waardoor u meer arbeidsongeschikt bent. U was minder dan 45% arbeidsongeschikt Bent u meer arbeidsongeschikt doordat de ziekte die u al had erger is geworden? Dan krijgt u na vier weken een hogere uitkering als u de uitkering nog geen vijf jaar hebt. En ook als uw uitkering minder dan vijf jaar geleden is gewijzigd. Hebt u de uitkering al langer dan vijf jaar, of is hij meer dan vijf jaar geleden voor het laatst gewijzigd? Dan verhoogt het UWV uw uitkering pas na 52 weken. Bent u meer arbeidsongeschikt door nieuwe gezondheidsklachten, die niets te maken hebben met de ziekte die u al had? Dan verhoogt het UWV uw uitkering alleen als u naast uw Wajonguitkering ook werkte of een WW-uitkering ontving. U moet 52 weken op de verhoging wachten. Werkte u niet en had u ook geen WW, dan krijgt u geen hogere uitkering. Wordt u binnen vier weken na de ingangsdatum of wijziging van uw uitkering meer arbeidsongeschikt? Dan kan het UWV uw uitkering vaak al meteen, of na vier weken verhogen. Het UWV kan u meer over de mogelijkheden vertellen. 6 Aanvullingen Uw Wajong-uitkering is te laag. Kunt u een aanvulling krijgen? Een Wajong-uitkering is soms te laag om van rond te komen. Zeker als u kostwinner met een laag inkomen bent, of gedeeltelijk arbeidsongeschikt. Wie daarnaast geen baan, WW-uitkering of TRIuitkering heeft, heeft misschien te weinig geld om van te leven. Daarom kunt u soms een aanvulling op uw uitkering krijgen. Dit zijn de mogelijkheden: Ligt uw gezinsinkomen onder het sociaal minimum (bijstandsniveau)? Dan kan het UWV een toeslag betalen. Er zijn wel wat voorwaarden. Hebt u geen recht op een toeslag van het UWV? Dan kan de gemeente u misschien aanvullende bijstand geven. De gemeente kan een langdurigheidstoeslag geven als u lange tijd van een laag inkomen moet rondkomen. Mensen die geen langdurigheidstoeslag krijgen, kunnen soms bijzondere bijstand van de gemeente krijgen. Werk U wilt weer aan het werk. Wat gebeurt er met de Wajong-uitkering? Weer werken: veel mensen willen het wel, maar zijn bang om hun Wajong-uitkering) kwijt te raken. Gelukkig is hiervoor een regeling. De eerste tijd dat u werkt is een proefperiode. In deze periode verandert uw uitkering nog niet definitief. Het UWV verrekent het geld dat u met werken verdient wel. U krijgt waarschijnlijk een lagere uitkering, of uw uitkering stopt helemaal. Maar als u het werk niet volhoudt, krijgt u meteen weer uw oude uitkering terug. Vanaf 1 januari 2009 duurt de proefperiode vijf jaar. De eerste vijf jaar dat u werkt kunt u dus altijd terugvallen op uw oude uitkering. Voor Wajongers kan de proefperiode zelfs langer dan vijf jaar duren. Het UWV kan meer over deze mogelijkheid vertellen. Bij een Wsw-baan duurt de proefperiode onbeperkt. Met Wsw-werk raakt u uw uitkering dus nooit definitief kwijt. Wsw Wajong en een Wsw-baan Sommige mensen kunnen door hun ziekte of handicap alleen nog onder aangepaste omstandigheden werken. Voor hen is een Wsw-baan een mogelijkheid. Wsw staat voor Wet sociale werkvoorziening. Het UWV verrekent het geld dat u met Wsw-werk verdient met uw Wajong-uitkering. Het Wsw-werk leidt niet tot het definitief verlagen of stopzetten van uw uitkering. U kunt dus altijd op uw uitkering terugvallen als u het werk niet volhoudt. Onbetaald werk Vrijwilligerswerk en een Wajonguitkering Wajongers mogen vrijwilligerswerk doen. Vrijwilligerswerk is onbetaald werk dat niet door een betaalde kracht gedaan kan worden. U hebt geen toestemming nodig van het UWV, maar u moet het vrijwilligerswerk soms wel melden bij het UWV. Het doen van vrijwilligerswerk kan namelijk betekenen dat u ook betaald werk kunt doen. Het UWV wil dat natuurlijk weten en zal u zo nodig oproepen voor een herkeuring. U moet vrijwilligerswerk áltijd doorgeven aan het UWV als u bezig bent met een reïntegratietraject. Het werk mag uw reïntegratie namelijk niet doorkruisen. Misschien krijgt u een onkostenvergoeding voor het vrijwilligerswerk. Zolang die onder de € 150 per 7 maand blijft, is dat meestal geen probleem. U hoeft die vergoeding dan