Niet-nakoming van overeenkomsten: niet-toerekenbaar

advertisement
© NEVI
pag.: 1 van 4
code: INP-CON-kre-035-bl.doc
Niet-nakoming van overeenkomsten:
niet-toerekenbaar tekortschieten (overmacht)
Tekortschieten in het nakomen van een overeenkomst betekent dat diegene die moet
presteren dat helemaal niet doet, of niet op tijd, of niet behoorlijk. Er is pas sprake van nietnakoming als de prestatie opeisbaar is en de debiteur niet heeft gepresteerd. Om te
kunnen beoordelen of niet, te laat of ondeugdelijk is gepresteerd, dient de inhoud van de
verbintenis nauwkeurig te zijn vastgesteld.
Afhankelijk van de oorzaak kan worden vastgesteld of het niet nakomen een wanprestatie
betreft of dat het een gevolg van overmacht is. Deze begrippen sluiten naadloos op elkaar
aan: het is óf wanprestatie óf overmacht. Het is van belang te weten of er sprake is van
wanprestatie of overmacht omdat daaraan verschillende (rechts)gevolgen zijn verbonden.
Het fundamentele verschil tussen wanprestatie en overmacht is dat in het eerste geval de
niet-nakoming toe te rekenen is aan de schuldenaar en in het tweede geval niet.
In dit artikel bespreken we overmacht. Over overmacht, in het BW aangeduid als niet
toerekenbare tekortkoming (art. 6:75 BW), leven in de praktijk vaak misverstanden.
Regelmatig doen partijen een beroep op overmacht, in het handelsverkeer ook wel force
majeur genoemd. Dit is echter vaak ten onrechte. Wanneer kan men met recht een beroep
op overmacht doen en wat zijn de gevolgen van zo’n terecht beroep op overmacht? Deze
en andere vragen komen hierna aan de orde.
Vereisten voor overmacht
In de wet (art. 6:75 BW) wordt overmacht omschreven als: een tekortkoming die niet te
wijten is aan de schuld van de debiteur en die niet voor zijn risico komt. De kernbegrippen
zijn tekortkoming, schuld en risico. Wil men met succes een beroep op overmacht doen,
dan dient aan een aantal vereisten te zijn voldaan:
• Er moet sprake zijn van een verhindering c.q. tekortkoming (in de nakoming van een
verbintenis).
• De verhindering c.q. tekortkoming mag niet voorzienbaar zijn.
• Het tijdstip van de verhindering c.q. tekortkoming moet plaatshebben vóórdat de
prestatie opeisbaar is.
• De verhindering c.q. tekortkoming mag niet te wijten zijn aan de schuld van de
schuldenaar.
• De verhindering c.q. tekortkoming mag niet voor risico van de schuldenaar zijn.
Tekortkoming van de schuldenaar in de nakoming van een verbintenis
De wet eist niet dat de prestatie absoluut onmogelijk moet zijn. Er moet sprake zijn van een
tijdelijke of blijvende onmogelijkheid om te presteren. Let erop dat bij genuskoop geen
sprake van verhindering is zolang de in de overeenkomst genoemde soortzaken nog
ergens zijn te verkrijgen. Bij specieskoop is bij tenietgaan nakoming onmogelijk. Een
schuldenaar zal zich met succes op overmacht kunnen beroepen indien een tekortkoming
is ontstaan buiten zijn schuld, terwijl die tekortkoming evenmin voor zijn risico mag komen.
Geen voorzienbaarheid van de verhindering
Voorzienbare omstandigheden komen voor risico van de schuldenaar en leveren géén
overmacht op. De gebeurtenis die de verhindering veroorzaakt, mag niet te voorzien zijn
geweest op het moment dat de overeenkomst werd gesloten.
© NEVI
pag.: 2 van 4
code: INP-CON-kre-035-bl.doc
Voorbeeld: een veehandelaar heeft vee verkocht, over drie weken te leveren op een
bepaalde datum. Op die datum wordt hij geconfronteerd met een daags daarvoor
afgekondigd algeheel vervoersverbod van vee op grond van plotseling uitgebroken
varkenspest. Deze veehandelaar kan zich beroepen op overmacht. Bij het sluiten van de
overeenkomst kon hij niet weten dat er een vervoersverbod zou worden afgekondigd. Niet
alleen een wettelijk voorschrift (zoals in dit voorbeeld het vervoersverbod), maar ook
gevaar voor eigen leven of gezondheid kunnen prestatie onmogelijk maken. Beide leveren
vaak een beroep op overmacht op.
