Veiligheidsprocedures bij werken aan hoogspanning: de vitale 5-7-8

advertisement
Veiligheidsprocedures bij werken aan
hoogspanning: de vitale 5-7-8
INLEIDING
Bij het werken aan elektrische installaties wordt er steeds aangeraden om
spanningsloos te werken teneinde de risico’s voor elektrisering en zeker elektrocutie
tot een strikt minimum te beperken. Bij laagspanning zal men, omwille van het
waarborgen van de bedrijfszekerheid, soms wel onder spanning werken. Bovendien
zal men bij het zoeken naar fouten in een elektrische laagspanningsinstallatie soms
toch metingen of schakelprocedures onder spanning uitvoeren. Bij een elektrische
hoogspanningsinstallatie moet men echter altijd spanningsloos werken.
Teneinde op een veilige manier
• een hoogspanningsinstallatie spanningsloos te maken,
• de vereiste werken uit te voeren,
• diezelfde hoogspanningsinstallatie terug onder spanning te plaatsen en in
gebruik te nemen,
is het noodzakelijk de zogenaamde VITALE 5 te respecteren. Meer recent wordt de
VITALE 5 meer en meer uitgebreid tot de VITALE 7 (VITALE 5 aangevuld met twee
extra stappen) en de VITALE 8 (VITALE 5 aangevuld met drie extra stappen). Deze
VITALE 5, VITALE 7 en VITALE 8 worden hier in dit artikel besproken.
Aan het schakelen van hoogspanningsinstallaties zijn steeds risico’s verbonden. Naar
personenbeveiliging toe wordt daarom ook extra uitleg gegeven over het vereiste
minimum aan te gebruiken persoonlijke beschermingsmiddelen.
03/13-1
Figuur 1: Veiligheidsaspecten bij werken aan hoogspanningsinstallaties
Zoals Figuur 1 weergeeft,
• heeft het schakelen op hoogspanning dus een veilige procedure (de VITALE 57-8) nodig,
• is er veilig materieel alsook een goede infrastructuur nodig (met o.a.
persoonlijke beschermingsmiddelen),
• zijn bevoegde medewerkers nodig.
Vanuit die laatste vereiste geldt de regelgeving dat enkel werknemers met een BA4 of
een BA5 attest de bevoegdheid hebben om werkzaamheden uit te voeren aan de
betreffende elektrische installaties. Enkel mensen met een BA4 of een BA5 attest
mogen de ruimtes met elektriciteitsdienst betreden. Deze attesten worden door de
werkgever toegekend op basis van kennis (bekomen door opleiding en ervaring).
Hierbij wordt rekening gehouden met de aard en de verscheidenheid van de installatie
alsook met de verscheidenheid aan activiteiten.
De VITALE 5-7-8 beschrijven een volgorde van handelingen die de veiligheid van de
werknemers helpt waarborgen. Deze handelingen worden straks uitvoerig besproken
met hierbij de nodige aandacht voor de vereiste infrastructuur en schakelinrichting
(met ondermeer aandacht voor de gebruikte types schakelaars).
03/13-2
HOOGSPANNING VERSUS LAAGSPANNING
De VITALE 5-7-8 veiligheidsprocedures worden niet enkel toegepast bij
hoogspanning maar ook bij laagspanning. Inderdaad, het is belangrijk de VITALE 5-78 zoveel mogelijk toe te passen bij laagspanning want ook laagspanningsinstallaties
kunnen gevaarlijk zijn. Toch dient men hierbij te vermelden dat niet steeds alle
stappen van de VITALE 5-7-8 in de praktijk uitgevoerd kunnen worden bij
laagspanningsinstallaties (het is bijvoorbeeld niet steeds mogelijk om de installatie te
vergrendelen of het buiten spanning geplaatste deel te aarden). Hier concentreren we
ons evenwel vooral op het toepassen van de VITALE 5-7-8 bij hoogspanning.