niet door te geven aan het UWV. In totaal mag u € 1500 per jaar ontvangen. De bedragen zijn 'forfaitair'. Dat wil zeggen dat u niet hoeft te bewijzen dat u ook echt onkosten hebt gemaakt. Wel is van belang dat deze onkostenvergoeding niet eigenlijk gewoon loon is. U mag als vrijwilliger dus niet net zo veel geld voor het werk krijgen als een betaalde kracht die hetzelfde werk doet. De Belastingdienst en het UWV zien u dan niet meer als vrijwilliger, maar als werknemer. UWV verrekent de vergoeding dan met uw uitkering. Krijgt u een hogere onkostenvergoeding dan € 150 per maand? Dan moet u álle onkosten kunnen bewijzen met bonnen, treinkaartjes, strippenkaarten, een kilometerregistratie en dergelijke. Kunt u dat niet, dan hebt u een probleem. De vergoeding wordt dan gezien als loon. Dit betekent dat u er belasting en premie over moet betalen. En u moet de vergoeding doorgeven aan het UWV. Die verrekent het bedrag met uw uitkering. Studiefinanciering Kunt u naast Wajong-uitkering ook studiefinanciering krijgen? Een Wajong-uitkering kan samengaan met studiefinanciering. Het UWV kort de studiefinanciering niet op uw Wajong-uitkering. Andersom wordt uw Wajong-uitkering meestal ook niet gekort op de studiefinanciering. Dit komt doordat u naast uw studiefinanciering een behoorlijk bedrag mag bijverdienen. Uw Wajong-uitkering wordt als bijverdienste gezien. Er is wel een grens aan wat u in een jaar mag bijverdienen. Komen uw bijverdiensten (Wajonguitkering plus eventuele andere inkomsten) in de loop van het jaar boven de bijverdiengrens uit? Zet uw studiefinanciering dan stop. WAJONG naast WIA en WW Kunt u naast Wajong-uitkering ook een WIA- of WW-uitkering ontvangen? Het kan zijn dat u naast uw Wajong-uitkering ook recht hebt op een WIA-uitkering. Bijvoorbeeld omdat u hebt gewerkt. De hoofdregel is dan dat de WIA voorgaat op de Wajong. Het UWV betaalt uw Wajong-uitkering alleen voor zover die hoger is dan de WIA. Maar er zijn uitzonderingen op deze regel, waardoor u soms toch uw Wajong-uitkering houdt. Het UWV kan hier meer over vertellen. Hebt u naast uw gedeeltelijke Wajong-uitkering gewerkt en verliest u uw baan? Dan kunt u ook recht hebben op een WW-uitkering. Uitbetaling Uitbetaling van de Wajong-uitkering Het UWV betaalt de Wajong-uitkering maandelijks uit. Het UWV houdt een aantal bedragen op de uitkering in. Dat zijn: loonbelasting en premie volksverzekeringen, een bijdrage die de WW-premie vervangt en de bijdrage voor de Zorgverzekeringswet. In mei betaalt het UWV vakantiegeld. Dat is 8% van de uitkering dat u in het jaar daarvoor hebt ontvangen. Stopt uw uitkering, dan krijgt u het vakantiegeld over de maanden daarvoor meteen uitbetaald. Vakantie Moet u doorgeven dat u met vakantie gaat? Met een Wajong-uitkering mag u gewoon met vakantie. U moet het alleen wel doorgeven aan het UWV. Dat moet u op tijd doen, dat wil zeggen: meteen als u uw vakantie gepland of geboekt hebt. Maar doe het in elk geval minstens twee weken voor vertrek. Geef door wanneer en hoe lang u gaat. 8 U hebt geen toestemming van het UWV nodig voor uw vakantie. Het gaat er alleen maar om dat het UWV weet dat u een poosje niet bereikbaar bent. Het UWV kan u dan bijvoorbeeld voor vertrek nog oproepen voor het spreekuur. Of het kan bepaalde gegevens bij u opvragen. Komt u door omstandigheden later terug van vakantie dan gepland? Geef dat dan meteen door aan het UWV, vanaf uw vakantieadres. Gaat u langere tijd naar het buitenland? Dan kan het UWV de buitenlandse instantie vragen om de medische controle tijdelijk over te nemen. U bent verplicht daaraan mee te werken. Hoe lang mag u met vakantie? In de Wajong staan geen regels over de duur van uw vakantie. U mag in principe dus zo lang en zo vaak met vakantie als u wilt. Als u de vakantie maar wel van tevoren doorgeeft aan het UWV. Er zijn wél beperkingen als u werkt, een reïntegratietraject volgt, of een andere uitkering ontvangt. Wie werkt moet natuurlijk rekening houden met het aantal vakantiedagen dat hij van zijn werkgever krijgt. Volgt u een