!! Mail het bewerkte bestand terug naar Diane Lippe ([email protected]). !! Hemoglobinopathie Versie: 23-07-09 Zie ook www.hemoglobinpathie.nl (richtlijnen landelijke werkgroep hemoglobinopathie behandelaren). Diagnostiek Definitie: Hemoglobinopathieën zijn genetisch bepaalde aandoeningen, waarbij mutaties van de genen, welke coderen voor de α- en/of β-ketens van het hemoglobine, leiden tot een tekort van α- en/of β-ketens (thalassemie) of structurele afwijkingen van het hemoglobine (hemoglobine varianten). Diagnostiek: 1. Hb, Ht, Indices, reticulocyten, rood bloedbeeld 2. Hemolyse-parameters: LDH, bili, haptoglobine 3. Ferritine, ZPP 4. HPLC 5. Moleculaire diagnostiek a. PCR op verschillende α- en β-genmutaties b. Sequencing 6. Ketensynthese NB: Dragers van een hemoglobinopathie worden veelal gekenmerkt door een lichte verlaging van het Hb, echter een normaal Hb sluit dragerschap zeker niet uit. In geval van thalassemie is veelal sprake van een microcytair bloedbeeld, hetgeen differentiaal diagnostisch moet worden onderscheiden van ijzerdeficiëntie. Erytropoiese Thalassemia Iron deficiency Anemia Minor to severe Minor to severe MCV (fl) < 70 < 80 Morphology Microcytic, hypochromic Normal to microcytic, Erytropoiese Thalassemia Iron deficiency with prominent targeting hypochromic and rodcells Reticulocyte index <2 <2 Marrow E/G ratio > 2:1 1:1-1:3 Serum Iron/TIBC Increased/normal Very low/increased Percent saturation > 50 < 10 Marrow Iron stores Increased Absent Serum ferritin (µg/l) > 100 < 12 Bilirubin/LDH Increased Normal Zink protoporphyrin < 0.4 > 0.4 Screening In diverse landen (Italië, Engeland) wordt screening routinematig toegepast, hetgeen heeft geleid tot een sterke reductie van het aantal patiënten met een homozygote hemoglobinopathie. Het risico op dragerschap van de verschillende mutaties kent grote etnische verschillen, anderzijds toonde een onderzoek in Engeland aan dat bij het alleen testen van 'risico-groepen', o.g.v. etniciteit 20% van de dragers niet wordt geïdentificeerd Dragerschap diagnostiek is in ieder geval geïndiceerd bij: een microcytaire anemie zonder ijzergebrek bij aangetoond dragerschap is screening geïndiceerd bij partner en familie dragerschap bij een kind is een indicatie voor testen van de ouders Bij zogeheten 'risico-paren' kan prenatale diagnostiek worden aangeboden i.v.v. vlokkentest (10e - 12e wk) of amniocentese (16e wk). Thalassemie Afhankelijk van de genetische mutatie kan thalassemie zich presenteren als symptoomloze laboratoriumafwijkingen t/m ernstige transfusie-afhankelijke anemie. Het gemeenschappelijke kenmerk is het microcytaire, hypochrome rode bloedbeeld. Pathofysiologie 1. Ineffectieve erytropoiese a.g.v. excess α- of β-ketens 2. Hemolyse 3. Sterk gestimuleerde erytropoiese met als gevolg: a. gestoorde skeletontwikkeling b. verhoogde intestinale ijzerabsorptie (bijdragend aan 4) 4. IJzerstapeling t.g.v. chronische transfusies met orgaanschade NB: Ook dragers hebben verhoogde ijzerabsorptie en zijn 'at risk' voor ijzerstapeling! Laboratoriumonderzoek Rood bloedbeeld: microcytose, hypochroom, target cells, toegenomen RDW Ferritine LDH, haptoglobine, bilirubine HPLC Ketensynthese Moleculaire diagnostiek Therapie Doel 1. Verminderen anemie-gerelateerde complicatie (bv ernstig gestoorde skeletontwikkeling bij kinderen) 2. Verhogen HbF