Liquiditeitsmanagement in de Vlaamse melkveehouderij Studiejaar: 2011-2012 Promotors: Prof. Dr. Ir. Jeroen Buysse (UGent, Faculteit landbouweconomie); Prof. Dr. Ir. Dirk Fremaut (Hogent, Faculteit Toegepaste bio-ingenieurswetenschappen) en Ir. Johan Achten (LIBA) Een melkveebedrijf is liquide als het in staat is om tijdig haar schulden op korte termijn terug te betalen. Bij een volatiele melkprijs zijn er, afhankelijk van de financiële bedrijfssituatie, momenten dat de facturen niet tijdig terug betaald kunnen worden. Melkveebedrijven komen door de stijgende kosten, de dalende subsidies en hun zwakke positie in de melkketen steeds vaker in liquiditeitsproblemen terecht. Hoe kunnen liquiditeitsproblemen voorkomen worden en welke kost hangt hier voor een Vlaamse melkveehouder aan vast? - Bram Agten (HoGent, Faculteit Toegepaste bio-ingenieurswetenschappen) De melkveehouderij is een sector in volle verandering. Door de stelselmatige hervormingen in het gemeenschappelijke landbouwbeleid wordt de melkveehouder steeds minder beschermd. Maar ook door hun zwakke positie in de melkketen, zullen het waarschijnlijk de melkveehouders zijn die deze melkprijsschommelingen zullen moeten opvangen. De melkveehouder zal doordacht moeten reageren op een volatiele melkprijs en hij is hierbij afhankelijk van zijn stijgende kostenstructuur. De kans op liquiditeitsproblemen vergroot, wat lijdt tot meer financiële onzekerheid. Als ondernemer zal de melkveehouder zich aan de nieuwe situatie moeten aanpassen. Een toekomst gerichte melkveehouder zal marktgerichter moeten gaan denken. Maar ook de technische resultaten zullen een steeds grotere rol gaan spelen. Een technisch goed draaiend melkveebedrijf ligt aan de basis van een financieel gezonde onderneming. Maar wanneer een melkveebedrijf technisch goede resultaten behaald, is het niet altijd vanzelfsprekend dat ook de financiële resultaten goed zijn. Het financieel management bepaalt mede de resultatenrekening. Door de toenemende volatiliteit in zowel de melkprijs als de grondstoffenprijzen, dient de resultaatrekening over een langere periode bekeken te worden. Afhankelijk van het risicoprofiel dat het melkveebedrijf heeft, dienen tijdelijke tekorten opgevangen te worden. In theorie ontstaat er een tekort wanneer de melkprijs onder de theoretische kritieke opbrengstprijs daalt. In de praktijk is ook de kritieke opbrengstprijs volatiel. In de praktijk is de kritieke opbrengstprijs volatiel. Het risicoprofiel dat bij een melkveebedrijf hoort, is afhankelijk van zijn bedrijfssituatie. Door risicobeperkende maatregelen te nemen, kan de volatiliteit bij de beschikbare liquide middelen ingeperkt worden. Een melkveehouder kan bijvoorbeeld op de termijnmarkt gaan handelen, gebruik maken van prijsgarantiesystemen of een doordacht financieel- en investeringsbeleid voeren. Maar aan elk van deze maatregelen hangt een specifieke kost die afgewogen dient te worden. Wanneer een melkveehouder op bepaalde momenten zijn facturen niet meer kan betalen, is het mogelijk dat de dagdagelijkse bedrijfsvoering in gevaar komt. Op langere termijn zal dit voor extra financiële problemen zorgen. Dit zal dus te allen tijde vermeden moeten worden. Een eigen geldbuffer kan een oplossing bieden. Maar ook een eigen geldbuffer aanleggen heeft een financiële kost. Enerzijds is er verlies aan rendement op eigen vermogen en anderzijds kan er met dit geld vervroegd kapitaal afgelost worden. Aangezien onnodig investeren niet aan de orde is, bepaalt het laatste de kost van een eigen geldbuffer. In een