Tijdstip van de verhindering/tekortkoming
De verhindering moet hebben plaatsgevonden vóórdat moet worden gepresteerd (in het
voorbeeld de fatale termijn). Met andere woorden: een verhindering om te presteren of een
andere tekortkoming die na de fatale termijn optreedt, levert geen beroep op overmacht op
(art. 6:84 BW). Er zou immers niets aan de hand zijn geweest als de leverancier op tijd had
geleverd.
De verhindering is niet de schuld van de debiteur
Schuld ontbreekt bijvoorbeeld bij natuurverschijnselen, zoals orkaan, blikseminslag en
overstroming. Schuld kan ook (maar niet altijd) ontbreken bij bijvoorbeeld brand, machinestoring, enzovoort. Vaak betreft schuld een handelen of nalaten van de debiteur zelf. Als
een situatie van overmacht door toedoen van de debiteur is ontstaan (hij heeft daaraan
schuld), dan kan er geen beroep op overmacht worden gedaan. Daarvan is onder andere
sprake als hij het tekortschieten redelijkerwijs had kunnen afwenden of voorkomen.
De verhindering komt niet voor risico van de debiteur
De omstandigheden die voor risico van de schuldenaar komen, kunnen worden onderverdeeld in drie categorieën. ‘Voor risico’ wil zeggen dat de schuldenaar is verplicht tot
schadevergoeding, ook al heeft hij geen schuld. In art. 6:75 BW worden deze categorieën
uitdrukkelijk genoemd. Het gaat daarbij om omstandigheden die voor rekening van de
schuldenaar dienen te komen. Deze omstandigheden komen voor risico van de debiteur
ingevolge de wet, een rechtshandeling, of verkeersopvattingen.
In het BW komen enkele bepalingen voor waarbij in bijzondere gevallen het risico bij de
schuldenaar wordt gelegd. De debiteur is aansprakelijk voor gedragingen van hulppersonen en voor het gebruik van zaken bij uitvoering van de verbintenis:
• In het algemeen zijn schuldenaren aansprakelijk voor de personen die, al dan niet in
dienstverband, voor de prestatie worden gebruikt, de zogenaamde hulppersonen
(art. 6:76 BW). Winkeliers zijn aansprakelijk voor winkelpersoneel, een verhuisbedrijf
voor de verhuizers, leveranciers voor hun toeleveranciers, enzovoort. Een te late
levering van een leverancier is geen overmacht indien die te late levering het gevolg is
van een toerekenbaar te late levering van zijn toeleverancier.
• Een schuldenaar is in het algemeen ook aansprakelijk voor zaken die hij ter uitvoering
van zijn verplichtingen gebruikt; de hulpzaken (art. 6:77 BW).
Men kan ook door middel van een rechtshandeling (bijvoorbeeld een overeenkomst)
bepaalde risico’s voor zijn rekening nemen. De wettelijke regels met betrekking tot
overmacht zijn namelijk van aanvullend recht. Of sprake is van niet-toerekenbare
tekortkoming is dus mede afhankelijk van datgene wat partijen over overmacht hebben
afgesproken. Vaak wordt dit vastgelegd in algemene voorwaarden. Een beroep op
overmacht kan bijvoorbeeld worden uitgesloten doordat een partij iets garandeert.
© NEVI
pag.: 3 van 4
code: INP-CON-kre-035-bl.doc
De in het handelsverkeer geldende opvattingen komen in de praktijk nog het meeste voor.
Zij zijn in het algemeen ook het moeilijkst te bepalen. Er zijn geen algemene regels te
geven. In ieder geval is een verhindering wel voor rekening van een schuldenaar als het
omstandigheden betreft die bij het aangaan van de verbintenis voorzienbaar waren. Het
gaat er daarbij niet om of men wist dat de prestatie onmogelijk zou zijn, maar of men dat
had moeten weten. Als men in het algemeen vindt, dat een bepaalde omstandigheid
overmacht oplevert, dan wordt dat door de rechter erkent.
De volgende omstandigheden kunnen al dan niet voor rekening van de schuldenaar komen
op grond van de verkeersopvattingen:
• Financieel onvermogen. Een koper die niet kan betalen wegens geldgebrek (door
insolventie, faillissement of hoe dan ook), kan zich om die reden nooit op overmacht
beroepen. Geldgebrek komt voor zijn risico.
