Honing is slechts suiker

advertisement
Honing is niet meer dan suiker
Volgens heel wat leerboeken over voeding verschilt honing nauwelijks van ‘gewone’ suiker. Honing bestaat immers
voor 70% tot 80% uit koolhydraten, de resterende 20% is water. Daarbij zou het aandeel van voedingstoffen zoals
mineralen, vitaminen, aromaten en eiwitten, te gering zijn om er bijzondere voedingswaarde aan toe te schrijven.
Voedingswaarde wordt anders ingeschat
Bovenstaande opvatting stamt uit een tijd waarin men de complexe samenstelling van voedingsmiddelen en de
werking van sommige plantaardige bestanddelen niet voldoende kende.
Lange tijd werd de gezondheidswaarde van voeding beoordeeld op de aanwezigheid van slechts enkele voedingstoffen. Het feit of vitaminen al dan niet aanwezig waren, was een zeer belangrijk criterium. Hoe méér vitaminen
een gerecht of drank bevatte, hoe gezonder men het achtte. Of er nog andere belangrijke ingrediënten voorhanden
waren, werd over het hoofd gezien. Een opvatting die ook vandaag nog leeft.
Tijdens discussies over het belang van honing in de voeding wordt vaak geopperd dat dit product, op grond van
zijn hoog suiker- en laag vitaminegehalte, niet gezonder is dan gewone ‘huishoudsuiker’. Deze bewering tracht
men o.m. te bewijzen met de vaststelling dat je ongeveer vier kilogram honing zou moeten eten om te voldoen aan
je dagelijkse behoefte aan vitamine B1.
Dergelijke vergelijkingen zijn in de hedendaagse voedingsleer niet langer relevant. Het principe ‘een grote hoeveelheid staat voor een grote effectiviteit’ en ‘een kleine hoeveelheid is gelijk aan een gering resultaat’, klopt vaak
niet als het om de werking van het menselijk organisme gaat. In de natuur komen vitaminen en mineralen niet geisoleerd voor, maar steeds in combinatie met andere stoffen. Het zijn juist deze veelvoudige verbindingen die een
optimaal gebruik van de voedingstoffen waarborgen.
Een samenspel van vele elementen
De waarde van een voedingsproduct voor de gezondheid van de mens is ondermeer afhankelijk van de snelheid
en de omvang waarmee het van de darm in het bloed en vervolgens in de lichaamcellen opgenomen wordt. Mineralen en sporenelementen kunnen slechts in zeer kleine hoeveelheden geabsorbeerd worden. Om - bijvoorbeeld ijzermineralen vlot op te nemen is het noodzakelijk dat het voedingsmiddel eveneens voldoende vitamine C, koper
en mangaan bevat. In honing zijn deze vier elementen gelijktijdig aanwezig.
Ook de werking van bv. magnesium is vrij complex. Dit mineraal kan slechts doorheen de darmwand passeren
wanneer in het voedsel tegelijkertijd de vitaminen B1, B2 en B6 aanwezig zijn. Honing levert ze, naast magnesium,
alle drie. Daarenboven speelt de combinatie van magnesium en vitamine B6 een belangrijke rol in het stofwisselingsproces. De coöperatie van beide componenten werkt rustgevend, ontspant de spieren en beschermt het hart.
Deze samenwerking zorgt voor een beter resultaat dan de som van hun afzonderlijke activiteit.
Voor een doeltreffende werking van de vitaminen spelen plantaardige kleurstoffen een belangrijke rol. In het plantenrijk zelf vervullen zij verschillende taken: in de bloesems lokken zij insecten, in de bladeren en stengels verjagen
ze - door middel van hun bittere smaak - parasieten en in de vruchten slaan ze er de vitaminen in op.
De kleurstoffen in honing behoren hoofdzakelijk tot de zgn. flavonoïden (1), waarvan om en bij de 5000 verschillende verbindingen bekend zijn. Zij zijn van groot belang voor de menselijke gezondheid. Zo voorkomt het helgele
quercetine (2) dat de zuurstof de aanwezige vitamine C afbreekt. Hierdoor wordt de levensduur van het vitamine
verlengd zodat het langer kan deelnemen aan het stofwisselingsproces.
Veel van deze flavonoïden hebben de eigenschap de schadelijke invloed van zgn. vrije zuurstofradicalen op de
lichaamcellen af te remmen, waardoor ze de bloedvaten beschermen voor ontstekingen.
(1) Flavonoïden zijn een uitgebreide groep organische verbindingen in het plantenrijk en komen vooral voor in geneeskrachtige kruiden, fruit,
groenten, zaden, noten en op planten gebaseerde dranken zoals thee en wijn. Ze dragen in belangrijke mate bij aan de smaak van voedingsmiddelen. Het zijn kleurstoffen die verantwoordelijk zijn voor de felle kleuren van fruit, groenten en bloemen, maar ook van de herfstkleuren van
bladeren. De kleuren kunnen uiteenlopen van geel tot rood en donkerpaars.
(2) Quercetine (C15H10O7) is een flavonoïde die o.m. voorkomt in kappertjes, appels, rode wijn, broccoli, boerenkool, sperziebonen, tomaat en
uien. Het zou, naast de geciteerde werking als antioxidant, ook een cholesterolverlagend effect hebben.
Download