Factsheet Video Analyse 10 Tips voor het gebruik van video feedback in training Aldo Hoekstra, KNLTB 1. Expliciet en impliciet leren Een impliciet leerproces vraagt zowel in de feedback als in de instructie om informatie over het resultaat of gevolg van de bewegingen. De video feedback zal zijn waarde vooral leveren als het een versterking geeft van de informatie over het resultaat of gevolg. Dit kun je mede versterken door via verbale ondersteuning de aandacht van de sporter te richten op deze punten bij het terugzien van de beelden. Ook het aanbrengen van lijnen en aanvullende informatie kunnen een oriëntatie op het resultaat versterken. Het is goed je te beseffen dat vaardigheden die vooral via een impliciet leerproces zijn ontwikkeld, meer bestendig zijn voor stress, vermoeidheid en multitasking (bv situaties waarin gelijktijdig tactische of strategische beslissingen moeten worden genomen). Een expliciet leerproces vraagt in de feedback en de aansluitende instructie en aanwijzingen om informatie over het verloop van de beweging. De videofeedback zal zijn waarde vooral leveren als het bewegingsverloop goed in beeld is gebracht. Daarbij zijn afwegingen vooraf rondom bijvoorbeeld de positie van waaruit je de beelden maakt, van evident belang. Opties als vertraagd en “beeld voor beeld” afspelen zijn krachtige overwegingen voor het gebruik van video als feedback instrument over het bewegingsverloop. Een expliciet leerproces heeft zijn waarde getoond voor het snel aanleren van nieuwe bewegingen of het maken van technische aanpassingen. 2. Voorkeur speler Personen hebben uiteenlopende voorkeuren en behoeften op het gebied van informatie en feedback. Feedback geladen met detail informatie zal niet bij iedereen eenzelfde uitwerking hebben. Evenzo zal globale informatie ook niet bij iedereen eenzelfde uitwerking hebben. Een goede indicatie welke type van informatie het meest effectief kan zijn voor de persoon, kun je halen uit zijn of haar persoonskenmerken. Kennis van deze persoonskenmerken kunnen je helpen om je feedback-effectiviteit te verhogen. 3. Zelfbeeld Het zien van je eigen performance wordt in het begin niet door iedereen direct als plezierig ervaren. Het kan impact hebben op iemands zelfbeeld en eigenwaarde. Die impact kan positief zijn, neutraal of negatief. Wees alert op dit effect van videobeelden en stel vast hoe de sporter er op reageert. Vraag daarbij vooral naar wat het zien van de beelden met de sporter doet. Wat vindt de sporter ervan? Tot welke gevoelens en gedachten leidt dat bij de sporter? Een positieve bijdrage op het zelfbeeld is een prettig “bij-effect”. Indien er aanleiding toe is, kun je het zelfs specifiek voor dit doel inzetten. 4. Richten van aandacht Video-feedback zonder begeleidend commentaar blijkt nauwelijks effect te hebben. Richt de aandacht van de sporter daarom op het door jou gekozen aandachtspunt en vertel kort en bondig waarop gelet moet worden. De belangrijkste regel hierbij is ‘minder is meer’. Als je feedback geeft, vraag je de sporter om tijdens de bewegingsuitvoering bewust de aandacht te richten op de besproken onderwerpen. Bewuste aandacht is schaars. Maak daarom een duidelijke keuze voor bij voorkeur één of maximaal twee aandachtspunten in de video. Laat je niet verleiden om en beperk je hiertoe. 5. Timing De feedback heeft het meeste impact als de sporter de informatie kan koppelen aan het aanwezige bewegingsgevoel. Met name bij gebruik van videofeedback in techniek training waar het leren of verbeteren van bewegingsuitvoeringen centraal staat. De koppeling aan bewegingsgevoel lukt het best als de feedback kort na de bewegingsuitvoering gegeven kan worden. Als vuistregel kan een periode van ‘enkele seconden tot maximaal enkele minuten’ worden aangehouden. Een methode om de aansluiting bij het bewegingsgevoel te vergroten is de sporter kort tijd te geven om aan de hand van zijn bewegingsgevoel snel te reflecteren op de geleverde performance. De coach kan dit faciliteren door het gericht stellen van vragen. Aansluitend kan de feedback plaatsvinden en de informatie daaruit in relatie worden gebracht met het bewegingsgevoel. De sporter kan hiermee een beter verband gaan leggen tussen wat het gevoel zei dat er gebeurde en wat er werkelijk gebeurde. De eigen feedback systemen worden daardoor mede ontwikkeld. Ook draagt een korte periode van reflectie bij tot het focussen van de aandacht op het verwerken van de informatie die verstrekt gaat worden. 