Wanneer komt er eindelijk meer respect voor de

advertisement
'Wanneer komt er eindelijk meer
respect voor de veteraan?'
De Volkskrant OPINIE, Tine Molendijk, 25 juni 2013
© ANP. Een militair vliegtuig tijdens de Luchtmachtdagen op vliegbasis Volkel. Tijdens de
jaarlijkse Luchtmachtdagen wordt belangstellenden een overzicht getoond van het
materieel, de taken en werkwijze van de luchtmacht.
OPINIE
De Nederlandse samenleving kenmerkt zich door een kritische en
sceptische houding ten opzichte van militaire interventie, schrijft
militair onderzoeker Tine Molendijk. 'Die onderzoekende houding
moeten we koesteren. Maar wat hier uit voort is gekomen niet.'
Het politieke label 'wederopbouwmissie', dat de kritische burger
had moeten geruststellen, helpt niet mee. Met de woorden van
een korporaal: 'teddybeerstrooiend voorwaarts gaan, dat is zoals
de mensen het willen zien. Maar zo is het niet'. Zo was het niet,
dat weet iedereen nu.
'Toen ik net in het leger zat wel', antwoordde de soldaat op mijn vraag of
hij zijn uniform naar en van werk draagt. 'Natuurlijk. Dat is veel
makkelijker. Maar nu vind ik het verschrikkelijk. Dan denken mensen:
1
daar gaat weer een militair. Ik voel me dan bekeken als een aap in een
kooitje.' Dit soort negatieve geluiden hoorde ik voortdurend tijdens mijn
afstudeeronderzoek onder dienende Nederlandse gevechtssoldaten en korporaals. Alle militairen zeiden dat zij al snel hadden geleerd geen
uniform te dragen buiten de kazerne. Ze vertellen burgers
'dolfijnentrainer' te zijn, of 'necrofilie' te studeren. Over hun echte baan
praten ze niet al te graag.
29 juni is het Veteranendag. Veteranen zijn niet alleen degenen die tijdens
de Tweede Wereldoorlog hebben gevochten. Het zijn alle militairen die
ooit uitgezonden zijn geweest, dus ook degenen die in Irak en Afghanistan
hebben gediend. Maar er bestaat een opvallend verschil tussen de
verschillende generaties militairen wat betreft de houding van de
burgermaatschappij naar hen toe. Nu hoeven we deze generaties, en wat
zij hebben gedaan, niet gelijk aan elkaar te stellen. Wel zouden we wat
zelfreflectie mogen loslaten over hoe velen van ons zich opstellen
tegenover de jonge veteranen.
De Nederlandse samenleving kenmerkt zich door een kritische en
sceptische houding ten opzichte van militaire interventie, en zelfs
tegenover militarisme in zijn algemeen. De onderzoekende houding
moeten we koesteren. Maar wat hier uit voort is gekomen niet.
'Goed voor ze!'
Mijn ex-partner is een soldaat. Vele malen heb ik kennissen en vrienden
hem horen vertellen, op gemoedelijke feestjes, dat ze alle militairen
moordenaars vonden. Zonder blikken of blozen maakten welingelichte
mensen iemand uit voor het ergste denkbaar. Enige tijd geleden vertelde
ik een kennis - een cultureel antropoloog - over de angsten die ik heb
doorstaan tijdens de uitzending van mijn toenmalige partner. Hij
reageerde met de opmerking dat hij, wanneer hij las over een
gesneuvelde militair in Afghanistan, dacht: 'goed voor ze!'. Want dan
zouden Nederlanders namelijk eens zelf kunnen voelen wat zij de
inwoners van het Midden-Oosten allemaal aandoen. Ik kreeg haast zin om
hem met zijn H&M-kleding te beschuldigen van kindslavernij.
Deze anekdotes zijn maar enkele voorbeelden. Toch ben ik elke keer weer
verbaasd. Wat is toch dat onvermogen om te nuanceren tussen een
perceptie van De Militair als of een held, of een moordenaar? Wat is dat
onvermogen een onderscheid te maken tussen, enerzijds, het uniform als
representatie van ongelijke verhoudingen, neokolonialisme enzovoorts en,
anderzijds, degene die dat uniform draagt? Dragen wij als burgers niet net
zo goed het uniform?
Kritisch
Het is niet dat de militairen zelf zonder commentaar over hun missies zijn,
2
integendeel. Bijna alle soldaten en korporaals die ik heb gesproken zijn
zeer kritisch over militaire interventie. Hoewel ze de Taliban een
gerechtvaardigde vijand vinden, noemen ze de besluitvorming erachter
een 'politiek spelletje'. Ook vinden ze dat er 'veel ergere brandhaarden in
de wereld zijn'. Ze begrijpen dan ook dat burgers kritisch zijn over
militaire missies. Ze begrijpen echter niet dat deze kritiek wordt geuit
tegen hen, militairen van de laagste rangen zonder enige beleidsinvloed.
In hun ervaring worden zij door veel burgers niet gezien als
gelijkwaardige deelnemer in gesprekken over de missies. Ze worden
gedegradeerd tot een object, via welke burgers hun mening ventileren.
Het politieke label 'wederopbouwmissie', dat de kritische burger had
moeten geruststellen, helpt niet mee. Met de woorden van een korporaal:
'teddybeerstrooiend voorwaarts gaan, dat is zoals de mensen het willen
zien. Maar zo is het niet'. Zo was het niet, dat weet iedereen nu. De
opponenten bombardeerden opgebouwde schooltjes, burgers en
militairen. Er moest wel degelijk gevochten worden. (Het leger zelf heeft
dan ook nooit gesproken van een wederopbouwmissie.) Dit besef roept
niet maatschappelijke erkenning op voor de complexe positie van de
militairen, die met enorm beperkte engagement-regels in een
guerrillagebied hebben moeten werken. Het leidt tot hun veroordeling.
Vlees en bloed
Laat mij mijzelf hier nog eens verduidelijken, want blijkbaar is mijn
standpunt controversieel. Ik zeg niet dat we pro-interventie moeten zijn,
of dat we hoge aantallen burgerslachtoffers en rechtenschendingen maar
moeten accepteren als 'noodzakelijk kwaad'. Dit is zelfs geen betoog voor
het bestaansrecht van het leger, met clichématige dreigementen als
'wacht maar tot er hier oorlog uitbreekt!'. Integendeel. Zelfs een pacifist misschien juist een pacifist - moet kunnen begrijpen dat militairen mensen
van vlees en bloed zijn, die we best als zodanig mogen behandelen.
Een oud-militair, die in Afghanistan zijn portie vuurgevechten wel heeft
gehad, zei me eens: 'hier hebben ze niet eens in de gaten, wat al die
mensen hebben meegemaakt.' Ik vroeg hem: 'je zou willen dat militairen
weer wat status krijgen?'. 'Nee, nee, niet status', antwoordde hij ferm,
'gewoon een stukje erkenning'. Een andere militair, die in Uruzgan ook
een maat verloor, vroeg om nog minder. 'Ik hoef helemaal geen
erkenning', benadrukte hij. 'Maar mensen moeten gewoon 's ophouden te
zeiken.'
Tine Molendijk is sociaal antropoloog en militair onderzoeker.
Sinds september 2012 is ze Junior researcher aan de Neuroscience Campus van de Vrije
Universiteit in Amsterdam.
3
Download