• Ziekte van de schuldenaar. Hierbij hangt het ervan af of de prestatie alleen door de
schuldenaar zelf kan worden geleverd of ook door anderen. Een zieke pianist zal zich in
principe wel op overmacht kunnen beroepen (hij moet persoonlijk leveren), maar een
zieke aannemer in het algemeen niet.
• Gevaar voor eigen leven of dat van een ander. Van een schuldenaar kan niet worden
verlangd dat hij een overeenkomst uitvoert en daarbij zijn eigen leven of dat van een
ander op het spel zet. Zodra dat het geval is, zal hij zich met succes op overmacht
kunnen beroepen.
• Werkstaking. Als de staking te wijten is aan persoonlijke omstandigheden van de
debiteur, bijvoorbeeld doordat hij zelf de werkstaking heeft veroorzaakt door niet in te
gaan op gerechtvaardigde eisen van zijn personeel, is de staking aan zijn schuld te
wijten en niet aan te merken als overmacht. Een staking in een gehele bedrijfstak zal
echter in het algemeen niet voor rekening van de debiteur komen.
Gevolgen van overmacht
Gevolgen voor de schuldenaar
Het algemene gevolg van een terecht beroep op overmacht is dat de schuldenaar van zijn
verplichtingen is bevrijd:
• Hij hoeft niet na te komen.
• Hij is niet verplicht tot vergoeding van schade van zijn wederpartij.
Bij tijdelijke overmacht worden de verplichtingen van de schuldenaar opgeschort. Deze
verplichtingen herleven bij beëindiging van de overmachtstoestand. Zo zijn bijvoorbeeld de
verplichtingen van een productiebedrijf dat ten gevolge van overmacht een periode niets
kan produceren, gedurende die overmachtstoestand opgeschort. Na beëindiging van die
toestand moet het bedrijf echter weer normaal leveren en zich bovendien inspannen om
de schade van haar afnemers zo veel mogelijk te beperken.
De schuldeiser heeft wel de bevoegdheid om de (wederkerige) overeenkomst te ontbinden,
op grond van art. 6:265 BW. Dit artikel geeft aan op welke gronden ontbinding mogelijk is
en stelt daartoe als eisen een wederkerige overeenkomst én een tekortkoming waartoe
verzuim is vereist, tenzij nakoming tijdelijk of blijvend onmogelijk is. Bij blijvende overmacht
gaan de verplichtingen van de schuldenaar en schuldeiser formeel niet teniet. Op een
grond van de wederkerigheid van de overeenkomst en zijn opschortingsrecht is de
schuldeiser echter niet verplicht tot zijn prestatie. Hij hoeft geen ontbinding of vernietiging
van de overeenkomst te vragen. Het tenietgaan van zijn verplichtingen (verbintenissen) is
het juridisch gevolg van de overmachtstoestand.
© NEVI
pag.: 4 van 4
code: INP-CON-kre-035-bl.doc
Gevolgen voor de schuldeiser
Uiteraard kan de schuldeiser géén nakoming of (vervangende dan wel aanvullende)
schadevergoeding eisen. Moet de schuldeiser wellicht aan zijn verplichtingen voldoen,
hoewel daar geen prestatie tegenover staat nu de schuldenaar een terecht beroep op
overmacht doet? Het Burgerlijk Wetboek geeft géén duidelijk antwoord op deze vraag
(echter wel in bepaalde gevallen, zoals bij huur- en arbeidsovereenkomsten), zodat strikt
juridisch het antwoord ‘ja’ zou moeten zijn. De schuldeiser heeft immers zijn eigen
verplichtingen (bijvoorbeeld betaling van de koopprijs), die in wezen los staan van de
verbintenissen van zijn wederpartij.
Toch is het antwoord ‘nee’. Algemeen (in rechtspraak en rechtspraktijk) wordt aangenomen
dat de prestatie van schuldenaar en schuldeiser niet los van elkaar zijn te denken. Met
andere woorden: gaan de verbintenissen van de schuldenaar teniet door overmacht, dan
gaan ook de verbintenissen van zijn wederpartij teniet, ook van rechtswege. Eventueel
nadeel dat beiden hebben of dat een van beiden heeft, kunnen zij niet op elkaar verhalen.
Ieder draagt zijn eigen schade. Men kan het ook zo formuleren dat blijvende overmacht het
einde betekent van de contractsband. Deze regel vloeit voort uit de redelijkheid en
billijkheid.
Download