Het onderscheid tussen laagspanning en hoogspanning wordt weergegeven in Figuur
2. De indeling in Figuur 2 maakt een onderscheid tussen laagspanning en
hoogspanning maar vermeldt het begrip middenspanning niet. Hoewel de gebruikte
definities kunnen afwijken, spreekt de IEC 62271-200 norm van middenspanning bij
spanningsniveaus tussen 1kV en 52kV. Vanuit veiligheidsstandpunt vallen die
middenspanningsniveaus evenwel binnen de categorie hoogspanning. Hoewel 36kV
netten (ook 33kV en 30kV netten), 22kV netten en 11kV netten
middenspanningsnetten zijn, worden werken aan deze netten beschouwd als werken
aan hoogspanningsinstallaties.
Figuur 2: Indeling hoogspanning en laagspanning
Naast hoogspanning en laagspanning, beschrijft de tabel in Figuur 2 ook nog het
begrip “zeer lage spanning”. Deze categorie bevat spanningsniveaus die, afhankelijk
03/13-3
van de toestand van het lichaam of de ruimte waarin het lichaam zich bevindt
(bijvoorbeeld veel of weinig in aanraking komen met water), al of niet kunnen
beschouwd worden als “veilig”. Met “veilig” wordt bedoeld dat de stroom door het
menselijk lichaam geen gevaarlijke waarden kan aannemen. De bijhorende spanningen
noemt men dan “zeer lage veiligheidsspanningen”. In dit artikel gaan we evenwel niet
verder in op het gebruik van een zeer laag spanningsniveau.
ELEKTRISERING, ELEKTROCUTIE EN VLAMBOGEN
Elektrisering (stroom door het lichaam) en elektrocutie (te grote en te langdurige
stroom door het lichaam met de dood tot gevolg) komt voor wanneer er aan twee
voorwaarden voldaan is:
-
er is een externe spanningsbron aanwezig,
het lichaam maakt deel uit van een gesloten stroomkring.
Een stroompad door het lichaam wordt bij laagspanning bekomen bij de aanraking van
een actieve geleider (rechtstreekse aanraking) of bij de aanraking van een toevallig
onder spanning staand deel (onrechtstreekse aanraking). Bij hoogspanning is het niet
eens nodig een actieve geleider of een onder spanning staand deel aan te raken
teneinde elektrisering te bekomen. Reeds bij het te dicht naderen van onder spanning
staande delen kan een vlamboog ontstaan wat elektrisering en zelfs elektrocutie tot
gevolg heeft. Bij hoogspanning hanteert men soms de vuistregel dat een minimale
afstand van 1cm/1kV gerespecteerd moet worden.
Figuur 3 toont in het zwart de actieve geleider die zeker niet aangeraakt mag worden.
Hier rond is een rood gekleurde “zone onder spanning” aanwezig. Bij het
binnendringen van deze zone kan een vlamboog, elektrisering en elektrocutie ontstaan.
Inderdaad, doorslag van de lucht tussen de geleider en het binnendringende
lichaamsdeel kan voor stroom doorheen het menselijk lichaam naar de aarde zorgen.
03/13-4
Figuur 3: Indeling gevarenzones
Binnen het AREI definieert men de afstand D L t.o.v. de actieve geleider als de zone
onder spanning. Figuur 3 geeft D L -waarden bij diverse spanningsniveaus. De afstand
D V bepaalt de nabijheidszone waar extra opgelet moet worden om zeker niet in de
“zone onder spanning” binnen te dringen. Hoewel werken binnen de nabijheidszone –
met gepaste veiligheidsmaatregelen – toegelaten is, vermijdt men dit best zoveel
mogelijk.
Niet alleen een elektrische stroom doorheen het lichaam is gevaarlijk, een vlamboog
(die bijvoorbeeld kan ontstaan ten gevolge van een kortsluiting) zoals weergegeven in
Figuur 4 is op zich ook erg gevaarlijk. De vlamboogtemperatuur varieert tussen
3000°C en 20000°C. De infrarode straling aanwezig in de vlamboog zorgt voor
brandwonden, verbranding van de luchtwegen, … De ultraviolette component in de
straling zorgt voor verblinding, lasogen, … De ernst van de verwondingen neemt toe
wanneer gesmolten metaal op de mens geprojecteerd wordt (die condenseert op de
huid). Het inademen van metaaldampen houdt eveneens gezondheidsrisico’s in.