6. Zelfgestuurde feedback Een risico is dat de sporter afhankelijk wordt van de feedback die je geeft en deze nodig blijft hebben om goed te presteren. Uiteindelijk moet de sporter in staat zijn om op basis van zijn eigen feedbacksysteem (o.a. zien, horen, bewegingsgevoel) te ervaren in hoeverre de beweging succesvol was en of/hoe de beweging eventueel aangepast moet worden. Een manier om dit te bewerkstelligen is om gebruik te maken van zelfgestuurde feedback. Het idee hierachter is simpel: de sporter mag zelf bepalen wanneer en dus ook hoe vaak hij feedback krijgt. Naar deze vorm van feedback wordt steeds meer onderzoek gedaan en het resulteert vaak in een betere prestatie dan vormen waarin het moment en de frequentie van feedback worden opgelegd. Opvallend aspect in deze onderzoeken is dat bewegers geneigd zijn om juist feedback te vragen na goede pogingen. Ook komt in deze onderzoeken naar voren dat de sporters in de regel steeds minder feedback vragen in de loop van hun leerproces. 7. Doel van de training Denk van te voren na of de vorm van feedback die je gaat hanteren effectief is voor het doel van de training. Feedback met videobeelden is vooral waardevol bij het (aan)leren van nieuwe technieken of het verbeteren en verfijnen van bestaande bewegingsuitvoering. Zeker bij bewegingen waarbij meerdere lichaamssegmenten betrokken zijn en de onderlinge afstemming daarvan (in tijd of ruimte) belangrijk is. Ook in situaties waarbij de bewegingsuitvoering is gerelateerd aan een extern punt of een persoon geeft directe videofeedback relevante informatie voor verbetering binnen de training. Met behulp van de videobeelden kan dan direct relevante informatie worden verstrekt voor het lopende leerproces. In situaties waarin andere trainingsdoelen op de voorgrond staan, bijvoorbeeld conditionele aspecten, zijn andere vormen van feedback effectiever. Zo zal men bij een conditie training meer waarde hebben aan feedback over de intensiteit van de inspanning (bv via HF monitoring, snelheid of tussentijden). Bij het trainen van ritme is daarentegen auditieve feedback weer het meest effectief. Kortom, kies die vorm van informatie en feedback die aansluit op je belangrijkste doel van de betreffende training. 8. Planning in seizoen Video feedback en het achterliggende doel van de inzet kunnen tijdelijk een negatief effect hebben op het prestatievermogen van een sporter. Houdt in voorkomende gevallen dus rekening met het tijdsverloop waarin je tot een positief trainingseffect kan komen. Videofeedback creëert ook extra aandacht voor de bewegingsuitvoering en technische aspecten. Deze aandacht is niet in alle fasen van je trainingsplanning nadrukkelijk gewenst. Laat het gebruik van video feedback de periodisering volgen van het trainings- en wedstrijdprogramma en zorg dat het met een passende intensiteit wordt ingezet. 9. Vaste setup en routine Kies bij voorkeur steeds voor eenzelfde opstellingen en ordening van je apparatuur. Hoe vertrouwder de setting, hoe minder ruis deze creëert. Hetzelfde geld voor de routine die je hanteert. Een in de praktijk goed werkbaar gebleken routine is de volgende: Laat de sporter eerst de beelden op normale snelheid 1 of enkele malen terugzien, zonder daarbij als coach commentaar te leveren. Wees er zeker van dat het punt dat je wilt benadrukken in je commentaar goed zichtbaar is. Benoem je specifieke aandachtspunt, toon de beelden opnieuw, zorg daarbij dat het aandachtspunt goed zichtbaar is en laat de sporter er commentaar bij geven. Geef daarna je eigen commentaar. Waar nodig kun je door terugspoelen, slow-motion en framevoor-frame afspelen e.e.a. nog verder verduidelijken. Hulpfuncties als het tekenen van hoeken en lijnen of 2 beelden naast elkaar kunnen worden gebruikt om aandachtspunten uit te vergroten. Formuleer vervolgens je aanwijzingen en instructie op een manier die aansluit bij je leermethodiek die je nastreeft. 10. Beheer database Het kan voor toekomstige situaties en trainingsdoelstellingen uiterst nuttig zijn om te beschikken over vroegere opnames. Leg daarom een archief aan dat effectief is opgebouwd en snel doorzocht kan worden.