Document

advertisement
Samenvatting ANW hoofdstuk 9+10
9.1
Gregor Mendel heeft er voor gezorgd dat mensen wetenschappers begonnen in te zien dat bij het
overerven niet altijd de eigenschappen gemixt werd, maar dat de nakomeling of de ene of de andere
eigenschap krijgt.
Aant.
Miescher ontdekte dat in de kern van een cel zich twee soorten stoffen bevinden:
- een eiwit
- een niet eiwit/niet vet/niet koolhydraat dat fosfor bevat
Deze laatste stof noemde hij Nucleïne
Als je een kikkerkern in een lege paddencel stopt, komt er een kikker uit, hieruit concludeerde men dat
het bouwplan van een organisme in de kern zit en niet in het cytoplasma
Avery
Hij nam een buis met virus met radioactief fosfor (in het DNA zit fosfor) en hij nam een buis met virus
met radioactief zwavel.
Het DNA bestaat uit de vier basen A, T, C, G, die een soort gedraaide touwladder vormen. A en T
trekken elkaar aan en C en G. Zo wordt een dubbele spiraal gevormd. Als het DNA gekopieerd moet
worden, splitst de spiraal zich als een rits en worden tegen de vrijgekomen A’s, T’s, C’s en G’s de
bijbehorende basen geplakt, zodat er zich 2 nieuwe spiralen vormen. Het DNA draagt de code voor
eiwitten. Drie basen coderen voor een aminozuur (hier bestaan eiwitten uit). De volgorde van
meerdere groepjes basen vertellen hoe de verschillende aminozuren aan elkaar moeten worden
geplakt, om zo een eiwit te vormen.
9.2
Prenatale diagnostiek = DNA onderzoek bij de “baby” nog voor de geboorte om erfelijke ziekten aan te
tonen of uit te sluiten.
DNA diagnostiek = DNA onderzoek
Met DNA diagnostiek kun je alleen erfelijke ziekten aantonen, want deze zijn in het DNA opgeslagen.
De ethische problemen zijn groot, want wil je wel of niet weten dat je over 10 jaar aan een erfelijke
ziekte zult overlijden? Zulke vragen zijn best heftig. In het bijzonder bij de ziekte van
Huntington.
Het Huntington dilemma = het ethische probleem dat als je weet of dat de ziekte in de familie zit en je
laat jezelf onderzoeken en je blijkt het te hebben, dan is dat best heftig. Maar blijk je het niet te
hebben en je broer/zus laat het niet onderzoeken en weet dus niet of hij/zij het heeft, heeft dan
grotere kans om het wel te hebben en jij valt min of meer buiten de boot, omdat jij de
voorkennis hebt, en zij niet. Als je het wel blijkt te hebben en je moeder wil niet weten of zij het
heeft, vertel je dan wel of niet je uitslag, want als je het wel hebt, heeft zij het zeker ook, of blijf
je met de afschuwelijke wetenschap rondlopen, tot ze dood is.
Het recht om te weten = je hebt het recht om te weten wat voor erfelijke ziekte je hebt, de arts die het
weet moet het je vertellen als je het wil weten.
Het recht om niet te weten = je hebt het recht om niet te weten, want deze kennis is natuurlijk een heel
zware last om te dragen.
Deze twee rechten conflicteren met elkaar, bijvoorbeeld bij het Huntington dilemma
Vlokkentest = er worden uit de vlokken in de placenta cellen weggenomen (kan na 11 weken)
Vruchtwaterpunctie = er worden cellen uit het vruchtwater opgezogen (kan na 16 weken)
Vlokkentest
Voordelen
Het kan vroeg in de zwangerschap
Nadelen
Het is niet zeer nauwkeurig
2% kans op miskraam
Vruchtwaterpunctie
Voordelen
Zeer nauwkeurig
Nadelen
Kan pas later in de zwangerschap
(16 weken, er is dan al een foetus)
Relatief kleine kans op miskraam,
0.5 %
9.3
Argumenten voor en tegen genetische manipulatie:
Voor
- je kunt ernstige erfelijke aandoeningen
proberen te genezen
- het wordt makkelijker om geschikte
medicijnen te produceren
-
tegen
- je moet niet aan de natuur knutselen
- als het in de natuur terecht komt,
kunnen er ernstige gevolgen komen
-
Transgene organismen zijn te maken doordat de code van het DNA universeel is. Zo kan dus een
menselijk gen ingebouwd worden in bijvoorbeeld een koe, omdat de code universeel is “begrijpt” het
lichaam van de koe het ook.