reïntegratietraject? Dan moet u zich houden aan de afspraken die u met het UWV hebt gemaakt. U moet uw vakantie bijvoorbeeld aanpassen aan uw opleiding of uw proefplaats. Overleg met het UWV hoe lang u weg kunt en wanneer. Verplichtingen Welke verplichtingen hebt u? Bij een uitkering horen verplichtingen. Dat geldt ook voor de Wajong. Om wat voor verplichtingen gaat het? U moet alle informatie die belangrijk is voor uw uitkering doorgeven aan het UWV. Denk aan informatie over werk en loon, uw gezondheid, of een vakantie of verhuizing. Als u wordt opgeroepen voor een onderzoek, dan moet u daar naartoe. U moet het beroep op de uitkering zoveel mogelijk beperken. U moet zich bijvoorbeeld laten behandelen door een arts of therapeut, als dat zinvol is. En u moet alles doen om weer aan het werk te gaan, als dat kan. Daarvoor moet u bijvoorbeeld een reïntegratietraject volgen. Niet-nakomen van uw verplichtingen heeft gevolgen voor uw uitkering. Het UWV kan uw uitkering dan een tijdje verlagen. Of u moet een boete betalen aan het UWV. Informatie Welke informatie moet u doorgeven? Om uw uitkering te berekenen, heeft het UWV informatie nodig over uw werk, inkomen en gezondheid. U vertelt daar natuurlijk alles over bij de aanvraag van de uitkering. Maar ook daarna zijn deze gegevens van belang. Het UWV moet namelijk steeds kunnen controleren of u nog wel recht hebt op een uitkering. U moet veranderingen in uw situatie dus steeds doorgeven aan het UWV. Het gaat om alle gegevens die het UWV nodig heeft om uw uitkering te berekenen en om u te kunnen bereiken. Waar moet u aan denken? U vindt van een baan, gaat meer uren werken of krijgt een loonsverhoging. Uw gezondheid verbetert of verslechtert. U gaat op vakantie. U gaat verhuizen. 9 Al deze informatie moet u meteen en uit uzelf doorgeven. Wacht dus niet tot het UWV er om vraagt, dan bent u te laat. Bent u bezig met een reïntegratietraject? Geef de informatie dan ook door aan het reïntegratiebedrijf. Waarschijnlijk stuurt het UWV u ook eens in de zoveel tijd een vragenlijst toe. Die moet u goed invullen, ondertekenen en op tijd terugsturen. Geeft u verkeerde informatie door aan het UWV? Of bent u te laat met doorgeven? Dan moet u een boete betalen of u krijgt een tijdje een lagere uitkering. Wat u te veel aan uitkering hebt gekregen, moet u terugbetalen. Einde Einde van de Wajong-uitkering De Wajong-uitkering eindigt in de volgende situaties: u bent (na een herbeoordeling) minder dan 25% arbeidsongeschikt; u wordt 65 jaar; u zit een gevangenisstraf uit van minimaal een maand; u gaat in het buitenland wonen en hebt geen toestemming van het UWV om uw uitkering mee te nemen. De Wajong-uitkering kan weer verder gaan als u uit de gevangenis komt of als u weer in Nederland woont. Buitenland Naar het buitenland verhuizen met een Wajong-uitkering Het UWV betaalt de Wajong-uitkering alleen als u in Nederland woont. Alleen in de volgende gevallen kunt u met uw Wajong-uitkering in het buitenland wonen: Uw ouders of verzorgers verhuizen naar het buitenland. Uw kans op werk is in het buitenland veel groter. U gaat voor een speciale medische behandeling naar het buitenland. Vraag het UWV ruim voor uw vertrek naar het buitenland of u uw uitkering mee kunt nemen. Woonde u al vóór 1 januari 1998 met uw Wajong-uitkering in het buitenland? Dan houdt u de uitkering gewoon. Overlijden Wie heeft recht op een overlijdensuitkering? Een overlijdensuitkering is bedoeld voor nabestaanden van iemand die een uitkering of pensioen had. Eigenlijk loopt de uitkering of het pensioen van de overledene gewoon nog één maand door. Daarbij hoort ook vakantietoeslag. Die maand gaat in vanaf de dag van overlijden, en hoeft dus geen kalendermaand te zijn. Daarna wordt de uitkering of het pensioen aangepast aan de nieuwe situatie. Dus een uitkering of pensioen voor gehuwden wordt omgezet in een uitkering of pensioen voor een alleenstaande (of alleenstaande ouder). Wie krijgt de overlijdensuitkering? 