ter vermindering van de transfusie belasting 3. IJzerchelatie Ad 1: Transfusies, foliumzuur 1 dd 5 mg. Ad 2: Hydroxyureum 1 dd 500 mg gedurende 6 - 8 wk, Controleer bloedbeeld elke 2 wk O.g.v. bloedbeeld en kliniek dosis verhoging 500 mg elke 6 - 8 wk tot 1500 mg (in 2 doses) Acceptabele myelotoxiciteit: L > 2, Tr > 80 Ad 3: Zie bij hemochromatose. Transfusiebeleid Afhankelijk van symptomen en mate beenmerg expansie Starten voor de leeftijd van 12 maanden vermindert de kans op alloimmunisatie Hypertransfusiebeleid: streef naar Hb 5.3 - 6.3 mmol/l CcEeK Compatibel Monitoring ijzerstapeling N.B. Bij hypersplenisme, zich vaak uitend in een toename van de transfusiebehoefte, kan een splenectomie worden overwogen met bijbehorende preventie van infecties met gekapselde micro-organismen. Hemoglobinevarianten Vele hemoglobinevarianten zijn het gevolg van single aminozuursubstituties in één van de globineketens. Er zijn meer dan 400 hemoglobinevarianten gedefinieerd, waarvan 50% klinisch geen betekenis hebben en de andere 50% veranderingen geeft in O2-affiniteit, of fysische instabiliteit van hemoglobine. De meest voorkomende en meest bekende hemoglobinevariant is HbS, het gevolg van de substitutie van glutaminezuur door valine op positie 6 van de β-keten. Laboratoriumonderzoek Rood bloedbeeld LDH, haptoglobine, bilirubine Ferritine HPLC Sikkeltest Moleculaire diagnostiek Sikkelceltrait HbAS is een veel voorkomende genetische afwijking, die bij 7 - 8% van de negroïde mensen in Amerika wordt gevonden, en veroorzaakt over het algemeen geen klinische symptomen noch anemie. De frequentie is gerelateerd aan het voorkomen van malaria. Er zijn zeldzame casussen beschreven met crises bij traitpatiënten in situaties van extreme stress, dehydratie en sterke verlaging van de zuurstofsaturatie. De enige frequent beschreven afwijking bij patiënten met trait is self-limiting episodes van pijnloze hematurie (ongeveer 3%). Het rode bloedbeeld is normaal, er is geen sprake van hemolyse en de erytrocyten hebben een normale levensduur. Hb elektroforese toont 40 - 45% HbS. Sikkelcelziekte (SCD) HbSS, HbSC, HbSE, HbSβ0, HbSOarab en HbSD zijn de meest voorkomende genetische combinaties. Er ontstaan veelal ziekteverschijnselen vanaf de zesde levensmaand, wanneer het HbF gehalte daalt. De klassieke symptomatologie bestaat uit recidiverende, pijnlijke vaso-occlusieve crises met orgaanschade in diverse organen. De ernst van de sikkelcelziekte is afhankelijk van meerdere factoren: de HbS concentratie, de mate van deoxygenatie en de hoeveelheid HbF. Daarnaast spelen diverse factoren in de microcirculatie een belangrijke rol: geactiveerde leukocyten, trombocyten, geactiveerde, beschadigde endotheelcellen en diverse cytokines en adhesiemoleculen. Het beleid bij SCD wordt bepaald door: 1. Frequentie en ernst van acute crises 2. Chronische sequelae t.g.v. vaso-occlusieve crises en ijzerstapeling De volgende crises worden beschreven: 1. klassieke vaso-occlusieve, pijnlijke crisis vaak met gegeneraliseerde microinfarcering, soms meer orgaan-gerelateerd 2. miltsequestratie en leversequestratie 3. aplastische crisis 4. hemolytische crisis Complicaties Zie de tabellen voor een overzicht van acute en chronische complicaties. Chronische complicaties sikkelcelziekte (N.B. Soms met acute exacerbaties) Etiologie/ pathofysiologie Kliniek