9.4
Het Human Genome Project = een project van 1000 wetenschappers uit 30 landen die het DNA in
kaart proberen te brengen, ze zoeken alle basenvolgordes van de 80000 genen uit.
HUGO is voor de medische wereld zeer belangrijk, omdat hierdoor medicijnen kunnen worden
toegesneden op iemands unieke erfelijke aanleg. De medische wereld zal meer ter voorkoming van
ziekten, dan ter behandeling gaan werken, want mensen kunnen rekening gaan houden met hun
levensstijl als blijkt dat ze ergens een extreem verhoogde kans op hebben.
Onderzoek naar de vraag of menselijke eigenschappen alleen door DNA wordt bepaald, gebeurt door
eeneiige tweelingen te volgen die afzonderlijk van elkaar opgroeien. Uit dit onderzoek blijkt dat gedrag
ook door de omgeving wordt beïnvloed, en niet alleen door het DNA bepaald wordt.
10.1
Ondermaanse
= alles tussen aarde en maan
- Alles valt naar beneden
- Alles is tijdelijk en vergankelijk
Bovenmaanse
= alles voorbij de maan
- Alles beweegt in cirkels
- Alles is tijdloos
Het geocentrische wereldbeeld
- past bij gevoel en waarnemingen
- alle vogels en wolken gaan niet steeds naar het westen
- aarde spat niet uit elkaar en er vliegt niks af
- een pijl omhoog komt op dezelfde plaats weer neer
-
het staat in de bijbel
de parallax  het bestaat niet dat sterren zover weg staan
De parallax = als je zelf beweegt moeten de objecten waar je naar kijkt ook lijken te bewegen, ten
opzicht van elkaar
Eerst staat 1 achter 2, maar als je naar
links gaat, dan lijkt 1 links van 2 te staan.
Als je naar rechts gaat, lijkt 1 rechts van
2 te staan.
Toen men in het geocentrische wereldbeeld geloofde, want de meetapparatuur was nog niet precies
genoeg om de parallax te meten, want hoe verder de sterren bij de aarde vandaan staan, hoe kleiner
de parallax wordt (de hoek).
Argumenten tegen het geocentrische wereldbeeld:
- de planeten deden niet goed meer in de draaiing om de aarde, zij bevonden zich in de loop
van de tijd steeds voor een andere achtergrond. Bijv. mars staat de ene keer in het
sterrenbeeld leeuw en een paar weken later n boogschutten
- ook de zon stond steeds met een andere achtergrond aan de hemel (eliptica)
Hier hadden ze een verklaring voor: de ‘sferen’ van de zon en planeten konden de sfeer van de
sterren niet bijhouden.
Het heliocentrische wereldbeeld
- zon staat in het centrum van het heelal
- het is handiger/eleganter om op deze manier de benen van de planeten te beschrijven
- vroeger waren er al geleerden die dit geopperd hadden
- tegen God en de Bijbel in
- de parallax is later bewezen
Wij zien de planeten, de zon en de maan altijd maar weer tegen de achtergrond van de
sterrenbeelden van de dierenriem bewegen en nooit in andere sterrenbeelden staan, omdat we met
de eliptica te maken
hebben. De eliptica is
de zonsweg. Als je
elke dag op hetzelfde
tijdstip
kjkt
weke
sterren(groepen)
in
het verlengde van de
zon staan, dus als
“achtergrond” van de
zon dienen en je
noteert dit 365 dagen
dan heb je de eliptica
vastgelegd.
Ptolemaeus (100-170 n. Chr.) verklaring voor de beweging van de planeten
(boek blz. 208)
Copernicus (1473-1543 n. Chr.) verklaring voor de beweging van de planeten:
(boek blz. 208)
Omdat in de tijd van Copernicus nog niet precies genoege meetapparatuur was om de parallax te
meten, geloofde men zijn theorie van het heliocentrische wereldbeeld niet. Ook dachten ze dat de
sterren nooit zo ver weg konden staan als de parallax zo klein zou zijn.
10.2
Tycho Brahe (1546-1601)
Ontdekte de eerste super nova en werd hierdoor heel beroemd. Hij kreeg aanbiedingen van
verschillende landen, maar koos voor Denemarken. Hier kreeg hij een eiland en veel geld waarop en
mee hij een observatorium en veel meetapparatuur kon bouwen. Hij ontwikkelde een overgangsmodel
tussen het geocentrische en het heliocentrische wereldbeeld. (zie blz. 212)
Hij legde de precieze baan van mars vast, maar dacht nog wel dat zwaartekracht alleen op aarde
voorkwam.