10 De persoon die samenwoonde met de overledene, als partner of als bloedverwant in de tweede graad (de overledene was bijvoorbeeld uw zus of uw grootvader). Er is geen partner? Dan krijgen eventuele minderjarige kinderen de overlijdensuitkering. Er zijn ook geen minderjarige kinderen? Dan wordt gekeken of de overledene met iemand in een huis samenleefde en of hij kostwinner was. Die persoon krijgt dan de overlijdensuitkering. Dit kan bijvoorbeeld een inwonende moeder, neef of nicht zijn. Het is verstandig het overlijden van uw partner of bloedverwant door te geven aan de uitkeringsinstantie of het pensioenfonds. Soms moet u de overlijdensuitkering apart aanvragen, soms hoeft dit niet. Dat hangt van de soort uitkering en van de situatie af. De uitkeringsinstantie of het pensioenfonds kan u hierover meer vertellen. Bijzonderheden: beleid in wording Uitgangspunt wordt wat jongeren wél kunnen, in plaats van wat zij niet kunnen. Voor alle jongeren geldt dat zij in principe moeten werken of leren. Dit geldt ook voor jongeren met een beperking. De wijziging geldt voor nieuwe Wajongers (vanaf 2010), niet voor wie nu al in de Wajong zit, of voor 1 januari 2010 een uitkering heeft aangevraagd en recht heeft op basis van de huidige Wajong. Het belangrijkste doel van de vernieuwing van de Wajong is jongeren met een beperking te ondersteunen bij het vinden en houden van een baan bij een reguliere werkgever. Arbeidsondersteuning In de nieuwe Wajong staat het recht op arbeidsondersteuning centraal, en niet meer het recht op een uitkering. De nieuwe wet gaat daarom ook anders heten: Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong), in plaats van de huidige benaming: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten. Jongeren met een beperking die zelf geen werk vinden, maar een beroep willen doen op ondersteuning, kunnen die via het UWV krijgen. Een individueel participatieplan geeft concreet aan wat iemand al dan niet met behulp van re-integratie-instrumenten, zou kunnen en welke ondersteuning daarbij nodig is. Het plan geeft de wijze weer waarop de arbeidsondersteuning van de jongere wordt vormgegeven. De arbeidsondersteuning kan onder meer het volgende omvatten: werkplekaanpassing, begeleiding en ondersteuning bij het vinden van werk, een jobcoach, vervoersvoorzieningen, ondersteuning bij het starten van een eigen bedrijf, een werkaanbod door het UWV, een re-integratietraject, scholing of studie. Als onderdeel van de arbeidsondersteuning kunnen jonggehandicapten inkomensondersteuning aanvragen. Voor wie als gevolg van zijn ziekte volledig en duurzaam niet (meer) in staat is om te werken, staat inkomensbescherming voorop. Inkomensondersteuning Jongeren die om medische of arbeidskundige redenen geen enkel perspectief hebben op een gewone baan, ook niet met ondersteuning, blijven recht hebben op een ongewijzigde Wajong-uitkering (75% van het wettelijk minimumloon). 11 Voor jongeren die wel perspectief hebben (circa 70% van de huidige instroom), wordt gekeken wat zij kunnen (ontwikkelen) en hoe dit gerealiseerd kan worden. Voor deze groep komt de ‘Werkregeling jonggehandicapten’ binnen de Wet Wajong. Voor deze regeling geldt, in aansluiting op de beoogde regeling voor het werkleerrecht van jongeren (Wetsvoorstel investeren in jongeren (WIJ)), vooralsnog de leeftijdsgrens van 27 jaar. Op 27 jarige leeftijd vindt de definitieve beoordeling plaats over blijvende toepassing van de Wet Wajong. De inkomensondersteuning van de jongeren in de werkregeling die buiten hun schuld niet werken zal 75% van het wettelijk minimumloon zijn. Op het moment dat blijkt dat de nieuwe aanpak werkt (meer perspectief voor deze jongeren door het arbeidsaanbod en de ontstane arbeidsmogelijkheden) kan het kabinet bekijken of het percentage van 75% van het wettelijk minimumloon moet worden gehandhaafd. Werkregeling De ‘Werkregeling jonggehandicapten’ gaat ervan uit dat iedere jonggehandicapte inkomen heeft en dat (meer) werk moet lonen. Afhankelijk van de daadwerkelijke verdiensten, varieert de inkomensaanvulling. De inkomensondersteuning in de werkregeling kent twee fasen. De eerste fase