03/13-5
Figuur 4: Vlamboog
KWALITATIEVE ASPECTEN BIJ ELEKTRISERING
Bij elektrisering of elektrocutie is het niet zozeer de spanning over het lichaam, maar
wel de stroom doorheen het lichaam die gevaarlijk is. De hoeveelheid energie die
ontwikkeld wordt kan men beschrijven met de Wet van Joule:
W = I² x R x t
De hoeveelheid energie per tijdseenheid is een maat voor het vermogensverlies dat in
het lichaam ontstaat.
P = I² x R, met P = W/t
De hoeveelheid energie (warmte) dat in het lichaam ontwikkeld wordt, is afhankelijk
van:
-
de grootte van de stroom,
de weerstand van het lichaam (die mede bepaald wordt door het gevolgde pad
doorheen het lichaam),
de tijdsduur van de stroom door het lichaam.
Bij hoogspanning is de hoeveelheid energie in het lichaam flink groter dan bij
laagspanning, toch dient opgemerkt te worden dat ook laagspanning zeer gevaarlijk
kan zijn. Een rekenvoorbeeld kan dit illustreren. Stel dat een spanning van 230V over
een menselijk lichaam komt te staan en dat deze een totale weerstand van ongeveer
03/13-6
1000 Ω (lichaamsweerstand zoals aangenomen door het AREI bij een natte huid; art.
31) heeft. Er vloeit dan 0,23 A door dat menselijk lichaam en er wordt een vermogen
ontwikkeld van 52,9W. Deze warmteontwikkeling is te vergelijken met de
warmteontwikkeling van een klassieke gloeilamp.
Bij hoogspanning is de warmteontwikkeling evenwel vele keren groter. Stel dat een
spanning van 8,7 kV over het menselijk lichaam komt te staan. Wanneer ook hier een
totale lichaamsweerstand van 1000 Ω verondersteld wordt, dan vloeit er maar liefst 8,7
A door het menselijk lichaam (zelfs stromen van minder dan 1 A zijn zondermeer
dodelijk). De vermogen dissipatie bedraagt bijna 76 kW wat te vergelijken is met het
vermogen van een viertal condenserende gaswandketels met ingebouwde boiler. Het
menselijk lichaam blootstellen aan hoogspanning is dan ook extreem gevaarlijk.
BEVEILIGINGSMAATREGELEN TEGEN RECHTSTREEKSE AANRAKING
De bescherming tegen rechtstreekse aanraking, bij hoogspanning, moet ofwel bij de
constructie van het elektrisch materieel zelf gebeuren ofwel tijdens de installatie
verwezenlijkt worden. De aanraking van actieve delen moet onmogelijk gemaakt of
sterk bemoeilijkt worden
-
door middel van omhulsels
De bescherming wordt bekomen wanneer de niet-beschermde actieve delen
zodanig omgeven zijn dat elke aanraking met deze delen onmogelijk is. Een
dergelijk omhulsel is bijvoorbeeld een kast uit metaal of een isolerende stof. De
eisen waaraan het omhulsel moet voldoen, worden uitvoerig besproken in
artikel 42 van het AREI.
ofwel
-
door middel van hindernissen
De bescherming wordt bekomen wanneer de niet-beschermde actieve delen
zodanig omgeven zijn dat elke aanraking met deze delen onmogelijk is. Maar
hier gebeurt dit bijvoorbeeld met behulp van een wand. De te respecteren
afstand van de wand tot de niet beschermde actieve delen wordt uitvoerig
besproken in artikel 44 van het AREI.
03/13-7
ofwel
-
door middel van isolatie
De bescherming wordt bekomen wanneer de actieve delen bedekt zijn met een
isolerende stof die elke aanraking met deze delen belet. Via het isoleren van
bijvoorbeeld een kabel, zorgt men dat het onder spanning staande naakte koper
onaanraakbaar wordt.
ofwel
-
door verwijdering
De bescherming wordt bekomen wanneer de niet-beschermde actieve delen
buiten handbereik geplaatst of geïnstalleerd zijn.
PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN
De stroom door het lichaam kan hoge waarden aannemen wanneer onder spanning
staande delen aangeraakt worden (ook bij laagspanning). De grootte van de stroom
door het menselijk lichaam is afhankelijk van:
-
de extern aangelegde spanning ,
de aanrakingsweerstand R A .
de lichaamsweerstand R L .
de contactweerstand R C .