Johannes Keppler (1571-1630)
Was een leerling van Tycho Brahe en stelde met behulp van zijn metingen 3 wetten vast:
- dicht bij de zon gaan planeten sneller dan als ze ver weg staan
- de baan van een planeet om de zon heeft een elips vorm met de zon in 1 der brandpunten
- een imaginaire lijn van een planeet naar de zon op 2 momenten vormt in eenzelfde
tijdsbestek, dezelfde oppervlakte
Galileo Galilei (1564-1642)
Hij was een flapuit en omdat hij dus zij wat hij dacht, kreeg hij ruzie met de kerk
Hij heeft 3 belangrijke dingen gedaan:
1. het maken van een telescoop, waarmee hij kraters op de maan zag en de vlekken op de zon
en Jupiter met sterretjes links en rechts  Jupiter heeft manen die om hem heen draaien 
de aarde is niet uniek
2. een gedachte-experiment: een pijl omhoog ondervindt twee krachten: voorwaarts en opwaarts
door de voorwaartse kracht van de aarde, dus valt de pijl op dezelfde plek terug.
3. hij schreef in het Italiaans, zodat zijn bevindingen voor iedereen bereikbaar werden.
Isaac Newton (1645-1727)
Twee objecten trekken elkaar aan met een kracht F  1e wet van Newton:
F = (m x m2) : straal
Hij schreef het boek Principa, waarin hij de wiskundige vergelijkingen afleidde voor het berekenen van
de zwaartekracht en de hierdoor veroorzaakte bewegingen. Dit bleken exact de door Kepler gevonden
banen en de snelheden van de planeten te zijn. Hierdoor verdween het ondermaanse en het
bovenmaanse voorgoed.
Doordat nu was ontdekt dat alle hemellichamen door de zwaartekracht in beweging gehouden werd,
was er geen god meer nodig die alles bestuurde. Hierdoor veranderde dus ook het godsbeeld sterk.
10.3
Steno
George Cuvier (1769-1832)
Was de grondlegger voor de paleonthologie, de wetenschap die uitgestorven organismen en hun
overblijfselen bestudeert. Hij formuleerde als eerste de hypothese dat het fossielen waren van soorten
die zich in de loop van de tijd ontwikkeld hadden tot nu levende vormen. Ook zij hij als eerste dat
soorten konden uitsterven.
Lamarck
Charles Robert Darwin (1809-1882)
1. Reis met de Beagle, tamme soorten op eiland, schuw op vaste land
lijsters, vinken en schildpadden  zelfde soort, maar uiterlijke verschillen per
eiland
2. maltus: bevolkingsgroei exponentieel, voedselproductie liniair  oorlog, ziekte door tekorten 
stuggle for life
3. Lyell op basis van stijtage steen+ bezinkingssnelheid  aarde ouder dan 4000 jaar
4. ziekelijk  duivenfokkers  idee van selectie van individuen
10.4
Een van Darwins hobby’s, duivenfokken, onder andere bracht hem op het idee van de evolutie theorie
Darwin constateerde 3 feiten:
- variatie: individuen van populaties vertonen verschillen waarvan een deel erfelijk is
- overcapaciteit: er worden meer nakomelingen geboren dan voor louter vervangen van de
ouders nodig zijn. Populaties die zich ongehinderd kunnen vermenigvuldigen, nemen volgens
een meetkundige reeks toe
- constante populatiegrootte: doorgaans blijft een populatie min of meer contant van grootte
op grond van deze drie constateringen formuleerde hij 2 principes:
- struggle for life: er is een strijd om het bestaan
- survival of the fittest: het aan de heersende milieufactoren best aangepaste type organisme,
het geschiktste dus, overleeft en krijgt de meeste nakomelingen. Wanneer de gunstige
varianten van een steeds groter deel van de populatie gaan uitmaken, verandert de soort
geleidelijk in de richting van de nieuwe variant. Ten slotte kan de oude vorm geheel
verdwijnen en is er een nieuwe soort ontstaan.
Sociaal Darwinisme =
Eugenetica = het uitselecteren van bepaalde mensen met goede eigenschappen en alleen die laten
voortplanten
Download