Behandeling Chronische complicaties sikkelcelziekte (N.B. Soms met acute exacerbaties) Etiologie/ Kliniek Behandeling pathofysiologie Skelet Arthropathie Avasculaire recidiverende heup en humerus pijnstilling osteonecrose infarcering kop reductie van be meer prevalent bij meest aangedaan chirurgie HbSS-alpha-thal secundaire (terughoudend) degeneratieve arthritis Groeistoornissen BM hyperplasie transfusie osteopenie Lever Hepatitis ijzerstapeling chelatie GH deficiëntie chelatie viraal HBsAg/anti-HCV op indicatie autoimmuun in follow up prednison/azath associatie met artropathie, been ulcera en rash Fibrose/Cirrhose virale chelatie hepatitis/ijzerstapeling Renaal Hyposthenurie reeds op kinderleeftijd enuresis nocturna nycturie falende compensatie bij dehydratie! Tubulaire gerelateerd aan incomplete distale dysfunctie hyposthenurie RTA neiging tot hyperkaliaemie! Overschatting GFR Chronische complicaties sikkelcelziekte (N.B. Soms met acute exacerbaties) Etiologie/ Kliniek Behandeling laag Hb, 5 - 20% van proteinurie ACE-remmers, de volwassen HbSS hypertensie bloeddrukcontro pathofysiologie Nierfalen meest: nefrotisch erytropoietine syndroom NSAID's zijn ge indiceerd! Endocrien DM, hypogona- ijzerstapeling chelatie, substit disme, hypothyreoidie Pulmonaal Pulmonale hypertensie prevalentie 5% luide S2, X- prostacycline i.v etiologie: thorax, ECG, ABG nifedipine, diltia vasculopathie, echocardiografie coumarine chronische hypoxie en hartcatheterisatie: hypoventilatie, reversibiliteit? anemie, tromboembolisch vrij hemoglobine Oogheel- Non-proliferatief kundig Proliferatief Cardiovasculair Hartfalen vaso-occlusie meestal geen conjunctivaal, retina, consequenties iris voor visus neovascularisatie m.n. bloedingen/ablatio lasercoagulatie/ bij HbSC en visusverlies gerelateerd aan up oogarts diuretica, anti- anemie (relatie met CVA hypertensiva relatieve hypertensie en nefropathie) voorzichtig tran ijzerstapeling autonome dysfunctie plotse hartdood Re falen bij pulmonale niet zelden hypertensie Been Etiologie? Lokale pijn, pijnstilling ulcera hypoxie, trauma, hyperpigmentatie rust Chronische complicaties sikkelcelziekte (N.B. Soms met acute exacerbaties) Etiologie/ Kliniek Behandeling infectie rondom ulcus wondtoilet laag Hb, laag HbF cave: zinksulfaat p.o. hoge recidief kans osteomyelitis en 200 mg bij ongeveer 20% van secundaire evt. antibiotica de volwassenen infecties transfusies (?)( pathofysiologie bijna nooit bij HbSC 50% ?) soms chirurgie Acute complicaties van sikkelcelziekte Compli- Epide- catie miologie Risicofactoren Kliniek Diagnostiek Ther pathofysiologie Pijnlijke > 70% van infectie pijn Hb, WBC diff pijns crise de patiënten dehydratie vaak Reti, LDH hydr hypoxie meerdere ABG O2 fysieke stress locaties kweken antib zeer radiologisch wisselend in onderzoek duur en op indicatie intensiteit CVA Kinde- Silent TIA parese, TCD O2 ren ischemie dactylitis (hand- insulten CT (wiss ischae- 13% foot S) veranderd MRI/MRA stree misch CVA risico laag Hb bewustzijn 1½ jaar leukocytose cognitieve HbSS > verande- HbSC ringen Vasculopathie Acute complicaties van sikkelcelziekte Compli- Epide- catie miologie Risicofactoren Kliniek Diagnostiek Ther Hemorr- multiple symptomen Angiografie Inter hagie aneurysmata van CT radio AVM, verhoogde Moyamoya intracraniële pathofysiologie neur druk ACS