Figuur 5: Lichaamsweerstand, aanrakingsweerstand en contactweerstand
03/13-8
Aangezien de weerstanden R A , R L en R C in serie staan, zorgt een externe spanning
voor een stroom
I=
U
R A + RL + RC
doorheen het lichaam. Teneinde de stroom door het lichaam te beperken moeten we er
dus voor zorgen dat
-
de weerstanden R A , R L en R C zo groot mogelijk zijn (men heeft veeleer impact
op R A en R C , maar minder op R L ),
de spanning beperkt is (wat onmogelijk is bij hoogspanning),
de omgeving waarin we werken droog is. Een droge omgeving heeft een
gunstige invloed op de lichaamsweerstand die zo groot mogelijk moet zijn (dit
betekent een kleinere foutstroom door het lichaam). In het geval van een natte
huid daalt de weerstand van de huid wat zorgt voor een daling van de totale
lichaamsweerstand R L .
Teneinde de werknemers te beschermen tegen ondermeer vlambogen en brand, is het
nodig om:
-
voldoende afstand te houden tussen het menselijk lichaam en de onder spanning
staande delen van de elektrische installatie,
vlamwerend materiaal te gebruiken als bescherming tegen een vlamboog.
Bovenstaande aspecten kunnen ondermeer worden verwezenlijkt via het dragen van de
persoonlijke beschermingsmiddelen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen “basis
persoonlijke
beschermingsmiddelen”
en
“bijkomende
persoonlijke
beschermingsmiddelen”. De basis persoonlijke beschermingsmiddelen zijn:
-
Handschoenen die zorgen voor een grote aanrakingsweerstand R A . Bij de keuze
van de handschoenen maakt men een onderscheid tussen verschillende klassen,
naargelang de werkspanning. Zo onderscheidt men:
o Klasse 00 – Maximum werkspanning 500 VAC en 750 VDC
o Klasse 0 – Maximum werkspanning 1000 VAC en 1500 VDC
o Klasse 1 – Maximum werkspanning 7500 VAC
03/13-9
o Klasse 2 – Maximum werkspanning 17000 VAC
o Klasse 3 – Maximum werkspanning 26500 VAC
o Klasse 4 – Maximum werkspanning 36000 VAC
Figuur 6: Handschoenen
-
Gepaste schoenen, met een goede dikke rubberen zool zorgen voor een grote
contactweerstand R C . Hoewel er schoenen bestaan met klasse 0 en 00, zijn deze
alleen niet geschikt bij hoogspanningsinstallaties. De isolatie naar de grond toe
wordt door een isolatiebankje of een mat gewaarborgd. Deze laatste zijn wel
geschikt voor hoogspanning.
Figuur 7: Schoenen
-
Gepaste hoofd-, hals-, nek- en gezichtsbescherming (zie Figuur 8) die in de
eerste plaats bescherming biedt tegen een vlamboog. Brandbestendige
werkkledij dat goed afsluit tot aan de kin (zie Figuur 8) biedt ook bescherming
tegen de effecten van een vlamboog.
03/13-10
Figuur 8: Gepaste gelaatsbescherming en werkkledij
Naast de hierboven beschreven “basis persoonlijke beschermingsmiddelen”, zijn ook
de “bijkomende persoonlijke beschermingsmiddelen” belangrijk.
-
Een voetbankje of vloermat (verplicht te gebruiken bij hoogspanning, alsook
verplichte aanwezigheid van het voetbankje in de hoogspanningscabine) zorgt
voor een grote contactweerstand R C . Op het voetbakje of de vloermat staat een
vermelding van de maximale grensspanning waarbij het voetbankje mee zorg
draagt voor het waarborgen van de veiligheid.
Figuur 9: Voetbankje
-
Met behulp van een schakelstok (zie Figuur 10) wordt de afstand tussen de
schakelinrichting en de persoon die de schakeling uitvoert groter gemaakt.
Hierdoor staat de persoon niet vlak voor de schakelinrichting wat deze
03/13-11
-
beschermt tegen eventueel optredende vlambogen. De schakelstok is bovendien
uit elektrisch isolerend materiaal vervaardigd wat er voor zorgt dat een extra
grote elektrische weerstand in serie met het menselijk lichaam aanwezig is.