volgende stap kan de melkveehouder zijn leveranciers aanspreken. De melkveehouder dient er wel op te letten dat hij niet afhankelijk wordt van zijn leverancier. Het verlies aan onderhandelingsmarge of productkeuze zorgt er voor dat de verliezen nog groter worden. Bij een groter liquiditeitstekort is het dus verstandig om geld te lenen bij een bank. Hiervoor bestaan speciale kredieten zoals het kaskrediet of de straight loan (voorschot op vaste termijn), elk met een bepaalde financiële kost. Bij een kortere periode aan liquiditeitstekort of een kleiner bedrag wordt er gekozen voor het kaskrediet. Bij een groter bedrag aan liquiditeitstekort kan de melkveehouder voor de goedkopere straight loan kiezen. In uitzonderlijke situaties kan er een herfinanciering van de schulden aangevraagd worden. De herfinanciering kan wel niet standaard toegepast worden in het liquiditeitsmanagement. De melkveehouder kan via een optimale eigen geldbuffer en een juiste bedrijfsstructuur er voor zorgen dat de financiële kost van het liquiditeitsmanagement zo laag mogelijk kan gehouden worden. Om een antwoord te vinden op de vraag hoe de minimale financiële kost bereikt word, zal er overgegaan worden tot het opstellen van een wiskundig optimalisatiemodel. Dit model fungeert als tool om zo realistich mogelijk praktijksituaties in de computer te simmuleren. “Optimalisatie-“ duidt op het feit dat dit geldt in ideale situatie’s. De melkveehouder reageert in het model optimaal op de veranderende markt. In de praktijk reageert de melkveehouder niet zo optimaal waardoor de werkelijke liquiditieitskosten hoger zullen liggen. Het model werd opgesteld in samenwerking met Prof. Dr. Ir. Jeroen Buysse (Ugent) en Ir. Johan Achten (LIBA). Vooraleer aan de berekeningen kan begonnen worden, dient een realistische melkprijscurve gesimuleerd te worden. Hierbij wordt er gebruik gemaakt van een gemiddelde melkprijs van 30 euro per 100 liter melk met de melkprijsschommelingen van de wereldmarkt. Bij de simulatie wordt gewerkt met 1000 melkprijscurven telkens over een periode van 10 jaar. Onderstaande figuur toont een 20-tal melkprijscurven. De verschillende kleuren stellen verschillende melkprijscurven voor. Melkprijs (euro/liter FPCM) 0,4 0,3 0,2 0 20 40 60 80 Tijd (maanden) 100 120 Het model simuleert 1000 verschillende melkprijscurven voor een periode van 10 jaar. Door berekeningen op de melkprijscurven uit te voeren, kan de minimale financiële kost in verschillende situaties bekomen worden. In deze berekeningen varieert de bedrijfsgrootte, de kritieke opbrengstprijs en de periode aan melkprijsinformatie. Op deze manier worden de verschillende invloedsfactoren bekomen. Een eerste parameter met een grote invloed op de liquiditeitskost is de kritieke opbrengstprijs. Een melkveehouder met een hoge kritieke opbrengstprijs wordt hiervoor dubbel afgestraft. Enerzijds zal hij een lager netto resultaat kunnen bereiken en anderzijds zal hij een hogere liquiditeitskost hebben omdat er minder flexibiliteit is om op veranderende situaties in te spelen. Een bedrijf met een hogere kritieke opbrengstprijs zal vlugger extra liquide middelen moeten aanwenden, maar ook de bedragen zullen groter zijn. Dalende subsidies voor de Vlaamse melkveehouderij en hogere kosten leiden tot een hogere kritieke opbrengstprijs. Het zijn vooral jonge melkveehouders die door de relatief hogere investeringen vlugger in liquiditeitsproblemen komen. Een andere invloedsfactor die onderzocht werd is de periode dat de melkveehouder zijn melkprijs exact of bij benadering kent. Door