begint na de voorlopige beoordeling van de jonggehandicapte doorgaans vlak voor de 18e verjaardag en eindigt op 27-jarige leeftijd als de definitieve beoordeling plaatsvindt. De jonggehandicapte die tenminste 5 jaar recht heeft gehad op arbeidsondersteuning, die vijf jaar inkomsten uit arbeid heeft genoten die overeenkomt met de resterende verdiencapaciteit en die geen perspectief meer heeft op verdere verbetering van de verdiencapaciteit kan op dat moment, dus al voor het bereiken van de 27-jarige leeftijd, in aanmerking komen voor de definitieve beoordeling doorstromen naar de tweede fase. Als de jonggehandicapte (jonger dan 27 jaar) werkt en daarmee tot 20 procent van het wettelijk minimumloon verdient, vult de overheid zijn inkomen straks aan tot 75 procent van het wettelijk minimumloon. Verdient de jonggehandicapte meer dan 20 procent van het wettelijk minimumloon, dan mag hij de helft van iedere 'extra' verdiende euro houden, zodat zijn inkomen hoger is dan 75 procent van het minimumloon en (meer) werken ook loont. Met de overheidsaanvulling kan zijn totale inkomen oplopen tot 100 procent van het minimumloon. Het totaal van de inkomensondersteuning en het inkomen uit arbeid mag niet meer dan 100% van het wettelijk minimumloon zijn. Definitieve beoordeling Bij de definitieve beoordeling van de jonggehandicapte uiterlijk op 27-jarige leeftijd – de tweede fase - wordt vastgesteld wat hij ondanks zijn handicap nog kan verdienen (resterende verdiencapaciteit), al dan niet met arbeidsondersteuning. Als de jonggehandicapte vanaf zijn 27ste zijn resterende verdiencapaciteit volledig benut, kan hij een inkomensondersteuning krijgen die zijn inkomen uit arbeid aanvult tot het wettelijk minimumloon. Bijvoorbeeld: als de jonggehandicapte 50% van het wettelijk minimumloon kan verdienen en dat bedrag ook daadwerkelijk verdient, kan hij een aanvulling krijgen tot 100% van het wettelijk minimumloon. Als hij daarentegen geen of een lager inkomen heeft dan hij theoretisch zou kunnen verdienen, is zijn totale inkomen lager, maar altijd minstens 75% van het wettelijk minimumloon. Voorwaarde is wel dat hij bereid is om te werken. 12 Voor een jonggehandicapte van 27 jaar of ouder die zijn resterende verdiencapaciteit waarmaakt en werkt met begeleiding van een jobcoach én met loondispensatie, kan het loon uit arbeid worden aangevuld tot 120% van het wettelijk minimumloon. Het recht op inkomensondersteuning vervalt als de jonggehandicapte zonder arbeidsondersteuning: 1. vijf jaar heeft gewerkt en daarna meer verdient dan 75% van het wettelijk minimumloon, of 2. gedurende één jaar meer dan 100% van het wettelijk minimumloon verdient. Werkaanbod Als het UWV een baan aanbiedt waarbij de jonggehandicapte geen 20% van het wettelijk minimumloon kan verdienen, zal een aanvulling worden gegeven tot 75% van het wettelijk minimumloon. Dit geldt ook voor jongeren in de werkregeling die buiten hun schuld geen werk hebben. Een weigering van werkaanbod of het niet meewerken aan re-integratie leidt tot beeindiging van de inkomensondersteuning. School of studie Er komt een aparte inkomensondersteuning voor jonggehandicapten die op school zitten of studeren. Naast studiefinanciering kunnen zij een inkomensondersteuning krijgen ter hoogte van 25 procent van het wettelijk minimumloon. Voor de studerende of schoolgaande jonggehandicapte die gaat werken, wordt het inkomen tot 25% van het wettelijk minimumloon niet gekort op de inkomensondersteuning. Naast de maatregelen primair gericht op de nieuwe instroom (vanaf 2010) presenteert het kabinet een aantal maatregelen gericht op werkgevers respectievelijk Wajongers, om meer mensen aan het werk te krijgen. Hiervan profiteren niet alleen toekomstige, maar ook de huidige Wajongers. Verder zet het kabinet ook in op de verbetering van de overgang van school naar werk en investeert in jeugdgezondheidszorg en jeugdzorg ter voorkoming van instroom in de Wajong. Ook is er een monitor beleidsonderzoek ingericht en een programma gericht op cultuurverandering en kennisdeling. 13