De spanningsdetector op een telescopische meetstok (zie Figuur 11) laat toe om
van op een veilige afstand de aanwezigheid of afwezigheid van spanning te
detecteren.
Figuur 10: Schakelstok
Figuur 11: Spanningsdetector
WERKZAAMHEDEN BUITEN SPANNING: DE VITALE 5
Wanneer werken aan een hoogspanningsinstallatie uitgevoerd worden, moet deze
vooraf steeds spanningsloos gemaakt worden. Om zeker te zijn dat de installatie
effectief spanningsloos is en spanningsloos blijft tijdens de werken, moeten de
onderstaande stappen strikt en in de juiste volgorde gerespecteerd worden.
03/13-12
-
Actie 1: Scheiden van de elektrische installatie = VRIJSCHAKELEN
Actie 2: Voorkomen van herinschakeling van de elektrische installatie =
VERGRENDELEN
Actie 3: Controleren van de afwezigheid van spanning = METEN
Actie 4: Aarden, ontladen en kortsluiten = AARDEN
Actie 5: Afschermen van de elektrische installatie = AFBAKENEN
Al deze acties van de VITALE 5 dienen te gebeuren met behulp van de persoonlijke
beschermingsmiddelen. Het voetbankje moet voor alle acties gebruikt worden, de
schakelstok wordt gebruikt tijdens alle schakelacties, de telescopische meetstok wordt
gebruikt tijdens het meten, een kortsluitkabel wordt gebruikt tijdens het aarden, …
ACTIE 1: HET VRIJSCHAKELEN
Het gedeelte van de installatie waarop de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd,
moet van alle voedingsbronnen worden gescheiden. Dit vereist de aanwezigheid van
schakelinrichtingen (schakelaars) die geopend kunnen worden. Pas na het openen van
die schakelinrichtingen, kan het feitelijke onderhoud, het nazicht, het fout zoeken of de
herstelling uitgevoerd worden.
Deze schakelinrichtingen moeten alle actieve geleiders onderbreken met inbegrip van
de nulgeleider bij laagspanningsinstallaties (uitgezonderd in het TNC-systeem waar
het verboden is de PEN geleider te onderbreken, of in het TNS-systeem waar het
toegelaten is de nulgeleider niet te onderbreken)
03/13-13
Bij hoogspanning moet de scheiding/onderbreking zichtbaar zijn.
Figuur 12: Een zichtbare onderbreking
Het schakelen zelf dient te gebeuren door een bevoegd persoon. Deze persoon wordt
vergezeld van een tweede persoon (die ook een bevoegdheid heeft om deze ruimte van
elektrische dienst te betreden) die de eerste ondersteunt bij de uit te voeren taak. Die
tweede persoon is vereist om de kans op een foute beredenering en dus een foute
handeling bij de eerste persoon te helpen vermijden. Tijdens het schakelen zelf verlaat
de tweede persoon de ruimte van de hoogspanningsinrichting. Indien zich een ongeval
voordoet, kan de tweede persoon maatregelen treffen en de juiste instanties en
hulpdiensten verwittigen.
Zoals eerder vermeld is het zeer belangrijk dat enkel vakbekwame personen bevoegd
zijn met het uitvoeren van deze werkzaamheden want ondermeer een gepaste kennis
over de schakelinfrastructuur is noodzakelijk. Men kan en mag niet zomaar eender
welk type schakelaar in eender welke situatie openen. Een scheidingsschakelaar
(sectioneur), een lastscheidingsschakelaar (interrupteur-sectioneur) en een
vermogensschakelaar (disjoncteur) hebben een verschillende symboliek en hebben
verschillende functies. Heel kort komt het hier op neer:
03/13-14
Een scheider of scheidingsschakelaar kan enkel stroomloos bediend worden. Deze
schakelaar zorgt voor een zichtbare onderbreking.
Een lastscheidingsschakelaar kan belastingsstromen onderbreken en kan ook gebruikt
worden voor een zichtbare onderbreking
Een
vermogensschakelaar
kan
kortsluitstromen
onderbreken.