Volwas- meestal als bij niet CT aggr senen hemorr- HbSS (TCD), remm hagisch CVA m.n. hyper- duplex antih tensie carotiden trans ABG O2 Incidentie: HbSS koorts 12.8/pat. chirurgie/anaes- hoest X-thorax (wiss jaren thesie thoracale pijn kweken antib Mortaliteit: laag HbF dyspnoe erytr 4-9% crepiteren bij hydr hypoxie, ausc. voor hypo- vent ventilatie, vetembolieën, infectie (m.n. atypische verwekkers) SVS Zeldzaam ACS Multi-orgaan diffuse vet- falen embolieën neurologische t.g.v. massale symptomen BM infarcering DIC (wiss hoge mortaliteit! Priapisme Incidentie volle blaas pijnlijke pijns Acute complicaties van sikkelcelziekte Compli- Epide- Risicofactoren Kliniek catie miologie Diagnostiek Ther 10-40% langdurige erectie > 4 hydr Med.lft: 12 sexuele uur of zorg jaar activiteit 'stuttering' blaa vaso-occlusie cocaine, korte erecties binn psychofarm. urologische aanv alcohol, emergency corp sildenafil, vaak leidend rnos testosteron tot erectiële Seda dysfunctie (wiss pathofysiologie Cave Milt Kinde- Meestal bacteriële/virale acuut begin RR, pols Corr seques- ren tussen 3 infectie bleekheid Hb volae mnd en 5e laag HbF shock tratie l.j. pijn en Incidentie: toename 10 - 30% buikomvang trans Mortaliteit: 12 - 20% Recidiefkans: 50% NB komt ook bij volwassenen voor! Lever Zeldzaam Acute Leverfuncties (wiss seques- Grote hemato- Hb tratie recidief kans megalie CT/echo Hb daling abdomen Acute ileus X-BOZ buik icterus syndroom niets heve chiru Acute complicaties van sikkelcelziekte Compli- Epide- catie miologie Risicofactoren Kliniek Diagnostiek Ther pathofysiologie (wiss hydr Aplas- In 70-100% Anemie- Hb, tische van de gerelateerde reticulocyten crise gevallen symptomen, Parvo B19 veroorzaakt koorts, IgM door parvo resp./GE B19 verschijnselen (erythema huidrash infectiosum, meestal vijfde afwezig Tran ziekte) Choleli- Vanaf 2e l.j. thiasis Sommige anti- koliek, leverfuncties progressieve biotica cholecystitis, echo- prevalentie pancreatitis abdomen Op 18 l.j. Chol ERCP prevalentie 30% Prevalentie minder bij Afrikanen, athalassemie Acute papilnecrose, Ook bij hematurie urine- hydr renale li nier > re sikkelceltrait micro/macro sediment, PA Bij le compli- nier kweek bedr catie dd. bloe hematurie carcinoom, fibrin uwi, nierstenen Acute complicaties van sikkelcelziekte Compli- Epide- catie miologie Risicofactoren Kliniek Diagnostiek Ther Hemoly- anemie, Hb, reti, LDH tische icterus Folium- pathofysiologie crise zuur/B12 Beleid en therapie Diagnostiek en opvang pijnlijke crisis Hb, Ht, WBC, differentiatie, reti's, trombo's Hemolyse parameters Nierfunctie, elektrolyten Arteriele bloedgas Bloed-, urine en/of sputumkweek Beeldvorming: op indicatie X-thorax, echo-abdomen Behandeling 1. Pijnbestrijding: a. Morfine 0.1 mg/kg i.v./s.c., elke 20 min tot controle pijn of dipidolor 10 - 20 mg i.v. b. Gevolgd door: Morfine 1 - 2 mg/kg/24 uur, zn voor doorbraak 0.1 mg/kg bolus extra (overweeg evt. PCA), alternatief: dipidolor 10 20 mg 4 - 6 dd c. Adjuvant non-opioide analgetica en/of anxiolytica (Haloperidol 1 - 3 mg p.o./i.m. 2 dd of lage dosis benzodiazepines). NB : Liever geen pethidine i.v.m. gevaar van insulten 2. Behandeling van etiologische factor (infectie) 3. Zuurstof: 2 - 4 l/min 4. Hydratie: 3 - 4 l/24 uur (cave: overvuling) Behandeling chronische complicaties trans Zie tabel. Preventie crises 1. Leefregels: voorkom dehydratie, afkoeling en oververhitting 2. Infectie preventie/on demand antibiotica 3. Verhoging HbF: a. Hydroxyureum b. Decitabine (nog alleen experimenteel toegepast) 4. (Wissel)transfusies Indicaties voor hydroxyureum behandeling 1. Recidiverende pijnlijke crises (> 3/jaar) 2. Ernstige anemie 3. ACS Startdosis: Hydroxyureum 500 mg 1 dd 1 gedurende 6 - 8 weken Follow-up: kliniek, HbF, MCV, bloedbeeld Geleidelijk verhogen o.g.v. kliniek met 500 mg elke 6 - 8 weken tot max 1500 mg, dosering in meerdere doses verspreiden.(Check bij uitblijven van effect compliantie.) Hydroxyureum kan voorzichtig worden verhoogd tot max 35 mg/kg. Transfusiebeleid sikkelcelziekte Bij zowel acute als chronische complicaties toegepast (weinig evidence based), zie onder (afgeleid van CBO) CcEeK compatibel Indicaties voor wisseltransfusies (dan wel chronische transfusies) 1. Recidiverende pijnlijke crises (> 3/jaar), niet reagerend op hydroxyureum 2. Preventie (recidief) CVA bij kinderen 3. Preventie ACS 4. Bij grote chirurgische ingrepen Acute transfusie-indicaties 1. Hb < 3.0 mmol/l 2. Acute symptomatische anemie (bv bij miltsequestratie) 3. CVA bij kinderen 4. ACS met hypoxie en (dreigende) beademingsnoodzaak 5. Systemisch vetembolie syndroom NB: I.g.v. wisseltransfusies of acute transfusie indicaties wordt in de regel een HbS < 30% en een Hb van 6.0 nagestreefd. Rekenformule voor wisselvolume $$$AFBEELDING: b1-03.gif### Zwangerschap en SCD Verlopen frequent met de complicaties (toename crises frequentie, (pre)ecclampsie, foetale nood, m.n. rond partus). Profylactische transfusies worden aanbevolen bij zwangeren met een meerlingzwangerschap of een voorgeschiedenis van spontane abortussen. Infectiepreventie/vaccinatiebeleid Pneumovax iedere 5 jaar Eenmalig Act-Hib en NeisVac C Jaarlijks griepvaccinatie on-demand co-amoxiclav 500/125 mg 4 dd 1 Allogene stamceltransplantatie bij hemoglobinopathieën Hoewel een allogene stamceltransplatie vooralsnog de enige curatieve behandeling is, is er bij volwassenen slechts zeer beperkte ervaring. Belangrijke problemen zijn het vinden van een HLA-identieke verwante/onverwante donor, allo-immunisatie t.g.v. frequente transfusies en reeds ontstane orgaanschade. De beslissing om een patiënt te transplanteren wordt vooralsnog op individuele basis afgewogen. Indien tot transplantatie wordt besloten dient een uitgebreide inventarisatie te worden verricht van reeds bestaande orgaanschade. Gezien het relatief grote risico op morbiditeit en mortaliteit ligt een non-myeloablatief transplantatie regime bij volwassenen voor de hand. Hoewel een allogene stamceltransplatie vooralsnog de enige curatieve behandeling is, is er bij volwassenen slechts zeer beperkte ervaring. Belangrijke problemen zijn het vinden van een HLA-identieke verwante/onverwante donor, allo-immunisatie t.g.v. frequente transfusies en reeds ontstane orgaanschade. De beslissing om een patiënt te transplanteren wordt vooralsnog op individuele basis afgewogen. Indien tot transplantatie wordt besloten dient een uitgebreide inventarisatie te worden verricht van reeds bestaande orgaanschade. Gezien het relatief grote risico op morbiditeit en mortaliteit ligt een non-myeloablatief transplantatie regime (zie 'Stamceltransplantatie: Non-myeloblatieve allogene stamceltransplantatie') bij volwassenen voor de hand.