bijvoorbeeld gebruik te maken van een prijsgarantiesysteem, een prijscontract, de termijnmarkt voor zuivel of door gewoonweg een vakblad te lezen, kan de melkveehouder over een langere periode de melkprijs inschatten. Deze langere periode aan melkprijsinformatie heeft tot gevolg dat de liquiditeitskosten kunnen gereduceerd worden. De melkveehouder kan zijn liquiditeitsmanagement aanpassen aan wat hem te wachten staat. Hij kan een grotere geldbuffer aanleggen wanneer een lagere melkprijs wordt verwacht of er kan vlugger gebruik gemaakt worden van een goedkopere straight loan. Wanneer een melkveehouder zich tegen het risico van een onbekende melkprijs probeert in te dekken, betaalt hij hiervoor een kost. Deze kost dient ten opzichte van de liquiditeitskost afgewogen te worden. Uit het model is gebleken dat het hebben van meer dan 6 maanden melkprijsinformatie niet noodzakelijk is. De verschillen met 9 of 12 maanden melkprijsinformatie zijn niet meer zo groot. Het lezen van vakbladen verlaagt de liquiditeitskost. Verder blijkt dat een leverancierskrediet van één maand een groot deel van de schommelingen kan opvangen. Goede contacten met de leveranciers zijn dan ook noodzakelijk. Er moet echter wel op gelet worden dat de onderhandelingsmarge hierdoor niet verloren gaat. Wanneer dit wel het geval is, weegt dit niet op tegen de verlaagde liquiditeitskost. Langer dan één maand gebruik maken van leverancierskrediet wordt dan ook niet geadviseerd. Als laatste kan besloten worden dat ook de bedrijfsgrootte een invloed heeft op de liquiditeitskost. Een groter melkveebedrijf heeft in verhouding een lagere liquiditeitskost. Dit is vooral te wijten aan het feit dat een groter melkveebedrijf vlugger gebruik kan maken van de goedkopere straight loan. De verschillen tussen een kleiner en een groter melkveebedrijf worden groter naargelang de kritieke opbrengstprijs stijgt. Op het gebruikte modelbedrijf (1.000.000 liter FPCM/jaar) varieert deze kost minimaal van 46 tot 3.005 euro per bedrijf per jaar. Minimaal verwijst naar het feit dat in de berekeningen verondersteld wordt dat de melkveehouder optimaal reageert. Als landbouwers dus minder goede beslissingen nemen dan gesimuleerd in het optimalisatiemodel, kan deze kost nog verder oplopen. Afhankelijk van de bedrijfssituatie zal de liquiditeitskost nog verder uiteen lopen. Door een doordacht liquiditeitsmanagement te voeren, kan deze kost in de hand gehouden worden. Als opmerking dient aangehaald worden dat een melkveehouder zijn bedrijfstoeslag jaarlijks pas in december ontvangt en niet verdeeld over het gehele jaar zoals gesimuleerd in dit model. Ook de overige opbrengsten worden in het model gelijkmatig verdeeld over het hele jaar. Aangezien er enige marge doorheen het jaar zit in de opbrengsten, de kostenstructuur en de technische resultaten, werd er in het model een ruwe schatting van de werkelijkheid gemaakt. Het model bootst dus onvoldoende de werkelijkheid na om concrete cijfers over de liquiditeitskost te geven. Wel kan het voldoende informatie geven over de invloedsfactoren op deze kost. Er kan dus besloten worden dat bepaalde parameters een invloed op het liquiditeitsmanagement kunnen uitoefenen. Afhankelijk van de bedrijfssituatie en de capaciteiten van de melkveehouder, zal de liquiditeitskost laag of hoog zijn. Het zijn vooral de jongere landbouwers die sneller problemen zullen ondervinden. Dit onderzoek kan alvast een duidelijker beeld geven over hoe de moderne melkveehouder als moderne ondernemer dient te reageren op de nieuwe realiteit.