Een
vermogensschakelaar is meestal zo vervaardigd dat er geen zichtbare onderbreking is
zodat ze meestal gecombineerd wordt met een scheider of een
lastscheidingsschakelaar.
Figuur 13: Het vrijschakelen
In de praktijk komt het vaak voor dat een installatie vrij geschakeld kan worden vanuit
een centrale; van op afstand dus. Indien deze mogelijkheid beschikbaar is, is deze
afstandsbediening te verkiezen om slachtoffers te vermijden wanneer toch een fout zou
optreden.
03/13-15
Tijdens het vrijschakelen moeten de persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt
worden. Dit behelst ondermeer het gebruik van de basis persoonlijke
beschermingsmiddelen, het voetbankje en de schakelstok.
ACTIE 2: HET VERGRENDELEN
Alle schakelinrichtingen, die gebruikt werden om een gedeelte van de installatie van
alle voedingsbronnen te scheiden, moeten tegen elke mogelijke herinschakeling
beveiligd worden. Dit gebeurt bij voorkeur door het bedieningsmechanisme van de
schakelinrichtingen te vergrendelen. Dit vergrendelen kan gebeuren door een
isolerende plaat tussen de messen van de schakelaar in te schuiven, maar het kan
evengoed gebeuren via het bevestigen van een slot aan het mechanisme waarop de
schakelstok wordt bevestigd. Elke persoon, die schakelbevoegdheid heeft, heeft zijn
eigen slot met de daarop passende eigen unieke sleutels.
Figuur 14: Het vergrendelen
03/13-16
Er moeten bovendien verbodsberichten worden aangebracht om elke ongeoorloofde
schakeling te verbieden zoals weergegeven in Figuur 15. Indien een mechanische
vergrendeling onmogelijk is, moeten andere maatregelen worden getroffen om
vroegtijdig onder spanning brengen te voorkomen.
Figuur 15: Verbodsbericht
Tijdens het vergrendelen moeten de persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt
worden. In dit geval zijn dat ondermeer de basis persoonlijke beschermingsmiddelen,
het voetbankje, een isolerende plaat, het hangslot met verbodsbepaling (dit zijn niet
alleen persoonlijke maar ook collectieve beschermingsmiddelen).
ACTIE 3: HET METEN
De afwezigheid van spanning moet met de gepaste meetapparatuur gecontroleerd
worden vooraleer de feitelijke werken te starten. Hierbij is het belangrijk om alle
actieve geleiders van de elektrische installatie te controleren die zich binnen of in de
nabijheid van de werkzone bevinden. Bij klassieke hoogspanningsinstallaties kan dit
worden verwezenlijkt met behulp van een spanningstester op een vaste of op een
telescopische stok. Op de spanningstester staat een vermelding van de maximaal te
testen spanning.
Het is heel belangrijk de meetapparatuur op voorhand te testen op een correcte
werking.
03/13-17
Daarom zijn de meeste spanningstesters voorzien van een testknop. Tijdens het testen
zullen zowel de rode (wat tijdens het meten zelf op een aanwezigheid van spanning
duidt) als de groene (wat tijdens het meten zelf op een afwezigheid van spanning
duidt) lampjes of LEDs kortstondig oplichten.
Figuur 16: LED-indicatie meetprobe
Tijdens de meting zelf, wordt vaak de “aanwezigheid – afwezigheid – aanwezigheid”regel gehanteerd. Dit betekent dat de punt van de spanningstester eerst tegen een actief
deel wordt getoetst. Hierbij zou het rode lampje moeten oplichten. Vervolgens meet
men het vrijgeschakelde gedeelte, waarbij het groene lampje zou moeten oplichten. En
tenslotte tikt men de spanningstester opnieuw tegen een actief deel teneinde zeker te
zijn dat de spanningstester niet stuk was tijdens de kernmeting.
03/13-18
Figuur 17: Meting met spanningstester
Bij hoogspanningsinstallaties met compacte cellen kan de spanningsdetectie worden
verwezenlijkt via een capacitieve meting met meetblokje zoals weergegeven in Figuur
18.
Figuur 18: Spanningsverklikker: meetblokje
Het meetblokje bevat een lampje dat de aanwezigheid van spanning weergeeft. Op de
voorzijde van het schakelbord worden drie meetpunten naar buiten gebracht, waarop
het meetblokje kan worden aangesloten:
03/13-19
-
L1 – aarde,
L2 – aarde,
L3 –aarde.
Het meetblokje is bovendien zo ontworpen dat deze past in een stopcontact. Op die
manier kan opnieuw de “aanwezigheid-afwezigheid-aanwezigheid”-regel toegepast
worden. Men stopt eerst het meetblokje in het stopcontact en het lampje licht op.
Vervolgens steekt men het blokje terug tussen de fase en de aardingsaanduiding van de
hoogspanningsinrichting. Wanneer de installatie vrijgeschakeld is, mag het lampje niet
meer oplichten. Tenslotte plaatst men het blokje opnieuw in het stopcontact teneinde
zeker te zijn dat het niet stuk was tijdens de kernmeting.
Tijdens het meten moeten de persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt worden. In
dit geval zijn dat ondermeer de basis persoonlijke beschermingsmiddelen, het
voetbankje alsook de spanningstester of het meetblokje.
ACTIE 4: HET AARDEN
Teneinde er zeker van te zijn dat er geen restlading (statische elektriciteit) aanwezig is
op de vrijgeschakelde delen, is het belangrijk dat deze delen allen verbonden worden
met de aarde. De aardingsinrichtingen en kortsluitinrichtingen moeten eerst aan het
aardingspunt en vervolgens aan de te aarden actieve delen worden aangesloten. De
actieve delen die na de scheiding nog ladingen vertoonden, worden zo ontladen. De
aardingsinrichtingen en de kortsluitinrichtingen moeten, toch wanneer dit enigszins
mogelijk is, vanuit de werkzone zichtbaar zijn.
Het aarden is soms een hele klus. Met een speciale aardingsstok, waarop de
aansluitcontacten van de aardingskabel zijn aangesloten, moet men elk vrij geschakeld
actief deel, verbinden met de aarde. Dit gebeurt vanop het voetbankje en met gebruik
van de persoonlijke beschermingsmiddelen.
03/13-20
Figuur 19: Persoon die kortsluitkabel eerst met aarde verbindt, alvorens de vrijgeschakelde delen te
aarden.
In hoogspanningsinstallaties is men, om het aarden gemakkelijker te maken, meer en
meer gaan kiezen voor een aardingsschakelaar. Een dergelijke aardingsschakelaar
wordt vaak gecombineerd met een ander type schakelaar. Via een mechanische
vergrendeling bekomt men dat de aardingsschakelaar de installatie niet kan aarden
terwijl de actieve schakelaar gesloten is en de installatie nog onder spanning staat.
Omgekeerd, de actieve schakelaar kan niet sluiten wanneer de aardingsschakelaar
gesloten is. Dit vermijdt dat spanning aangelegd wordt aan een geaarde installatie.
03/13-21
Messen
van de
aardingsschakelaar
Figuur 20: Aardingsschakelaar
ACTIE 5: HET AFBAKENEN
Wanneer delen van een elektrische installatie in de onmiddellijke omgeving van de
werkzone onder spanning blijven, dan is afbakenen noodzakelijk. Dit kan via het
plaatsen van waarschuwingen, het plaatsen van hindernissen, het aanbrengen van
isolerende omhullingen,…
03/13-22
Figuur 21: Afbakenen installatie
Nadat de resterende onder spanning staande delen van de installatie op een correcte
manier zijn afgebakend, is de VITALE 5 volledig doorlopen. Vanaf nu kunnen de
feitelijke werkzaamheden starten.
WERKZAAMHEDEN BUITEN SPANNING: DE VITALE 7 OF DE VITALE 8
Om de veiligheid verder te verhogen, werden in het AREI (artikel 266) een aantal
extra stappen toegevoegd aan de VITALE 5. Daarom spreekt men vaak over de
VITALE 5 + 2 (VITALE 7) of de VITALE 5 + 3 (VITALE 8).
Zo is het belangrijk de nodige aandacht te besteden aan
• de voorbereiding van de schakelacties,
• de vrijgave,
• het terug onder spanning brengen of het inschakelen.
03/13-23
DE VOORBEREIDING VAN DE SCHAKELACTIES
Voorafgaand aan het vrijschakelen (actie 1 van de VITALE 5) werd bemerkt dat er
extra aandacht moet geschonken worden aan de voorbereiding van de schakelacties en
de uit te voeren werkzaamheden op hoogspanning. Door bijvoorbeeld een
transformator vrij te schakelen, kan het gebeuren dat er aan de secundaire kant van de
transformator heel wat belastingen spanningsloos komen zodat de productie in de
fabriek onderbroken wordt. Bijvoorbeeld bij een open ringvormig net kunnen
gecoördineerde schakelacties er voor zorgen dat
-
het gedeelte waaraan gewerkt moet worden spanningsloos is,
andere verbruikers van het ringvormig net gevoed blijven.
Een goede voorbereiding is hierbij evenwel zeer belangrijk. Het is ook belangrijk te
anticiperen op het terug inschakelen van de spanning wanneer alle werken uitgevoerd
zijn.
DE VRIJGAVE
Een tweede extra stap kan men terugvinden na het afbakenen (actie 5 van de VITALE
5) en net voor het uitvoeren van de feitelijke werkzaamheden. Men spreekt hier over
de vrijgave. Het is belangrijk dat expliciet toelating gegeven wordt door de
werkverantwoordelijke om de feitelijke werkzaamheden aan te vatten. Deze
werkverantwoordelijke moet het personeel informeren dat de feitelijke
werkzaamheden mogen starten in het gedeelte dat wordt vrijgegeven. De
werkverantwoordelijke mag de uitvoerders pas toelating verlenen om de
werkzaamheden aan te vatten, nadat de VITALE 5 volledig en correct werd
uitgevoerd.
Via de hierboven beschreven voorbereiding en de vrijgave, is de VITALE 5
uitgegroeid tot de VITALE 7. Bovendien is het ook heel belangrijk om voldoende
aandacht te schenken aan de veiligheidsomstandigheden, nadat de feitelijke
werkzaamheden zijn uitgevoerd. Vanuit deze constatering is het terug onder spanning
brengen van de installatie (het terug inschakelen van de installatie) een belangrijke
extra stap.
03/13-24
HET TERUG ONDER SPANNING BRENGEN VAN DE INSTALLATIE
Na het stopzetten of het voltooien van de feitelijke werkzaamheden en het uitvoeren
van de vereiste controles, moeten de personen wier aanwezigheid niet langer vereist is,
de werkzone verlaten. Alle arbeidsmiddelen, de signalisatie en de collectieve
beschermingsmiddelen die tijdens de werkzaamheden werden gebruikt, moeten terug
worden weggenomen indien deze niet meer noodzakelijk zijn. Anders gesteld, de
maatregelen eigen aan de VITALE 5 dienen ongedaan gemaakt te worden.
Van zodra hierbij één van de maatregelen van de VITALE 5 ongedaan gemaakt is,
mag het gedeelte van de elektrische installatie niet langer beschouwd worden als een
zone waar werkzaamheden buiten spanning kunnen uitgevoerd worden.
Het is pas wanneer de werkverantwoordelijke ervan verzekerd is dat de elektrische
installatie klaar is om opnieuw op veilige wijze onder spanning te worden gebracht,
dat hij de plicht heeft de installatieverantwoordelijke te melden dat de werkzaamheden
zijn voltooid. Pas vanaf dat ogenblik mag de procedure voor herinschakelen van de
spanning worden ingezet. De werkzaamheden om de installatie terug onder spanning
te
brengen
gebeuren
onder
de
verantwoordelijkheid
van
de
installatieverantwoordelijke.
03/13-25
De extra aandacht aan de veiligheidsaspecten bij het terug onder spanning brengen van
de installatie, zorgt er voor dat de VITALE 7 uitgegroeid zijn tot de VITALE 8.
VOORBEREIDING
VRIJSCHAKELEN
VEGRENDELEN
METEN
VITALE 5
VITALE 7
AARDEN
VITALE 8
AFBAKENEN
VRIJGAVE
INSCHAKELEN
Figuur 22: De VITALE 8
AUTEURS: Sacha Cleeren en Joan Peuteman, KHBO
03/13-26
Download